Skip to main content

Redactie Beroepseer

Mediaprofessionals geven hun visie op medialandschap anno 2025 ter gelegenheid van 50 jaar LOF fonds

Het Lucas-Ooms Fonds (LOF) bestaat vijftig jaar. Om dat jubileum te vieren vroeg het fonds vijftig mediaprofessionals om hun visie op het medialandschap in het jaar 2025*). Geen gekke vraag, gelet op de razendsnelle ontwikkelingen in de mediawereld.

Het LOF werd in 1967 opgericht en komt voort uit het legaat van mevrouw C. Ooms–Luiken, de weduwe van C.P Ooms. Ooms en J.W. Lucas waren de directeuren van drukkerij en uitgeverij De Spaarnestad in Haarlem. Het LOF is met de uitreiking van de jaarlijkse vakprijzen – de Mercurs – en subsidies voor nieuwe projecten al een halve eeuw stimulator van tijdschriften en tijdschriftjournalistiek. Het vak heeft in vijftig jaar uiteraard een enorme metamorfose ondergaan. LOF richt daarom op het stimuleren van tijdschriftjournalistiek in de breedste en modernste zin van het woord: in schrift en beeld, in print en digitaal.

Het tijdschrift voor journalistiek Villamedia heeft uit de vijftig bijdragen van mediaprofessionals een keuze van negen gemaakt. Zes daarvan zijn te lezen op de site, drie volgen nog:

  1. Peter de Mönnink, CEO van Sanoma-uitgeversconcern, CEO van SBS en CCO van Talpa: “Media, is, was en blijft ‘all about content’, maar de context verandert sterk. […] Uitgangspunt bij het creëren van content is nog altijd dat het gedachtengoed van de makers wordt gezien, gelezen en/of beluisterd”.
  2. Pieter Zwart, data-journalist bij Voetbal International (VI) en bij voetbal-analysesite Catenaccio. Zwart was in 2016 de Mercur BeLOFte van het Jaar, een prijs die wordt toegekend aan opkomend talent: “Als communicatievorm heeft de televisie in 2025 afgedaan. Ik voorzie een uitbouw van investeringen in mobiele applicaties en dus een doorontwikkeling van nu al bestaande trends. Google floreert, De Telegraaf – en dus de krantenjongen – bestaat nog, maar John de Mol zal zijn gedroomde mediaconcern dan niet gerealiseerd hebben”.
  3. Patrick Swart, directeur WPG Uitgevers: “Uitgevers bieden naast content vooral context. Zij worden voorlopers in contextual publishing waarbij het naast de inhoud vooral om de context van het individu gaat. Dit betekent dat inhoud altijd gekoppeld is aan een individu en zijn of haar specifieke situatie of behoefte. Kortom Context is King”.
  4. Jeroen Smit, journalist, schrijver: “In 2025 heeft iedere gemeente op z’n minst een ‘journalistenpraktijk’. Zoals huisartsen zich vanuit hun praktijk ontfermen over de fysieke gezondheid van een gemeenschap zo zullen duizenden journalisten zich net als sociale ondernemers ontfermen over de kwaliteit van kennisuitwisseling in hun gemeente”.
  5. Jildou van der Bijl, algemeen hoofdredacteur LINDA en creatief directeur Mood for Magazines; winnaar Mercur d’Or/LOF-prijs 2015. Van der Bijl interviewt haar zoon van veertien over het toekomstig medialandschap: “Media zullen de jongste generatie moeten volgen”.
  6. Rob Koghee, oprichter van New Skool Media: “General interest zal in hard tempo steeds verder afkalven. Special interest is een veel langer leven beschoren. Je neemt niet zo snel afstand van je hobby of je passie. En de (gratis) media-alternatieven op het web voor special interest zijn dunner gezaaid”.

*) Jubileumuitgave LOF: Media in 2025. November 2017. Meer dan 50 mediaprofessionals filosoferen over de media in 2025. https://issuu.com/mark3670/docs/lof2017_web-2

LOF-visies, Villa Media, 30 november 2017: www.villamedia.nl

Op 14 december 2017 worden voor de twintigste keer de jaarlijkse LOF-prijzen uitgereikt in het De la Mar Theater in Amsterdam. Het programma begint om 19.45 u. Om 20.30 u is de feestelijke uitreiking. Presentator is Beau van Erven Dorens.

Lucas Ooms Fonds: www.lucasoomsfonds.nl

De Mercur d’Or, LOF-prijs voor Magazine: www.lucasoomsfonds.nl/lof-prijzen/

Mercur -prijzen: https://mercurs.nl/

Zes misvattingen in debat over verengelsing van hoger onderwijs. Universiteiten hebben wel degelijk een keus

In Science Guide, het digitale nieuwsmagazine voor de kennissector, schrijft Felix Huygen over verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland. Eerder schreef hij over het onderwerp in de Volkskrant waarin opgeroepen werd de petitie van BON tegen verengelsing te steunen. Daarop werd massaal gereageerd: meer dan zesduizend handtekeningen binnen een paar dagen tijd. Huygen is classicus en hoofdredacteur van het tijdschrift Vakwerk van de lerarenvereniging Beter Onderwijs Nederland.

Alom heerst de opvatting als zou de opmars van het Engels in het hoger onderwijs onvermijdelijk zijn. Deze ontwikkeling zou niet tegen te houden zijn, de wereld globaliseert immers in rap tempo. Volgens Huygen is dat een misvatting. Hij schrijft:

“Bestuurders die verdere verengelsing bepleiten, benadrukken voortdurend dat ze het Nederlands heus heel belangrijk vinden, maar dat de internationalisering nu eenmaal voortschrijdt en dat Nederland niet kan achterblijven. Kortom, het TINA-denken (there is no alternative), een handige retorische strategie die suggereert dat onze handen gebonden zijn.

Het tegendeel is het geval. Het Nederlandse hoger onderwijs stond ook in de jaren negentig internationaal goed aangeschreven, terwijl het onderwijs vrijwel geheel Nederlandstalig was. Er werd toch toonaangevend onderzoek gepubliceerd (vaak in het Engels), studenten lazen zonder problemen Engelstalige studieboeken, en jawel, er zaten ook buitenlandse studenten in de collegezaal. Ook het Vlaamse hoger onderwijs , waar vandaag de dag slechts 2 procent van de bacheloropleidingen en 22 procent van de masteropleidingen Engelstalig zijn (in Nederland zijn deze cijfers respectievelijk 20 en 70 procent), heeft over het algemeen een goede reputatie.

Er is in de meeste gevallen dus geen sprake van een (inhoudelijke) noodzaak tot invoering van het Engels als instructietaal, een voorwaarde die artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs stelt. De massale verengelsing is daarmee niet alleen vermijdbaar, maar zelfs in strijd met de wet.

Gebrek aan realiteitszin

De tweede misvatting luidt: Als docenten en studenten een paar cursussen Engels doen, is het probleem opgelost.

Volgens Huygen zijn er twee problemen zijn deze stelling: “Ten eerste: waarom zou je dan éérst zeventig procent van de universitaire masters Engelstalig maken, evenals een sterk toenemend aantal bacheloropleidingen, en daarna pas taaleisen stellen? Dat is toch het paard achter de wagen spannen? Veel logischer zou het zijn om eerst een hoog minimumniveau te eisen van docenten en studenten voordat ze mogen doceren aan, respectievelijk instromen in, een Engelstalige opleiding.

Maar los hiervan getuigt deze stelling van een gebrek aan realiteitszin. Nederlandse eerstejaarsstudenten beschikken naar schatting over een veertig procent lagere woordenschat in het Engels dan in hun moedertaal. Is er iemand die gelooft dat deze gigantische kloof met een paar cursussen kan worden overbrugd?

Wat betreft de actieve woordenschat is deze kloof nog veel groter. Het zou jaren van onderdompeling in een omgeving van native speakers vergen om het Engels van docenten en studenten op een dergelijk niveau te krijgen, tijd die er in het hoger onderwijs niet is. Als ik voor mezelf spreek: het lezen van complexe teksten in het Engels vormde vaak niet zo’n probleem, maar me op academisch niveau in deze taal uitdrukken ging me allerbelabberdst af. Als ik als student een complexe gedachte wilde uiten, kwam ik in het Engels totaal niet uit mijn woorden, waardoor iedere nuance verloren ging. Voor de meeste van mijn medestudenten gold hetzelfde, wat de discussie – tijdens de Nederlandstalige bachelor nog zeer levendig – doodsloeg.

Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat overschakeling op het Engels als instructietaal in het hoger onderwijs volgens de KNAW leidt tot dertig procent kwaliteitsverlies. Alleen door het onderwijs in principe in de moedertaal te laten plaatsvinden – tenzij er goede inhoudelijke redenen zijn om voor een andere taal te kiezen – garandeer je dat het niveau van het onderwijs op peil blijft”.

Er zijn nog meer misvattingen, in totaal zes. Lees het hele artikel van Felix Huygen: Misvattingen in het debat over verengelsing, Science Guide, 24 november 2017: www.scienceguide.nl

Petitie voor taalrijk hoger onderwijs, tegen taalverschraling door verengelsing, Beter Onderwijs Nederland, 28 juni 2017: www.beteronderwijsnederland.nl

BON bereidt rechtszaak tegen Nederlandse staat voor inzake verengelsing hoger onderwijs, Beter Onderwijs Nederland, 20 mei 2017: www.beteronderwijsnederland.nl

Opinie: Engels als voertaal vernielt het hoger onderwijs, Felix Huygen, de Volkskant, 28 juni 2017: www.volkskrant.nl

Niet minder maar meer Engels in het onderwijs, Marc van Oostendorp, NRC, 5 juli 2017: www.nrc.nl

Over Nederlands Wetenschappelijk Onderwijs in het Engels, door Paul Kirschner, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 4 juli 2017: https://onderzoekonderwijs.net

U P D A T E

Effecten van Engels als voertaal in het hoger onderwijs, Kohnstamm Instituut, juni 2021: https://kohnstamminstituut.nl/rapport/effecten-van-engels-als-voertaal-in-het-hoger-onderwijs/

Eerste Kamer vindt Engelstalige opleidingen controversieel, Ad Valvas, 3 februari 2021: www.advalvas.vu.nl

Blijkt Engelstalig onderwijs nu toch echt nadelig voor studieresultaten? door Anna Ranzijn, Het Parool, 14 juli 2020: www.parool.nl

‘De verengelsing op de universiteit schiet zijn doel volledig voorbij’,  door Eline Burgman, Erasmus Magazine, 5 februari 2020: www.erasmusmagazine.nl

Het hoger onderwijs mag niet in zijn eentje verengelsen, door Marc Oostendorp, Neerlandistiek, 8 april 2019: https://neerlandistiek.nl

Rechtszaak tegen Engelstalige opleidingen, door HOP, DUB (Universiteit Utrecht), 9 maart 2018: www.dub.uu.nl

Een Engelstalige universiteit is een provinciale universiteit, door Ger Groot, Trouw, 2 februari 2018: www.trouw.nl

Heel Nederland, de universiteit voorop, lijdt aan de Engelse ziekte, door Jean Pierre Rawie, Dagblad van het Noorden, 6 januari 2018: www.dvhn.nl

Opinie – Studie Nederlandse taal en cultuur kan niet meer op het hoogste niveau beoefend worden, Lotte Jensen, De Volkskrant, 15 december 2017: www.volkskrant.nl

tweet thijs broer

tweet student nederlands

tweet bezorgd engels universiteit

 

 

 

 

 

 

 

Het Nederlands wordt afgeschaft. Videogesprek van Jelle van Baardewijk met filosoof en BON oprichterAd Verbrugge over de staat van het Nederlands onderwijs. De Nieuwe Wereld, 29 oktober 2022: www.youtube.com/watch?v=970fbsoN_t8

Video: Studium Generale Universiteit Maastricht op 19 oktober 2022 – Lezing en discussie Verengelsing in het hoger onderwijs met prof. dr. Lotte Jensen en profl dr. Abram de Swaan: www.youtube.com/watch?v=m3KNnEWjBOc

Alan Ralston over decentrale maten en vertrouwen in samenwerking tussen professional, instelling en patiënt in de GGZ

tweet klink ggzIn de blog Inkoppen voor Arts & Auto schrijft Alan Ralston psychiater, filosoof en voortrekker van Beroepseer, over een niet-alledaags voorval: “Dat een ex-minister van Volksgezondheid je een puntgave voorzet geeft, panklaar, inknikken maar. Ab Klink tweette, in reactie op de berichtgeving rond Momentum (over moeizame communicatie/non-onderhandeling t.o.v. een nog ongecontracteerde aanbieder die lager wilde gaan dan het geboden tarief) dat hij zich goed kan verplaatsen in het probleem dat het bij de GGZ lastiger is om greep te krijgen op wat ‘goede zorg’ is en de suggestie dat ‘de bal daarvoor bij de psychiaters ligt’. Waarvoor dank! Als ooit veelbelovende rechtsbuiten (MVV jeugd toen Bert van Marwijk nog in het eerste voetbalde en ons in de C-tjes trainde, samen met de onnavolgbare dribbelaar annex levensgenieter Willy van Bommel, ken uw klassiekers) mag ik graag een voetbalmetafoor bezigen.

Nou moet ik wel zeggen dat ik wel wat in de war ben, want ligt de bal nu op onze helft, terwijl Ab, Ruben en Wim op de andere helft de messen slijpen? Of staan ze aan onze zijde en hebben ze ons net op links, of nee wacht, centrum rechts, in de diepte weggestoken? Dat puntje over ‘een beetje meer zelfreflectie misschien’ suggereert een oppositionele opstelling, maar ik heb op het veld ergere dingen naar mijn hoofd geslingerd gekregen, niet in het minst van medespelers. Dus ik ga ervan uit dat we één team zijn, met Ab als veteraan in de klassieke speler-coach modus, ons aansporend tot meer trainingsarbeid zodat we op de wedstrijddag de bal van professionalisme met onze transparante techniek in het goudomrande doel van ‘de beste kwaliteit voor de laagste prijs’ kunnen peren. Ik doe mee!

Genoeg gekkigheid: het enige wat deze vraag met voetbal te maken heeft is dat er miljarden mee gemoeid zijn. Kwaliteit zodanig kunnen operationaliseren dat we als maatschappij onze zorg daarop kunnen afstemmen, dat is de kip met de gouden eieren. Nu is de stelling dat dat voor de GGZ iets anders ligt dan voor de rest van de geneeskunde. Dat is eerder een gradueel dan een absoluut verschil, maar desalniettemin is dat verschil relevant.

Interessant is dat de vragen van Klink epistemische prioriteiten lijken te herbergen, oftewel: voorkeuren waarmee je de werkelijkheid in kaart brengt. Dus voor het definiëren van ‘goede zorg’, kunnen we afleiden, is helderheid en meer vastigheid nodig met betrekking tot diagnoses; meer duidelijkheid over zorgzwaarte; een minder groot placebo-effect, en minder subjectieve uitkomsten.

Nu wilde ik net die handschoen oprapen, toen ik me realiseerde dat de GGZ al járen probeert om juist aan deze epistemische normen te voldoen, via prioritering van de DSM in de vertaling van diagnose via classificatie naar bekostiging, objectivering van behandeluitkomsten door ROM, zorgzwaarte-indicatoren etc. Ik heb zelfs van sommige collega’s af en toe de indruk dat ze het placebo-effect actief proberen te bestrijden, maar dat zeg ik ze alleen tijdens de intervisie.

Het zijn echt niet de minste geesten die zich hiermee hebben beziggehouden, en desalniettemin lijken we beperkte vooruitgang te boeken: ROM is voor het doel van benchmarking t.b.v. zorginkoop vooralsnog (en volgens velen principieel) ongeschikt, de DSM is zowel in wetenschappelijk opzicht als in de rol van sturingsinstrument in zwaar weer gekomen, en ook het beoogde ‘Engelse model’ gestoeld op o.a. zorgzwaarte-indicatoren, is inmiddels door de RCP op inhoudelijke gronden afgewezen.

Is de informatie valide?

Ondertussen zijn we op zijn minst, als je o.a. ‘Zinnige Zorg’ meerekent, een jaar of 20 bezig vat te krijgen op kwaliteit. Maar tot nu toe doen we dat dus globaal langs de meetlat van deze epistemische waarden. Dat is ook wel begrijpelijk, vanuit het macro-perspectief op zorg dat beleidsmakers, politici en zorgverzekeraars nou eenmaal innemen: helderheid, specificiteit, objectiviteit zijn dan van groot pragmatisch nut en kennen een hoge informatie-efficiëntie. Alleen: is de informatie valide?

Het zal Klink niet ontgaan zijn dat er mogelijk een aantal fundamentele kwesties zijn waar de GGZ niet zo heel veel aan kan doen, omdat die meer aan Moeder Natuur en de Staat der Dingen liggen. Het is niet te verwachten dat we binnenkort eenduidige pathogenetische verklaringen zullen kennen van psychische aandoeningen. Deze aandoeningen zijn ontologisch en epistemisch complex, en sterk contextgebonden. Elke wetenschapper, professional, of manager moet wel abstraheren van deze complexiteit om het te kunnen vatten, maar de professional moet telkens weer de vertaling terug maken.

Overigens, ik zei het al, geldt dit natuurlijk ook voor huisartsen, internisten en chirurgen: het is een gradueel verschil. Elke aandoening herbergt betekenis. Functieverlies, pijn, maladaptie: alle kunnen pas werkelijk op waarde geschat worden binnen de (waarden)context van het individu. Voor de GGZ geldt dat de legitieme diversiteit aan waarden groter is dan gemiddeld in de somatiek: er is meer verschil van mening over de vraag of stemmen vervelend zijn dan of een gebroken been lastig is. Dit stelt ons (team NL!) voor een probleem, want dit aspect infiltreert alle punten die dhr. Klink benoemde, en compliceert ze. Hoe meer we abstraheren, objectiveren, en specificeren met het oog op – schijnbare – verheldering, hoe groter het risico dat de concepten die we produceren niet valide zijn. Als we ze vervolgens gaan reïficeren, zijn we nog verder van huis.

Decentrale maten

Zou het mogelijk zijn, om een middenweg te vinden? Ik denk het wel, sterker nog, ik heb aan een debat meegedaan bij MIND over ROM, waarin progressie geboekt werd. Ik stelde daar vast dat we tot voor kort met centraal vastgestelde, monistische en voornamelijk kwantitatieve maten aan het meten waren, en stelde voor om eens te gaan kijken of het ook zou kunnen met decentrale maten (met een grotere zeggingskracht voor de professionals en patiënten die ze gebruiken), vanuit meerdere perspectieven (wetenschappelijk/professioneel/ervaringskennis), met grotere sturing en verantwoordelijkheid voor lokale cliëntenraden (analoog aan de uit Recovery bekende User Research). Deze weg volgend zie ik een weg vooruit waarbij kwaliteit als het ware dichter bij de praktijk wordt gedefinieerd, en meer in handen ligt van patiënten.
Nu is het de vraag, of ik daarmee wel op doel geschoten heb: want, zo luidt het bezwaar, de zorg in Eijsden zou dan nog wel eens heel wat anders er kunnen uitzien dan in Beijum. Klopt. Maar kwaliteit is, Klink zei het al en hij heeft gelijk, subjectief. Maar het is dus wel mogelijk, ook via een waardenhiërarchie (dit moet, dit wordt aanbevolen, dit mag, dit is extra) helderheid in subjectiviteit aan te brengen. En als de klanten in Groningen en Limburg tevreden zijn, zijn wij dat ook.

Als ik uit de polder opstijgende rook goed interpreteer, gaat het momenteel enigszins deze kant op. Is het helder? Nee, niet meteen van een afstand bezien; wel van dichtbij. Is het objectief? Nou, niet helemaal, een beetje, ligt eraan ook wat je van Putnam vindt. Is het efficiënt? Ik denk dat er sprake is van win-win (trainerstaal) als patiënten meer aan het stuur komen over kwaliteit, en er dus niet bij elke tafel een vezekeringsmannetje hoeft aan te schuiven. Kwestie van vertrouwen, nu eens niet in onwillige professionals, maar in de samenwerking tussen professional, instelling en patiënt. Wel regelmatig bellen graag, en de broodjes betalen.

Grapje Ab. Voetbalhumor.

Zo, tijd voor lauwe thee en een hopelijk warme douche. Schoenen uitkloppen voor je naar binnen gaat!”

Inkoppen, door Alan Ralston, Arts & Auto, 29 november 2017: www.artsenauto.nl

 

Canon Sociaal werk viert tienjarig bestaan met interactieve affiche-reclamecampagne

Ter gelegenheid van haar tienjarig bestaan is Canon Sociaal werk Nederland een reclamecampagne gestart die er wat anders uitziet dan gebruikelijk. De Canon beschikt over voorlichters noch mediamanagers, maar doet alles zelf: “Maar we zijn met te weinig om alle prikborden en publiciteitsmogelijkheden optimaal te benutten. Daarvoor hebben we hulp nodig. Van U. Ziet u in uw werk- of studieomgeving mogelijkheden om collega’s of medestudenten op de Canon te attenderen, gebruik dan de daarvoor beschikbare affiches”.

Er kan gekozen worden uit vijftien fraaie affiches. Eerst er een uitkiezen uit de lijst, dan downloaden en vervolgens printen. Affiches in A3 formaat bestellen kan ook. Hieronder een voorbeeld wat je met een affiche kunt doen:

affiche canon sociaal werk nederland volkshuisvesting

De Canon Sociaal werk biedt op de site aan de hand van ‘vensters’ een overzicht van de geschiedenis van het maatschappelijk werk in Nederland. De Canon is begonnen met een editie van tien vensters. Via een aantal tussenstappen en met hulp van verschillende organisaties is de Canon uitgegroeid tot een editie van vijfhonderd vensters. Elk venster vertelt een verhaal over een opmerkelijke gebeurtenis of trend die van invloed is geweest op het denken en doen van het maatschappelijk werk. Beroepsontwikkeling en beroepsorganisatie spelen een belangrijke rol.

Wikipendium van het sociaal werk

De Canon Sociaal Werk staat niet op zichzelf. Deze is onderdeel van een in 2007 van start gegaan historisch project met als doel de bijzondere geschiedenis van het werk van sociale professionals onder de aandacht brengen. In beroepsopleidingen was daarvoor nog maar nauwelijks tijd ingeruimd en in het werkveld werd het verleden door fusies en schaalvergrotingingsprocessen soms letterlijk weggegooid. Meer dan eens zijn archieven achteloos bij het grofvuil gezet. Het gevolg was dat het professionele ambacht dreigde los te raken van kennis, ervaringen en tradities en een al te gemakkelijke prooi werd van technocratische redeneringen.

Canon Sociaal werk heeft zich na tien jaar ontwikkeld tot een wikipendium (combinatie van wikipedia en compendium) en een platform waarop lessen van de rijke geschiedenis kunnen worden vertaald naar de actualiteit van het sociaal beroep. Aan dit educatieve bouwwerk worden voortdurend nieuwe trappen, gangen, vleugels en etages toegevoegd. De redactie van de Canon nodigt iedereen uit suggesties te doen en bijdragen te leveren.

Gezocht: Reclamemakers, Canon Sociaal werk Nederland: www.canonsociaalwerk.eu/nl/reclame.php

Canon Sociaal werk Nederland: www.canonsociaalwerk.eu

affiches canon sociaal werk nederland tienjarig bestaan

Een alternatief voor ROM als benchmark: Een valide kwaliteitskader voor de GGZ met regionale regie en co-creatie

Begin 2017 deden psychiaters een oproep om de petitie Stop ROM als benchmark in de GGZ te ondertekenen. Met ROM wordt bedoeld: Routine Outcome Monitoring, het regelmatig invullen van vragenlijsten, bedoeld ter ondersteuning van de behandeling.
In 2012 waarschuwden acht kernhoogleraren psychiatrie voor grootschalige invoering van dit ROM-systeem ter vergelijking van de kwaliteit van behandelingen. Daarvoor is het totaal ongeschikt vonden zij. Dit is nog weer eens bevestigd door een op 26 januari 2017 verschenen onafhankelijk rapport van de Rekenkamer: Bekostiging van de curatieve geestelijke gezondheidszorg.
Helaas is er indertijd niet naar de hoogleraren geluisterd. ROM is nu zelfs een wettelijke verplichting en zorgverzekeraars geven boetes als er onvoldoende ROM-gegevens worden aangeleverd. Het verkrijgen en verwerken van al die gegevens kost naar schatting 30 miljoen per jaar.

De petitie beoogt een eind te maken aan de geldverslindende, zinloze en bureaucratische praktijk waarmee psychiaters te maken hebben. Het is de hoogste tijd voor een andere vorm van gegevensregistratie. De actievoerders zijn overigens niet tegen het meten van kwaliteit, maar wel tegen ROM als benchmark omdat:

  • zonder toestemming/medeweten gegevens worden verzonden;
  • gepseudonimiseerde gegevens herleidbaar zijn tot een patiënt;
  • het niet wetenschappelijk, duur en tijdrovend is zonder het beloofde zicht op de kwaliteit van de GGZ.

Een valide kwaliteitskader voor de GGZ

Twee initiatiefnemers van de petitie, Jim van Os, hoogleraar psychiatrische epidemiologie en publieke GGZ en Philippe Delespaul, hoogleraar zorginnovatie in de GGZ, hebben een alternatief geschreven voor het benchmark met ROM-syteem: Een valide kwaliteitskader voor de GGZ: Van Benchmark ROM aan de achterkant naar regionale regie en co-creatie aan de voorkant.
Een valide kwaliteitskader kan, in combinatie met het instellen van een publieke GGZ, de huidige ondoelmatigheid en kwaliteitsblindheid opheffen.

Een kwaliteitskader in de GGZ telt drie pijlers dat inzicht geeft in de kwaliteit van behandeling. Onderdeel daarvan zijn een basisorganisatie van kleinschalige GGZ in de wijk en de installatie van een publieke GGZ.
Organisatie op het niveau van de wijk, virtueel of echt, is nodig om zicht te hebben op de psychische variatie in de wijk zodat de schaarse middelen de meest ernstige zorgbehoeften kunnen volgen. Veel GGZ organisaties trachten de slag te maken naar wijkgericht werken, maar er zijn schotten en belangen die het moeilijk maken voor de GGZ om zich opnieuw uit te vinden in de wijk

Een publieke GGZ betekent oprichting en versterking van online eCommunities voor mensen met gelijksoortige klachten (voorbeelden zijn: proud2bme.nl, psychosenet.nl, diagnosedepressie.nl, dwang.eu en drugsinfo.nl) die elkaar kunnen helpen in het duiden van de klachten, het vinden van hulp en het ontwikkelen van zelfmanagementstrategieën. Ten behoeve van zelfmanagement is achter de eCommunities een markt van gratis eHealth, mHealth en andere tools nodig, waar mensen elkaar kunnen helpen geschikte middelen te vinden.

Het alternatieve plan eindigt met de woorden: “Momenteel is er zware politieke druk op de GGZ om zich ‘te bewijzen’. Dit kan als men gaat werken met een kader en indicatoren die inzicht geven in de kwaliteit van de GGZ in de zin van impact op psychisch lijden in de regio, gezien vanuit de leefwereld, bottom-up vormgegeven, gericht op co-creatie en in combinatie met een nieuwe, publieke GGZ. Als de GGZ uit de huidige kwaliteitsblindheid kan komen, zal sturing op zinnige, zuinige en zorgzame GGZ, vormgegeven vanuit de intrinsieke motivatie van hulpverleners, in interactie met GGZ gebruikers zelf, mogelijk worden”.

Klik hier voor lezen van essay Een valide kwaliteitskader voor de GGZ: Van Benchmark ROM aan de achterkant naar regionale regie en co-creatie aan de voorkant, door J. van Os en Ph. Delespaul, Tijdschrift voor psychiatrie, februari 2018 : https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/media/4/60-2018-2-artikel-vanos.pdf

Actiesite Stop Benchmark met ROM en info over de petitie: www.stopbenchmark.nl

Petitie gestart: Stop ROM als benchmark in de GGZ, Groepsblog Beroepseer, 30 januari 2017: https://beroepseer.nl

stop benchmark met rom

Wethouders doen oproep: Bouwen aan wederkerig vertrouwen en vernieuwen lokale democratie

bouw aan wederkerig vertrouwen lokale democratie jocko rensen Een actief netwerk van wethouders van verschillende politieke kleur heeft het initiatief genomen op lokaal niveau te gaan bouwen aan wederkerig vertrouwen en het vernieuwen van de lokale democratie.
De initiatiefnemers hebben gesprekken gevoerd en daarbij het programma Democratic Challenge*) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten betrokken.

In een brief van 22 november 2017 – zie hieronder – doen zij een oproep aan collega’s zich bij hun aan te sluiten.

Meer info bij Jocko Rensen, wethouder van Houten en voortrekker van Beroepseer: jocko@rensen.online

 

Een brief/oproep van wethouders, voor wethouders
over lokale democratische vernieuwing

                                      gemeenteland, 22 november 2017

Beste collega-wethouders, toekomstige wethouders en
kersverse minister van Binnenlandse Zaken,

Het zijn nog ruim honderd dagen voordat we in bijna alle gemeenten weer naar de stembus gaan. Honderddagen voordat er nieuwe gemeenteraden worden gekozen, coalities worden gesloten en collegeprogramma’s worden opgesteld. Met deze brief doen wij een oproep om lokale democratievernieuwing een nadrukkelijke plek te geven in die programma’s. Omdat we ons zorgen maken over en verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van de lokale democratie.

Wij zijn een groep wethouders uit het gehele land, dwars door alle politieke partijen en bewegingen heen. Wij maken ons ernstige zorgen over de gevoelens

van onvrede, onrust en afkerigheid die we zien bij veel van onze bewoners. “Het vertrouwen en daarmee de legitimiteit van het (lokaal) bestuur staan onder druk” (Op weg naar meervoudige democratie, cie. VdDonk). Wij voelen ons verantwoordelijk om als publieke ambtsdragers, gekozen en benoemd, een bijdrage te leveren aan het herstel van wederkerige vertrouwen. Het vertrouwen van burgers in hun overheid maar ook het vertrouwen van de overheid in haar burgers. Het wederkerige vertrouwen dat de basis vormt van onze democratie, zowel landelijk als lokaal.

“De politiek heeft de democratie gekaapt” aldus Jacques Wallage. Democratie is de basis van onze samenleving, het gaat over de manier waarop we samenleven.
Mensen met verschillende achtergronden, interesses en belangen leven en werken samen in straten, dorpen, gemeenschappen en netwerken. Daarbinnen zoeken ze steeds meer zelf naar oplossingen in het publiek domein. De gemeente moet beter luisteren en aansluiten bij lokale initiatieven. Een dienstbare gemeente die de lokale gemeenschap centraal stelt (ipv de partijpolitiek) en de vormgeving van de ‘institutionele democratie’ daarop afstemt.

Wij geloven daarbij in de kracht van de lokale samenleving. Wij geloven dat bewoners, buurten, wijken en dorpen meer ruimte willen en meer ruimte nodig hebben. Wij willen er als wethouders voor zorgen dat die ruimte er komt. De ruimte voor een buurtcoöperatie of een maatschappelijke aanbesteding die net niet binnen de lijntjes past. Ruimte voor verschil. We geloven niet in blauwdrukken, omdat elke stad en elk dorp verschillend is. We herkennen het DNA, dus de dynamiek en sociale structuur en we gaan voor het unieke profiel. Echt zeggenschap en eigenaarschap bij bewoners en bereid zijn de uitkomsten te accepteren waar in eerste instantie niet aan werd gedacht. Daarbij is het huidige systeem geen doel op zich; veranderingen van regels en instituties sluiten we niet bij voorbaat uit. Maar het gaat vooral om een verandering van gedrag en houding, ook ons eigen gedrag. Meer verbinden, meer vertrouwen, meer werken vanuit maatschappelijke opgaven.

Voor ons is dit een permanente zoektocht. Wij weten ook niet precies hoe het moet, maar we menen wel dat het echt anders moet. We zien overal mooie voorbeelden en experimenten, maar dat is niet genoeg. Hieronder doen we een aantal suggesties voor de komende jaren waar we graag samen met collega-wethouders verder invulling aan willen geven.

  1. We maken na 21/3 eerst samen met de stad/dorp(en) en de raad een maatschappelijk akkoord, met daarin niet alleen wat voor gemeente we willen zijn (visie) maar ook hoe we maatschappelijke opgaven samen oppakken (democratisch proces);
  2. We gaan voor een open formatie waarbij de lokale opgave centraal staat, en de keuze voor wethouders ook mede hierop wordt gebaseerd;
  3. We werken samen met betrokkenen en belanghebbenden, ook organisaties, financiers en ondernemers, aan lokale maatschappelijke opgaven. Daarvoor organiseren we lokale democratische processen binnen politieke kaders. Denk aan het organiseren van burgerraden of andere vormen van inspraak.
  4. Wij zetten ons in voor het democratisch gesprek, zowel binnen de raadarena als in de lokale samenleving; investeren in democratische vaardigheden van bestuurders (democratisch vakmanschap), ambtenaren (democratisch professionalisme) en bewoners (democratisch burgerschap). We streven ernaar om de stem van de minderheid mee te nemen in een besluit waarin tegengestelde meningen worden verenigd (deep democracy);
  5. Wij menen dat eigenaarschap en zeggenschap aan de basis staan van dorps- en wijkdemocratie. Wij werken aan democratische processen in buurten, wijken en dorpen; het aansluiten bij initiatieven en ‘gemeenschapsdemocratie’ zoals wordt vorm gegeven door bewoners zelf, maar ook het ‘overdragen’ van verantwoordelijkheden, zeggenschap en eigenaarschap. Wij pleiten er voor dat bewoners ruimte krijgen om minimaal 1% van de gemeentebegroting te besteden aan lokale initiatieven.
  6. Wij willen invulling geven aan een dienstbare en uitnodigende overheid met ambtenaren die de ruimte krijgen om bewoners te begeleiden, ondersteunen en mee te denken zonder over te nemen;
  7. Wij zien de worsteling van de gemeenteraad die zoekt naar een passende rol in een lokale netwerksamenleving, en we willen graag meedenken bij de zoektocht naar een betere balans tussen representatieve en participatieve vormen van democratie;
  8. Wij gaan binnen onze eigen politieke partij of beweging ook het gesprek aan over nieuwe vormen van legitimiteit en democratische partijvernieuwing;
  9. Wij gaan ook werken aan ons eigen ‘democratisch kompas’; waarbij we continu waken over de democratische kwaliteit van processen en besluitvorming, we voldoende ruimte bieden voor tegenspraak en bewuste afweging maken tussen belangen van alle bewoners (ook de minderheden), onze achterban en de eigen idealen. Eventueel houden we omwille van de toegankelijkheid een wekelijks inloopuur in een buurthuis, bibliotheek of café. Wij zien het wethouderschap als een beroep dat we met veel plezier uitvoeren.Herkent u dit en werkt u in uw gemeente ook aan de versterking van wederzijds vertrouwen? Wij zoeken collega-wethouders waarmee we over bovenstaande voornemens kunnen sparren. Denkt/doet u met ons mee aan de vernieuwing van de lokale democratie?Is getekend, wethouders Bertien Houwing (Amersfoort), Birgit op de Laak (Horst aan de Maas), Doret Tigchelaar (Hattem), Floris Schoonderwoerd (Kaag en Braassem), Frits Westerkamp (Hollands Kroon), Jacques van Loevezijn (Raalte), Jan Brink (Zwolle), Jan Glastra van Loon (Bernheze), Jan ten Kate (De Wolden), Jan Overweg (Leusden), Jocko Rensen (Houten), Joost Reus (Culemborg), Ko Scheele (Ommen), Mary-Ann Schreurs (Eindhoven), Raf Janssen (Peel en Maas), Roy de Witte (Tubbergen) en Winnie Prins (Zeewolde).

negen bouwstenen vernieuwing lokale democratie

Noot
 *) Democratic challenge is een experimenteer- en leerprogramma gericht op vernieuwing van de lokale democratie: http://democraticchallenge.nl

U P D A T E

Wethouders Leusden en Amersfoort luiden de noodklok, Algemeen Dagblad, 28 november 2015: www.ad.nl

 

Toenemende bemoeienis van allerlei instanties maken scholen stuurloos. Dat gaat ten koste van de leraar

Op donderdag 28 november 2017 spreekt Edith Hooge in debatcentrum De Balie in Amsterdam in het kader van de reeks Mijn idee voor onderwijs. Aanleiding is haar onderzoek naar sturingsdynamiek in het Nederlandse onderwijs. Edith Hooge is hoogleraar onderwijsbestuur bij TIAS, Universiteit van Tilburg.

In hoeverre kan een onderwijssysteem worden gestuurd? Doen schoolbesturen ertoe voor goed onderwijs? Hoe pakken vrijheid van onderwijs en autonomie uit in de praktijk?
Het blijkt dat de overheid een uitdijend netwerk van onderwijsinstanties aanstuurt. Het Nederlandse onderwijsstelsel kent onderwijsbesturen met veel automie en veel organisaties die tussen het centrale niveau van het Rijk en het decentrale niveau van de onderwijsbesturen functioneren. In zo’n complex stelsel is sturing een lastige opgave. De overheid wordt eindverantwoordelijk gehouden voor het onderwijs, terwijl veel andere organisaties hun eigen rol en autonomie hebben.

In een artikel in Didactief, onafhankelijk vakblad voor het onderwijs, legt Edith Hooge uit hoe de onderwijsdynamiek in Nederland in elkaar steekt: “Met het regeerakkoord lanceert het nieuwe kabinet relevante, soms nieuwe, ambities voor het onderwijs: een betere overgang van basis- naar voortgezet onderwijs, terugkeer van de brede brugklas, actualisatie van het onderwijscurriculum, aandacht voor burgerschap en seksuele diversiteit, introductie van een maatschappelijke diensttijd, en terugdringen van laaggeletterdheid. De inhoud van deze plannen snijdt hout en kan op een breed draagvlak rekenen in de politiek, het onderwijsveld en in de samenleving.
Ze zullen de komende periode worden vertaald in nieuw beleid, wet- en regelgeving en in financieringsvormen. En juist dáár ligt een enorme valkuil voor ‘Den Haag’.

In het verleden zijn relevante – en niet te vergeten: democratisch gelegitimeerde – onderwijsambities namelijk vaak vertaald in centralistische, uniforme en moeilijk uitvoerbare maatregelen. Vaak werden die maatregelen na enige tijd dan ook weer afgeschaft, zoals de verplichte maatschappelijke stage, de 1040-norm (de ophok-uren), of, zoals nu is aangekondigd in het regeerakkoord, de rekentoets. Hiermee sterven de goede ambities die er aan ten grondslag liggen een zachte dood.Recent empirisch onderzoek van collega’s en mijzelf naar sturingsdynamiek in onderwijsstelsels legt bloot hoe het komt dat de onderwijsambities uit Den Haag vaak stranden. Alle sturing en beleidsinitiatieven bij elkaar opgeteld blijken teveel, onderling strijdig, volgen elkaar te snel op, en vooral: laten te weinig professionele ruimte”.

Indirecte aansturing door netwerken, steunpunten, stuurgroepen, platforms en projectorganisaties

“Dit wordt veroorzaakt doordat de overheid de schoolbesturen en de scholen niet zelf aanstuurt, maar dit indirect doet, via divers samengestelde netwerken van talloze organisaties. Binnen deze netwerken wordt in onderling overleg en afstemming het beleid verder ingekleurd, worden regels gemaakt, en kaders en instrumenten voor de uitvoering in de onderwijspraktijk ontwikkeld.

Bij dit poldermodel zijn niet alleen gevestigde organisaties betrokken zoals de PO- en VO-raad, de AOb en het CNV, de onderwijsinspectie, het College voor toetsen en examens of het Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, maar ook speciaal voor een bepaald beleidsthema in het leven geroepen steunpunten, stuurgroepen, platforms of projectorganisaties. Denk aan de Stichting School en Veiligheid, MBO in Bedrijf, Kennisnet, de Onderwijscoöperatie, Leraar24 of de steunpunten Taal en rekenen.
Dit arsenaal aan beleidsbemoeiende en meesturende organisaties tussen overheid en scholen in is de afgelopen twintig jaar fors toegenomen, als mosselen aan een boot”.

Aan het slot spoort Hooge leraren – met in hun kielzog schoolleiders en bestuurders – aan door te gaan met zich te roeren en mede-eigenaarschap en professionele ruimte te claimen: “En leerlingen en ouders moet zich, veel meer dan nu, deelgenoot tonen en van zich laten horen. Want de organisaties die deelnemen aan het poldermodel van onderwijssturing en –beleid zijn al teveel onderdeel geworden van dit probleem”.

Lees het hele artikel van Edith Hooge: De school raakt stuurloos door aangroei van instanties, Didactief, 23 november 2017: https://didactiefonline.nl

Onderzoek Zicht op sturingsdynamiek, door Sietske Waslander, Edith Hooge en Henno Theisens, TIAS School for Business and Society, mei 2017: www.tias.edu

Op donderdag 28 november 2017 spreekt Edith Hooge in Debatcentrum De Balie in Amsterdam in het kader van de reeks Mijn idee voor onderwijs.

U P D A T E

Terugkijken: Mijn idee voor onderwijs. Aflevering 9 met hoogleraar Edith Hooge: https://www.youtube.com/watch?v=JJl37krzfAo

Namaakbushaltes voor mensen met dementie? Kan dat wel? Interview over ethische dilemma´s bij dementie

Buitendeuren die eruitzien als boekenkasten, levensechte robothuisdieren, namaakbushaltes. Het zijn innovaties in verpleeghuizen die het welbevinden van mensen met dementie lijken te verhogen, maar die potentieel misleidend zijn. Filosoof Ike Kamphof van de Universiteit Maastricht leidt samen met gezondheidswetenschapper Ruud Hendriks een project dat zorgprofessionals en ontwerpers wil helpen hierover ethisch na te denken.

In een speciaal aan ethiek gewijd themanummer van Mediator, het digitale magazine van ZonMw, heeft Irene Geerts een interview met het duo. ZonMw is financierder van gezondheidsonderzoek en stimulator van het gebruik van kennis. Op de eerste vraag over het hoe en het waarom van het project luidt het antwoord:
“Zorgen voor mensen met dementie vraagt creativiteit. Denk bijvoorbeeld aan iemand die niet meer weet dat hij gepensioneerd is en elke dag weer de deur van het verpleeghuis uit wil naar zijn werk. Treft hij die op slot, dan wordt hij boos. Kan hij de straat op, dan gaat hij zwerven. Deze meneer steeds weer vertellen dat hij niet meer werkt en niet zelfstandig naar buiten kan, doet hem steeds opnieuw verdriet en geeft bovendien onrust op een afdeling. Dan kiezen zorginstellingen wel eens voor een andere oplossing: ze camoufleren de buitendeur, zodat die er bijvoorbeeld uitziet als een boekenkast. De industrie komt steeds meer met dit soort oplossingen: nostalgische interieurversiering om een vertrouwde omgeving te scheppen, robothuisdieren die voor gezelschap zorgen, virtual reality-installaties die een beleving bieden. Maar al deze innovaties hebben een fundamenteel probleem: ze worden gemakkelijk misleidend”.

Maar als zulke dingen veiligheid, rust en plezier brengen voor mensen met dementie, wat is dan het probleem?

“Als je niet nadenkt over wat deze dingen doen, komen er vijf waarden onder druk te staan. Ten eerste autonomie: je ontneemt iemand zijn vrije keuze. Ten tweede menselijke waardigheid: je behandelt een persoon als een bundel symptomen in plaats van als uniek mens. Ten derde is de authenticiteit van het leven en de omgeving in het geding. Ten vierde wordt het vertrouwen in elkaar en de omgeving aangetast. En tot slot staat de integriteit van de zorgverlener en de ontwerper op het spel”.

Is dat echt erg bij mensen die niet altijd in het gedeelde hier en nu leven?

“Dat neemt het probleem met die vijf belangrijke waarden niet weg. Bovendien, mensen met dementie worden vaak onderschat. Ze denken zeker niet altijd dat deze dingen echt zijn. Dat hoorden en zagen wij tijdens onze observaties in verschillende instellingen. Zo wordt er vaak vanuit gegaan dat een pop voor iemand met dementie een baby is. Soms is dat zo, maar vaak ook niet. Ik zag een mevrouw bezig om een pop heel zorgvuldig aan te kleden en in bed te leggen, met de kleertjes precies zo en het dekentje precies zo. Dan gaat het er niet om dat zij denkt dat ze een baby in haar handen heeft, maar om dat zij bezig is met dingen die voor haar betekenisvol zijn, zoals de schoonheid van het heel precies instoppen”.’

Hoe kijken zorgprofessionals hiernaar?

“Wij hebben een dozijn instellingen bezocht en werden daar heel open ontvangen. De mensen die er werken herkenden de dilemma’s en wilden daar graag over praten. Zij zijn vaak heel praktisch ingesteld en nemen hierover vrij intuïtief beslissingen. Ze gaven ons belangrijke inzichten. En omgekeerd helpt ons project hen woorden te geven aan de dilemma’s”.

Het themanummer van Mediator is niet meer beschikbaar op ZonMw. Interview is  te lezen op: Ondersteuning van mensen met dementie, of misleiding? Menswaardige oplossingen in het verpleeghuis, ZonMw, juli 20272017: www.zonmw.nl/nl/artikel/ondersteuning-van-mensen-met-dementie-misleiding

 

 

Verkozen: Gerard Bakker tot Overheidsmanager van het jaar en Staatsbosbeheer tot Beste Overheidsorganisatie van het jaar 2017

Gerard​ ​ Bakker​ ​is​ ​Overheidsmanager​ ​ van​ ​het​ ​Jaar​ ​2017​ ​en​ ​Staatsbosbeheer​ heeft​ ​de Verkiezing​ ​Beste​ ​Overheidsorganisatie​ ​van​ ​het​ ​jaar​ ​2017​ ​gewonnen.​ ​Dat is bekend gemaakt tijdens​ de jaarlijkse uitreiking​ ​van​ ​ de​ ​Overheidsawards​ ​in​ ​de Ridderzaal in Den Haag op 20 november 2017.

Overheidsmanager Gerard Bakker

Door de grote instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 bevond het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zich in een stormachtige situatie. Als een volleerd zeiler gebruikte Gerard Bakker, bestuursvoorzitter van COA, de zware politieke en maatschappelijke tegenwind om het COA grondig te veranderen door een fundamentele en duurzame transitie door te voeren. Bakker toonde hierin persoonlijk en energiek leiderschap. Hij is een verbindende kracht en toont lef om alle actoren samen te laten werken aan een gezamenlijk doel. Zowel in tijden van crisis als in tijden van rust heeft Bakker de organisatie weten te leiden en te bewegen.

Beste Overheidsorganisatie Staatsbosbeheer
De organisatie weet de belangen van bewoners, recreanten en het milieu op een natuurlijke en toekomstbestendige wijze aan elkaar te verbinden. De bijdrage van de Rijksoverheid is in 2013 met 70% gekort wat de organisatie gedwongen heeft samenwerking tot in het hart van de organisatie te verankeren. Door slim gebruik te maken van schaarse grondstoffen draagt Staatsbosbeheer bij aan de circulaire economie en zijn zij maatschappelijk gaan ondernemen door samenwerkingen aan te gaan met onder andere Reclassering Nederland, zorginstellingen en werkvoorzieninginstanties. Deze organisatie is een toonaangevend voorbeeld van de manier waarop overheden zich opnieuw aan het uitvinden zijn om zich aan te passen aan de 21e eeuw.

Zie verder Overheidsawards: www.overheidsawards.nl

gerard bakker overheidsmanager2017 winnaar overheidsorganisatie van het Jaar2017

Gerard Bakker (links) en Staatsbosbeheer zijn de winnaars van de Overheidsawards​ ​2017.
De prijzen werden uitgereikt in de Ridderzaal in Den Haag op 20 november 2017 door
minister Ollongren van Binnenlandse Zaken.