Skip to main content

Redactie Beroepseer

Edelman Trust Barometer: Meer vertrouwen in regeringen sinds uitbraak coronavirus

De voorjaarsupdate van de Edelman Trust Barometer – Trust and the Covid-19 Pandemic 2020 – onthult een opmerkelijke verschuiving in vertrouwen sinds januari 2020. Uit de voorjaarsupdate blijkt dat vertrouwen in de regering met elf punten is gestegen sinds de Covid-19-pandemie. Dat komt neer op een recordhoogte van 65 procent. Sinds twintig jaar is dat niet meer voorgekomen.

Sinds 2011 werd de overheid wereldwijd geconfronteerd met wantrouwen, vanwege de vastgelopen Griekse schulden-kwestie in de EU en de corruptieschandalen in ontwikkelingslanden. Het vertrouwen was uitgehold. De voorjaarsupdate laat een opvallende comeback zien van de overheid.
Het vertrouwen in de overheid steeg niet alleen met dubbele cijfers in zes van de elf onderzochte landen, het is de enige instelling die wordt vertrouwd door het brede publiek (62 procent).

In deze ongekende tijd waarin de reactie van de overheid op alle niveaus het verschil tussen leven en dood kan betekenen, vertrouwt het publiek op de regering in de strijd tegen het virus. Respondenten willen zelfs dat de regering vooraan staat op alle gebieden die de pandemie betreffen: economische hulp bieden (86 procent), een normaal leven weer mogelijk maken (79 procent), het coronavirus indammen (73 procent) en het publiek informeren (72 procent).

Maatschappelijke angst

Ondanks het grote vertrouwen in de regering, lijkt de pandemie de systemische ongelijkheid in de schijnwerpers te zetten. De Edelman Trust Barometer 2020 van januari toonde aan dat een groeiend gevoel van onrechtvaardigheid in het systeem het wantrouwen jegens instellingen aanwakkerde. Uit de voorjaarsupdate blijkt dat 67 procent van de respondenten van mening is dat mensen met minder opleiding, minder geld en minder middelen onevenredig de lasten moeten dragen, meer risico lopen ziek te worden en meer moeten afzien tijdens de pandemie. Meer dan de helft maakt zich grote zorgen over baanverlies vanwege Covid-19 op de lange termijn.

Cruciale rol voor media en ngo’s

De zoektocht naar betrouwbare informatie over de pandemie heeft het vertrouwen in nieuwsbronnen tot een recordhoogte gebracht. Traditionele media (+7 punten) en eigen mediakanalen (websites, nieuwsbrieven, sociale media-accounts) (+8) boekten de grootste winst. Ondanks deze hoge mate van vertrouwen in nieuwsbronnen, is er dringend behoefte aan geloofwaardige en onpartijdige journalistiek. Zorgen over nepnieuws zijn nog steeds groot: 67 procent van de respondenten was bezorgd over de verspreiding van valse en onnauwkeurige informatie over het virus.

Vanuit het publiek is er grote vraag naar deskundigheid. Mensen willen informatie over de pandemie van betrouwbare bronnen: artsen (80 procent), wetenschappers (79 procent) en ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid (71 procent).

Niet-gouvernementele organisaties die het vertrouwen met vier punten zagen stijgen, staan ​​niettemin onder druk meer te doen: zorgen voor mensen die lijden, geld inzamelen voor hulp bij bestrijden van de pandemie en lokale hulp bieden ter ondersteuning van de meest kwetsbare mensen. Respondenten in zeven van de elf onderzochte landen zijn van mening dat hun lokale organisaties niet bereid zijn de crisis aan te pakken, waaronder Duitsland, de Verenigde Staten en Canada.

Uur van de waarheid voor bedrijfsleven

Ondanks een toename van vertrouwen in het bedrijfsleven met vier punten (tot 62 procent) en de spraakmakende acties van bedrijven en CEO’s voor hulp aan mensen in nood, is men duidelijk teleurgesteld in de manier waarop de particuliere sector zich sinds de crisis heeft gepresenteerd. Het uur van de waarheid is aangebroken voor het bedrijfsleven dat nu de belofte van stakeholderkapitalisme moet gaan inlossen – ondernemen gaat over meer dan louter winst maken.
Slechts 43 procent is van mening dat bedrijven hun werknemers voldoende beschermen tegen Covid-19 en 46 procent gelooft niet dat het bedrijfsleven kleinere leveranciers en zakelijke klanten helpt om het hoofd boven water te houden.

  • Slechts 38 procent is van mening dat bedrijven goed zijn, of heel goed zijn in het plaatsen van mensen voor winst.
  • Slechts 39 procent is van mening dat bedrijven goed zijn of heel goed zijn in bescherming van het financiële welzijn van werknemers en het veilig stellen van banen.
  • Slechts 38 procent is van mening dat bedrijven goed zijn of heel goed zijn in hulp bieden aan kleinere leveranciers en zakelijke afnemers door middel van verstrekking van krediet of verlenging van de betalingstermijn.

De zwakke prestatie van het bedrijfsleven tijdens de Covid-19-crisis is ook af te lezen aan de matige beoordeling van CEO’s. Minder dan een op de drie respondenten (29 procent) vindt dat CEO’s uitstekend werk leveren in hun reactie op de eisen die de pandemie aan hen stelt in vergelijking met wetenschappers (53 procent) en regeringsleiders (45 procent). Om het vertrouwen te vergroten, dienen bedrijven zich te richten op oplossingen, niet op verkoop. Respondenten roepen de particuliere sector op samen te werken met concurrenten, de doelstellingen en het doel van hun bedrijf te herdefiniëren teneinde de pandemie te bestrijden en de productie om te gooien. Het is zaak nu mondkapjes te produceren, ademhalingsapparatuur en andere schaarse artikelen.

Men doet een beroep op het bedrijfsleven zowel vaardigheid als integriteit te tonen, de belangrijkste bouwstenen van vertrouwen. Nu de aandacht verschuift naar het heropenen van de economie, dient het bedrijfsleven de achterbank die het de afgelopen drie maanden bezet heeft gehouden te verlaten en zich te voegen bij de regering voor het uitzetten van een nieuwe koers voor de toekomst.

Op weg naar een nieuw normaal

Het publiek wil een dynamische samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven om mensen weer aan het werk te krijgen en de economie nieuw leven in te blazen. Gezondheid en veiligheid staan ​​voorop. Meer dan tweederde van de respondenten (67 procent) wil dat het redden van levens prioriteit krijgt boven het redden van banen.
75 procent zegt dat CEO’s voorzichtig moeten zijn in het weer normaal laten functioneren van hun bedrijf, ook als dat betekent dat het weer openstellen van werkplekken langer duurt.

De CEO behoort in het openbaar leiderschap te tonen en te laten zien dat het bedrijfsleven klaar is om de belofte van stakeholderkapitalisme waar te maken. Bedrijven behoren banenverlies, opgelopen door automatisering op te vangen en te zorgen voor bijscholing en omscholing, betaalbare prijzen voor producten om ongelijkheid en werkloosheid aan te pakken, toeleveringsketens duurzaam maken en een bron zijn van feitelijke, onbevooroordeelde informatie voor de werknemers.

Ondanks de crisistweeling gezondheid – economie, zijn mensen opvallend optimistisch dat er op de lange termijn positieve verandering zal ontstaan. Meer dan tweederde van de respondenten zegt te geloven dat de pandemie zal leiden tot waardevolle innovaties en verbeteringen in de manier waarop we werken, leven en met elkaar omgaan. Het is nu aan de vier instellingen – overheid, bedrijfsleven, media en ngo’s – om aan de verwachtingen te voldoen en een veerkrachtiger systeem voor de toekomst op te bouwen.

Het onderzoek is uitgevoerd door Edelman Intelligence tussen 15 april en 23 april 2020 onder meer dan 13.200 respondenten in 11 landen: Canada, China, Frankrijk, Duitsland, India, Japan, Mexico, Saudi-Arabië, Zuid-Korea, Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten. In elk land zijn 1200 mensen ondervraagd, van wie honderd in het openbaar. De honderd in het openbaar geênqueteerde respondenten voldeden aan de volgende criteria: tussen de 25-64 jaar, universitair geschoold, inkomen behorend bij de hoogste van hun leeftijd.

Downloaden van Edelman Trust Barometer 2020 Spring update: https://beroepseer.nl

2020 Edelman Trust Barometer Spring update: Trust and the Covid-10 pandemic, Edelman, 5 mei 2020: www.edelman.com/research/trust-2020-spring-update

Franse overheidssite tegen nepnieuws over Covid-19 valt verkeerd bij media

Woordvoerster Sibeth Ndiaye van de Franse minister voor Volksgezondheid Olivier Véran, schreef in een tweet van 30 april 2020 dat de Covid-19-crisis de verspreiding van #fakenews bevordert: “Meer dan ooit is er behoefte aan betrouwbare en geverifieerde informatiebronnen. Daarom bevat @gouvernementFR voortaan een speciale rubriek”.

De rubriek getiteld Desinfox Coronavirus staat al sinds 23 april op de officiële site van de Franse regering en is te vinden op: www.gouvernement.fr/info-coronavirus/desinfox
Op deze site worden titels – met een link – van reeds elders gepubliceerde artikelen geplaatst zonder de betrokken redacteuren van de journalistieke media daarvan op de hoogte te stellen. Het initiatief heeft de weerstand opgeroepen van journalisten- en schrijversverenigingen. Door hun is een tekst van afkeuring opgesteld met de titel L’État n’est pas l’arbitre de l’information – De staat is geen informatiescheidsrechter, ondertekend door dag-, week- en maandbladen, televisiekanalen en journalistieke organisaties.*)

Waakhond van de democratie

De Franse pers is onafhankelijk en staat los van staat en politieke macht. De rol van de pers is de overheid controleren en dient garant te staan voor pluriformiteit van nieuws en informatieverstrekking. Journalisten zijn, zoals het Europese Hof voor de rechten van de mens heeft verklaard, ‘waakhonden van de democratie’. Kritische lezers, luisteraars en kijkers spelen op hun beurt een belangrijke, verantwoordelijke rol bij het handhaven van een vrije pers.
Door de keuze van bepaalde artikelen wekt de overheid de indruk bepaalde media te willen bestempelen. Niet genoemde artikelen zouden het niet waard zijn te worden gelezen. Het is niet aan de staat dergelijke keuzes te maken, in een land waar persvrijheid een fundamenteel recht is.
De huidige regering toont hiermee, volgens de ondertekenaars, opnieuw haar wantrouwen jegens een pluriforme en vrije pers. Zij verzoeken de regering dan ook de rubriek onmiddellijk van de overheidssite te verwijderen.

Noot
*) SDJ en SDR, Arrêt sur images, BFM-TV, Courrier international, Les Echos, Europe 1, Le Figaro, France 2, France 3 National, France Info, franceinfo.fr, France Inter, Le JDD, Libération, M6, Marianne, Mediapart, LCP, Le Monde, L’Obs, Le Parisien, Paris Match, Le Point, Premières Lignes, RFI, RMC, RTL, Sud Ouest, Télérama, La Tribune, TV5 Monde, 20 Minutes, Société des personnels de L’Humanité.


L’État n’est pas l’arbitre de l’information,
Le Monde, 3 mei 2020: www.lemonde.fr/idees/article/2020/05/03/l-etat-n-est-pas-l-arbitre-de-l-information_6038527_3232.html

Coronavirus : le site du gouvernement contre les infox irrite les médias, Le Monde,  3 mei 2020: www.lemonde.fr/economie/article/2020/05/03/coronavirus-le-site-du-gouvernement-contre-les-infox-irrite-les-medias_6038512_3234.html

Rubriek Désinfox CORONAVIRUS op site Franse overheid: www.gouvernement.fr/info-coronavirus/desinfox


Opmerking

In Frankrijk heet fakenews ‘infox’. Het woord is samengesteld uit de woorden ‘information’ (informatie) en ‘intoxication’ (vergiftiging)’. Zie: www.legifrance.gouv.fr/affichTexte.do?cidTexte=JORFTEXT000037460897&dateTexte=&categorieLien=id

 

U P D A T E

De rubriek Désinfox CORONAVIRUS is na protesten van de journalistenvakbond op 5 mei 2020 van de site gehaald: Face aux pressions, le gouvernement supprime finalement sa page “Désinfox coronavirus”, L’Express, 5 mei 2020: www.lexpress.fr/actualite/societe/face-a-la-page-desintox-coronavirus-du-gouvernement-le-snj-saisit-le-conseil-d-etat_2125364.html

Rood stoplicht

Zorgverzekeraars belemmeren wijkverpleegkundigen bij uitoefenen van hun beroep. Cliënten lopen zorg mis

De brancheorganisatie voor zzp’ers in de zorg, Solo Partners, heeft wijkverpleegkundigen gevraagd of zorgverzekeraars zich aan de regels houden als het op toegang tot thuiszorg aankomt. Uit de enquête blijkt dat zorgverzekeraars structureel in strijd handelen met wetgeving en jurisprudentie en wijkverpleegkundigen passeren in het uitoefenen van hun beroep. Het directe gevolg is dat cliënten zorg mislopen waar ze volgens wijkverpleegkundigen wél recht op hebben.

Solo Partners geeft een voorbeeld: Stel dat u tijdens een ernstig auto-ongeluk uw onderarm heeft gebroken. Een chirurg in het ziekenhuis stelt vast dat er een operatie nodig is. Na het plaatsen van een pen in uw arm zou u goed kunnen revalideren en heeft u de grootste kans op volledig herstel. Nadat de specialist deze behandeling in het elektronisch zorgdossier opneemt, wordt deze gebeld door de zorgverzekeraar. Volgens uw zorgverzekeraar is de operatie is niet per se nodig en kan het zetten van uw onderarm ook door het plaatsen van gips. Een onderhandeling van een half uur tussen specialist en zorgverzekeraar levert niets op en de arts kan niet anders doen dan een behandeling inzetten waar hij zelf niet voor gekozen zou hebben.

Onvoorstelbaar dat een zorgverzekeraar zich hiermee bemoeit? In de thuiszorg is dit al jaren de praktijk.

Toegang thuiszorg wordt beperkt

Wijkverpleegkundigen doen de diagnose op thuiszorg die ‘indicatiestelling’ heet. Met die indicatiestelling wordt door een HBO-opgeleide wijkverpleegkundige in het bijzijn van de cliënt, thuis vastgesteld welke zorg de cliënt nodig heeft. Deze indicatiestelling omvat alles rondom zorg en de (sociale) context van de cliënt. Wat kan iemand nog zelf, waar is eventueel mantelzorg toe in staat en op welke onderdelen is zorgverlening of begeleiding nodig? De indicatiestelling leidt tot een aantal uren aan zorg per week en die dient, voor zover deze zorg feitelijk is geleverd, door de zorgverzekeraar vergoed te worden. Sinds 2015 hebben wijkverpleegkundigen deze rol gekregen, daarvoor kwam thuiszorg ten laste van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en werd de indicatie gesteld door het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ).

Aangezien er veel geld gepaard gaat met de hoeveelheid uren die vastgesteld wordt door de wijkverpleegkundige, zijn zorgverzekeraars zich de afgelopen jaren steeds meer gaan bemoeien met wat de wijkverpleegkundige besluit. Zorgverzekeraars hebben een reeks aan maatregelen genomen waardoor de wijkverpleegkundige geforceerd wordt om éérst goedkeuring van de zorgverzekeraar te krijgen, voordat zorgverlening gestart mag worden. Inmiddels krijgen we zo’n twee jaar structurele signalen binnen dat zorgverzekeraars zich inhoudelijk bemoeien met de indicatiestelling van de wijkverpleegkundige.

De zorgverzekeraar op afstand bepaalt

In meer dan 75% van de indicaties heeft de zorgverzekeraar een mening over hoeveel zorg een cliënt zorg nodig heeft. Ook al ontmoet de zorgverzekeraar de cliënt niet in de thuissituatie.

Lees het hele artikel Onderzoek: zorgverzekeraars stappen over wijkverpleegkundige heen, Solo Partners, 30 april 2020: https://www.solopartners.nl/nieuws/onderzoek-zorgverzekeraars-stappen-over-wijkverpleegkundige-heen/ (Niet meer beschikbaar op site Solo Partners)

U P D A T E

De indicatiepraktijk: wijkverpleging onder druk en in de kou, SPOT, 16 december 2020: www.verenigingspot.nl/de-indicatiepraktijk-wijkverpleging-onder-druk-en-in-de-kou/

Hans Wilmink over het door overheid en burger in goede banen leiden van storingen en spanningen in de rechtsstaat

Het nieuwe boek van Hans Wilmink Voorbij boos en achteloos. Rechtstatelijk besef als kompas voor overheid en burger maakt duidelijk dat goed functionerende rechtstaten, ook in Europa, geen vanzelfsprekendheid zijn. In Nederland is het rechtstatelijk besef bij bestuur, politiek en burgers aan slijtage onderhevig. Er is sprake van uitholling van de rechtsorde.

Wilmink geeft in zijn boek actuele voorbeelden van verkeerd of achteloos handelen van de staat. Ook de burger wordt een spiegel voorgehouden en krijgt advies. In plaats van dat overheid en samenleving elkaar blijven opjutten in onrechtstatelijk gedrag en terecht komen in een negatieve dynamiek, is het beter op zoek te gaan naar de diepere oorzaken van ons falen. Wilmink laat zien hoe kostbaar rechtstatelijk besef is en wat we kunnen doen om het te onderhouden en te ontwikkelen.

In deze video gaat Wilmink in een gesprek met filosoof Ad Verbrugge in op een aantal voorbeelden uit zijn boek. Een daarvan betreft de landelijke protestactie van boeren in oktober 2019.

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloosWilmink daarover:

De boeren zijn gaan protesteren met zwaar materieel en hebben het land lamgelegd. De politie had daar geen middelen tegen. Als je daartegen had willen optreden had je het leger moeten inzetten. Een overheid die het leger gaat inzetten tegen zijn burgers, heeft de rechtsstaat al achter zich gelaten, in ieder geval tijdelijk. Maar een bevolking, in dit geval de boeren, die dat uitlokt, moet zich toch ook wel even op het hoofd krabben. Mag ik dit eigenlijk wel doen? We hebben het natuurlijk wel vaker gehad. De krakersrellen in Amsterdam in de jaren tachtig, zijn een voorbeeld waar wel tanks werden ingezet om de barricades op te ruimen. Dat is ook wel even kielekiele geweest, maar op veel kleinere schaal en op een klein plekje in een stad.

Vanuit de overheid hoorde je er weinig protesten tegen. Ik heb gelezen in een stukje in een personeelsblad van het Openbaar Ministerie waarin een Officier van justitie zei: We konden dit gewoon niet handhaven. Dus het was wel een ernstige situatie. Er is maar weinig discussie geweest over hoe gevaarlijk voor de rechtsstaat deze vorm van protest was. En dat komt mede omdat de overheid rondom de hele stikstofproblematiek de zaak zo lang voor zich uit geschoven heeft en omdat het publiek op dat punt het vertrouwen over overheidshandelen eigenlijk kwijt was.

In de Farmers Defence Force zit een anarchistisch element. Maar, bij de boeren is dat geen politiek gefundeerd anarchisme, maar een soort nihilisme. Van wat kan het ons schelen, en ze doen het allemaal zo slecht, en wij zijn sterk en zullen eens even laten zien hóe sterk.

Aan de andere kant vind ik dat de overheid, en ook de politiek, dit heeft opgejut. Door slecht met de stikstofproblematiek om te gaan. Het speelt al heel lang dat de overheidsmaatregelen niet goed waren. Er zijn al heel lang adviezen geweest. In de sector zijn al heel veel overleggen geweest en rapporten verschenen, al ver voor de commissie-Remkes. Het is vervolgens weer politiek weggeschoven.
En, vlak voor die boerenprotesten hadden we ook een Kamerlid van D66 die riep: De boeren zijn verantwoordelijk voor veertig procent van de uitstoot, dus de veestapel moet met veertig procent verminderen. Dat mag je natuurlijk doen, zo’n politieke stelling, en daar was misschien best iets voor te zeggen.
Maar in dit soort politieke discussies zie je, en daar pleit ik voor in mijn boek, om dat anders te doen. Je ziet dat men heel sterk naar de achterban toe redeneert en vertelt wat de achterban vindt, en heel weinig betrokkenheid toont. Als ik dat dan ga doen, veertig procent veestapel inperken, wat betekent dat voor de belangen die ik hiermee verstoor? Wat betekent dat voor de boeren? Hoe ga ik het doen dat het voor de boeren leefbaar blijft? Boer zijn is een beroep, maar boer zijn is ook een leven. Het is wonen, het is veel meer dan alleen een beroep.
Ik ben ervan overtuigd dat die dynamiek, dat de boer zich zo weinig herkend vindt in die politiek, oorzaak is van deze vormen van protesten, van het kan ons ook niks meer schelen. Dat is opgejut.

De les die de politiek hier uit moet trekken – en dat is een beetje tegen de natuur van ons politieke bedrijf in – is dat je behalve dat je voor je achterban pleit, je ook even afstand moet nemen en naar het publiek belang kijkt en naar de gevolgen die jouw pleidooi heeft voor andere groepen in de samenleving. We hebben het wel eens over gemeenschapszin, maar dit is wel een elementje van die gemeenschapszin dat de politiek zou moeten internaliseren. Als ik een pleidooi hou voor een bepaald publiek belang, dan ga ik andere belangen met voeten treden, of benadelen. Denk er even aan, wat doe ik met die invalshoek?

Je zou ook nog vanuit een juridische invalshoek kunnen zeggen: eigenlijk – en veel interpretatoren van de Grondwet zeggen dat – is dat de taak van de volksvertegenwoordiger. Niet voor je specifieke belangen, ook niet voor je eigen achterban alleen, maar voor het publieke belang.
Publiek belang is altijd een beetje een fictie, een abstractie. Het is een kwestie van blijven zoeken en daar zitten allerlei zorgvuldigheidsnormen aan vast, hoe je dat zoeken ook doet, ook als uitvoerende macht.

Voorbij boos en achteloos van Hans Wilmink is een uitgave van Stichting Beroepseer. Meer info over inhoud en bestellen: https://beroepseer.nl/blogs/essay-hans-wilmink-tegen-uitholling-rechtsorde-voorbij-boos-en-achteloos/

Hans Wilmink was van 1982 tot 2013 in verschillende functies in dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij werkte daar o.a. aan het nationaal gecoördineerde minderhedenbeleid, sociale vernieuwing en kennisontwikkeling ten behoeve van beleidsvorming. Sinds 2013 is Wilmink actief voor Stichting Beroepseer waar  hij zich richt op ambtelijk vakmanschap en moreel gezag.

Gig Economy and Covid-19: Fairwork Report on Platform Policies

Fairwork-rapport over reacties van economieplatforms op vragen over corona-pandemie

Het rapport The Gig Economy and Covid-19 van Fairwork analyseert de beleidslijnen van grote gig-economieplatforms in het licht van de Covid-19-crisis. De pandemie heeft de onzekere aard van gig-arbeid*) en de risico’s waarmee gig-arbeidskrachten in de frontlinie van de wereldwijde crisis dagelijks worden geconfronteerd, in het volle licht van de schijnwerpers geplaatst.

De naar schatting vijftig miljoen gig-werkers wereldwijd worden bijzonder zwaar getroffen door de Covid-19-pandemie. Bij navraag blijkt dat de helft hun baan kwijt is; degenen die nog werken hebben gemiddeld tweederde van hun inkomen verloren en velen staan voor de onmogelijke keuze tussen armoede en infectie. Samengevat door één van hen: “Of ik sterf van de honger, of ik sterf aan het coronavirus”.

De Fairwork principes

Gig-werkers leveren essentiële publieke diensten tijdens de pandemie zoals het bezorgen van voedsel en huishoudelijke producten aan degenen in zelf-isolatie of social distancing; ze bieden hoognodige zorg aan mensen in nood. Toch hebben de meesten van hen geen toegang tot arbeidsbescherming zoals een ziektekostenverzekering en ziekengeld. Aangezien ze over het algemeen hun verdiende geld direct weer uitgeven, beschikken ze waarschijnlijk niet over spaargeld om op terug te vallen.
Compensatieregelingen van de overheid blijken zelden toereikend en als ze het wel zijn, zijn de voorwaarden vaak te streng voor gig-werkers om ervoor in aanmerking te komen. Temidden van deze onzekerheid maken gig-werkers een gevaarlijke rekensom: thuis blijven en worden geconfronteerd met financiële ondergang, of blijven werken met het risico op ziek worden.

Om meer te weten te komen heeft de Fairwork Foundation onderzoek gedaan naar de beleidsmaatregelen van platforms. In april 2020 zijn 120 platforms in 23 landen van Europa, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Azië en Afrika ondervraagd. In het rapport, getiteld Gig Economy and Covid-19: Fairwork Report on Platform Policies zijn de reacties ingedeeld in vijf categorieën volgens de vijf Fairwork principles die de stichting hanteert om platforms te beoordelen aan de hand van fatsoenlijke arbeidsnormen.

Eerlijke beloning: Veruit het belangrijkste probleem voor de werknemers; toch waren slechts vijf platforms bereid direct de lonen voor de werknemers te verhogen; vaker werden er maatregelen getroffen om de bedrijfsresultaten op peil te houden, zoals korting op klantentarieven of een uitgebreider aanbod van diensten.

Eerlijke voorwaarden 1 (preventie): Knip-en-plak hygiënebegeleiding en contactloze levering (hoewel niet contactloos afhalen) kwamen het meest voor. Iets meer dan de helft van de ondervraagde platforms gaf aan dat ze persoonlijk beschermende middelen hadden geleverd (ontsmettingsmiddel of, minder vaak, maskers); werknemers hebben gemeld dat ze die vaak niet hebben ontvangen.

Eerlijke voorwaarden 2 (ziekte): Ongeveer de helft van de platforms bood enige betaling aan zieke werknemers, maar werknemers hebben gemeld dat er moeilijk aan te komen was en dat de bedragen vaak ver onder het landelijke minimumloon lagen.

Eerlijke contracten: De enige reactie hierop kwam van een paar platforms. Ze probeerden een firewall te creëren rond hun huidige maatregelen. Ze houden vol een zakelijke relatie te hebben met werknemers als ‘onafhankelijke contractanten’.

Eerlijk management: Enkele bedrijven garanderen geen verlies van bonussen of stimuleringsbeloningen ondanks tijdelijke stopzetting van de arbeid. Of ze geven een verklaring af gericht tegen de pogingen van klanten bepaalde werknemersgroepen te discrimineren.

Eerlijke vertegenwoordiging: Stichting Fairwork heeft nog geen bewijs gevonden van enige betrokkenheid van platforms bij werknemersorganisaties, ondanks de eisen van een aantal groepen en zelfs het organiseren van stakingen.

De kloof

Over het algemeen reageren platforms op de huidige pandemie met een enkel voorbeeld van een volledig en helder beleid. Maar de reacties van de meeste platforms blijken tot nu toe problematisch.

Ten eerste is er een kloof tussen retoriek en werkelijkheid. Platforms zijn meer bedreven in het bekendmaken van reacties dan  toezeggingen jegens hun werknemers nakomen.

Ten tweede is de focus van belanghebbenden verkeerd gericht: de reacties van de platforms dienen in de eerste plaats aandeelhouders, investeerders en klanten. Dan pas komen de werknemers, hoewel zij het fundament vormen van alle waarden van het platform.

Ten derde is er schroom. Terwijl regeringen ideologieën en regels overboord hebben gezet, hebben platforms slechts stapsgewijs gereageerd en te vaak gebruik gemaakt van de taal van de ontsnappingsclausules in plaats van die van de garantie.

Platforms hebben risico’s en verantwoordelijkheden op anderen afgeschoven: teveel platforms interpreteren ‘was uw handen’ minder in termen van het virus en meer in termen van hun verantwoordelijkheid jegens werknemers. Ze leggen de verantwoordelijkheid voor financiële steun bij de overheid en voor bescherming tegen het coronavirus bij de individuele werknemer.

Ten slotte is er een kloof tussen behoeften en beleid: tussen wat platformmedewerkers  nodig hebben voor hun veiligheid – vrij van armoede en vrij van besmetting – en wat platforms momenteel leveren.

Het rapport besluit met een samenvatting van aanbevelingen voor een beter beleid, onderverdeeld in vijf categorieën.


Noot

*) Gig-economie is een economie waarin zelfstandige arbeidskrachten tijdelijk, vaak voor een specifiek project worden ingehuurd. Taken die voorheen door vaste krachten, werknemers, werden verricht, worden nu verricht door flexibele krachten, op afroep beschikbaar. De term gig is oorspronkelijk een door jazz-musici gebruikte verbastering van engagement – een optreden.
De gig-economie wordt ook platform-economie genoemd. Diensten en producten worden via (online) digitale platformen aangeboden en verhandeld. Voorbeelden zijn Uber en Airbnb. Vraag en aanbod worden daar bij elkaar gebracht.
De platformeconomie heeft de in het verleden opgebouwde zekerheden (arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid van werknemers) uitgehold.


Fairwork Releases Report on Platform Responses to Covid-19, door Srujana Katta, Fairwork, 27 april 2020: https://fair.work/fairwork-releases-report-on-platform-responses-to-covid-19/?lang=en

Downloaden Gig Economy and Covid-19: Fairwork Report on Platform Policies, Fairwork, april 2020: https://beroepseer.nl

De vijf Fairwork principes: https://fair.work/principles/

Fairwork beoordeelt de arbeidsomstandigheden van digitale platforms in de internationale gig-economie en klassificeert individuele platforms op hun prestaties. Fairwork heeft platforms, arbeidskrachten, vakbonden, wetgevers en academici bij elkaar gebracht voor de International Labour Organization (ILO) om internationale principes vast te stellen voor eerlijk werk in de platform-economie.

Verhalenserie Lost on the frontine

Verhalenserie ‘Lost on the frontline’ over zorgverleners overleden aan besmetting COVID-19 in VS

Lost on the frontline is een serie verhalen over Amerikaanse zorgverleners die tijdens de pandemie zijn overleden ten gevolge van besmetting met COVID-19.
In sommige Amerikaanse staten vormt medisch personeel twintig procent van de bekend zijnde sterfgevallen. Al deze deze mensen behandelen patiënten in het ziekenhuis, serveren maaltijden of maken de kamers schoon. Anderen die risico lopen werken in verpleeghuizen of in de thuiszorg. Een deel van hen overleeft het niet. Veel ziekenhuizen worden overspoeld met patiënten, sommige werknemers hebben geen beschermende kleding of hebben gezondheidsproblemen waardoor ze kwetsbaar zijn voor het zeer besmettelijke virus.

Veel gevallen zijn in duisternis gehuld. Lost on the frontline heeft tot doel het leven van zorgverleners in de Verenigde Staten die zijn overleden aan COVID 19 te documenteren en te onderzoeken waarom zovelen van hen slachtoffer zijn geworden.
De verhalen worden gepubliceerd in het Britse dagblad The Guardian en op de site van Kaiser Health News (KHN), een non-profit online nieuwsdienst, gericht op beleid en politiek van de gezondheidszorg in de VS.
Totnutoe zijn er veertien verhalen gepubliceerd.

Debbie Accad

Debbie Accad
Debbie Accad

Het eerste verhaal, geschreven door Melissa Bailey en gepubliceerd op 15 april 2020, gaat over verpleegster Debbie Accad die is overleden op 30 maart 2020 , aan de vooravond van haar pensionering. Ze was 72 jaar oud en verzorgde al meer dan vijfentwintig jaar veteranen. De laatste elf dagen van haar leven lag ze ziek op bed, aan het beademingsapparaat.
Met haar is er wederom een nieuwe naam toegevoegd aan de lijst van in de frontlinie werkende zorgverleners die zijn overleden tijdens de corona-pandemie. Debbie Accad was klinisch verpleegkundige en coördinator in een ziekenhuis voor veteranen, het Detroit VA Medical Center in Detroit, V.S. Volgens haar zoon Mark Accad wijdde zijn moeder haar leven aan de verpleegkunde: “Ze stierf tijdens het werk dat ze het liefste deed, en dat was voor mensen zorgen”.

Debbie Accad werd geboren als Divina Amo in de Filippijnse stad Alimodian, bekend om zijn zoete bananen. Ze was de oudste van vier kinderen en een vroegwijze studente. Ze voltooide de middelbare school op 14-jarige leeftijd en moest een jaar wachten om toegelaten te worden tot de opleiding tot verpleegkundige, haar grote droom. In 1960 studeerde ze af aan de Central Philippine University met een bachelor in verpleegkunde.

Ze wilde graag gaan werken in het buitenland en schreef zich in voor een Vlieg nu, betaal later’-programma voor verpleegkundigen. Ze kreeg een baan aangeboden in Chicago, waar ze zich bij tienduizenden Filippijnse verpleegsters voegde die naar de Verenigde Staten waren geëmigreerd. Later verhuisde ze naar Taylor, Michigan, waar ze in 1985 trouwde met William Accad en vier kinderen grootbracht.

Haar nichtje April Amada woont in de geboorteplaats van Accad. Ze herinnert zich haar tante als een royale kok: een bezoek van Tita Debbie (tante Debbie) betekende unli-kainan of  ‘onbeperkt eten’. Ze serveerde een uitgebreid Amerikaans ontbijt, bereidde kielbasa, een pittige gerookte worst met kool en maakte haar familie vertrouwd met het Amerikaanse instant-dessert Jell-O.

Verhoging van levenskwaliteit

Accad was de ‘pijler van het gezin’, vertelde Amada, en verhoogde de levenskwaliteit door geld naar huis te sturen. Ze ondersteunde ook haar jongere zus met de financiering van diens verpleegkunde-opleiding.

Op de avond van 16 maart liet Amada’s tante weten aan haar familie dat ze ziek was en koorts en diarree had. Op 19 maart meldde ze dat ze zich beter voelde na het innemen van Tylenol. Maar de volgende dag werd Debbie in het ziekenhuis opgenomen met longontsteking. Ze vertelde haar familie op de Filippijnen dat ze positief was getest op het coronavirus en vroeg hen voor haar te bidden en de lokale pastoors op de hoogte te stellen.
Amada, inmiddels zelf ook verpleegster, vertelde dat haar familie zich hulpeloos voelde. Van verre afstand moesten ze toezien hoe hun geliefde Debbie leed. Ze konden niet naar haar toegaan. De familie zag haar voor het laatst tijdens een videogesprek.

De 36-jarige Mark Accad die aan de overkant van zijn ouders woont, vertelde dat zijn moeder diabetes had, een van de risicofactoren voor ernstige complicaties bij besmetting met COVID-19. Tijdens hun laatste telefoongesprek zat zijn moeder meer in over de gezondheid van haar familie dan over haar eigen toestand. Wel kon hij horen aan haar stem dat ze zich zorgen maakte.

“Het is gewoon verschrikkelijk dat wij er niet voor haar konden zijn”, zei hij. Volgens Mark Accad was zijn moeder blootgesteld aan met het coronavirus besmette collega’s, hoewel dat niet is bevestigd. Debbie was een verpleegkundig supervisor die vaak een handje meehielp bij de zorg voor patiënten.

Brede aandacht en bewustwording

Het Department of Veterans Affairs kampt met een ernstig gebrek aan beschermende middelen voor de zorgverleners volgens interne memo’s die het Amerikaanse dagblad The Wall Street Journal kon bemachtigen. Mark Accad zei niet te weten of zijn moeder voldoende beschermende kleding had.
In een verklaring weigerde het Detroit VA Medical Center commentaar te geven op de zaak van Accad, vanwege privacykwesties, maar bevestigde dat een werknemer van haar leeftijd is gestorven ten gevolge van complicaties van het coronavirus.

Het Veteranenziekenhuis heeft “passende maatregelen genomen voor het waarborgen van een veilige zorgomgeving voor veteranen, bezoekers en werknemers”, waaronder onmiddellijke isolatie van patiënten van wie bekend is dat ze een risico lopen op een COVID-19-infectie. Volgens VA-woordvoerder Christina Noel zijn sinds maandag negen VA-zorgverleners gestorven aan COVID-19-complicaties en gingen er meer dan 1.500 in quarantaine vanwege coronavirusinfecties.

Mark Accad zou graag willen dat het verhaal van zijn moeder brede aandacht krijgt, als middel tot bewustwording van de gezondheidsrisico’s die zorgverleners wereldwijd door de coronapandemie lopen: “Ze is een held door wat ze heeft gedaan”.

COVID-19- Lost On The Frontline, KHN, 24 april 2020: https://khn.org/news/lost-on-the-frontline-health-care-worker-death-toll-covid19-coronavirus/

Rapport De Staat van het Onderwijs 2020

Ieder jaar maakt de Inspectie van het Onderwijs de staat van het onderwijs op, zoals dat in artikel 23 lid 8 van de Grondwet wordt gevraagd. De inspectie brengt feiten en cijfers bijeen, toont meerjarige ontwikkelingen en resultaten, en signaleert verbanden en oorzaken.

In  De Staat van het Onderwijs 2020 wordt gerapporteerd over het functioneren van het onderwijsstelsel in het afgelopen jaar. Daarbij kijkt de inspectie naar de kernfuncties van het onderwijs: allocatie (studenten opleiden voor een goede positie op de arbeidsmarkt), socialisatie (sociale en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen en studenten bevorderen), selectie en gelijke kansen (leerlingen en studenten selecteren en plaatsen in een passende onderwijsomgeving, een passende schoolsoort of passend opleidingsniveau) en kwalificatie (kennis en vaardigheden bijbrengen). Daarnaast gaat De Staat van het Onderwijs 2020 dieper in op verschillen tussen de prestaties die scholen en instellingen met vergelijkbare leerlingpopulaties realiseren, op het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften en op vragen rond de inrichting van en sturing op het onderwijsstelsel.

Hoewel de Inspectie de bevindingen in De Staat belangrijk vindt voor het onderwijs, meldt de Inspectie dat de sector momenteel alle energie nodig heeft om de problemen rond het coronavirus het hoofd te bieden. Op een later moment, als de situatie weer voldoende genormaliseerd is om gezamenlijk verder vooruit te kijken, gaat de Inspectie graag het gesprek aan met de onderwijspartners over de gesignaleerde ontwikkelingen.

Samenvatting van De Staat van het Onderwijs 2020

Toename instroom

De instroom van studenten in het bekostigd hoger onderwijs neemt toe, in het wetenschappelijk onderwijs veel sterker dan in het hoger beroepsonderwijs. De groei in het wetenschappelijk onderwijs komt vooral doordat er meer internationale studenten instromen. De groei in het hoger beroepsonderwijs hangt samen met de toename van studenten n de Associate degree. De hbo­bachelor zal naar verwachting de komende jaren krimpen.

Toegankelijkheid niet onder druk

• De brede toegankelijkheid van het hoger onderwijs staat niet onder druk. Maar, bij opleidingen met een beperkt aantal plaatsen, komen minder Nederlandse studenten binnen met een niet­westerse migratieachtergrond, minder Nederlandse vrouwen en minder studenten waarvan de ouders een lager inkomen hebben.

Verschillen in studiesucces

Ongeveer zes van de tien studenten van de hbo-­bachelor hebben drie jaar na de nominale studieduur een hoger onderwijsdiploma. Datzelfde geldt voor acht op de tien studenten van de wo-­bachelor. Mannelijke studenten doen het minder goed dan vrouwelijke studenten en studenten met een niet­-westerse migratieachtergrond minder goed dan studenten zonder die achtergrond. In het hbo zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen de laatste tien jaar wat groter geworden. Studenten met een niet-­westerse migratieachtergrond beginnen, zeker in het wo, hun achterstand in te halen.

Instellingsverschillen in rendement

Opleidingen aan diverse instellingen verschillen in de verhouding tussen het gerealiseerde rendement en het rendement dat verwacht mag worden op basis van de studentenpopulatie. Ook verschillen zij in de diplomakans voor verschillende groepen studenten. Deze verschillen hangen deels samen met de kwaliteit van het onderwijs, en kunnen ook verband houden met verschillen in niveau, toegankelijkheid of profilering. Het is wenselijk dat alle instellingen en opleidingen over rendementsverschillen n gesprek gaan, intern, met elkaar en met stakeholders. Zo kunnen opleidingen van elkaar leren.

Aansluiting arbeidsmarkt goed • Het arbeidsmarkt­perspectief van afgestudeerden is over het algemeen goed. Velen hebben direct een baan en meestal ook op niveau. Studenten met een wo­-bachelor of wo­-masterdiploma hebben een relatief hoger uurloon na 5 jaar dan hbo­-bachelor­-gediplomeerden. Studenten met twee hbo­-diploma’s en wo­-studenten met twee afgeronde masters hebben een hoger salaris dan studenten die één opleiding hebben afgerond.

Kennisdeling rond studentenwelzijn nodig

Het is moeilijk vast te stellen hoe het gaat met het welzijn van studenten, laat staan welke aanpak het studentenwelzijn verbetert. In de praktijk is niet altijd sprake van een structurele en integrale aanpak van studentenwelzijn. Intensivering van kennisuitwisseling is nodig. Expliciete aandacht voor studentbegeleiding bij de visitatie en accreditatie van bestaande opleidingen kan een impuls zijn voor kennisdeling.

Kwaliteit en kwaliteitszorg •

Het percentage opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs dat voldoet aan de basiskwaliteit is 97,5 procent. Het hoger onderwijs is van goede kwaliteit. Wel zijn er mogelijkheden tot verdere
verbetering van het hoger onderwijs en doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Ten eerste is het wenselijk aspecten als rendement, sociale veiligheid, welzijn en begeleiding van studenten beter in beeld te brengen.
Ten tweede kunnen de verbetermogelijkheden met betrekking tot toetsing, vooral in het wo, meer worden gedeeld.

Wetgeving •

De afgelopen jaren is het hoger onderwijs complexer geworden. In steeds meer gevallen sluit de organisatie en invulling van het hoger onderwijs minder goed aan bij kernbegrippen in de wet­ en regelgeving.
Daardoor zien we problemen voor het zicht op kwaliteit, governance, doelmatigheid, rechtmatigheid, transparantie en de ervaren betrouwbaarheid van de overheid. Een actualisatie van de wetgeving zou hierop
een passend antwoord moeten zijn.

Downloaden Rapport De Staat van het Onderwijs 2020, Inspectie van het Onderwijs, 22 april 2020: www.onderwijsinspectie.nl

Stichting Handhaving Vrije artsenkeuze

Steun Stichting Handhaving Vrije artsenkeuze in actie tegen feitelijke afschaffing vrije artsenkeuze en absolute macht zorgverzekeraars

Bericht van Stichting Handhaving Vrije artsenkeuze:
Minister de Jonge misbruikt Corona: Vrije Artsenkeuze met spoed op de helling

Er is een lijst naar de Tweede en Eerste Kamer gegaan met alle wetgeving en besluitvorming die een spoedeisend karakter heeft. Deze wijzigingen en/of besluitvormingen kunnen niet wachten op einde beperkte werkzaamheden van de Tweede en Eerste Kamer in verband met de coronacrisis.

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) meldt dat de voorgenomen wijziging van de Zorgverzekeringswet met spoed behandeld moet worden. Dit in verband met het bevorderen van zorgcontractering en om reden van kostenbeheersing en efficiënte inzet schaars personeel.

Dit betekent voor het zomerreces de opheffing van de vrije artsenkeuze regelen. Dit is dé wet waarin de minister bij Algemene Maatregel van Bestuur de maximumvergoeding voor niet-gecontracteerde zorg per sector wettelijk kan vastleggen. Om dit met een voorbeeld te illustreren, de minister kan dan met een eenvoudige AMvB bepalen dat de maximumvergoeding voor niet-gecontracteerde zorg als revalidatie en GGZ niet 75% is, maar bijv. 60% of nog minder. Met zo’n wet wordt de vrije artsenkeuze feitelijk afgeschaft en komt de absolute macht bij de zorgverzekeraars te liggen.

Twee sectoren aan banden op verzoek van zorgverzekeraars

Op 24 juni 2020 is de zitting van Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze in Hoger Beroep bij het Hof in Arnhem en blijkbaar hebben zorgverzekeraars geen vertrouwen in de afloop en proberen nu heel snel de minister voor hun karretje te spannen.

Aktie is geboden en we zullen weer alles in het werk stellen om in deze tijd, die door corona-nieuws beheerst wordt, toch de media-aandacht te krijgen voor het feitelijk opheffen van de vrije artsenkeuze.

Het gaat primair om twee sectoren die VWS aan banden wil leggen, de wijkverpleging en de GGZ. Dit op verzoek van de zorgverzekeraars. Wij hebben met een beroep op de Wet Openbaarmaking Bestuur alle relevante stukken opgevraagd. Na heel lang aandringen hebben we die gekregen. Dat er sprake zou zijn van misbruik van schaarse middelen is gebaseerd op twee rapporten van Arteria, die deze in samenwerking met Vektis, het databureau van de zorgverzekeraars, heeft gemaakt. Uit de stukken blijkt duidelijk dat voor de GGZ gebruik is gemaakt van vooraf geselecteerde informatie waardoor de kosten van nietgecontracteerde zorgaanbieders hoger lijken dan die van gecontracteerde. Wat niet is onderzocht zijn de totale kosten per cliënt als er sprake is van seriële DBC’s. Bekend is dat grote zorgaanbieders DBC’s opknippen. Uit de WOB stukken blijkt dat de ambtenaren van VWS hierom vroegen maar het is afgewezen door de Vektis-medewerkers omdat het te complex is. Blijkbaar stond de uitkomst al vast.

Maar als deze wet er eenmaal door is, zullen zorgverzekeraars de minister heel snel bewerken om meer sectoren middels een AMvB uit te sluiten van de vrije artsenkeuze, met als gevolg: Innovatie weg, marktwerking weg, vrije artsenkeuze weg, wachtlijsten nemen toe en de kosten stijgen

We moeten weer aan de bak en we willen ons graag laten ondersteunen door deskundigen, zoals vijf jaar geleden Martin van Putten zeer succesvol voor ons is geweest. De stichting werkt non-profit en alvorens we verplichtingen kunnen aangaan moet er voldoende in kas zijn.
We doen derhalve een beroep op u om u vrijwillige bijdrage te storten op rekening NL42RABO0181661578 t.n.v. Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze te Zeist.
Het is hard nodig.

Cessieverbod van zorgverzekeraars

Samen met Koen Mous van Dirkzwager hebben we een kortgeding in verband met het cessieverbod van zorgverzekeraars in voorbereiding. Op basis van toezeggingen van diverse zorgaanbieders om bij te dragen in de kosten en reeds ontvangen gelden verwachten we deze week nog de formele opdracht aan Koen Mous te kunnen geven om de procedure te starten.

Hinderpaal criterium en de Vrije Artsenkeuze: Hoger Beroep

De stichting heeft de bodemprocedure tegen de BIG4 (VGZ, Menzis, ZK een CZ) materieel gewonnen en het hoger beroep van de BIG4 tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland dient op 24 juni 2020 bij het Hof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem.

Wij vinden dat de vergoeding nietgecontracteerde zorg niet dusdanig laag mag zijn dat er sprake is van een hinderpaal voor de verzekerde, ofwel het percentage moet omhoog en er moet een absoluut maximum bedrag aan de eigen bijdrage gesteld worden. Uiteraard bent u welkom de zitting bij te wonen. De aanvang is 9.30 uur

17 april 2020

Vragen en opmerkingen: info@handhavingvrijeartsenkeuze.nl

www.handhavingvrijeartsenkeuze.nl


Z i e  o o k : Afschaffing vrije keuze van zorgverlener: de gevolgen voor patiënt, zorgaanbieder en kwaliteit van zorg, Solo Partners, 6 maart 2020: www.solopartners.nl

De reden waarom inperking van keuzevrijheid in de zorg grotendeels aan het zicht onttrokken blijft, Blogs Beroepseer, 29 mei 2019: https://beroepseer.nl

Petitie gestart door fysiotherapeuten voor behoud vrije artsenkeuze, Blogs Beroepseer, 1 december 2019: https://beroepseer.nl

Rechtszaak Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze tegen zorgverzekeraars over niet-gecontracteerde verzekerde zorg op 12 november, Blogs Beroepseer, 9 november 2018: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Vrije artsenkeuze is de motor van de marktwerking, door Aad de Groot, Zorgvisie, 21 juli 2022: www.zorgvisie.nl/blog/vrije-artsenkeuze-is-de-motor-van-de-marktwerking/

Petitie: Behoud de toegang tot huisartsenzorg; iedereen een huisarts: https://petities.nl/petitions/behoud-de-toegang-tot-huisartsenzorg-iedereen-een-huisarts?locale=nl#petitionnews

VvAA start voorbereidingen voor actie rond behoud vrije artsenkeuze, VvAA, 16 juni 2020: www.vvaa.nl

Na lockdown behoort het werk op reële waarde te worden geschat

De huidige gezondheidscrisis verandert onze kijk op bepaalde beroepen. De onzichtbare werknemers van gisteren – bezorgers, kassamedewerkers, chauffeurs, callcenter-operators, onderhoudspersoneel – blijken uiteindelijk onmisbaar te zijn. Het is alsof de rollen op het wereldtoneel opnieuw worden vastgelegd. Sociologe Aurélie Jeantet schrijft in het Franse dagblad Libération dat door de pandemie en lockdown we ervaren hoe kwetsbaar en onderling afhankelijk we zijn. We zijn onze zorgverleners dankbaar, maar ook deze kleine beroepen waarvan we nu pas beseffen hoe essentieel ze voor ons zijn. Kan dit gevoel de basis zijn voor het opnieuw vormgeven van onze samenleving?

De herwaardering van sociaal nuttige beroepen zou gepaard moeten gaan met een ‘herwaardering van lonen’. Alleen beroepen herwaarderen is niet voldoende.
De waarde van arbeid en mensen die de arbeid verrichten – soms met gevaar voor hun eigen gezondheid, ook als er geen pandemie is – behoort te worden bepaald op basis van hun nut. Dat wil zeggen, tenminste een verdubbeling of verdrievoudiging van hun loon. Dit houdt in: aanpassing van de salarisschaal en terugdringen van de verschillen in de verhouding 1 tot 4 bijvoorbeeld, zoals gebeurt in de Franse ESS – sociale en solidariteitseconomie.*)

Kracht herwinnen

En waarom niet? De sociologen van de Chicago School – met name E.C. Hughes – hadden het al aangetoond in de jaren zeventig: het prestige van beroepen is een sociale constructie die voortkomt uit strijd en vaardigheden, opgedaan tijdens het organiseren, versterken en produceren van een flatteuze zelf-presentatie.
Artsen zijn er beter in geslaagd zichzelf af te schilderen als behorend tot een onbaatzuchtige en schone beroepsgroep (zelfs als ze te maken hebben met ziekte, bloed en uitwerpselen) dan vuilnismannen . Beide zijn maatschappelijk gezien even nuttig, daarover zijn we het wel eens.

Beter betalen en ongelijkheid wegwerken is noodzakelijk, maar niet langer voldoende. Waar verzorgers, leerkrachten en boeren ook om vragen, is van de partij zijn als er henzelf aangaande beslissingen worden genomen. Dit om de macht over hun werk terug te krijgen, in plaats van, zoals al decennia het geval is, soms onzinnige hervormingen te moeten doorvoeren die hen langzaam vermorzelen.

We herontdekken vandaag beroepen omdat ze
1) voorop lopen in de strijd tegen de epidemie (zorgverleners),
2) niet meer face-to-face kunnen worden uitgeoefend (leraren)
3) zorgen voor ons voedsel. Ineens is dat niet meer zo vanzelfsprekend (boeren)

De status herzien

Er zijn nog andere beroepen die uit de onzichtbaarheid komen: minder gekwalificeerde, vaak zelfs gediskwalificeerde beroepen met onzeker dienstverband: bezorgers, kassiers, chauffeurs, tele-operators, onderhoudspersoneel. Deze beroepen hebben andere problemen. Het werk wordt niet van grote waarde geacht en betaalt slecht.

Wat in de huidige periode aan het licht komt, is hun nut. Voor sommigen zijn ze absoluut essentieel, voor anderen geldt het minder vanwege de afhankelijkheid van de ontwikkeling van de ‘platformeconomie’.
Deze sector verleent in feite diensten die men zelf zou kunnen verrichten, maar die de midden- en hogere klassen gemakshalve liever aan anderen overlaten. We kunnen ons eigen avondeten klaarmaken, de tram of de bus nemen om een boek of jas te kopen, maar we kiezen ervoor om bestellingen thuis te laten bezorgen. De Oostenrijks/Franse sociaal filosoof en pionier van de politieke ecologie André Gorz (1923-2007) sprak destijds van dienstbaarheid (in ruil voor hongerloon). Arbeid heeft geen significante meerwaarde voor de geleverde dienst.

In deze tijd van lockdown zijn deze beroepen waardevol voor ons: iets dat we nodig hebben (of niet…) laten we thuis bezorgen omdat we er zelf niet aan kunnen komen. Dat is een omkering van wat we gewend zijn. Ineens speelt de bezorger een sleutelrol. Vanuit Gorz gezien, krijgt hij een andere status, zelfs als de huidige situatie maar tijdelijk is en is het werk in deze sectoren niet  veranderd…

De arbeidskomedie

In tegenstelling tot de hierboven als eerste genoemde beroepsgroep is er weinig kans dat de tweede groep profiteert van een herwaardering. Integendeel. Als we onze aandacht richten op deze beroepen, dan zouden we ook eens kunnen kijken naar de gevolgen van onze levensstijl, de prijs die we betalen voor milieuvervuiling en -vernietiging. Op sociaal gebied gaat het om onzeker, risicovol of onveilig werk en onderbetaling. We kunnen daaraan toevoegen de gevolgen voor de gezondheid, economie, ethiek en politiek. Denk aan overconsumptie, obesitas, individualisme of sedentaire levensstijl. Is dat de samenleving die we willen?

Er is nog een element dat een rol kan spelen bij de herbeoordeling van de waarde van werk. De gezamenlijke ervaring van het gedwongen telewerken. We werken thuis en we doen werk dat we gewoonlijk delegeren. Het decor wordt ondermijnd naarmate de grenzen tussen werk en niet-werk poreuzer worden (de baby op de achtergrond tijdens de videovergadering). Thuis blijven maakt een einde aan de arbeidskomedie. We zijn niet langer de manager in net pak met bureau die zijn medewerkers begroet in een flatterende spiegel.

We houden misschien op met geloven in de rol die we ons dag in dag uit aanmeten, dat die zo belangrijk en essentieel is. Het hele theater, het decorum van de werksfeer, krijgt een harde klap te verduren. Deze gemeenschappelijke ervaring, en vooral het wankelen van de sociaal-psycho-dramaturgische constructie van onze professionele rol, zal misschien gevolgen krijgen voor de betekenis die we in het algemeen aan werk hechten.

Après le confinement, il faudra estimer le travail à sa juste valeur, door Aurélie Jeantet, Libération, 20 april 2020: www.liberation.fr/debats/2020/04/20/apres-le-confinement-il-faudra-estimer-le-travail-a-sa-juste-valeur_1785817


Noot

*) De sociale en solidariteitseconomie (ESS) is een economische speler in Frankrijk van betekenis, goed voor 10% van het BBP en bijna 12,7% van de particuliere banen in Frankrijk.
De sociale solidariteitseconomie bestaat uit 21.000 coöperaties, onderlinge maatschappijen en sociale nutsbedrijven, 1.400 stichtingen en 156.000 verenigingen. Dus 75% van de SSE-werkgeversinstellingen zijn verenigingen.

 

Foto bovenaan: ‘Vuilnismannen’