Skip to main content

Redactie Beroepseer

‘Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?

“Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?”

Efficiency en doelmatigheid worden te pas en te onpas gebruikt door beleidsmakers en zorgverzekeraars. Dan kan anders aldus Pauline Meurs in Het Financieele Dagblad. Verbetering volgens beleidsmakers is niet altijd beter voor de zorg.
Meurs is socioloog, hoogleraar Bestuur van de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).

De zorg moet altijd beter

Pauline Meurs: “Ervaringen ophalen van mantelzorgers en professionals in de zorg is een goede manier om te begrijpen wat er in de dagelijkse praktijk speelt. Het zou mooi zijn als beleidsmakers dat ook regelmatig zouden doen.

Nu weet ik van enkele bestuurders en toezichthouders dat zij het in hun werkroutine hebben opgenomen. Zij horen en ervaren wat het effect is van beleid, zij kunnen zien op welke punten ander beleid nodig of gewenst is en, nog belangrijker, waar moet worden afgezien van beleid. Bij dit laatste spelen twee centrale normen: optimalisatie en vergroting van de efficiëntie. Of anders gezegd: permanente verbetering en altijd streven naar doelmatigheidswinst. Die normen zijn mantra’s geworden waar te weinig bij wordt stilgestaan, terwijl dat stilstaan in de zorg meer dan ooit nodig is.

De zorg moet altijd beter. De Inspectie voor de Gezondheidszorg, maar ook veel kwaliteitsgoeroes vragen om verbeterplannen, verbeteracties en feedbacksessies om van te leren. De onderliggende aanname hierbij is dat verbetering altijd mogelijk is, maar ook dat verbetering altijd ook echt beter is”.

Terechte vragen

Het voorbeeld dat Van Meurs geeft betreft de initiatieven voor verhoging van de kwaliteit van de zorg in het verpleeghuis: “Bij die initiatieven horen plannen met actielijsten en verantwoordingsschema’s. Die schema’s laten vooral de verandering tussen toen en nu zien. Een ziekenverzorgende in een van deze verpleeghuizen verzuchtte eens tegen mij: ‘Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?’ En even later: ‘Waarom is er zo weinig waardering voor wat we nu doen en worden we steeds door anderen gewezen op wat we nog meer moeten doen?’
Het was geen klaagzang van deze professional, maar oprechte en, naar mijn idee, terechte vragen over wat onder kwaliteit van verpleeghuiszorg wordt verstaan. Zou het niet mogelijk zijn om te aanvaarden dat zorgverlening is wat het is, dat ‘meer’ en ‘anders’ doen niet per se beter is”.

Lees het hele artikel Verbetering volgens beleidsmakers is niet altijd beter voor de zorg, door Pauline Meurs, Het Financieele Dagblad, 17 april 2019: https://fd.nl

Hoe zorgverleners en slaafse zorgbestuurders niet verplichte richtlijnen braaf blijven uitvoeren

Weekblad De Groene Amsterdammer heeft onderzocht hoe het staat met het ’regelfetisjisme’ in de zorg. Volgens Pierre de Winter werden “zorgprofessionals nog nooit zo ruimhartig ondersteund in hun strijd tegen het veelkoppige monster. In 2017 krijgt de protestbeweging van de huisartsen, luisterend naar de naam Het Roer Moet Om, gezelschap van denktank (Ont)Regel de Zorg, ontstaan ten burele van sectorverzekeraar VvAA, die met veel succes een eerste schrapconferentie organiseert. Als eind dat jaar de huidige ministersploeg op VWS aantreedt maakt ze met veel gevoel voor publiciteit de strijd tegen administratieve lasten en doorgeslagen regelgeving prioriteit nummer 1.
Het ministerie biedt zichzelf aan als partner/regisseur van de beweging. Afgelopen mei wordt een meerjarig actieplan gepubliceerd en sindsdien spant het ministerie van VWS zich in om de resultaten uit schrapsessies te laten opnemen in sectorplannen, waaraan ‘het veld’ – zorgverzekeraars, koepels van zorginstellingen, patiënten- en beroepsverenigingen en accountants – zich dient te committeren”.

Alsof het niet op kan wordt begin dit jaar zelfs een speciaal adviseur tegen de regeldruk benoemd, aldus De Winter: “Oud-minister Rita Verdonk lijkt geknipt voor die baan. Het is niet meer de zorgprofessionals tegen de regelbedenkers, maar heel Holland dat schrapt”.

Uit onderzoek blijkt dat  zorgverleners gemiddeld veertig procent van hun tijd kwijt zijn aan administratieve taken. In ziekenhuizen is de administratie in tien jaar minimaal vertienvoudigd, getuige rapporten van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en KPMG Plexus.
Een gemiddelde ggz-aanbieder schrijft volgens het rapport Het roer moet om in de GGZ zo’n drieënhalfduizend A4’tjes (één kilometer papier) vol op jaarbasis om zich te verantwoorden naar de zorgverzekeraars.

De vijf-minutenregistratie

De Winter is aanwezig bij een bijeenkomst van circa veertig wijkverpleegkundigen van woonzorgcentrum Margaretha in Kampen. Ze zijn bij elkaar gekomen om te leren schrappen waar ze het meest last van hebben in hun werk. Dat blijkt de vijf-minutenregistratie, te zijn aldus de moderator van de groep: Wie doet daar nog aan?. Dat blijkt nog de helft van de verzorgers te zijn.

De Winter: “De vijf-minutenregistratie is misschien wel het meest besproken management-exces in de zorg. Het instrument dicteert dat zorgverlener 1 bij mevrouw Jansen twintig minuten mag besteden om haar te helpen met douchen en vijf minuten om haar steunkousen aan te trekken. Daarna mag zorgverlener 2 – hoger opgeleid, dus duurder – nog vijf minuten langskomen voor een injectie. Als mevrouw Jansen dan vertelt dat haar kat is gestorven, kan geen van beide zorgverleners haar daarover te woord staan, helaas, want die handeling kan niet geregistreerd worden en dus wordt er niet voor betaald”.

Nooit wettelijk verplicht

Nu is het zo dat de vijf-minutenregistratie nooit een wettelijke verplichting is geweest. Het was een landelijke richtlijn, bedacht in 2000, die zich “zorgbestuurlijk in het landschap heeft ingevreten”.
De Winter: “De overheid propageerde hem en zorgverzekeraars hadden er een handig, meetbaar instrument aan om zorgverleners te dwingen efficiënt te werken. Toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kon er mooi de zorgverzekeraars op controleren. En voor accountants in de sector was het ook een overzichtelijke tool om de rechtmatigheid van de omzet van zorginstellingen te bepalen. Bestuurders van veel van die instellingen waren al deze ‘stakeholders’ maar al te graag ter wille.
Gevolg: zorgverleners werden massaal ingekapseld in een knellende managementlogica.

Het bleek overal te zijn. Er was sprake van een keten van gestold wantrouwen, waarin iedereen doodsbenauwd was om door een boven hem of haar gestelde te worden afgerekend als gedeclareerde zorg niet kon worden verantwoord. Verandering was ongemakkelijk en financieel ongewis. Pas als ze van de zorgverzekeraars te horen kregen dat ze er niet op zouden worden afgerekend, durfden de zorgverleners te bewegen. En ook de zorgverzekeraars en hun accountants moesten gerustgesteld worden door de NZa”.

Lees het hele artikel Onderzoek Regelfetisjisme in de zorg. Genoeg gevinkt, door Pierre de Winter, waarin hij ook ingaat op de regelgeving in de ziekenhuizen, de rol van zorgverzekeraars en de Patiëntenfederatie, De Groene Amsterdammer, 17 april 2019: www.groene.nl/artikel/genoeg-gevinkt

Manifest met oproep: ‘Onderwijs om (te) vormen’

Ellen Klatter en Rob Martens hebben een manifest geschreven met oproep voor een ander soort onderwijsonderzoek. Hun pleidooi: Als we leerlingen gelijke kansen willen bieden, dan zullen we meer (complex) onderzoek moeten doen naar verbeteringen in ons onderwijs.
Ellen Klatter is lector Versterking Beroepsonderwijs & lector Studiesucces aan de Hogeschool Rotterdam. Rob Martens is hoogleraar en programmaleider bij het Welten-instituut van de Open Universiteit en wetenschappelijk directeur van stichting NIVOZ

Het manifest is gepubliceerd op de site van het onderwijsvakblad Didactief. Onderaan het manifest worden de medestanders van het manifest met name genoemd. Wie het manifest wil ondertekenen kan een mail sturen naar redactie@didactiefonline.nl

‘Manifest Onderwijs om (te) vormen’

In Nederland is sprake van een groeiende kloof tussen arm en rijk én hoog en laag opgeleide mensen (Rinnooy Kan, 2018; Denessen, 2017; Elffers, 2018; Dronkers, Elffers, Karsten, & van der Werfhorst, 2016). Het huidige onderwijs vergroot de kansenongelijkheid eerder dan die te verkleinen (Inspectie van het Onderwijs, 2019). Maatregelen van OCW om te bevorderen dat kinderen met gelijke talenten gelijke kansen krijgen in het onderwijs (OCW, zie hieronder bij 1), getuigen van een probleembewustzijn en urgentiegevoel. Maar omdat een goede probleemdefinitie en -analyse ontbreekt, zijn deze maatregelen onvoldoende.

Onderzoek laat zien dat de manier waarop wij in het Nederlandse onderwijs omgaan met differentiatie en leerlingen selecteren nadelig uitpakt voor kansarme leerlingen (OECD, 2016). Zij worden, onder het mom van goedbedoelde termen als ‘adaptief onderwijs’ en ‘onderwijs op maat’ steevast in lagere niveaus weg-geselecteerd en vastgezet (Denessen, 2018). Ook het sterk scheiden van de algemeen vormende en de beroepsgerichte opleidingsroutes leidt tot niveauverschillen in diploma- en baangarantie. Daarbij hebben vooroordelen en verwachtingen van leraren effect op de schoolloopbaan van hun leerlingen (Zeemeijer, 2019). Kortom, er zijn tal van aanwijzingen dat de manier waarop wij het onderwijs hebben ingericht, onbedoeld een belangrijke rol speelt in de toenemende segregatie in Nederland.

Wat verstaan we eigenlijk onder goed onderwijs? En hoe onderzoeken, onderbouwen en staven we dat? En wat betekent dat voor de vraag: wat is goed onderwijsbeleid en hoe organiseren we het onderwijs zo dat alle kinderen ervan profiteren?

Lees het hele manifest: Onderwijs om (te) vormen, door Ellen Klatter & Rob Martens, Didactief, 16 april 2019: https://didactiefonline.nl/blog/blonz/onderwijs-om-te-vormen

Continuïteit als succesfactor in de ondersteuning van kwetsbare mensen

Piet-Hein Peeters schrijft dat er een wonderlijk element schuilt in het sociaal domein. Er is een breed gedeeld idee van wat werkt in de ondersteuning van kwetsbare mensen, maar het lijkt maar moeizaam te lukken die factor praktijk te laten zijn. Peeters is journalist, gespreksleider en dagvoorzitter bij congressen. Hij schrijft regelmatig voor Zorg + Welzijn, de website voor professionals en beleidsmakers in het sociaal domein. Van 2014 tot 2018 was hij hoofdredacteur van het magazine Zorg +  Welzijn.

In de blog Continuïteit: de saaie succesfactor gaat Peeters in op het gebrek aan continuïteit en volhouden in het sociaal domein. Zonder die eigenschappen kunnen sociaal werkers niet goed vertrouwen opbouwen of een relatie aangaan. Sinds 2015 is het sociaal domein in één klap het grootste domein binnen het takenpakket van gemeenten geworden, zowel financieel als inhoudelijk. Dat heeft tot gevolg gehad dat de continuïteit – we kunnen het ook bestendigheid noemen – voortdurend in het gedrang komt. Tot  het sociaal domein behoren alle sectoren die te maken hebben met de sociale kant van het gemeentelijke beleid: zorg, welzijn, onderwijs, gezondheidszorg, opvoeding, inburgering en sociale activering.

Hij gaat niet weg. Hij blijft

Peeters begint met een verhaal uit eigen ervaring. Hij schrijft: “Een half jaar geleden mocht ik op een Zorg+Welzijn congres de ervaringswerkers Hans van Eeken en Marcello van den Anker interviewen. Van Eeken vertelde, zo begreep ik het, dat hij soms een hele middag bij mensen met stevige psycho-sociale problematiek gaat zitten. Dat mag u vrij letterlijk nemen. Hij komt binnen, gaat in gesprek, scharrelt wat mee rond in het huishouden en, en dit is het punt, hij gaat niet weg. Hij blijft. Gaat dus niet weg omdat de tijd op is. Op het congres met lichte grijns: ‘Ik doe mijn jas uit’. Vanuit de zaal kwam de voorspelbare vraag hoe dat dan betaald wordt.

In het verhaal van Van Eeken weerklinkt de presentie-benadering die bij sociaal professionals op veel sympathie mag rekenen. Er zijn voor de mens die het moeilijk heeft, maar vooral er blijven, diens situatie verdragen, volhouden. Vertrouwen opbouwen, een relatie aangaan. Zowel op individueel niveau als in een buurt of wijk. Denk ook aan de huisarts, een verwante beroepsgroep, wiens kwaliteit sterk afhankelijk is van het lang ’meelopen’ met de patiënt. Ik ben zelden een professional tegengekomen die de succesfactor ‘continuïteit’ niet erkent”.

De verbinding wordt verbroken

Op lokaal niveau is continuïteit voortdurend het kind van de rekening, vervolgt Peeters. Hulp- en zorgorganisaties verliezen een aanbestedingsronde, waardoor de verbinding tussen bijvoorbeeld hulpverlener en hulpbehoevende verbroken wordt. Het belang van continuïteit wordt uit het oog verloren.

Maar er zijn ook sociale professionals die persoonlijk zorgen voor continuïteit en daarmee tegen de norm van onze tijd ingaan. Ze veranderen niet van werkplek en blijven op hun post, trouw aan de mensen die hun steun nodig hebben.

Lees de hele blog Continuïteit: de saaie succesfactor, Piet-Hein Peeters, Zorg + Welzijn, 15 april 2019: www.zorgwelzijn.nl

‘Gepest van 9 tot 5’. Tv-programma over pesten op de werkvloer

In het nieuwe EO tv-programma Gepest van 9 tot 5 schakelen slachtoffers van pesten op de werkvloer de hulp in van Bert van Leeuwen. Ze zijn ten einde raad: ze hebben alles geprobeerd om het pestgedrag aan te kaarten, maar zonder succes. Met de hulp van het tv-programma proberen zij de situatie op te lossen en achter zich te laten.
Gepest van 9 tot 5 is in eerste instantie een eenmalig programma en wordt uitgezonden op 19 april 2019, de Landelijke Dag tegen het Pesten, maar als het aan de EO ligt, wordt het een serie.

Pesten op de werkvloer is een enorm taboe, terwijl de cijfers er niet om liegen. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat 1 op de 8 volwassenen in Nederland wordt gepest op de werkvloer en dat meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven nog geen anti-pestbeleid heeft. Daarnaast becijferde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat deze vorm van pesten de samenleving jaarlijks vier miljard euro kost.
Het pesten kan bestaan uit allerlei vormen van verbaal, non-verbaal en lichamelijk geweld of het negeren van een collega in allerlei sociale activiteiten.

Mediator

Vaak beseffen de pesters niet dat hun gedrag zo veel impact heeft. Pesten kan onder meer leiden tot stress, depressie, burn-out en tot minder presteren en produceren. Om tot een werkbare oplossing te komen, gaat Bert van Leeuwen als mediator met alle betrokken partijen op een respectvolle manier het gesprek aan. Hij brengt ook bewijsmateriaal op tafel dat kan bestaan uit apps, mails, geluidsopnames of – in sommige gevallen – videobeelden. Na de intensieve gesprekken wordt de leiding van het betreffende bedrijf geïnformeerd.

Taboe doorbreken

Met Gepest van 9 tot 5 wil de EO individuele slachtoffers van pestgedrag helpen, maar ook het taboe op pesten op het werk doorbreken. “We laten zien dat er oplossingen zijn om de vicieuze cirkel van negativiteit te doorbreken, waarbij het anti-pestbeleid een zeer belangrijk onderdeel is, zegt Bert van Leeuwen.”

Gepest van 9 tot 5 wordt uitgezonden op vrijdag 19 april 2019 op NPO1 om 21.30 uur.

Meer info bij EO: https://visie.eo.nl/2019/01/bert-van-leeuwen-maakt-programma-over-pesten-op-de-werkvloer/ (Niet meer beschikbaar)

Zie ook Stichting Omgaan met pesten: www.omgaanmetpesten.nl

Stop pesten nu!: www.stoppestennu.nl

Posicom, professionele aanpak van pesten: www.posicom.nl/

Website Gijs van Loef en Platform betrouwbare zorgcijfers

Gijs van Loef bekritiseert de effecten van marktwerking in de zorg op basis van onderzoek naar kwaliteit van zorg

Sinds 1997 publiceert Gijs van Loef kritische artikelen over de organisatie van het openbaar bestuur. De laatste jaren schrijft hij vooral over de effecten van de marktwerking in de zorg op basis van onderzoek.
In 2013 publiceerde hij zijn boek Kiezen tussen overheid en markt – Een wake-up-call voor onze volksvertegenwoordigers, waarin hij overheid en markt als principes tegenover elkaar plaatst en duidelijk maakt dat ze niet zonder elkaar kunnen. Hij beschrijft wat marktwerking binnen het publieke domein is en wat het in de praktijk betekent. Het boek biedt een concreet handvat voor het verbeteren van de kwaliteit van het openbaar bestuur aan de hand van een eenvoudig, breed toe te passen denkmodel.

Goede gezondheidszorg begint bij betrouwbare cijfers

Van Loef – hij is adviseur marktwerking gezondheidszorg – was de financieel expert achter het Nationaal ZorgFonds, een in 2016 gelanceerd plan van de Socialistische Partij (SP) dat tot doel heeft: afschaffing van het eigen risico, een ruime basisverzekering en het vervangen van zorgverzekeraars door een enkele organisatie.
Met Renske Leijten schreef hij het artikel Zorgstelsel op basis van samenwerking stelt patiënt centraal voor een themanummer over het zorgstelsel van het vakblad voor economen ESB (januari 2017).

Van Loef beheert een eigen website die plaats biedt aan het Platform Betrouwbare zorgcijfers, een groep deskundige leden op het gebied van gezondheidszorg, accountancy, juridische zaken, toezicht en bestuur.
Uitgangspunt is dat goede gezondheidszorg begint bij betrouwbare cijfers. Op 11 mei 2018 publiceerde het Platform het verslag van een uitgebreid onderzoek naar de kwaliteit van de zorg. Uit de cijfers bleek dat de gezondheidszorg in Nederland helemaal niet zo goed is als steeds maar weer wordt beweerd. De Rijksoverheid maakt zich schuldig aan tendentieuze berichtgeving en heeft de afgelopen jaren bewust een te positief beeld geschetst van de medische zorg. Bovendien is het Nederlandse systeem erg duur en op termijn zelfs onhoudbaar.
De door het Platform verzamelde cijfers zijn ontleend aan verschillende nationale en internationale onderzoeken.

De uitkomst van het onderzoek werd gepresenteerd aan de Algemene Rekenkamer, die met dank voor de informatie reageerde: “Deze is doorgeleid naar de betreffende onderzoeksdirectie en zal betrokken worden in de bredere afwegingen over onderzoek naar het Ministerie van VWS en de zorgsector”.
Op de site van Van Loef kunnen we de in elf punten samengevatte uitkomst van het onderzoek lezen: https://gijsvanloef.nl/2018/05/11/platform-betrouwbare-zorgcijfers-wordt-gehoord-door-algemene-rekenkamer/

Het Platform Betrouwbare zorgcijfers pleit voor onafhankelijk en waardevrij onderzoek naar de informatieverstrekking over de kwaliteit en kosten van de Nederlandse gezondheidszorg. Alleen op die manier kan beleid worden gebaseerd op betrouwbare gegevens en cijfers. Ook de houdbaarheid en de draagkracht van het gezondheidsstelsel wordt hiermee vergroot.

Existentieel vraagstuk

De site van Van Loef is in de loop der jaren uitgegroeid tot een rijke bron van kennis en informatie van het Nederlandse zorgstelsel, met blogs, columns, publicaties, rapporten en commentaren op artikelen in bijvoorbeeld vakbladen.

Een recente bijdrage (5 april 2019) getiteld Gezondheidszorg staat voor existentieel vraagstuk vat in twee, naast elkaar geplaatste overzichtelijke kolommen het verschil samen tussen een gezondheidszorg die de patiënt centraal stelt en gericht is op de relatie patiënt-zorgverlener en een gezondheidszorg gericht op centraal verantwoording afleggen en afvinken. In een oogopslag zie we wat dat existentiële vraagstuk behelst. Gaan we naar een menselijke gezondheidszorg of naar een technocratisch zorgstelsel waarbij geld en centrale controle de boventoon voeren? Naar persoonlijke zorg of een door verzekeraars en digitale gegevens gedomineerde zorg? Van Loef waarschuwt voor een stelsel dat voor buitenlandse zorgverzekeraars en steeds machtiger wordende high-tech bedrijven tot een jachtterrein wordt. Er zijn teveel private krachten en er is te weinig publieke sturing in het zorgstelsel. Het publiek is ondergeschikt gemaakt aan privaat.

Krenten uit de pap

Op 11 april 2019 bericht Van Loef dat het jachtseizoen in de zorg is geopend. De kop boven zijn blog luidt: Eerste buitenlandse zorgverzekeraar haalt de krenten uit de pap (en ondermijnt de solidariteit). Het is een reactie op een artikel in het tijdschrift Zorgvisie: Zwitserse zorgverzekeraar IptiQ mikt op fors rendement: “IptiQ is de eerste nieuwe zorgverzekeraar sinds de invoering van het zorgstelsel in 2006. IptiQ, een dochter van het Zwitserse bedrijf Swiss Re, heeft in 2017 drie bestaande labels overgenomen van VGZ: Promovendum, National Academic en Besured. Deze zorgverzekeringen, die 225.000 verzekerden telden, lagen onder vuur in de media doordat zij mikken op hoogopgeleiden. Daarmee wekken zij de schijn van risicoselectie. Hoogopgeleiden zijn gezonder, maken minder zorgkosten en zijn daarom goed voor het rendement van zorgverzekeraars. Kort na de overname heeft IptiQ de zorgpremie in 2018 vrij fors verhoogd, wat heeft geleid tot het vertrek van 25.000 verzekerden” (10 april 2019).

In een reactie schrijft Van Loef: “IptiQ haalt de krenten uit de pap, nietwaar? Het is – voor wie openstaat voor onafhankelijke, oprechte en belangeloze analyse – allemaal zo duidelijk als het maar zijn kan”.
Van Loef had het zien aankomen. In de rechterkolom van zijn overzicht staat onderaan: Versplintering van het zorgaanbod (profijtelijk scheidt zich af van niet-profijtelijk).

Site van Gijs van Loef, met het Platform Betrouwbare zorgcijfers https://gijsvanloef.nl/

Jaarverslag Ombudsman 2018 Iedereen noet mee kunnen doen

Jaarverslag Nationale ombudsman 2018: ‘Protocollen en procedures staan goede dienstverlening in de weg’

Het gaat nog te vaak mis tussen (overheids)instanties en de mensen die een beroep op hen doen. “Het zijn al lang niet meer alleen de meest kwetsbare mensen die niet mee kunnen komen. Ook zelfredzame burgers lopen vast”, stellen Reinier van Zutphen en Margrite Kalverboer in hun gezamenlijk jaarverslag, dat op 10 april 2019 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Om iedereen mee te kunnen laten doen moeten (overheids)professionals meer ruimte, tijd en middelen krijgen.

De Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman komen op voor mensen die vastlopen in de maatschappij. Uit de bijna 28.000 vragen, hulpverzoeken en klachten die zij in 2018 gezamenlijk ontvingen, blijkt hoe moeilijk het soms is voor mensen om gewoon mee te kunnen doen. De vrouw die na een scheiding in de schulden komt en als ze voor hulp durft aan te kloppen bij haar gemeente tegen een muur van bureaucratie aanloopt. Het meisje met verslaafde ouders dat, ondanks de aanwezigheid van hulpverlening in het gezin, toch op straat terecht komt. De veteraan die kampt met ernstige psychische problemen, alles kwijt raakt en toch lange tijd geen invaliditeitspensioen ontvangt. Stuk voor stuk liepen zij tegen een dichte deur bij de instanties die er juist voor hen hadden moeten zijn.

(Overheids)professionals beter faciliteren

Ondanks de goede wil van professionals gaat het toch vaak mis tussen (overheids)instanties en de mensen die een beroep op hen doen. Protocollen en procedures staan goede dienstverlening in de weg. Het werk moet zo efficiënt mogelijk. Diensten worden, ondanks de decentralisaties, verder weg van de burger georganiseerd, loketten verdwijnen en het wordt steeds lastiger om een echt mens aan de lijn te krijgen. Het is daarom belangrijk dat (overheids)professionals meer tijd, ruimte en middelen krijgen om te doen wat ze moeten doen. Om zelf in te kunnen schatten wat nodig is, om maatwerk te kunnen leveren en om dichtbij de mensen te kunnen staan voor wie ze er zijn.

De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman roepen alle organisaties die werken voor de mensen in Nederland op om zich te bezinnen op hun bestaansrecht: “Bedenk voor wie je er eigenlijk bent en wat zij van jou nodig hebben om mee te kunnen doen. Als we in Nederland willen dat iedereen meedoet, vraagt dat niet alleen wat van de burger, maar ook van de politiek, van de overheid en van andere instanties die werken voor de inwoners van Nederland”, aldus Van Zutphen en Kalverboer.

Omslag jaarverslag Nationale Ombudsman 2018Klik hier voor het jaarverslag 2018 Iedereen moet mee kunnen doen, april 2019: www.nationaleombudsman.nl

Nationale ombudsman en Kinderombudsman: Iedereen moet mee kunnen doen, nieuwsbericht Nationale Ombudsman, 10 april 2019: www.nationaleombudsman.nl

Feiten en cijfers Jaarverslagen, Nationale Ombudsman, 10 april 2019: www.nationaleombudsman.nl

 

Rapport Staat van het Onderwijs 2019

Rapport over de Staat van het Onderwijs in Nederland 2019

Elk jaar licht de Inspectie van het Onderwijs het onderwijs door. De resultaten daarvan staan in het rapport De Staat van het Onderwijs dat op 10 april 2019 wordt gepresenteerd op het jaarlijkse gelijknamige congres  in Utrecht. Aan het congres nemen onderwijsprofessionals deel uit het hele land. Met vier deelnemers is voor aanvang van het congres een gesprek gevoerd, te lezen op de site van de Inspectie: Rick de Wit, controller samenwerkingsverband passend onderwijs; Elles Verschoor, IB’er en leerkracht groep 7-8 Daltonschool Culemborg; Karin van der Meer, medewerker regioteam scholenkoepel Passenderwijs, Woerden en Theo Mensen, medewerker stichting ePortfolio Support.

De Staat van het Onderwijs 2019

Inspectie van het Onderwijs concludeert in De Staat van het Onderwijs 2019 dat, hoewel het Nederlandse onderwijs gemiddeld nog op niveau blijkt te zijn, de ontwikkelingen waar de Inspectie in de voorgaande jaren aandacht voor vroeg, zich mede onder druk van een ongelijk verdeeld lerarentekort dreigen te verdiepen. Het gaat hier bijvoorbeeld om teruglopende prestaties van leerlingen, ongelijke kansen en segregatie. Om alle leerlingen en studenten een stevige basis mee te geven en te zorgen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, zal de onderwijssector nu heldere keuzes moeten maken over gezamenlijke doelen en ijkpunten. Daarnaast moet het onderwijs beter evalueren wat de effecten zijn van de vele experimenten.

Nederlands onderwijs gemiddeld nog op niveau

Het is positief dat het Nederlandse onderwijs gemiddeld genomen nog op niveau is, oordeelt de Inspectie. Voor Nederlandse jongeren is de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt momenteel in veel gevallen goed, zeker vergeleken met die in andere landen. Burgerschapsonderwijs en persoonsvorming krijgen steeds meer aandacht, en scholen en overheid werken aan de noodzakelijke aanscherping en verbetering ervan. Ook halen meer jongeren een diploma op het niveau dat past bij hun vooropleiding, vooral in het mbo. Ook krijgen groepen jongeren weer iets meer kansen in het onderwijs

Onderwijs wel onder druk

Maar aan werknemers, ondernemers en burgers worden andere eisen gesteld dan voorheen, en in de toekomst nog meer. Daar moet het onderwijs op inspelen en dat gebeurt nu te fragmentarisch, stelt de Inspectie. Om klaar te zijn voor de toekomst, moet de basis worden verstevigd en zijn heldere keuzes nodig.

De Staat van het Onderwijs 2019 geeft drie hoofdpunten waardoor het onderwijs onder druk staat.

  • Ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties dreigen door een ongelijk verdeeld lerarentekort te verscherpen. Dit is een risico voor de (toekomstige) kwaliteit van het onderwijs.
  • Het onderwijs versnippert en de resultaten en effecten van onderwijsinnovaties worden onvoldoende geëvalueerd.
  • Onder afgestudeerden van sommige opleidingen is de werkloosheid hoog. Tegelijkertijd zijn er in sommige vakgebieden grote tekorten aan geschoolde werknemers.

1. Haarscheuren – ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties – dreigen zich te verdiepen

De afgelopen jaren heeft de Inspectie in De Staat van het Onderwijs laten zien dat er haarscheuren in het onderwijs zichtbaar zijn. Gelijke kansen zijn niet langer vanzelfsprekend, de leerprestaties van leerlingen staan onder druk in het funderend onderwijs, er zijn grote verschillen in prestaties van leerlingen tussen scholen en de (sociaal-economische) segregatie in het onderwijs neemt toe. Deze haarscheuren dreigen zich te verdiepen, mede omdat het lerarentekort niet gelijk over scholen verdeeld is.

Daarom roept de Inspectie op tot meer focus en een gerichte, gezamenlijke aanpak voor alle sectoren. Met daarin gezamenlijk vastgestelde doelen en ijkpunten over wat leerlingen en studenten ook in de toekomst altijd nodig zullen hebben. Bijvoorbeeld het voorkomen van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid, leerlingen voorbereiden op deelname in de samenleving, zorgen dat alle studenten een plek vinden op de arbeidsmarkt. Gezien de gunstige conjunctuur en de al lopende debatten over het curriculum en de verschillende kwaliteitsagenda’s in het mbo en ho, ziet de Inspectie daar juist nu een uitgelezen kans voor.

2. Versnippering en onvoldoende evaluatie

De laatste jaren is een sterke groei te zien van het aantal scholen met een specifiek pedagogisch-didactisch concept en scholen met extra aanbod rond bepaalde vakken, zoals technasia en cultuurprofielscholen. Ook bieden meer scholen en opleidingen maatwerktrajecten en maatwerkdiploma’s aan. De Inspectie onderschrijft dat experimenten, en scholen die nieuwe dingen proberen, essentieel zijn om onderwijs te verbeteren. Tegelijkertijd wordt het lang niet altijd helder waarom een school of opleiding kiest voor een specifieke vorm van maatwerk, flexibilisering of profilering. Ook evalueren scholen en opleidingen de resultaten en effecten van hun keuzes in zeer beperkte mate.

De Inspectie wil daarom besturen en scholen aansporen beter te evalueren, en te bezien in hoeverre de inspanningen daadwerkelijk bijdragen aan de – gezamenlijk vast te stellen – doelen. Als zij daarnaast bewezen praktijken met elkaar delen, hoeven andere leraren en schoolleiders niet zelf alles te bedenken en gaat er niet onnodig energie verloren. Dit is extra belangrijk nu het tekort aan leraren en schoolleiders oploopt.

Door de variatie in het onderwijsaanbod en de toename van maatwerk wordt het lastiger om goed zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Het gebrek aan consensus over wat echt nodig is maakt dat het moeilijker is vast te stellen of leerlingen hun potentiële niveau halen, en hoe ze zich ontwikkelen ten opzichte van de ijkpunten van het onderwijs. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze gedurende hun hele schoolloopbaan weten waar ze staan en tijdig deficiënties kunnen wegwerken als dat nodig is.

3. Betere aansluiting nodig tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Voor het vinden van een baan blijkt het hebben van een diploma het allerbelangrijkst. Daarbij maakt het uit welke mbo-, hbo- of wo-opleiding je gevolgd hebt. Voor een deel van de opleidingen is het perspectief ongunstig: een kwart van de gediplomeerden heeft na een jaar (nog) geen baan. Veel van de mbo-studenten uit bijvoorbeeld de sector Economie hebben een matig arbeidsmarktperspectief. Daarnaast profiteren sommige groepen jongeren minder van de huidige gunstige arbeidsmarktperspectieven. Dat zijn vooral ongediplomeerden, leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso), leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) en studenten van de entreeopleidingen en sommige mbo 2-opleidingen.

De Inspectie dringt er op aan dat opleidingen en bedrijfsleven juist nu, in tijden van hoogconjunctuur, zich inzetten voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor deze groepen. Ook de overheid kan hier een rol in nemen.

Gezamenlijk investeren heeft effect

De Inspectie van het Onderwijs ziet duidelijke aanwijzingen dat het inderdaad effect heeft als de onderwijssector gezamenlijk heldere keuzes maakt en focust op vastgestelde doelen. Zo vraagt de Inspectie al langer aandacht voor gelijke kansen in het onderwijs. Een hoopgevende ontwikkeling is dat dit nu een eerste effect lijkt te hebben. Hoewel het verschil in kansen tussen leerlingen met gelijke talenten nog altijd fors groter is dan vijf of tien jaar geleden, is een eerste kleine stap om dat om te buigen gezet. De Inspectie constateert dat dit is gelukt doordat er een gevoel voor urgentie is ontstaan en er meer wordt samengewerkt. Die onderwijs brede investering lijkt zijn vruchten af te werpen voor de toekomst.

Downloaden Rapport De Staat van het Onderwijs 2019 – Onderwijsverslag over 2017/2018, Inspectie van het Onderwijs, 10 april 2019: www.onderwijsinspectie.nl

Gesprekken met deelnemers aan het Congres De Staat van het Onderwijs 2019: https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/staat-van-het-onderwijs/congres/interviews-voor-aanvang-congres (Niet meer beschikbaar)

Congres De staat van het onderwijs: https://congres.destaatvanhetonderwijs.nl/ (Website bestaat niet meer)

U P D A T E

Staat van het Onderwijs 2019: ook Onderwijsinspectie maakt zich zorgen over ‘hokjesscholen’, Vereniging Openbaar Onderwijs, 12 april 2019: https://voo.nl

 

 

omslag proefschrift van osychiater Alan Ralston, promoveert op 9 april 2019

Hoe de filosofie van de psychiatrie in de spreekkamer tot uiting komt

Vandaag, 9 april 2019, verdedigt psychiater Alan Ralston zijn proefschrift Philosophy in Psychiatric Practice aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Bijzonder onderzoek

Willem Gotink had een interview met Ralston, te lezen in het maandelijkse, onafhankelijke e-magazine GGZ Totaal: “Het mag allemaal veel bonter en veelkleuriger”.
Het proefschrift gaat over de relatie tussen de filosofie van de psychiatrie en de praktijk. Hoe ziet die relatie eruit?
Gotink: “Het onderzoek moet meer inzicht geven in hoe psychiaters hun vak uitoefenen en de achterliggende ideeën waarop ze hun keuzes baseren. Een belangrijk onderdeel van de studie was het praktijkonderzoek en de interviews bij dertig psychiaters, afkomstig uit verschillende sectoren van de geestelijke gezondheidszorg. Ralston bevroeg hen over drie hoofdthema’s: diagnose, wetenschap en psychische stoornis. Dat waren bewust breed gekozen categorieën, zodat er voldoende ruimte was voor nieuwe inzichten”.

Ralston: “Dertig psychiaters kwalitatief bestuderen, dat is zelden gedaan, ook in het veld van klinisch redeneren. Voeg je het filosofisch perspectief toe, dan is het in die zin wel een bijzonder onderzoek.”

Filosofie en psychiatrie. Het zijn twee gebieden met een uitgebreide literatuur. Wat ga je dan onderzoeken?

Ralston: “Neem de vraag: ’wat is een psychiatrische stoornis eigenlijk?’ Thomas Szasz (1920-2012) keek daar vanuit de antipsychiatrie heel anders tegenaan dan iemand als Emil Kraepelin (1856-1926), die er vooral van uit ging dat psychiatrische aandoeningen ontstaan door biologische en genetische factoren. Waar wij naar op zoek zijn gegaan is hoe dergelijke ideeën zich manifesteren in de praktijk, en hoe dat wel of niet de praktijk richting geeft.
We hebben audio-opnames gemaakt van intakes. Daar gebeurden interessante dingen. Het viel op dat er niet per se met één klassiek verklaringsmodel werd gewerkt, maar veel eerder vanuit een pluralistische visie, gebaseerd op een veelheid van verklaringsmodellen en theorieën.
Afhankelijk van de patiënt en de klachten, ontstond er een gezamenlijk verklaringsmodel, gericht op verbetering. Er bleek niet altijd een duidelijke scheiding tussen het probleem beschrijven en de oplossing. Eerder werd er tijdens het exploreren van de klachten gezocht naar een theorie die daar het beste bij paste (het verklaringsmodel groeide als het ware met het exploreren van het probleem mee), terwijl al vooruitgegrepen werd op wat de beste therapeutische mogelijkheden zou opleveren. Dat was voor ons een verrassing, omdat we er van uitgingen dat psychiaters meer volgens het klassieke medisch model zouden werken: eerst diagnose en daarna de behandeling. Het blijkt complexer te liggen. Het betekent ook dat waarden een veel belangrijkere rol spelen in de praktijk dan soms wordt verondersteld.”

Maar psychiater en patiënt kunnen niet zomaar iets construeren, klachten roepen specifieke verklaringsmodellen op.

Ralston: “Fenomenen die als materieel worden gezien worden eerder geassocieerd met een medisch model en daarmee wellicht eerder met een behandeling met medicijnen, dan klachten die als ‘mentaal’ worden gezien.”

Ruimte voor meerdere, kleinschaligere classificaties

Is dit onderzoek nu ook een afzetten tegen de DSM?

Ralston: “Het gaat me niet per se om een andere classificatie. Er is wel een spanningsveld. Enerzijds zie je deze pragmatische en pluralistische praktijk. Aan de andere kant de monistische DSM, waarvan sommige deelnemers zeggen dat die er vooral is voor de vergoeding van de behandelingen.
Wat je er ook van vindt, we kunnen niet zomaar om de DSM heen, hij is ‘too big to fail’, te verweven met allerlei instanties en systemen. Sadler heeft dat het ‘Mental health medical industrial complex’ genoemd.
Als we daar van af willen, hebben we iets nodig dat functies van de DSM zou kunnen vervangen. Ik denk dat er ruimte is voor meerdere, kleinschaligere classificaties.”

Lees het hele interview met Alan Ralston: “Het mag allemaal veel bonter en veelkleuriger”, door: Willem Gotink, GGZ Totaal, 8 april 2019: www.ggztotaal.nl

Morgen, woensdag 10 april 2019 vindt er naar aanleiding van de promotie een symposium plaats op de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Zie voor details: Promotie Alan Ralston en symposium de dag erna over de filosofie van de psychiatrische praktijk, Blogs Beroepseer, 12 maart 2019: https://beroepseer.nl

Downloaden van het proefschrift Philosophy in Psychiatric Practice kan op: https://research.vu.nl/en/publications/philosophy-in-psychiatric-practice

Alan Ralston is voortrekker van Stichting Beroepseer. Zie: Voordracht Alan Ralston op presentatie boek ‘Help, de psycholoog verzuipt!’: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Foto met tweet verstuurd 9 april 2019 door Remke van Staveren: “Ora est. Promotie dr Alan Ralston gaat van start! VU Amsterdam”.
(Remke van Staveren is oprichter van Hart voor de GGZ: www.hartvoordeggz.nl)

Alan Ralston promoveert, tweet met foto van Remke van Staveren