Skip to main content

Redactie Beroepseer

Kappersorganisatie ANKO werkt aan introductie meestertitel in kappersbranche

De Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) onderzoekt samen met de vakbonden de mogelijkheden om de meestertitel in de kappersbranche te introduceren.
Meesterkappers kunnen bijdragen aan het aanzien van het ambacht en professionalisering stimuleren. ANKO zet zich in voor verbetering van de kwaliteit en het imago van het kappersvak en voor verbetering van de kwaliteit van het kappersonderwijs. Een van de manieren om het vak te verbeteren is de introductie van een meestertitel, zoals bakkers en patissiers die al kennen.

Een aantal topkappers is momenteel bezig met de realisering van de meestertitel: Petra van den Burg, Mark Westerop en Dominic Vleer. Ook Arnaud Schoenmaker, de beste leerling-kapper van Nederland, denkt mee. Een van de vragen is of de meestertitel een algemene titel moet worden (grootmeester), of dat men meester kan worden in een bepaald onderdeel van het vak, zoals kleuren of haarwerken. Een combinatie zou ook mogelijk zijn.

Sinds enkele jaren zetten beroepsgroepen zich steeds meer in voor herinvoering van de meestertitel. In 2011 bleek al een meerderheid van de ambachtelijke branches in Nederland geïnteresseerd te zijn in (her)invoering van een meestertitel. Om vakmanschap te honoreren en het vak verder te ontwikkelen. Bij de slagers is het bijna zover. Op donderdag 26 januari 2017 is de Stichting Meestertitels Slagersbranche officieel van start gegaan. Deze stichting beheert de meestertitel Branche Erkende Meesterslager. In 2017 gaan de eerste kandidaten op voor hun meesterproef.

ANKO werkt aan introductie meestertitel in kappersbranche, ANKO, 27 januari 2017: www.anko.nl

Officiële aftrap meestertitel voor de slagers, CINOP, 30 januari 2017: https://cinop.nl (Bericht niet meer beschikbaar).
(Update: Zie Branche erkende meesterslagers: www.branche-erkende-meesterslagers.nl/home)

De Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO, sinds 1891) komt op voor de collectieve en individuele belangen van professionele kappers.
ANKO zet zich ook in voor het verminderen van regeldruk. Zie op site van Anko: www.anko.nl

 

Second opinion loont. Helft van patiënten krijgt ander advies

Bij een second opinion*) blijkt maar liefst de helft van de patiënten een andere uitkomst of ander advies te krijgen. Dat meldt de Patiëntenfederatie Nederland aan BNR Nieuwsradio op basis van een enquête onder de leden.

Patiëntenfederatie Nederland deed onderzoek onder ruim 2300 mensen die in 2015 of 2016 een second opinion vroegen of hadden willen vragen. Het gaat om leden van het patiëntenpanel van de federatie; het zijn patiënten met onder meer chronische en levensbedreigende ziektes. Uit de enquête blijkt dat patiënten vooral een second opinion willen om te onderzoeken of er meer behandelmogelijkheden zijn, of omdat men twijfelt aan de eigen arts. Ook krijgen patiënten voor hun gevoel meer zekerheid over de juiste behandeling. Al met al geeft 89 procent in de enquête aan dat de second opinion iets opleverde.

‘Nieuw inzicht niet erg’

“Wat het mij wel zegt, is dat er nog meer erkenning nodig is voor een second opinion en dat je met elkaar moet erkennen dat het soms heel erg kan schelen of je in je eentje ergens naar kijkt of met zijn tweeën, en dat het helemaal niet erg is om nog een nieuw inzicht toe te voegen aan een dossier”, zegt bestuurder en chirurg Marjolein de Jong van het Alexander Monro Borstkankerziekenhuis in Bilthoven.

Er is ook een groep die wel een second opinion had willen aanvragen, maar dit niet heeft gedaan. Twintig procent van deze groep, dus een op de vijf, durfde het niet te bespreken met zijn arts.
De redenen voor het afzien van een tweede mening zijn uiteenlopend. Soms zijn mensen bang dat hun arts boos wordt en willen ze de relatie met hem of haar niet verstoren. Anderen zien ervan af na een goed gesprek met hun eigen dokter.

“Hiermee lijkt het belang van een open gesprek met de eigen arts te worden onderstreept”, stelt de Patiëntenfederatie. De Jong: “Ik denk dat als we het gewoon normaal gaan maken en niet als een belediging of als een teken van onvrede zien, het uiteindelijk prettiger voor iedereen werkt”.
In 7 procent van de gevallen werkte de eigen arts of de zorgverzekeraar niet mee, terwijl men hier wel recht op had.

Het is overigens niet zo dat de artsen er ook de helft van de tijd naast zitten. Uit internationale onderzoeken is gebleken dat 10 tot 15 procent van alle diagnoses niet helemaal correct is.

*) Een second opinion is een oordeel van een andere deskundige dan de behandelend arts. Voor een second opinion is een verwijzing van de behandelend arts nodig. Die is verplicht om die te geven, behalve als hij daartegen zwaarwegende argumenten heeft. De arts die de second opinion geeft, geeft op verzoek zijn mening, maar neemt in principe de behandeling niet over.

Helft patiënten krijgt ander behandeladvies bij dokter die meekijkt, Patiëntenfederatie Nederland, 13 februari 2017: www.patientenfederatie.nl

Second opinion loont vaak, BNR, 13 februari 2017: www.bnr.nl

‘Helft van de second opinions leidt tot ander advies’, NOS Nieuws, 13 februari 2017: http://nos.nl

Koester de huisarts als rustpunt

Het is de beroepseer van de huisarts om een langdurige vertrouwensrelatie met patiënten op te bouwen. En dat lukt de Nederlandse huisarts ook. Deze wordt niet gewantrouwd zoals veel andere professionals. Ondanks het signaal van de politiek dat wij ons als kritische zorgconsumenten moeten opstellen, vertrouwen wij nog altijd bijna blind op onze huisartsen. Dit moeten we koesteren.

Het sterk verzuilde Nederland bestond na de Tweede ereldoorlog uit kleine gemeenschappen waarin mensen dicht bij elkaar stonden.Binnen deze gemeenschappen hadden
de burgemeester,de dominee, de notaris en de huisarts een sleutelrol.De ontzuiling en individualisering hebben de sleutelrol van de eerste drie grotendeels weggedrukt. Voor de huisarts geldt dit in veel mindere mate.Net als veertig jaar geleden is de huisarts nog altijd van levensbelang in ons sociale netwerk.

Lees het hele artikel in PDF: Koester de huisarts als rustpunt, door Thijs Jansen en Corné van der Meulen in tweemaandelijkse vakblad voor de praktijkhoudende huisarts MedZ no 1, februari 2017: Klik hier.

omslag med z februari 2017Het februari-nummer 2017 van MedZ is gewijd aan de eigen verantwoordelijkheid van de huisarts. Daarin staat ook een interview met longarts Sander de Hosson, pleitbezorger van eerlijkheid en openheid over de noden van de patiënt in de laatste fase van zijn of haar leven en palliatieve zorg: “Door tijdig te stoppen met behandelen, geef je iemand de kans op een goed afscheid”.

Verder in deze MedZ artikelen over o.a. Tony van Wieringen, huisarts in Purmerend; huisartsenpraktijk Kortmann in Zoeterwoude; huisarts en straatdoker voor dak- en thuislozen Marcel Slockers in Rotterdam; Marieke Bon en Tilly Groot, huisartsen in Aalsmeer; Michel Westra, arts en medisch adviseur bij de Dienst Justitiële Inrichtingen; Wouter van den Berg, voorzitter van VPHuisartsen; Cees Dekker, huisarts in Nieuw Zeeland.
MedZ 1, februari 2017.

Hoe wakkeren wij de juiste motivatie aan voor het leveren van topprestaties?

gerald weltevreden 2Gerald Weltevreden vertelt in een internetcollege wat de beste aanpak is voor een kind om topsporter te worden. Weltevreden is sportpsycholoog en zelf topsporter geweest in kanovaren. Sinds 2010 is hij hoofd van de masteropleiding Sport- en prestatiepsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Onderwerp van zijn onderzoek is achterhalen waar de motivatie van topsporters door wordt bepaald.
Wat Weltevreden vertelt geldt voor een deel ook voor mensen die hun werk goed willen doen en willen presteren in hun beroep. Waar komt de motivatie vandaan, en hoe hou je die vast? Hoe wakker je de juiste motivatie aan als je topprestaties wilt leveren?

De juiste motivatie

Niet alle motivatie is goed legt Weltevreden uit. Hij onderscheidt vijf soorten motivatie. De extrinsieke motivatie die bestaat uit vier onderdelen, en de intrinsieke motivatie.
De eerste extrinsieke motivatie wordt bepaald door beloning en straf. Denk aan voetballen en 32 miljoen euro per jaar verdienen zoals profvoetballer Cristiano Ronaldo. Of je best doen op de training omdat de trainer anders boos op je wordt.
De tweede ontstaat uit trots, schuld en schaamte. Wereldkampioen worden en met trots terugkijken op je carrière. Een lezing goed voorbereiden omdat je je achteraf zou kunnen schamen als je het niet goed genoeg hebt gedaan. De derde is gericht op het bereiken van een hoger doel. Iets doen, niet omdat je het zo leuk vindt, maar vanwege een hoger doel. Bijvoorbeeld als volleyballer aan krachttraining doen om hoger te kunnen mikken. Krachttrainen vind je niet leuk, maar volleyballen wel.
De vierde is de motivatie die bij je past, hoe je bent, je identiteit. Bijvoorbeeld als je vegetariër bent, of als je altijd een uitgebreide warming-up doet. Je vindt dat gewoon goed om te doen.

De autonomie-drempel

Aan de andere kant van het spectrum staat intrinsieke motivatie en dat betekent dat je iets fijn vindt om te doen. Je doet iets omdat je er plezier in hebt. Een topsporter kan niet wachten om weer naar het zwembad of de baan op te gaan. Intrinsieke motivatie is aan de ene kant een heel krachtige, en aan de andere kant een heel fijne motivatie, aldus Weltevreden: dit is wat je wilt.

motivatie weltevreden universiteit van nederland

Tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie in ligt een drempel: de autonomie-drempel. De motivatie aan de excentrieke kant – beloning, straf, trots, schuld en schaamte – geeft het gevoel alsof die van buitenaf komt. Je spant je in voor een ander. De motivatie komt van buiten. Bij intrinsieke motivatie voelt het alsof die van binnenuit komt. Alsof je het voor jezelf doet. Je spant je in voor jezelf.
Intrinsieke motivatie heeft drie bronnen: zelfvertrouwen, autonomie en verbondenheid.
Bij de juiste motivatie blijkt dat een harde aanpak niet nodig is om topprestaties te leveren of topsporter te worden. De aanpak van Oostbloklanden en China waar sporters worden gedrild, levert volgens de statistieken niet meer medailles op bij wedstrijden. Succes komt door goede feedback, betrokkenheid en vrijheid.

Topsport: Hoe hard moet je een kind aanpakken om er een topsporter van te maken? College door Gerald Weltevreden voor de Universiteit van Nederland, 6 februari 2017. Duur 15 min.

Gabriël van den Brink roept wetenschappers op tot meer zelfkritiek: “We moeten de vraag durven stellen naar onze eigen tekortkomingen”

Deskundigheid ligt onder vuur. Veel burgers zitten niet te wachten op wijsneuzen die hun gelijk nog eens komen uitleggen, schrijft Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte bij Centrum Ethos aan de Vrije Universiteit, op NRC.nl van 27 januari 2017: “We moeten de vraag durven stellen naar onze eigen tekortkomingen”.
Van den Brink reageert op een artikel van José van Dijck en Wim van Saarloos die in NRC stelling hadden genomen tegen het idee dat wetenschap ‘ook maar een mening is’: “We moeten respect voor de feiten blijven opbrengen, schreven ze. Daarmee ben ik het volkomen eens. Maar de vraag is waarom het vertrouwen in de wetenschap zo erodeert en wat we daaraan kunnen doen.

De afgelopen twee eeuwen heeft het Westen een ‘cultuur van waarheidsvinding’ kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat we naar waarheid zoeken maar tevens weten dat ze niet zomaar voor handen is, dat haar inhoud telkens ter discussie staat terwijl het proces zelf een openbaar karakter draagt. Zoals elke cultuur kent ook deze een paar impliciete maar onmisbare beginselen. Ik noem de drie belangrijkste.

De drie beginselen van waarheidsvinding

Een eerste beginsel is dat men deskundigheid waardeert. Waarheidsvinding is onmogelijk als we aannemen dat iedereen evenveel verstand van zaken heeft. Ervaring is van belang. Ze kent meerdere vormen, variërend van een academische opleiding tot de praktische ervaring van uitvoerende professionals, maar aan de zo verzamelde inzichten gaan we niet lichtvaardig voorbij.

Een tweede beginsel is eerlijkheid. Er mag geen verschil zijn tussen datgene wat iemand zelf weet of denkt en datgene wat hij naar buiten brengt. Dus wanneer iemand bij een natuurkundig experiment de temperatuur van 63 graden rapporteert, dan nemen we aan dat hij die temperatuur inderdaad heeft waargenomen.

Het derde beginsel is vrijheid of beter veiligheid. Het zoeken naar de waarheid kan uitlopen op bevindingen die aanstootgevend zijn. Het gaat er dus om dat iedereen de vrijheid heeft om te zeggen hoe hij of zij de zaken ziet. Alleen zo kan de publieke relevantie van die inzichten tot haar recht komen.

Mentaliteit van het protestantisme

Een en ander betekent dat ‘respect voor de feiten’ minder vanzelf spreekt dan weldenkende burgers veelal aannemen. Het is een culturele verworvenheid die op een lange geschiedenis berust. Hoe kwam zij onder druk te staan? Ik noem eerst enkele ingrijpende veranderingen die onze samenleving de afgelopen decennia heeft doorgemaakt en ga dan op de rol van wetenschappers zelf in.
Om te beginnen was waarheidsvinding lange tijd aan de mentaliteit van het protestantisme in Noordwest-Europa gelieerd. Daarbij speelden waarden als verantwoordelijkheid en redelijkheid een voorname rol. Het cultiveren ervan spreekt sinds de secularisatie niet langer voor zich. Het ontstaan van een multiculturele samenleving zette een deugd als eerlijkheid nog meer onder druk.
Verder eisen de ontwikkeling van internet en aanverwante innovaties hun tol. Daardoor nam niet alleen de hoeveelheid informatie maar ook haar snelheid en toegankelijkheid enorm toe. Nu is er voor elke opinie een aantal ‘bewijzen’ op het net te vinden. De functie van deskundigen bij het selecteren en ordenen van informatie wordt zodoende ondermijnd.

Ten slotte beseffen we sinds de jaren tachtig dat wetenschappelijke kennis ook marktwaarde heeft. De academische wereld is daar niet ongevoelig voor, getuige het feit dat bruikbaarheid en valorisatie alom worden toegejuicht. Die meer commerciële gerichtheid maakt dat de vrijheid en onafhankelijkheid van onderzoek regelmatig ter discussie staat.

De drie gebreken

Zo is er een maatschappelijk klimaat ontstaan dat het niet eenvoudig maakt om de cultuur van waarheidsvinding te handhaven. Toch mogen we niet doen alsof de bedreigingen alleen van buitenaf komen. Als wetenschappers schieten we ook zelf tekort.
Een eerste gebrek is imperialisme waarbij we uitsluitend oog voor de eigen deskundigheid hebben. We kijken niet verder dan ons vakgebied en geloven dat het hele leven van daaruit te begrijpen is. Denk aan economen die tot voor kort pretendeerden elk menselijk probleem te kunnen aanpakken. Veel burgers zitten niet te wachten op wijsneuzen die hun gelijk nog eens komen uitleggen.

Lees verder over de andere gebreken in Experts, toon eens wat meer zelfkritiek, door Gabriël van den Brink, NRC.nl, 27 januari 2017: www.nrc.nl

Bijeenkomst in Leiden over Universitaire competitiecultuur en loopbaanperspectieven voor academici

wat bezielt de universiteit leiden 2Biedt academisch werk tegenwoordig nog voldoende carrière-perspectief, constructieve werkrelaties met collega’s en de mogelijkheid om je talenten breed in te zetten? Drie presentaties en gesprekken daarover op de Studium Generale-bijeenkomst in Leiden op dinsdag 14 februari 2017.

Heeft toegenomen onderzoekscompetitie geleid tot een academische ratrace? Vermindert dit de kwaliteit van de wetenschap? Moeten we rivaliteit temperen en meer inzetten op samenwerking en gemeenschapsvorming? En is de betrokken wetenschapper tegenwoordig beter af buiten de academie?

In het najaar van 2016 verscheen het boek Goed werk voor academici (uitgave van Stichting Beroepseer), waarin de auteurs de vraag stellen of het werk van academici tegenwoordig nog wel voldoet aan een aantal voorwaarden voor goed werk: is er nog genoeg ruimte voor het naleven van de technisch-ambachtelijke normen die gelden binnen de verschillende wetenschapsgebieden? Staat academisch werk voldoende in dienst van maatschappelijke of publieke belangen? En biedt academisch werk tegenwoordig nog voldoende carrièreperspectief, constructieve werkrelaties met collega’s en de mogelijkheid om je talenten breed in te zetten?

Op deze avond vertelt Gabriël van den Brink, redacteur van Goed werk voor academici, waarom het hoog tijd was om over deze vraagstukken te schrijven.
Vervolgens focussen we op het derde aspect van academisch werk, op de academische loopbaan en carrièreperspectieven voor academici.

Datum en tijd: Dinsdag 14 februari 2017, van 19.30 tot 21.15 uur
Plaats: Klein Auditorium, Academiegebouw, Rapenburg 73, Leiden
Entree: Gratis. Iedereen is welkom. Geen aanmelding nodig.

Meer info over het programma bij Studium Generale, Universiteit Leiden: www.universiteitleiden.nl/agenda/2017/02/wat-bezielt-de-universiteit-14-februari-2017

Studium Generale organiseert brede, academische activiteiten, zoals lezingen, symposia, filmvertoningen en debatten. Het programma van Studium Generale is bedoeld voor studenten, medewerkers en alle andere geïnteresseerden. Studium Generale wil een grotere belangstelling voor de wetenschappen wekken, meer inzicht geven in de samenhang tussen verschillende wetenschappen, bijdragen aan de culturele en maatschappelijke ontplooiing en een beter begrip laten ontstaan van de relatie tussen wetenschap en samenleving.

omslag goed werk voor academici mid

Info Goed werk voor academici:
https://beroepseer.nl/goed-werk-voor-academici/

Het is tijd voor bezinning op prestatiebeloning. Waarom werkt het niet of nauwelijks?

Voor pleitbezorgers van prestatiebeloning breken er moeilijke tijden aan. Lange tijd is prestatiebeloning bejubeld als de methode die de kwaliteit van de gezondheidszorg zou verbeteren. Maar op het JAMA Forum voor toonaangevende wetenschappers op het gebied van gezondheidszorg in samenhang met economie, politiek en recht, schrijft Ashish K. Jha dat het tijd is voor herziening van de standpunten. Jha is internist en hoogleraar op het Department of Health Policy and Management van Harvard-universiteit in de V.S.
Hij schrijft dat het idee achter prestatiebeloning – in de V.S. vaak aangeduid met pay for performance (P4P) – altijd simpel is geweest: artsen en ziekenhuizen moeten financieel beloond worden voor het leveren van goede kwaliteit van zorg en beboet voor het leveren van slechte kwaliteit. Dit standpunt is in de afgelopen decennia door steeds meer beleidsmakers ingenomen. Men moet betalen voor ‘waarde’ en niet alleen voor volume.

Wat begon als een experiment in de jaren 2000, werd een belangrijk thema van de Amerikaanse hervormingsplannen voor de gezondheidszorg, zowel voor artsen als voor ziekenhuizen. Zes jaar na invoering van de nieuwe ziektekostenverzekeringswet Affordable Care Act (ACA), ook Obamacare genoemd, bleken de resultaten uiteenlopend. De resultaten van de Hospital Value-Based Purchasing-regeling (VBP) voor ziekenhuizen waren ontmoedigend.
Eerdere onderzoeken hadden al aangetoond dat prestatiebeloningsregelingen weinig effect hadden op de kwaliteit; de bonussen gingen naar degenen die toch al goed presteerden.
Gebleken is uit onderzoek dat de omvangrijkste op prestatiebeloning gebaseerde regeling voor ziekenhuizen, de zg. Premier Hospital Quality Incentive Demonstration, geen effect had op de uitkomsten.

De bewijzen van het geringe effect van prestatiebeloning op een breed scala aan klinische diensten stapelen zich op, van ambulante zorg tot borstkankeronderzoek. Ondanks de uitkomsten werden er nog meer regels ontworpen voor prestatiebeloning met als doel het verbeteren van de zorg. Hoewel er af en toe bescheiden effecten zijn, zoals bij het Hospital Readmission Reduction Program, is dat niet het geval bij de VBP-regeling.

Het bewijs rond VBP

De Amerikaanse nationale regeling voor de gezondheidszorg, gebaseerd op Value Based Purchasing, legt de nadruk op ‘waarde’ en niet op volume. De wet werd grotendeels ontworpen naar een reeds bestaand model voor prestatiebeloning dat voor het merendeel niet-effectief bleek te zijn. Voor belonen en beboeten van ziekenhuizen waren er ingewikkelde meetsystemen ontworpen waarin procesmaatregelen, sterfgevallen en omstandigheden, ervaringen van patiënten en zelfs ‘efficientie’ opgenomen waren. Twee recente onderzoeken hebben nog eens extra de effecten van VPB op de resultaten voor patiënten belicht.
In het eerste uitgebreide onderzoek van 2016 staat dat drie jaar na invoering van de regeling er geen effect op patiënten valt te constateren. Voordat de regeling van start ging, waren de sterftecijfers (acuut hartinfarct, hartfalen en longontsteking) overal al aan het dalen met ongeveer 0,13 procent per kwartaal (of ongeveer een half procentpunt per jaar). De VBP-stimulans bleek nauwelijks effect te hebben. Na vergelijking bleek het algemene beeld niet verbeterd.

Waarom faalt VBP in het ziekenhuis?

Voorstanders van prestatiebeloning hebben altijd gezegd dat de VBP-regeling gedoemd was te mislukken omdat niet was voldaan aan de basisvoorwaarden van een goede prestatiebeloningsregeling. Jha schreef vier jaar geleden dat men prestatiebeloningsregelingen serieus moest nemen en dat ze aan drie voorwaarden moesten voldoen: de stimulans dient sterk genoeg te zijn om ziekenhuizen aan te zetten tot aanzienlijke investeringen ter verbetering van de zorg; aandacht voor een klein aantal hoogwaardige maatregelen dat specialisten motiveert zich in te zetten voor verandering van bestaande praktijken; een eenvoudig model dat zowel leidinggevenden op medisch als op organisatorisch gebied laat zien hoe de kwaliteit van hun werk is. De huidige versie van VBP bevat geen enkele van deze basisvoorwaarden.

Critici en pleitbezorgers zijn het niet met elkaar eens over de oorzaak van het geringe effect van prestatiebeloning. Algemeen is men het erover eens dat de huidige structuur niet leidt tot de gewenste resultaten en niet voldoet aan de oorspronkelijke verwachtingen. Gelet op de kosten, zou het Amerikaanse nationale systeem moeten worden herzien of worden beëindigd. Critici zullen zeggen dat de regeling heeft gefaald omdat een dergelijke regeling niet goed werkt. Hun argumenten zijn dat de instrumenten waarmee kwaliteit wordt gemeten niet toereikend zijn en leiden tot geheel foute prestatiemetingen. Ziekenhuizen reageren waarschijnlijk met manipulatie van het systeem, in plaats van te proberen de zorg te verbeteren.

Volgens Jha kan VBP nog gered worden, misschien met een nieuw ontwerp. Maar dat heeft alleen zin als de resultaten voor de patiënt beter uitpakken. Anders moeten we er maar helemaal van afzien, aldus Jha. Maar als men deze regeling wil handhaven, dan behoort deze te voldoen aan de hierboven genoemde drie basisvoorwaarden, te beginnen met sterke stimulansen en aandacht voor maatregelen die patiënten het meest na aan het hart liggen. Het gaat om betere zorg leveren en niet om het vermijden van moeilijke medische gevallen of financieel minder aantrekkelijke gevallen.
Tenslotte geldt nog dat elke maatregel transparant behoort te zijn en makkelijk in te voeren zodat ziekenhuizen kunnen nagaan hoe ze presteren en correcties kunnen aanbrengen waar nodig. Er zijn vele experimenten gaande en er worden veel pogingen gedaan op nationaal niveau om de zorg te verbeteren, inbegrepen alternatieve betalingsmodellen. VBP kan nog een rol spelen, maar dat kan alleen als er nieuwe regels komen voor een betere zorg.

JAMA Forum: Value-Based Purchasing: Time for Reboot or Time to Move on? door Ashish K. Jha, News at JAMA,1 februari 2017: https://jamanetwork.com/channels/health-forum/fullarticle/2760149

De toekomst van flexibel en tijdelijk werk en de moderne organisatie van arbeid

omslag voor de zekerheid wrr 2016Op 7 februari 2017 presenteert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) de Verkenning1) Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid. De WRR is een onafhankelijk adviesorgaan dat de regering en het parlement gevraagd en ongevraagd advies geeft over onderwerpen vanuit een langetermijnperspectief.

In Voor de zekerheid beschrijven en analyseren economen, juristen en andere wetenschappers de toenemende flexibilisering en hybridisering van werk, hoe de organisatie van arbeid in verschillende opzichten verandert, wat de drijvende krachten daarachter zijn, welke gevolgen we zien, en welke antwoorden de overheid en andere spelers in het veld geven.

Nederland is Europees koploper zzp-schap en tijdelijke contracten. Het aantal mensen met een tijdelijk contract of werkzaam als zzp-er is inmiddels bijna eenderde van het aantal werkenden. Flexibilisering is steeds wijder verspreid en structureler van aard. Ook is in toenemende mate sprake van hybridisering van arbeid: er ontstaan nieuwe combinaties en mengvormen van ondernemen, werken en consumeren. Mensen kunnen geld verdienen in de deeleconomie, zzp-ers zijn soms tegelijkertijd werknemer, en er zijn ‘intrapeneurs’, ondernemende werknemers binnen bedrijven.

Zorgen voor de langetermijneconomie en samenleving

Deze ontwikkelingen hebben niet alleen positieve gevolgen voor economie en samenleving. Teveel flexibilisering kan nadelige gevolgen hebben voor het verdienvermogen van de Nederlandse economie, wanneer daardoor minder scholing en innovatie plaatsvinden. En te veel flexibilisering kan leiden tot psychologische onzekerheid (stress, gebrek aan erkenning) en levenslooponzekerheid, waar vooral jonge mensen tegen aanlopen als ze een huis willen kopen of een gezin willen stichten. Er ontstaan nieuwe kwetsbare groepen met veel onzekerheid over hun inkomen en sociale zekerheid.

Flexibilisering is een zaak van iedereen

Teruggaan naar de arbeidsmarkt van vroeger is niet mogelijk en niet wenselijk. Maar overheden en bedrijven kunnen de mate en vorm van flexibilisering aanpassen aan de aard van het werk. De overheid kan daartoe wet- en regelgeving inzetten en als werkgever het goede voorbeeld geven. Sociale partners hebben ook een verantwoordelijkheid, zoals in het moderniseren van cao’s en het stimuleren van arbeidsorganisaties met ruimte voor ondernemingszin en informeel en formeel leren. Daarnaast kunnen nieuwe zekerheden worden ingebouwd om de gevolgen van flexibilisering te compenseren. In het bestaande sociale zekerheidsstelsel kunnen aanpassingen worden uitgevoerd gericht op het verminderen van de verschillen tussen vaste werknemers en flexibele werkenden. Tegelijkertijd vragen de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt om een nieuwe langetermijnvisie op zekerheden.

Klik hier voor downloaden WRR-Verkenning Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid, februari 2017: www.wrr.nl

1) De serie Verkenningen omvat studies die in het kader van de werkzaamheden van de WRR tot stand zijn gekomen en naar zijn oordeel van zodanige kwaliteit en betekenis zijn dat publicatie gewenst is. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten berust bij de auteurs. b

In Voor de zekerheid staan bijdragen van Roland Asberg, Paul de Beer, Koen Caminada, Djurre Das, Stan De Spiegelaere, Fabian Dekker, Luc Dorenbosch, Kees Goudswaard, Marcel Hoogenboom, Marian van der Klein, Saskia Klosse, Robert Knegt, Daan de Leeuw, Werner Liebregts, Jelle van der Meer, Janneke Plantenga, Frank Pot, Erik Stam, Monique Stavenuiter, Casper Thomas, Ton Wilthagen. WRR-redactie: Monique Kremer, Robert Went en André Knottnerus.

Voor de zekerheid is de tweede verkenning van het WRR-project over de toekomst van werk. De eerste is getiteld De Robot de baas (december 2015): www.wrr.nl

Op 7 februari 2016 presenteert de WRR Voor de zekerheid in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam. André Knottnerus, Monique Kremer en Robert Went geven namens de WRR een korte toelichting. Bernard ter Haar, directeuur-generaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt de Verkenning namens minister Asscher in ontvangst. Andere sprekers bij de presentatie zijn Stam (UU), Casper Thomas (publicist), Janneke Plantenga (UU) en Marloes de Graaf- Zijl (CPB): https://dezwijger.nl (Niet meer beschikbaar).

Manifest Waardig ouder worden, opmaat tot Zilveren Pact

Het Manifest Waardig ouder worden begint met een citaat van schrijfster Vonne van der Meer: Waardeloos leven bestaat niet, maar mensen kunnen zich waardeloos voelen door onverschilligheid en gebrekkige zorg.
Dat voorkomen is de opdracht van een hele samenleving.

Het Manifest werd gepresenteerd op 31 januari 2017 en is een initiatief van Omroep MAX, ChristenUnie en ouderenorganisatie KBO-PCOB. Het manifest vond direct al politieke en maatschappelijk steun, bij onder meer de SP en CDA.
Aanleiding voor het manifest was de discussie in het najaar van 2016 over ‘voltooid leven’. Volgens de initiatiefnemers behoort éérst werk te worden gemaakt van het voorkómen van voltooid leven, voor de discussie over voltooid leven kan worden gevoerd. Om die samenleving dichterbij te brengen, willen de initiatiefnemers met het manifest komen tot een maatschappelijk en politiek Zilveren Pact.
Het plan is op dinsdag 21 februari 2017 zo’n Zilveren Pact te sluiten met alle deelnemende partners en ondersteuners. Doel daarvan is te bereiken dat het nieuwe kabinet zich serieus gaat inzetten voor een samenleving waarin ouderen een volwaardige plaats hebben, waarin zij goede zorg en liefdevolle aandacht krijgen, gewaardeerd worden om wie ze zijn en waarin zij kunnen blijven meedoen.

Voorstellen

  • Stel een coördinerend minister voor ouderenbeleid aan
  • Werk aan acceptatie en herwaardering van ouderdom
  • Zet alles op alles om eenzaamheid bij ouderen te voorkomen
  • Stimuleer mantelzorg
  • Maak vrijwilligerswerk aantrekkelijker
  • Laat jongeren vrijwilligerswerk doen in de ouderenzorg
  • Stimuleer initiatieven waar ouderen elkaar kunnen ontmoeten
  • Maak meer ruimte voor passende woonvormen
  • Investeer in passende en palliatieve zorg
  • Investeer in levensbegeleiders

Uitspraken over maatschappij en ouderen

Jan Slagter van Omroep MAX: “Overheid en samenleving hebben met elkaar de verantwoordelijkheid om ouderen een betekenisvolle plek te geven in de maatschappij. Samen moeten we ons inzetten om ouderen een volwaardig leven te geven in plaats van een voltooi d leven.”
SP-Kamerlid Renske Leijten: “De laatste jaren is in alle rust genieten van je oude dag voor steeds meer ouderen uit zicht geraakt. Ouderen voelen zich soms afgeschreven. Daarom kiest de SP vol voor goede zorg en begeleiding waar nodig , en een plek voor ouderen midden in onze samenleving.”
Mona Keijzer (CDA): “Onder ouderen is eenzaamheid een groot probleem. Daarnaast raken, door alle hervormingen, familie en mantelzorgers overbelast. We moeten hier samen met elkaar iets doen. Het CDA wil daarom met al deze partijen en organisaties stappen zetten om eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan.”

Ondertekenen en steun aan het Manifest Waardig ouder worden en meer info over het Zilveren Pact op: www.waardigouderworden.nl