Skip to main content

Redactie Beroepseer

Prof. Gert Biesta pleit in oratie voor herstel van vakgebied pedagogiek

oratie biesta tijd voor pedagogiekHet vakgebied pedagogiek is de afgelopen decennia in de Nederlandse academische context in de marge terecht gekomen. Gert Biesta pleit voor herstel van dit unieke vakgebied in zijn oratie Tijd voor pedagogiek: Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming.
Gert Biesta hield op 11 april 2018 hield zijn inaugurele rede als bijzonder hoogleraar Pedagogische dimensies van onderwijs, opleiding en vorming met bijzondere aandacht voor processen van humanisering en persoonsvorming aan de Universiteit voor Humanistiek. Deze leerstoel wordt gefinancierd door het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken (Stichting NIVOZ).

Biesta: “Ik sta hier vandaag met gemengde gevoelens. Dat is niet omdat ik een inaugurele rede uitspreek op een leeftijd waarop menig hoogleraar al aan een afscheidsrede begint te denken, maar omdat datgene waar het in deze rede om gaat – de pedagogiek – in de Nederlandse academische context nogal in de marge is geraakt en omdat mijn eigen biografie daar nauw mee is verbonden. Er lijkt in Nederland in de afgelopen decennia een academische monocultuur tot stand te zijn gekomen die weliswaar veel produceert en hoog scoort, maar waarvan de intellectuele bandbreedte tamelijk smal is. Dat heeft zijn weerslag op definities van wetenschappelijkheid, die zich vooral richten op het gebruik van bepaalde methoden en op publicatie in Engelstalige tijdschriften. Maar het heeft vooral ook invloed op de wetenschappelijke, maatschappelijke en politieke ‘speelruimte’ waarbinnen academici hun werk kunnen doen”.

Vorming tot persoon-willen-zijn

Biesta liet in zijn oratie in drie stappen zien waarin de unieke bijdrage van de pedagogiek is gelegen: “Ik doe dat ten eerste door de pedagogiek te karakteriseren als een betrokken handelingswetenschap en te benadrukken dat datgene waar de pedagogiek op is betrokken het vraagstuk van volwassen-zijn is. Daarmee hoop ik in tweede slag een wijdverbreid misverstand over pedagogiek en persoonsvorming uit de wereld te kunnen helpen door te laten zien dat het bij persoonsvorming niet gaat om de vorming-van-personen naar een bepaald beeld of ideaal, maar om vorming tot persoon-willen-zijn. Ik plaats de pedagogiek daarmee expliciet in de traditie van het personalisme; een traditie die in Nederland bijvoorbeeld is te vinden in het werk van Kohnstamm, Langeveld en Imelman en in Duitsland in veel detail is ontwikkeld door Winfried Böhm. Daarmee komt in beeld dat het in de pedagogiek om existentiële vragen gaat: vragen over hoe we als mensen proberen te leven en samen te leven. In een derde stap laat ik dan zien wat dit betekent voor de pedagogische paragraaf in het onderwijs, waarbij ik een pleidooi hou voor subjectiverend onderwijs en een ‘flipped’ curriculum, en dit pleidooi in verband breng met het vraagstuk van de democratie.

Ik sluit af met twee agenderende opmerkingen: een pleidooi om de sterke aandacht in het onderwijs op de ‘buitenkant’ te pareren met aandacht voor innerlijkheid; en de suggestie om opvoeding en onderwijs niet als toepassingsgebieden voor humanistische waarden of een humanistische levensbeschouwing te zien, maar de vraag te stellen wat het pedagogische zelf eigenlijk zichtbaar maakt over mens-zijn en menselijkheid. Maar ik begin mijn betoog met een anekdote waarin op heel compacte wijze de thema’s die ik in deze rede naar voren wil brengen te vinden zijn”.

Klik hier voor verder lezen van Tijd voor pedagogiek.Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming, door prof. dr. Gert Biesta, uitgave van Universiteit voor Humanistiek, 2018: www.uvh.nl

Tijd voor pedagogiek: download oratie Gert Biesta, Universiteit voor Humanistiek, 12 april 2018: www.uvh.nl

 

Archivering van website Stichting Beroepseer door Koninklijke Bibliotheek

KBDe website van Stichting Beroepseer – https://beroepseer.nl – wordt sinds 10 maart 2018 door de Koninklijke Bibliotheek (KB) gearchiveerd. De KB heeft een selectie gemaakt van Nederlandse websites om voor de lange termijn te bewaren voor toekomstig onderzoek.

Websites bevatten vaak waardevolle informatie die niet analoog verschijnt en die ten gevolge van de grote ‘omloopsnelheid’ het risico loopt voorgoed verloren te gaan. Dat websites als ‘digitaal erfgoed’ het behouden waard zijn, is internationaal erkend in het Unesco Charter on the Preservation of the Digital Heritage uit 2003. Het signaleert dat digitaal erfgoed verloren dreigt te gaan en dat het bewaren daarvan voor gebruik door de huidige en toekomstige generatie onderzoekers zeer urgent is.

Als nationale bibliotheek is de KB wettelijk verantwoordelijk voor het verzamelen, beschrijven en bewaren van in Nederland verschenen publicaties, al of niet elektronisch. De KB ziet het als haar taak om ook websites duurzaam te bewaren en raadpleegbaar te houden voor toekomstige generaties en ze te behoeden voor verlies door bijvoorbeeld technologische veroudering. Om die reden archiveert de KB websites die als verzameling een representatief beeld geven van de Nederlandse cultuur, geschiedenis en samenleving op het internet.

Internationaal vooraanstaande positie op gebied van digitalisering

De Koninklijke Bibliotheek, gevestigd in Den Haag, is opgericht in 1798. De bibliotheek ontving haar huidige naam in 1806 van Koning Lodewijk Napoleon. De instelling is sinds 1993 een zelfstandig bestuursorgaan, gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
In 2016 bevonden zich in de KB 7 miljoen stuks bibliotheekmateriaal. Dat komt overeen met ruim 115 kilometer plankruimte voor onder meer boeken, kranten, tijdschriften, handschriften en pamfletten. De collectie beslaat vrijwel de gehele Nederlandse letterkunde, van grote aantallen middeleeuwse handschriften tot en met de meest recente publicaties. De KB verzamelt ook e-boeken (2.500 nieuwe in 2016), digitale tijdschriftartikelen (2,6 miljoen nieuwe artikelen in 2016) en slaat jaarlijks honderden gehele websites op.

De afdeling Research & Development van de KB houdt zich bezig met internationaal vooraanstaand onderzoek op het gebied van digitale technologie, duurzaam behoud en toegankelijkheid van zowel papieren als digitaal erfgoed. Projecten zijn het eerder genoemde Het Geheugen van Nederland, het digitaliseringsproject Staten-Generaal Digitaal en het structureel onderzoek naar digitale duurzaamheid. Als een van de weinige instituten heeft de KB een operationeel digitaal depot – het e-Depot – waarin digitale publicaties duurzaam kunnen worden bewaard.
De KB neemt op het gebied van digitalisering internationaal een vooraanstaande positie in.

Meer over webarchivering bij de KB op de website: www.kb.nl/organisatie/onderzoek-expertise/e-depot-duurzame-opslag/webarchivering

omslag de kracht van het netwerk kb

De kracht van het netwerk.
Beleidsplan 2015-2018,

Koninklijke Bibliotheek,
Den Haag, 2014
www.kb.nl

 

 

omslag digitaal gouddelven kb


Digitaal gouddelven bij de KB
,
door Ewoud Sanders,
Koninklijke Bibibliotheek,
Den Haag, 2015

www.kb.nl

 

VvAA mobiliseert zorgverleners rond (Ont)Regel de Zorg: De kracht van het collectief

Na de succesvolle Schrapconferentie in november 2017 hebben honderden zorgverleners in het eerste kwartaal van 2018, samen met een brede representatie uit het zorgveld, vastgesteld welke regels wat hen betreft kunnen worden geschrapt met als direct resultaat meer kwaliteit van zorg en tijd voor de patiënt. Deze 62 ‘schrappunten’ zijn 27 maart 2018 onder grote belangstelling aangeboden aan minister Bruins voor Medische Zorg.
De schrapconferentie was georganiseerd door (Ont)Regel de Zorg, een initiatief van de huisartsenactiegroep Het Roer Moet Om (HRMO) en de beroepsvereniging voor zorgprofessionals VvAA.
Het Roer Moet Om liet in 2015 voor het eerst van zich horen en luidde in maart de noodklok over de onacceptabele administratie – en regeldruk in de huisartsenzorg.
De VvAA bestaat bijna 95 jaar en telt ruim 120.000 leden.

De VvAA wil uit naam van haar leden – de zorgverleners – de missie van (Ont)Regel de zorg breed gaan uitdragen en voert daarvoor campagne via de media. Zorgverleners doen een oproep en vertellen aan collega’s wat zij doen om de regeldruk te verlagen. Ze vragen het initiatief te steunen en zelf een bijdrage te leveren aan het reduceren van onnodige administratie.

Willem Veerman, huisarts en vicevoorzitter van VvAA en lid van de stuurgroep (Ont)Regel de Zorg: “Wij zorgverleners zijn een heel belangrijk onderdeel van de oplossing. Om écht verandering teweeg te brengen moeten we de beweging van (Ont)Regel de zorg verbreden. Op deze manier laten we als zorgverleners aan elkaar en aan heel Nederland zien wat er gebeurt als we de handen ineen slaan”.

‘Stem’ van zorgverlenend Nederland

De VvAA heeft zich sinds een aantal jaren nadrukkelijker als ‘stem’ van zorgverlenend Nederland opgeworpen en beroepsgroepoverstijgende thema’s aangekaart, zoals de vrije artsenkeuze en (Ont)regel de Zorg. Willem Veerman: “Dit zijn stuk voor stuk onderwerpen die als een rode draad door de zorgketen lopen en voor onze leden in verschillende beroepsgroepen een enorme impact hebben op de uitoefening van hun vak. Daarom past dit soort activiteiten, naast onze kennis, diensten en advies, naadloos in onze missie om onze leden te ondersteunen met alle zaken die niet direct met hun vakuitoefening te maken hebben, maar deze wel beïnvloeden. Als collectief van ruim 120.000 zorgverleners kunnen we hierin bij uitstek een aanjagende, ondersteunende en verbindende rol pakken. Wij faciliteren de discussie, zorgen dat onderwerpen op de agenda komen en blijven staan”.

Zie onderaan de video met het pleidooi van Alan Ralston, psychiater: “Ik begin vast met het volledig opnieuw registeren van terugkerende patiënten”.

VvAA mobiliseert zorgverleners rond (Ont)Regel de Zorg, Arts en Auto, 18 april 2018: www.artsenauto.nl

Lees ook het interview met Willem Veerman, vicevoorzitter van VvAA, en Freek Roelofs, lid hoofddirectie van VvAA Groep B.V.: De kracht van het collectief, Arts en Auto, 18 april 2018: www.artsenauto.nl

Zeven zorgsectoren overhandigen lijst met zestig schrappunten aan minister Bruins voor Medische Zorg, Blogs Beroepseer, 27 maart 2018: https://beroepseer.nl

Belastingambtenaar: Wees geen lijdzame pakezel! Enkele voorstellen tot herstel van geschonden reputatie Belastingdienst

In Het Financieele Dagblad doet Laurens Berentsen verslag van het op 17 april 2018 in Utrecht gehouden jaarlijkse symposium De Januskop van Belastingen*) van de vereniging van hoger personeel bij de fiscus, de VHMF**). Daar kwam men  tot de conclusie dat het bij de Belastingdienst ontbreekt het aan medewerkers die een streep in het zand trekken en zeggen: tot hier en niet verder. Die durf is nodig om de geschonden reputatie te herstellen van wat ooit een voorbeeld was van een goed functionerende overheidsdienst.
Op twee fronten moet de Belastingdienst meer weerwerk bieden dan nu gebeurt, klinkt het op het jaarlijkse symposium  Belastinginspecteurs mogen zich niet laten degraderen tot verlengstuk van de computer bij het opleggen van aanslagen en de dienst moet ophouden lijdzaam ondeugdelijke wetgeving te aanvaarden.

De inspecteur moet magistratelijk zijn in zijn optreden, zei hoogleraar belastingrecht Hans Gribnau. Hij of zij dient oog te hebben voor de rechtsstatelijkheid van de belastingheffing, noemt emeritus hoogleraar fiscale economie Leo Stevens dat.
Beiden bedoelen dat inspecteurs niet mogen volstaan met de handen ten hemel heffen als een belastingaanslag evident onredelijk uitpakt. Zij moeten dan anders beschikken. En als dat echt niet gaat, dienen zij bij de leiding van de dienst of desnoods bij de staatssecretaris van Financiën een open oor te vinden voor het onrecht dat zij tegenkomen en dat funest is voor de belastingmoraal van de burger.
Stevens pleit overigens al jaren voor een eenvoudig, evenwichtig en geloofwaardig belangstelsel.

Gribnau merkte nog op dat de ‘ijzeren vuist’ van de Belastingdienst steeds zwaarder wordt. Maar de fiscus is er volgens hen niet om zoveel mogelijk geld op te halen maar is er om ‘het juiste bedrag te innen’. En wat ook belangrijk is: de burger noch de belastingadviseur dienen als tegenstander te worden beschouwd.

Lees het hele artikel Hoogleraren roepen op tot ambtelijke assertiviteit bij de Belastingdienst, door Laurens Berentsen, Het Financieele Dagblad, 18 april 2018: https://fd.nl

Noten
*) Meer info over symposium De Januskop van Belastingen in speciaal symposium-nummer van tijdschrift Informatief 88, maart 2018https://www.vhmf.nl
**) Zie Jaarrede Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF), uitgesproken op 17 april 2018 door de voorzitter mr. J. (Jurjen) Glazenburg: www.vhmf.nl

Lees ook de reacties op het artikel. Die van de heer Mastenbroek luidt: “De heren Gribnau en Stevens leggen de vinger exact op de juiste plek. Het gaat de overheid alleen maar om zo veel mogelijk naar binnen te graaien waarbij redelijkheid of zelfs rechtmatigheid geen of nauwelijks een rol spelen. Ook de klacht van de belastingambtenaren dat inhoudelijke deskundigheid bij de leiding volledig verdwenen is, zien we overal bij de overheid of overheids gerelateerde organisaties. Alles volproppen met bedrijfskundigen en juristen heeft geleid tot gigantische overheads en vele managementlagen die met hun gezwets de operationele doelstellingen van hun organisaties verstikken. Je ziet dat verschijnsel in de zorg, het onderwijs en overheidsdiensten als de belastingdienst. De overheid is een majeur probleem geworden in de samenleving door steeds meer te kosten en minder te leveren. Helaas is geen verbetering in zicht. Het enige positieve is dat de kritiek bij de HR, Raad van State, ombudsman en de uitvoerenden zo langzamerhand toeneemt”.

Aanbevolen Beroepseer-essay: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag (2016), door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen: https://beroepseer.nl

Driegesprek over de kern van sociaal werk: streven naar rechtvaardigheid

Op 24 mei 2018 vindt in Brussel de Sociaal Werk-conferentie plaats. Zo’n duizend sociaal werkers gaan daar nadenken en debatteren over de uitdagingen waarvoor het sociaal werk vandaag staat. In aanloop tot de conferentie publiceert het Vlaamse online platform voor sociale professionals Sociaal.Net een aantal bijdragen over sociaal werk en interviews met sociaal werkers.

Sociaal werk is een beroep. Wat houdt het precies in? Wat is de identiteit van het beroep? Waarin maken sociaal werkers het verschil?
De Nederlander Marcel Spierts, zelfstandig onderzoeker op het gebied van sociaal werk, educatie en cultuur hield in 2017 de Marie Kamphuis-lezing die ging over democratisch sociaal werk*). Het was de aanleiding om hem te vragen als spreker op de conferentie van a.s. mei**).

In een gesprek met An Buelens en Peter Raeymaeckers legt Spierts op Sociaal.Net uit wat democratisch sociaal werk is en gaan zij diep in op de kern van het beroep van sociaal werk. An Buelens is sociaal werker in de sociale economie en actief lid van het Sociaal Werk Actienetwerk (SWAN). Ze stond vorig jaar op de barricaden tegen de vermarkting in Antwerpen. Peter Raeymaeckers is docent aan de masteropleiding sociaal werk van de Universiteit Antwerpen.

Sociaal werkers hebben hier een voorspong

Volgens Spierts is sociaal werk een democratische praktijk: “Als je empirisch kijkt naar wat sociaal werkers doen, dan zie je ze dag in dag uit werken op basis van gelijkwaardigheid. Ze brengen mensen van verschillende achtergronden bij elkaar. Ze laten mensen tot hun recht komen. Dat is de duurzame kern van sociaal werk. Anno 2018 is daar veel nood aan. Alleen hebben beleidsmakers de neiging om te breken met het verleden. Ze roepen het beeld op van de paternalistische sociaal werker die het initiatief bij mensen uit handen neemt.
Ik ben geïnspireerd door Albert Dzu,  een Amerikaanse politicoloog. Hij deed onderzoek naar artsen, rechters en journalisten. Dat waren klassieke professies. Iedereen kent het beeld van de dokter of rechter die expert is, die alles weet. Vandaag werkt dat niet meer. Ook dokters en rechters moeten vandaag anders communiceren met mensen. Sociaal werkers hebben hier een voorspong. Zij zijn het gewend om te werken als democratische professionals. Mijn pleidooi betekent dus niet dat sociaal werkers iets anders moeten doen, integendeel. Ik wil dat sociaal werkers het democratische karakter van hun werk meer naar voor halen. In hun praktijk nemen ze dagelijks collectieve besluiten over publieke kwesties”.

Sociaal werk kan het verschil maken

Een voorbeeld. Spierts: “Enkele jaren geleden liep het in de Amsterdamse Diamantbuurt volkomen fout tussen een Nederlands echtpaar en een aantal jongens met Marokkaanse roots. Het koppel werd weggepest. Nederland stond op zijn kop. In zulke situaties, vol met conflictstof, belangen en machtsrelaties kan sociaal werk het verschil maken. Het jeugdwerk in de Diamantbuurt heeft dat opgepakt en uiteindelijk het tij kunnen keren. Zij organiseerden onder meer debattrainingen. Jongeren leerden feiten en meningen uit elkaar halen. Het belang van emoties bij gesprekken tussen mensen werd hen duidelijk. Het klinkt basic maar dat is het niet. Voor de herinrichting van een buurtplein moesten de jongeren onderhandelen met de gemeente. Om een idee te realiseren moet je praten en onderhandelen. Ook dat was nieuw voor die jongeren. Het zijn democratische vaardigheden waarvan die Marokkaanse jongeren aangaven dat ze er hun voordeel mee deden op andere plaatsen, zoals op school of tijdens hun vakantiejob bij Albert Heijn”.

Lees het hele driegesprek tussen Marcel Spierts, An Buelens en Peter Raeymaeckers: Streven naar rechtvaardigheid is de kern van sociaal werk, door Nico Bogaerts en Peter Goris, Sociaal.Net, 19 april 2018: https://sociaal.net

*) Pleidooi voor een democratisch sociaal werk, Marie Kamphuislezing 2017 door Marcel Spierts: https://mariekamphuisstichting.nl

**) Sociaal Werk-conferentie, Brussel, 24 mei 2018: www.departementwvg.be/swc/conferentie2018

 

sociaal net interview spierts buelens raeymaeckers

Nomineer de beste Overheidsorganisatie en Overheidsmanager van het jaar 2018

Op 19 november 2018 worden de Overheidsawards uitgereikt aan de Overheidsmanager van het Jaar en Beste Overheidsorganisatie van het Jaar. Welke organisatie of manager verdient te worden genomineerd? Vanaf medio april 2018 is nomineren voor beide verkiezingen mogelijk.

De Verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar draagt bij aan transparantie en verspreiding van kennis binnen het openbaar bestuur, door goede initiatieven voor het voetlicht te brengen. Deze initiatieven zijn een bron van professionele trots en dienen ter inspiratie voor eenieder die op zoek is naar manieren om het functioneren van publieke organisaties te verbeteren.

De Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar is op zoek naar vooruitstrevende managers die passen binnen het thema Leider in verbinding. Overheidsmanagers die inspelen op de toekomstige ontwikkelingen en hun organisatie hierop laat aansluiten.

Nominaties voor de Verkiezing Beste Overheidsorganisatie van het Jaar zijn welkom tot 22 juni 2018 en nomineren voor de Overheidsmanager van het Jaar is mogelijk tot 1 juli 2018.
Ga naar www.overheidsawards.nl/nomineer

De Overheidsmanager van 2017 was Gerard Bakker, bestuursvoorzitter Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De beste Overheidsorganisatie van het jaar 2017 was Staatsbosbeheer. Deze organisatie toonde aan hoe een overheid zich opnieuw kan uitvinden en zich aanpassen aan de 21e eeuw.

De Verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar is een initiatief van de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM) in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), DisGover, Handvest Publiek Verantwoorden (HPV), ICT Uitvoeringsorganisatie (ICTU), Interprovinciaal Overleg (IPO), Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), Unie van Waterschappen (UvW), Vereniging voor Bestuurskunde (VB) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Uitreiking van de prijzen is op 19 november 2018 tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Ridderzaal in Den Haag.

Ga voor meer informatie naar Overheidsawards: www.overheidsawards.nl

beste overheidsorgaisatie jaar2018

overheidsmanager van het jaar2018

Just Culture: Naar een rechtvaardige en lerende cultuur op het werk

just culture sidney dekker thumbHet boek Just Culture van Sidney Dekker verscheen voor het eerst in 2007. Een tweede, herziene editie van het boek kwam uit in 2012, en een derde in 2016. Het boek werd een bestseller. Met just culture wordt een eerlijke, rechtvaardige cultuur bedoeld, met drie hoofdkenmerken: vertrouwen, leren en verantwoording afleggen.
Sidney Dekker – van Nederlandse afkomst – is psycholoog en hoogleraar aan de Griffith University van Brisbane, Australië. Zijn specialiteit is nadenken over fouten en veiligheid.

Stel dat er een organisatie bestaat waar zo’n rechtvaardige cultuur heerst? Als daarin iets voorvalt – een ongeval bijvoorbeeld – luidt de eerste vraag: Wie is er gewond? Vervolgens wordt er gevraagd: Wat heeft de persoon nodig? Wie gaat in die behoefte voorzien?
Men uit zich niet negatief, men veroordeelt niet, men maakt geen verwijten en men wijst niet op de gevolgen van overtreding van regels. In de reactie ligt de nadruk niet op falen, maar op de lering die men daaruit kan trekken. Het gaat erom naar de toekomst te kijken, de opgelopen schade te herstellen en een herhaling te voorkomen.

Transformatie

De filmdocumentaire Just Culture gaat over het verbazingwekkende verhaal van Mersey Care, een organisatie voor geestelijke gezondheidszorg in Noordwest-Engeland met meer dan zeventig locaties, hoofdzakelijk in en rond de stad Liverpool, met acht en half duizend mensen in dienst. De organisatie heeft eind 2016 besloten het roer om te gooien. In het verleden voerden verwijten en wantrouwen de boventoon. Banen waren niet zeker. Zorgverleners werden geschorst, overgeplaatst of ontslagen met als gevolg talrijke rechtszaken. In de film vertellen medewerkers, managers en leidinggevenden over hun onderlinge verhoudingen en over de manier waarop Mersey Care een transformatie heeft ondergaan en tot voorbeeld is geworden voor andere instellingen.

Verandering was evenwel niet mogelijk geweest als men was blijven hangen in een beschuldigende cultuur. Het management was indertijd intimiderend, koeionerend en bedreigend. Het gezondheidsstelsel is in onze tijd politiek geworden,omslag just culture gedreven door het behalen van doelstellingen. De regering oefent druk uit en het lijkt alleen nog maar om geld te gaan. Mensen zitten als het waren ‘gevangen in de situatie’ en voegen zich naar ‘het systeem’. Hoe hoger men de ladder opklimt, constateert een leidinggevende, des te verder komt men af te staan van de dingen waar het echt om gaat, de mensen die de zaak draaiende houden.
Volgens Sidney Dekker, die op uitnodiging van Mersey Care de verandering in gang heeft gezet, kun je een rechtvaardige cultuur niet kopen. Een cultuur behoort van binnenuit te ontkiemen en te groeien. Het scheppen van een rechtvaardige, herstellende cultuur is lastig en een langdurig proces.

De relaties zijn hersteld

Bij Mersey Care hebben professionals, managers en leidinggevenden een loutering doorgemaakt. De voorheen verziekte onderlinge relaties zijn hersteld en kregen een nieuwe impuls. Ze hebben herontdekt voor wie ze het werk eigenlijk doen: de patiënten. De voornaamste uitdaging voor een organisatie als Mersey Care is dat mensen beseffen dat leed en pijn, veroorzaakt in de uitoefening van het beroep, niet met nog meer leed en pijn dienen te worden behandeld. Leed en pijn hebben genezing, compassie en herstel van schade nodig.
Mensen de laan uitsturen heeft geen zin. Sidney Dekker verklaart dat een voorval iets is waarin je al geïnvesteerd hebt. Wat nodig is, is die investering terugverdienen. Een herstellende en rechtvaardige cultuur biedt mensen de mogelijkheid dat te doen. Bij het voorval betrokken personen zijn degenen die de dure les belichamen.

Just Culture – NHS Mersey Care documentary. Duur  27 min.


U P D A T E

Implementing a just and learning culture. Read how Mersey Care NHS Foundation Trust implemented a just and learning culture and the impact it has had on its workforce, NHS Employers, 23 februari 2021: www.nhsemployers.org/case-studies/implementing-just-and-learning-culture

 

Inspecteurs geïnterviewd over hun beroep

omslag inspecteurs over hun vakInspecteurs zijn onderwerp van gesprek geworden. Ze staan regelmatig in de belangstelling, of dat nu in de Tweede Kamer is of in de media. Inspecteurs krijgen de opdracht om strenger of juist flexibeler te zijn. Hun wordt gevraagd transparant te zijn over wat ze doen en wat ze aantreffen. Er is verontwaardiging over de ‘afvinklijstjes’ waarmee ze werken of er is ophef om de misstanden die door inspecteurs worden aangekaart. Om meer inzicht te krijgen in het werk van inspecteurs besloot Teusjan Vlot, algemeen secretaris Inspectieraad en hoofd Bureau Inspectieraad, tot een onderzoek om de ‘stam’ van inspecteurs in beeld te brengen.

Antropoloog Manja Bomhoff ging daarmee eind 2016 aan de slag. Wie zijn die inspecteurs nu precies? Wat voor type mensen zijn zij? Wat houdt hen bezig? Wie vinden zij een goede inspecteur? Hebben inspecteurs rolmodellen?
Een antropoloog onderzoekt de leefwereld van mensen in verschillende subculturen (‘stammen’). Manja Bomhoff: “Als antropoloog heb ik aandacht voor waarden; wat vinden mensen belangrijk? Daarnaast kijk ik naar de omgeving − de context − waarin mensen werken. Want die bepaalt voor een groot deel de bewegingsruimte die individuen ervaren in hun werk.
In ‘inspectieland’ wordt van inspecteurs veel verwacht. Op allerlei manieren worden zij in hun professioneel handelen gestuurd. Maar je kunt lastig mensen sturen wanneer je niet weet wat hun waarden en beweegredenen zijn. In dit onderzoek kreeg ik alle ruimte om erachter te komen wat inspecteurs zélf belangrijk vinden”.

Vlot: “Als Bureau Inspectieraad hebben wij de opdracht om een bijdrage te leveren aan de professionalisering van inspecties en inspecteurs. Als je dat goed wilt doen, moet je inspecteurs en hun werk goed kennen. We weten al veel over inspecties, maar veel minder over de mensen achter de inspecties”.

De keuze voor kleinschalig kwalitatief onderzoek was een bewuste, legt Vlot uit: “Kwantitatief evidence based onderzoek heeft ook z’n waarde natuurlijk, maar ik wilde nu juist het onderzoek gebruiken om mensen te laten vertellen over hun vak, en daarmee ook de dialoog te stimuleren; binnen en tussen inspecties. Laat mensen maar vertellen wie ze zijn, wat ze doen, waarom ze dingen doen, waar ze zich over verwonderen of waar ze zich aan ergeren”.

Vlot is zich ervan bewust dat je op basis van dit onderzoek geen generaliserende conclusies kunt trekken over wat inspecteurs denken of doen. “Maar het geeft wél inzichten over hoe je toezicht nog verder kunt professionaliseren”.

Uniek rapport van inspecteurs over hun beroep

Het resultaat van het onderzoek heeft Vlot aangenaam verrast: “Ik vond het mooi om te zien dat inspecteurs zulke heldere opvattingen hebben over wat een goede inspecteur is en hoe die omgaat met normen. Dat maakt het voor mij duidelijke professionals. Ik zie ook dat ze op zoek zijn naar de balans tussen kaders en eigen opvattingen. Dit noemen we ‘professionele ruimte’, een thema waarmee we ons al een aantal jaar bezighouden. Aan de ene kant wil je inspecteurs die − waar ze ook zijn − oog hebben voor de context. Tegelijkertijd geef je ze als organisatie richtlijnen mee, soms zelfs protocollen, of geautomatiseerde systemen. Hierdoor kunnen inspecteurs minder rekening houden met de diversiteit in context en krijgen ze minder ruimte voor eigen afwegingen. Dat ingewikkelde spanningsveld is er, elke inspectie worstelt ermee. Dit onderzoek biedt stof voor het doorlopende gesprek over vragen als ‘hoe gaan we hiermee om’ en ‘hoe kunnen we de balans zo goed mogelijk vinden?’”

Dit rapport laat zien dat de geïnterviewde inspecteurs heel goed nadenken over hoe ze hun werk het beste kunnen doen. Vlot: “Daar hoort ook bij dat ze niet allemaal hetzelfde denken. Ze kunnen juist in hun vak groeien als ze de gelegenheid krijgen om in gesprek te gaan over de dilemma’s die ze in hun werk tegenkomen, en ontdekken welke verschillende opvattingen er leven. Het inspectievak is nog een vak in ontwikkeling”.

Voor het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met inspecteurs die begonnen met enkele persoonlijke vragen over de achtergrond van de inspecteur, de motivatie om voor dit beroep te kiezen en de belangrijkste doelstellingen in het dagelijkse werk. Daarna ging het over de ervaren ruimte en kaders in het werk, ideeën over het nut en de effectiviteit van het inspectiewerk, randvoorwaarden voor een goede beroepsbeoefening en de kenmerken van een ‘goede inspecteur’. Verder ging het in de gesprekken over de relaties met onder toezichtstaan den, beleidsmakers en andere stakeholders.
In de gesprekken was ruimte om dieper in te gaan op door de inspecteurs zelf aangedragen thema’s. De inspecteurs hebben een conceptversie van het rapport gelezen, de tekst gecontroleerd en aangegeven wat volgens hen de belangrijkste inzichten zijn en of zij zich voldoende herkennen in de beschrijvingen. Hun opmerkingen zijn vervolgens in het eindrapport verwerkt. De interviews werden gehouden met het oog op grotere thema’s van de inspectie, waaronder transparantie, professionaliteit, disciplinering, uniformiteit en onafhankelijkheid.

Inspecteurs krijgen niet vaak de gelegenheid om op deze manier open over hun werk en hun opvattingen te praten. Dit is dan ook een uniek rapport van inspecteurs over hun beroep, nuttig voor de Inspectieraad, de Academie voor Toezicht en voor iedereen die beleidsmatig en strategisch nadenkt over toezicht en aansluiting wil houden met de werkvloer.

Enkele uitkomsten

De inspecteurs laten zien welke risico’s er kleven aan een te grote juridificering, bureaucratisering en uniformering. In sommige gevallen lijkt er een onzekerheid te zijn ontstaan door een
haast verlammende angst voor reputatieschade. Enkele inspecteurs geven aan te vinden dat zo veel energie intern is gericht dat er te weinig energie overblijft voor de buitenwereld. Ze ervaren hinder van politieke en beleidsdruk en hebben (nog) geen productieve manier gevonden om hier goed mee om te gaan. Tegelijkertijd zoeken de inspecteurs continu naar allerlei manieren om hun vak zo goed en zo zinnig mogelijk uit te oefenen. Die zoektocht vinden ze boeiend. Hun drang om bij te dragen aan het grotere maatschappelijke doel houdt ze hierbij gemotiveerd.

Download Inspecteurs over hun vak, door Dr. Manja Bomhoff, uitgave van de Inspectieraad, juli 2017: www.rijksinspecties.nl

inspecteurs over hun vak

Red het onderwijs, begin bij de leraren!

lerares voor de klasRaoul du Pré weet een goede oplossing voor het onderwjjsprobleem. In de Volkskrant haakt hij in op het op 11 april 2018 gepubliceerde rapport van de Onderwijsinspectie, De Staat van het Onderwijs. Hij schrijft: “Het rapport van de Onderwijsinspectie komt hard aan dit jaar: de kwaliteit van het onderwijs daalt al twintig jaar gestaag. Op de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs behalen leerlingen gemiddeld steeds slechtere resultaten voor vakken als lezen, rekenen en natuurwetenschappen.

Vanwege die verstrekkende conclusie is het jammer dat de Inspectie niet dieper ingaat op de oorzaken. Ze wijst op de grote autonomie van de schoolbesturen en suggereert dat er meer overheidsbemoeienis moet komen. Maar waar die zich dan precies op moet richten, is nu meteen alweer onderwerp van een discussie waarin alle betrokkenen hun eigen stokpaardjes berijden: deugt het curriculum wel, geven we de juiste vakken, zijn het er niet te veel? Iets meer sturing door de inspecteurs was wenselijk geweest.

Dé constante van het Nederlandse onderwijsprobleem duikt immers ook in dit rapport prominent op.

Toch hoeven politici die verlangen naar oplossingen ook weer niet zo lang te zoeken. Dé constante van het Nederlandse onderwijsprobleem duikt immers ook in dit rapport prominent op: de wankele positie van de leerkrachten. Die conclusie is allesbehalve nieuw”.

Du Pré schrijft aan het slot van zijn artikel dat de Inspectie aandringt op meer onderzoek. Dat is prima. Maar één ding is al zeker. Het beste is “goede, trotse leerkrachten voor de klas die zich kunnen concentreren op hun kerntaak, dat zou al heel veel helpen..

Red het onderwijs, begin bij de leraren!”

Het onderwijs zou gebaat zijn bij goede en trotse leerkrachten voor de klas, door Raoul du Pré, De Volkskrant, 12 april 2018: https://beta.volkskrant.nl

Rapport De Staat van het Onderwijs 2018, Blogs Beroepseer, 12 april 2018: https://beroepseer.nl