Skip to main content

Redactie Beroepseer

Commentaar op en analyse van toenemende populariteit Zweeds onderwijsmodel Kunskapsskolan, door Jelmer Evers

In een uitzending van Nieuwsuur*) werd aandacht besteed aan het Zweedse onderwijsmodel Kunskapsskolan dat snel aan populariteit wint in Nederland. Niet langer klassikaal lessen volgen op één niveau, maar leerlingen die zelf hun rooster en leerdoelen bepalen.
Maar naast bijval is er ook kritiek op dit schooltype. Jelmer Evers, leraar geschiedenis op Utrechtse scholengemeenschap UniC, wees in de uitzending op het commerciële bedrijf achter het onderwijsconcept. Hij vindt dat de overheid de ontwikkeling scherp moet blijven volgen: “Het onderwijs is ons grootste goed. Dus alles wat de school binnenkomt en om commerciële belangen draait, daar moet je kritisch over zijn”.

Evers besloot naar aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending in een blog dieper in te gaan op zijn bezwaren rond de in 2014 in Nederland geintroduceerde Kunskapsskolan. In een uitgebreide analyse schrijft hij wat er zich momenteel afspeelt in onderwijsland en hoe marktwerking, competitie en winst maken sinds de jaren negentig de leidende principes waren van de Zweedse onderwijshervormingen. Zweden ging van een van de meest gecentraliseerde systemen naar de meest gedecentraliseerde onderwijssystemen. Momenteel probeert men, wijzer geworden, de klok weer terug te draaien.

Het lijkt alleen wel een duur concept te zijn

Evers: “We zijn op UniC altijd op zoek naar een goed leerplatform om ons onderwijs mede vorm te geven. Er is redelijk veel ruimte voor zelfsturing door leerlingen en dan is het handig om leerlingen daarin goed te ondersteunen met behulp van een Virtual Learning Environment (VLE) We maken redelijk veel gebruik van ICT bij ons op school. Maar daarbij zoeken we wel altijd een goede balans. Directe instructie blijft erg belangrijk, veel collega’s staan erop dat er boeken worden gebruikt, en er gebeurt nog genoeg analoog. Ik durf ook wel te stellen dat de grootste innovaties bij ons op school veel meer in het lesgeven en curriculum zitten dan in ICT. Dat levert ook veel meer op.

Twee jaar geleden zijn we met een aantal gelijkgestemde Pleion-scholen gaan rondvragen wat er allemaal is en daarbij stond voorop dat we een open flexibel systeem wilden hebben dat ons de ruimte geeft om ons onderwijs vorm te geven. Daar kwam ook Kunskapsskolan voorbij. Dat leek ons een aardig adaptief platform, maar het was te gesloten en gestandaardiseerd naar onze smaak. Dat het wel aantrekkelijk en gemakkelijk kan zijn voor scholen zag ik ook. (We hebben nog geen goed platform gevonden overigens)

We zijn inmiddels een aantal jaren verder en ik ben inmiddels ook wel wat kritischer geworden over technologie in het onderwijs. Niet zozeer onderwijskundig- alhoewel ik daar ook wel wat bedenkingen heb- maar meer over het snijvlak van technologie en commercialisering van het onderwijs. Toen Nieuwsuur mij om commentaar vroeg op de opkomst van de Kunskapsskolan methode heb ik daar zeker wat vraagtekens bij gezet. Het gaat me niet om de korte termijn omdat ik denk dat het redelijk kan werken in de Nederlandse context. Het lijkt alleen wel een duur concept te zijn:

“Wij helpen scholen om gepersonaliseerd leren op een betaalbare en uitvoerbare manier in te richten”, zegt Madelief Keyser, zakelijk directeur van Kunskapsskolan Nederland. “Als zij al het materiaal zelf moeten ontwikkelen, is dat vaak teveel werk.”

“Voorzitter André Postema van schoolbestuur LVO, waaronder het Stella Maris valt, stelt dat zijn scholen ‘wel de hoofdprijs moeten betalen’ voor het gebruik van Kunskapsskolan. “Al kun je dat een commerciële organisatie niet kwalijk nemen.” Hij wil liefst dat zijn scholen op termijn eigen leermiddelen ontwikkelen.”

So far so good, dat geldt voor meer commerciële aanbieders als uitgevers, ICT-aanbieders en onderwijsondersteuners. Maar als ik iets dieper graaf zie ik genoeg redenen om kritischer te zijn. Dat heeft ten eerste te maken met het bedrijf Kunskapsskolan en het Zweedse onderwijssysteem, ten tweede met wereldwijde trends als automatisering, commercialisering en privatisering en ten derde de richting die het Nederlandse onderwijs opgaat“.

Lees de hele blog van Jelmer Evers, Kunskapsskolan: we are the McDonald’s of education, 2 juni 2017: https://medium.com

Noot
*) Zweeds onderwijsmodel wint in Nederland aan populariteit, door Linda de Groot, Nieuwsuur, 1 juni 2017: http://nos.nl

Minder goede arbeidsomstandigheden voor werknemers. Beroepen in het middensegment verliezen aandeel

omslag dynamiek nederl arbeidsmarkt juni 2017Werknemers in Nederland rapporteerden in het afgelopen decennium op enkele aspecten minder goede arbeidsomstandigheden. Zij ervoeren minder autonomie, vonden minder uitdaging in het werk en maakten ook iets minder vaak promotie. Met de toename van het aantal flexibele contracten nam tegelijkertijd de werkzekerheid af. Dit melden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en onderzoeksinstituut TNO in de nieuwe publicatie Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt – De focus op ongelijkheid . CBS en TNO werken al een aantal jaren samen bij het monitoren van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Deze publicatie is het vierde deel van de reeks publicaties van CBS en TNO over dit onderwerp. In dit deel wordt de ongelijkheid op de arbeidsmarkt langs drie dimensies in kaart gebracht:
1.ongelijkheden in loon- en inkomen,
2. ongelijkheden in werkzekerheid en
3. ongelijkheden in de kwaliteit van arbeidsomstandigheden.

Minder werkzekerheid

De afgelopen tien jaar is de werkzekerheid in Nederland afgenomen. Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71 procent naar 61 procent. Met name laagopgeleiden en jongeren hebben minder vaak een vast dienstverband en worden vaker werkloos na baanverlies.
Hoewel ouderen minder vaak werkloos worden dan jongeren hebben ze, eenmaal werkloos, een kleinere kans om weer aan het werk te komen. En als ouderen weer aan het werk gaan, is dat meestal niet in een vast dienstverband maar in een flexibele baan, of als zelfstandige. Ouderen in een flexibele baan stromen minder vaak door naar een vaste baan dan werkenden van middelbare leeftijd.

Meer werkgelegenheid in hoog- en laagbetaalde beroepen

De werkgelegenheid in de hoog betaalde beroepen is aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder. De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaar-opgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.

Minst aantrekkelijke werk voor laagopgeleiden en jongeren

Laagopgeleiden en jongeren werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Ook rapporteren zij relatief vaak dat het werk niet uitdagend is en dat ze weinig autonomie hebben. Dat geldt eveneens voor werknemers met een migratieachtergrond. Hoewel zij gemiddeld minder gunstige arbeidsomstandigheden rapporteren, worden de verschillen met werknemers met een Nederlandse achtergrond de laatste jaren wel kleiner.
Voorbeelden van beroepsgroepen waarin werkenden minder aantrekkelijke arbeidsomstandigheden rapporteren, zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers, huishoudelijk personeel en bejaarden- en kinderverzorgers. Het werk in deze beroepen wordt ervaren als fysiek zwaar, weinig uitdagend, weinig autonoom en flexibel. Het werk wordt gedaan in deeltijd en de ervaren baanonzekerheid is groot

Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt: De focus op ongelijkheid is een gezamenlijke publicatie van CBS en TNO. Het boek bevat tevens bijdragen van auteurs van Amsterdam Institute for Advanced labour Studies (AIAS), Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam en het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).

Op 15 juni 2017 organiseren CBS en TNO een symposium over ongelijkheid op de Nederlandse arbeidsmarkt: Focus op ongelijkheid. Klik hier voor meer info. (info niet meer beschikbaar)

Klik hier voor downloaden Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt – De focus op ongelijkheid, CBS/TNO, 2017: https://beroepseer.nl

Werknemers: vaker minder goede arbeidsomstandigheden, CBS, 1 juni 2017: www.tno.nl


U P D A T E

Verslag van het TNO/CBS symposium Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: Focus op Ongelijkheid: https://wp.monitorarbeid.tno.nl/wp-content/uploads/2020/09/Verslag-DNA-IV-Symposium-2017.pdf

 

Veel mensen doen zinloos werk. Hun werk is tijdsvulling en draagt niets bij aan een betere wereld

Peter de Waard schrijft in de Volkskrant dat driekwart van de westerse banen bullshit-jobs zijn. De term bullshit-jobs  – onzinbanen – is afkomstig van de Amerikaan David Graeber, hoogleraar antropologie aan de London School of Economics. Het gaat om banen, schrijft De Waard, van topbestuurders die bezig zijn met overnames en fusies, managers die beleidslijnen uitzetten of dingen vernieuwen vanwege het vernieuwen, onderknuppels die veranderingen verkopen, administratief ondersteunen of juridisch regelen.

Ongeveer driekwart van al het werk zou niets meer zijn dan zinloze tijdsvulling en niets bijdrage aan een betere wereld. Slechts een kwart van de banen levert producten en diensten waar daadwerkelijk behoefte aan is. Die kunnen, zoals de schoonmakers of treinmachinisten, de hele boel ontregelen met een staking. Als bankiers, juristen of pr-mensen dit doen zal niemand er erg in hebben.

Graeber noemde de opkomst van bullshit-jobs de verklaring voor het feit dat de voorspelling van John M. Keynes uit 1930 voor een 15-urige werkweek nog niet is gerealiseerd. Daadwerkelijk wordt volgens hem gemiddeld allang slechts 15 uur per week zinvol werk gedaan. De rest gaat verloren aan bezigheden als het verzenden van e-mails, het bijwerken van het Facebook-profiel, het marketen van nieuw beleid en veel vergaderen.

Terwijl in 1930 driekwart van de mensen productief werk verrichtte – het verbouwen van voedsel, het bouwen van woningen, het maken van spullen, het verlenen van medische zorg – is dat nu nog maar een kwart. Mechanisering, automatisering en digitalisering hebben die banen deels vernietigd. Daarvoor in de plaats zijn complete sectoren met overbodig werk uit de grond gestampt: juridische diensten, telemarketing, pr, financiële advisering.

strike magazine sept 2013 phenomenon bullshit jobsLees het hele artikel in de Volkskrant, 31 mei 2017: Peter de Waard: driekwart van de westerse banen zijn ‘bullshit-jobs’: www.volkskrant.nl

Essay On the phenomenon of bullshit jobs – A work rant, door David Graeber, Strike magazine, zomer 2013: https://issuu.com/strikemagyo/docs/strike_3_forissu/10

On “bullshit jobs” – Understanding seemingly meaningless work, The Economist, 21 augustus 2013: www.economist.com

Why capitalism creates pointless jobs, David Graeber, 27 september 2016, Evonomics (The next evolution of economics) : http://evonomics.com

De Flexbarometer geeft regelmatig update van aantal werkenden in Nederland

Volgens de recentste cijfers van de Flexbarometer zien de percentages van het aantal werkenden in Nederland op vaste, flexibele en zelfstandige basis er als volgt uit:
– Vast 60.9%
– Flexibel 22.3%
– Zzp 12.4%
– Zmp/meewerkend 4.4%

Vast wil zeggen: onbepaalde tijd en vast aantal uur per week
Flexibel: tijdelijk uitzicht op vast, tijdelijk >= 1 jaar, tijdelijk < 1 jaar, oproep/-invalkracht, uitzendkracht, vast geen vaste uren, tijdelijk geen vaste uren
Zzp: Zelfstandig zonder personeel
Zmp/meewerkend: zelfstandige met personeel of meewerkend gezinslid

flexbarometer 1e kwartaal 2017

De Flexbarometer geeft een helder beeld van het aantal werkenden in Nederland. Het aantal werkenden wordt verdeeld over de verschillende typen contracten, vast en flex, in tien sectoren. Op landelijk niveau worden zo de trends zichtbaar gemaakt in de ontwikkeling van flexwerk. De barometer is nu geüpdatet met cijfers van het laatste kwartaal 2016, en is gebaseerd op de Enquête Beroepsbevolking van het CBS.

Het aantal flexibele contracten neemt toe. In 2015 waren dat er in totaal 1.767.000. In het vierde kwartaal van 2016 ligt het aantal flexibele contracten op 1.892.000. Het aantal vaste contracten is afgenomen van 5.169.000 in het derde kwartaal 2016 naar 5.155.000 in het vierde kwartaal 2016. Ten opzichte van 2015 is er nog steeds een toename waarneembaar. Toen lag het aantal vaste contracten namelijk op 5.143.000. Van de werkende beroepsbevolking heeft 22,3% in het vierde kwartaal van 2016 een flexibele arbeidsovereenkomst. Uitzendkrachten maken 16% uit van alle flexibele arbeidskrachten.

Op dit moment zijn er in Nederland 300.000 uitzendkrachten. In februari maakte het CBS al bekend dat het aantal banen in het vierde kwartaal van 2016 met 53 duizend is toegenomen. Dat is de grootste groei in vijf jaar tijd. Een kwart (13 duizend) van de nieuwe banen kwam voor rekening van de uitzendbureaus.

Inhoud van de Flexbarometer

Verhouding vast-flex

  • Aantal werkenden op vaste, flexibele en zelfstandige basis
  • Verhouding vast-flexibel-zelfstandigen uitgesplitst naar sectoren

Omvang typen flex

  • Omvang van de diverse typen flexcontracten
  • Typen flexcontracten, uitgesplitst per sector

Leeftijd, geslacht, opleiding

  • Totaaloverzicht voor vaste en flexibele contracten en zelfstandigen
  • Leeftijdsverdeling binnen typen flexcontracten
  • Man/vrouw verdeling binnen typen flexcontracten
  • Opleidingsniveau binnen typen flexcontracten

Trends

  • Trend in het aantal vaste, flexcontracten en zelfstandigen
  • Trend in de ontwikkeling van de diverse typen flex

Van de Flexbarometer verschijnt regelmatig een update. Zie: www.flexbarometer.nl

Marktcijfers ABU – Algemene Bond Uitzendondernemingen: www.abu.nl/blog/categorie/cijfers-trends/

inhoud flexbarometer 1e 2017

 

Over openbaar bestuur en compromissen sluiten zonder de kern kwijt te raken

Tom van Doormaal, politicoloog en gepensioneerd ambtenaar, schrijft op Platform O, het online platform dat een brug slaat tussen de praktijk van het openbaar bestuur en de wetenschap, over ‘leerzame confrontaties’ tijdens twee bijeenkomsten die gingen over het sociaal domein. Een politica vertelde hem tijdens een gesprek dat ze wetgeving maakte, maar dat ze niet zeker was van het resultaat: “Dus ik wil weten hoe het werkt en een kans om verdere verbeteringen aan te brengen laat ik niet lopen”.
“Ik sprak haar niet tegen”, aldus Doormaal, “want ik ben ook voor het kleine verbeteren. Toch is het voortdurend prutsen aan regelgeving een bron van complexiteit in het openbaar bestuur. Door details, door het bedienen van strijdige politieke wensen, loopt het systeem nogal vast”.
.
Decentralisatie en sociaal domein

Van Doormaal: “Een dag eerder zat ik aan bij een gesprek over de decentralisaties. Ook ons land wil graag verandering, waarvoor de politiek de leiding moet nemen. Lastig aspect in de discussie was de huidige formatie en het gebrek aan eenduidige politieke leiding. De decentralisaties in het sociaal domein waren de haastige hervormingen van de VVD/PvdA-coalitie.
Ik herinnerde aan de functie-eis voor een directeur-generaal: iemand die risico mijdt en beheerst. De aanwezigen werden daar niet blij van: ze deden zo hun best. De departementen en de gemeenten werkten zo ‘broederlijk en gezamenlijk’ aan verbetering. Dat geloofde ik wel. Maar samenwerken is vooral mooi als je je eigen taak precies en effectief vervult. Gebeurt dat wel? Ambtenaren van departementen hebben een hiërarchisch beeld van de realiteit. Zij staan bovenaan en hebben de nationale wetten als instrument. Ze werken samen met andere overheden en instituties. Dat maakt het troebel: we werken samen. Of moet je doen wat je taak is? Ik zou zeggen: schep als rijk de kaders waarbinnen andere overheden en publieke organen zinvol hun werk kunnen doen. Orde moet, in het Huis van Thorbecke. Daar ontbreekt veel aan”.

Vernieuwing

“Iedereen vindt ook vernieuwing en experimenten wenselijk. Maar bestaande wetten zijn er niet voor niets en moeten worden gehandhaafd. Hoe los je dat probleem op? Niet door je te laten voorstaan op die mooie samenwerking, met gemeenten die hopen dat er een paar miljoen rijksgeld blijft hangen.
De politieke partijen hebben geen idee hoe zij zich tot hun achterban verhouden, de politieke instellingen (kamers, raden, staten) hebben wel oog voor de operationele details van vrijwel alles, maar te weinig voor ordelijke verhoudingen en effectief bestuur. Het Huis van Thorbecke moet ingrijpend worden gerenoveerd, vond de commissie Van de Donk. Maar daar is geen haast bij.
Niemand bestreed dat het Huis van Thorbecke*) een bouwval was, maar niemand had oog voor het probleem dat je niet kunt vernieuwen in bestaande juridische structuren, als die ook serieus moeten worden genomen. Dat is precies wat iedereen doet: we willen graag experimenten, maar we willen ook respect voor de bestaande wetten en regels. Dat bijt elkaar”.

Operationele utopie

“De angst om in de formatie te bewegen, heeft een bron: de afstraffing van de PvdA door de kiezer. De mix van links en rechts die Jan Terlouw bepleit is lastig, want de vrees voor weglopende kiezers is groot en terecht. Hoe kon de PvdA het zo verknoeien?
Het gaat er om compromissen te sluiten, zonder de kern kwijt te raken. Heeft de PvdA dat gedaan? Thomas Frank ziet dat probleem in de VS bij de Democraten: Clinton en Obama hebben wel degelijk vergaand gepacteerd met het grote geld en daarmee de relaties met hun achterban verspeeld. Als de oudere werkloze in the rust belt zijn nood klaagt en een baan wil, krijgt hij te horen dat hij naar school moet. Zijn individuele situatie is zijn eigen schuld, zeg je dan eigenlijk. Dus stemt hij op Trump, die tenminste het oude werk belooft terug te brengen.
Het ontbrak ook de PvdA aan een operationele utopie, waarmee het onderscheid tussen pragmatische en rotte compromissen viel te maken. Het is niet erg om compromissen te sluiten, maar je moet door de concrete details heen kijken naar waarvoor je bezig bent.
Een voorbeeld. Ik wierp een simpel thema op voor het congres: is het niet vervelend dat kopers voordeel hebben van de lage rentestand en huurders niet en hoe zouden we dat kunnen veranderen? Het lijkt me een mooie en principieel politieke vraag. Maar de lezer raadt het al: er waren veel belangrijker discussies gaande over allerlei operationele details, dus hiervoor was geen gelegenheid.
Helaas heeft PvdA noch WBS veel te bieden als het op de grote thema’s aan komt. Een gunstige uitzondering is er wel: de blogs van Marijke Linthorst die de WBS**) publiceert mogen verplicht leesvoer worden voor iedereen die wil mee praten over marktwerking en zorg”.

Lees de hele blog – De pijn van het openbaar bestuur – van Tom van Doormaal waarin hij aan het slot enkele voorstellen doet ter verbetering van het openbaar bestuur, Platform Overheid, 23 mei 2017: https://platformoverheid.nl

Noten
*) (Huis van Thorbecke) Artikel – waar deze link naar verwijst-  Lokaal bestuur groot onderhoud nodig – niet meer beschikbaar op site VNG

**) WBS = Wiardi Beckman Stichting, wetenschappelijk bureau voor de sociaal-democratie

Een op de tien mensen verzwijgt te zijn ontslagen

Ontslagen worden en dat tegen níemand zeggen. Dat doet één op de tien mensen. En een kwart van de ontslagen mensen schaamt zich voor zijn ontslag. Dat blijkt uit onderzoek van juridisch dienstverlener DAS onder ruim 500 personen tussen de 25 en 65 jaar.

Je zou denken dat mensen er makkelijker over praten vragen de cirisisjaren die we gehad hebben, maar dat is niet zo, aldus Olav Wagenaar van DAS tegen de redactie van BNR Nieuwsradio: “Het blijkt dat mannen het zelfs nog meer voor zich houden dan vrouwen”. Mannen liggen met 12 procent dicht bij de 10 procent van de vrouwen die het stilhouden. “Opvallend”, vindt Wagenaar:  ”Omdat we ook uit het onderzoek naar voren krijgen dat ontslag bij deze tijd hoort, het wordt als normaal gezien”.

Schaamte

Schaamte overheerst bij mensen die ontslagen worden, maar echt verzwijgen dat je niet meer terug hoeft te komen bij de werkgever heeft ook arbeidspsycholoog Flores van Emmerik nog maar een keer meegemaakt. “De meeste mensen die ik spreek kunnen het bij mij in de spreekkamer niet meer verzwijgen; ze komen daar juist voor. De aantallen verbazen mij ook wel, want je zou denken dat het vrij normaal is en dat ontslag erbij hoort. Dat een op de tien het helemaal verzwijgt, vind ik wel een heel hoog aantal”.

Ontslagen? Ssst, mondje dicht, BNR Nieuwsradio, 26 mei 2017: https://www.bnr.nl

René Kneyber nogmaals over het lerarenregister: Een register zonder nascholingsuren

René Kneyber heeft, voor wie ernaar op zoek was, zijn visie op het lerarenregister1) opnieuw op internet geplaatst. De blog werd eerder gepubliceerd voor de behandeling van de wet Invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal in de Eerste Kamer2) op 21 februari 2017. In verband met de internetconsultatie3) publiceert Kneyber zijn visie nogmaals. Titel: Een register zonder nascholingsuren:

Vóór alle commotie, vóór het advies van de Raad van State, voordat het register verplicht was of verplicht dreigde te worden, op dag één heb ik me ingeschreven voor het lerarenregister. Omdat ik sta voor de kwaliteit van mijn vak, en omdat ik deel wilde uitmaken van het ontwikkelen van het register.

In de tussentijd heb ik me regelmatig voorstander getoond van het lerarenregister. In het Alternatief I, bijvoorbeeld, als middel om de beroepseer van docenten te vergroten, in diverse interviews, in mijn column voor Trouw, en op diverse podia.

Dat betekent niet dat ik niet kritisch ben op onderdelen ervan, of op de inrichting van de beroepsorganisatie de Onderwijscoöperatie zelf. De afgelopen jaren hebben Jelmer Evers en ik op diverse manieren geprobeerd om het hele dossier een wat andere kant op te sturen. Bijvoorbeeld door onze samenwerking met de PvdA en VVD onder ‘Samen Leren’ hebben we geprobeerd om het eigenaarschap over het register echt bij leraren zelf te leggen, wat ten dele is gelukt.

Maar nu, nu de wet eenmaal is aangenomen – en collega’s kennelijk dachten dat de Tweede Kamer het wel zou blokkeren, zoals ze dat nu ook (naiëf) hopen over de Eerste Kamer – is de woede en het protest niet van de lucht. En dat is jammer, want het is een typisch geval van het kind en het badwater.

Ook nu het verplicht is ben ik niet tegen een lerarenregister, maar ik ben wel tegen een register waarin nascholingsuren bijgehouden moeten worden. Het grappige (nou ja..) is dat men al zo’n beeld heeft van een register als een register waarin professionaliseringsuren afgevinkt moeten worden, dat vrijwel iedereen over het hoofd ziet dat er ook een andere optie is. Ik zal hieronder mijn gedachten hierover uiteenzetten en eindigen met het goede en het slechte nieuws.

Waarom een register hard nodig is

Ik denk dat een register twee doelen moet dienen:

Doel #1 Een register staat voor een veilige beroepsgroep
Doel #2 Een register staat voor een kwalitatief sterke beroepsgroep

Lees de hele blog van René Kneyber, Een register zonder nascholingsuren, 19 april 2017: http://renekneyber.nl

1) Het Lerarenregister, dat ingevoerd wordt per 1 september 2018, is een beroepsregister voor leraren in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal (voortgezet) onderwijs. Het register is te vergelijken met het BIG-register voor zorgverleners. Een leraar die geregistreerd is, zou een leraar zijn die zijn vak verstaat, beheerst en bijhoudt. Doordat de leraar dit kan aantonen, zou de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd zijn.

2) Wet van 22 februari 2017 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal: www.eerstekamer.nl

3) Op grond van de Wet op het lerarenregister en registervoorportaal (Stb. 2017, 85) wordt in dit Besluit een formeel en procedureel kader neergezet voor de regeling van de herregistratiecriteria en valideringsregels en voor de aansluitend te nemen beslissingen op grond van die regeling. Het Besluit voorziet in een grondslag voor het instellen van adviescommissies die de minister adviseren bij het nemen van deze beslissingen. Zie Besluit lerarenregister Internetconsultatie, Overheid.nl: www.internetconsultatie.nl/besluitlerarenregister

René Kneyber is docent wiskunde in het vmbo en lid van de Onderwijsraad.

Cobie Groenendijk

cobie groenendijk 2Cobie Groenendijk (1972) is psychiater en jurist en is werkzaam in een eigen praktijk. Tot 1 september 2017 werkte zij ook voor een GGZ-instelling. Sinds 2013 is zij betrokken bij actiegroepen die zich inzetten voor essentiële veranderingen in de gezondheidszorg, zoals bijvoorbeeld het Comité Vrije Artsenkeuze, het Nationaal Zorgfonds en het comité Stop Benchmark ROM. De reden voor haar actieve betrokkenheid is dat zij zich zorgen maakt om de veiligheid en duurzaamheid van de relatie arts-patiënt. Het huidige geprivatiseerde zorgstelsel legt druk op de vertrouwelijkheid van de spreekkamer en de continuïteit van de zorgrelatie. Toen in 2013 sprake was van afschaffing van de vrije artsenkeuze werd haar duidelijk dat de unieke, vrij gekozen samenwerking tussen patiënt en zorgverlener en de duurzaamheid van hun behandelrelatie dreigde te worden aangetast.

In juni 2018 is Cobie Groenendijk geïnstalleerd als duo-raadslid in de gemeente Amsterdam. Zij voert namens de SP het woord op de onderwerpen (jeugd)zorg, beroepsonderwijs, sport en recreatie.

Groenendijk keert zich tegen vercommercialisering van de zorg. Ze weigert de relatie tussen arts en patiënt te zien als een verhandelbaar en inwisselbaar product. De actie van het Comité Vrije Artsenkeuze tegen aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet betreffende inperking van de vrije artsenkeuze, bleek succesvol. Deze voor minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)  belangrijke wet werd in december 2014 verworpen door de Eerste Kamer. 33 senatoren stemden voor, 38 stemden tegen.
Met deze overwinning werd de toenemende sturingsmacht van commerciële zorgverzekeraars aan banden gelegd.

Als ambassadeur van het Nationaal Zorgfonds gaf Groenendijk in de televisie-uitzending Nederlands zorgstelsel op de schop van Buitenhof op 28 augustus 2016 uitleg over het zorgfonds als alternatief voor het huidige zorgverzekeringsstelsel. Grote bezwaren tegen dit geprivatiseerde zorgstelsel zijn dat de kosten en bureaucratie fors zijn gestegen, de toegankelijkheid is verminderd en de kwaliteit onder druk staat doordat verzekeraars steeds meer bepalen wie waar welke zorg krijgt. Het Nationaal Zorgfonds maakt zich ook hard voor het afschaffen van het eigen risico, vanwege toename van zorgmijding en gezondheidsverschillen.

In 2017 speelt in de GGZ de kwestie dat in het kader van transparantie, zorgverzekeraars afdwingen dat, zonder dat patiënten toestemming hebben gegeven, behandelgegevens worden verstuurd naar een databank. Veel patiënten, zorgverleners, opleiders in de psychiatrie en wetenschappers maken zich daar druk over en hebben zich verenigd in het Comité Stop Benchmark ROM. ROM betekent Routine Outcome Monitoring, het regelmatig invullen van vragenlijsten, bedoeld ter ondersteuning van de behandeling. Die oorspronkelijke bedoeling van ROM is evenwel uitgemond in de verplichting ROM-gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ te sturen. Op die manier wordt privacygevoelige informatie op grote schaal verstrekt zonder toestemming van de patiënt. Verzekeraars leggen financiele sancties op als niet aan hun eisen wordt voldaan. Zij dreigen zelfs per januari 2018 niet meer uit te betalen als zorgverleners niet van minimaal 50% van de patiënten gegevens aanleveren.

Door actievoeren en het aan de orde stellen van deze schending van privacy in de Tweede Kamer kwam aan het licht dat aanleveren van ROM-gegevens onrechtmatig is. Het ministerie van VWS heeft dat beaamd. Er is geen rechtsgrond voor het aanleveren van medische informatie. De patiënten had om toestemming gevraagd moeten worden. GGZ Nederland heeft inmiddels zorgverleners geadviseerd geen gegevens meer te verstrekken, maar nog steeds worden patiënten niet geinformeerd noch wordt hen om toestemming gevraagd. Het comité Stop Benchmark ROM heeft daarom besloten een kort geding in te zetten om de illegaal verkregen patiëntengegevens in deze databank (SBG) te doen vernietigen.

“Denk nooit licht over je eigen idealen”, zei Groenendijk in de Buitenhof-uitzending.

Actiecomité Het Roer Moet Om

Actiecomité Het Roer Moet Om (HRMO), bestaande uit zestien huisartsen, wil de politiek tot keuzes dwingen. Op 11 maart 2015 publiceerde het comité het Manifest van de bezorgde huisarts op een ongebruikelijke wijze. Om middernacht hing het comité het manifest aan de deur van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)  in Den Haag. Het was gericht aan de minister van VWS, de Tweede Kamer en de zorgverzekeraars. In het manifest eiste een groep huisartsen dat politiek en verzekeraars een andere koers varen en een einde maken aan de ʹgeëxplodeerde zorgbureaucratie’ en de afgedwongen marktwerking. De actie werd breed uitgemeten in de media en werd onderwerp van debat in politiek Den Haag.

De oproep om het manifest te ondertekenen bleek zeer succesvol. In korte tijd betoonden bijna achtduizend huisartsen – tweederde van de beroepsgroep – hun steun voor het verdedigen van de waarden van de huisartsenzorg: het zich verantwoordelijk voelen voor goede zorg aan hun patiënten en het terugdringen van de almaar toenemende macht van de zorgverzekeraars die, als beheerders van de zorgfinanciën, steeds meer bepalen wat artsen wel en niet mogen.
Het actiecomité is blijven aandringen. Op 10 juni 2015 organiseerde het in Amsterdam het Nationaal debat over de toekomst van de huisartsenzorg waaraan tegen de vierhonderd bezoekers deelnamen, onder wie huisartsen, vertegenwoordigers van medische beroepsgroepen, zorgverzekeraars en politici.

In januari 2017 presenteerde HRMO in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen een ‘deltaplan’ met als doel het betaalbaar en toegankelijk houden van de gezondheidszorg in Nederland. Het manifest Samen dapper voor de zorg vat de noodzakelijke keuzes samen in tien punten. Zo moeten politici benoemen wat wel en niet uit de publieke middelen betaald kan worden. Het manifest met actiepunten was onderdeel van het door HRMO mede-georganiseerde nationale debat Politieke keuzes in de zorg in theater Carré in Amsterdam op 21 januari 2017.
In november 2017 organiseerde HRMO samen met de beroepsvereniging van zorgprofessionals VvAA de schrap- en verbeterconferentie (Ont)regel de Zorg in de Munt in Utrecht waar zeven beroepsgroepen een eerste start maakten met het daadwerkelijk terugbrengen van overbodige administratieve last.

Het Roer Moet Om blijft zich inzetten om een een eind te maken aan het productie- en marktdenken in de zorg. Perverse financiële prikkels moeten ook bij artsen uit hun systeem. Dan wordt het mogelijk ook dokters op hun moraal aan te spreken en ontstaat er voor de beroepsgroep ruimte voor een kwaliteitssysteem dat gebaseerd is op dynamiek, pluriformiteit en morele waarden.

het roer moet om actiegroep

Actiecomité Het Roer Moet Om. V.l.n.r. staand: Hans Padding, Bart Meijman, Toosje Valkenburg, Stan van den Buijs, Lucas Fraza, Peter de Groof, Mai Neijens. Zittend: Josephine Kan, Pieter Bots, Isar Wulffaert, Tony van Wieringen, Pascale Hendriks. Niet op de foto: Matthijs Donner, Jacques de Milliano, Bas de Rooij, Ron Peters.