Skip to main content

Beroepseer_actueel

Naar een beter, efficiënt en betaalbaar zorgstelsel

koos dirkseHoe houden we de zorgkosten in de hand? De manier waarop men nu de zorgkosten probeert aan te pakken werkt niet. Zorginnovater Koos Dirkse vindt dat er bezuinigd wordt op de verkeerde kosten zoals van de huisartsen, het verplegend personeel, ligdagen, medicijnen of specialisten. Hij doet een aantal praktische voorstellen ter verbetering.
Bijvoorbeeld:

– het huidige declaratiesysteem, de diagnosebehandelcombinatie (DBC) is onaanvaardbaar, want fraudegevoelig, en dient te worden vervangen.
– de premie van de basisverzekering kan voortaan beter worden geïnd door de Belastingdienst of de Sociale Verzekeringsbank, net als dat gebeurt met de de AOW. Dat scheelt veel ambtenaren die zich nu bezighouden met de zorgtoeslag.
– overgaan van een nationaal naar een regionaal zorgstelsel.
– in plaats van het moeilijke en kostbare Electronisch Patiëntendossier (EPD), dat na twaalf jaar nog steeds niet werkt, een systeem kiezen dat wel werkt waarbij de patiënt eigenaar is van zijn eigen gegevens.
– onderzoekstechnische afdelingen zoals radiologie, isotopen, laboratoria en de functieafdelingen zouden niet beheerd moeten worden door het ziekenhuis maar bijvoorbeeld door Philips of Siemens. Zij hebben de modernste apparatuur.
– de zorgverzekeringsmaatschappijen weer de rol geven waarvoor ze in het leven zijn geroepen: voor en door de burger.

Dirkse start binnenkort met een aantal mensen met vernieuwing van de zorg binnen de regio.

Leidinggevende politievrouw vertelt waar het om gaat bij politiewerk

erna eenink 4Erna Eenink is teamchef en deelprojectleider dienstverlening bij de politie-eenheid Oost-Nederland. Ze is verantwoordelijk voor houding en gedrag en dat betekent niet: O, o je doet je werk niet goed, maar meer van: Ben je je nog bewust van waarmee je bezig bent bij de politie?Ze vraagt zich af hoe het toch komt dan zoveel mensen bij de politie verzanden in bureaucratie en vanachter de computer denken te weten wat er buiten op straat nodig is. Zelf werkt ze niet met lijvige rapporten, maar prefereert ze een ontwikkelgewijze aanpak. Aanhaken bij collega’s en werken voor en met burgers staan bij haar voorop.

Bij de politie werken veel teams en zijn er veel afdelingen zonder verbinding met elkaar. Ieder heeft zijn eigen werkwijze en doelen. Daardoor ontstaat veel intern gericht, onnodig werk, een oorzaak van verminderde slagkracht in de buitenwereld. Eenink vindt dat de wijkagent op straat zijn werk moet doen en erop uit moet om te weten te komen wat zich daar afspeelt. Zo zouden ook de leidinggevenden op de hoogte moeten zijn van wat de basis nodig heeft. De diender faciliteren om het werk zo goed mogelijk uit te voeren.

Eenink probeert een voorbeeld te zijn voor collega’s. Ze laat zien dat straatwerk met gezond verstand en met gevoel voor wat nodig is meer effect heeft dan het louter volgen van regels. Zaken afhandelen op een adequate manier die de burger begrijpt.

Beroepscode en integriteit van de politie

ben heemstra 3Ben Heemstra werkt bijna veertig jaar bij de politie, waarvan zestien jaar als intern onderzoeker naar strafbare feiten en plichtsverzuim van politiemensen. Integer zijn is een van de vier kernwaarden van de beroepscode van de politie, naast betrouwbaar, moedig en verbindend zijn.
Heemstra vindt dat het omgaan met integriteit iets is dat intrinsiek in je aanwezig is: “Je kunt dit werk niet doen omdat je baas vindt dat iets niet integer is. Dit werk kun je alleen doen omdat je zelf vindt dat bepaald gedrag niet integer is. En, je kunt niet trots zijn op je werk, als je er niet voor staat”.

De politie is een van de weinige instanties die actief onderzoek doet in de eigen geledingen. Alle regionale eenheden en de landelijke eenheid van de Nationale Politie hebben een afdeling Veiligheid, integriteit en klachten, die zich bezighoudt met o.a. klachten van burgers over gedrag van de politie, strafrechtelijke en disciplinaire onderzoeken en screening. De politie streeft ernaar hierover te communiceren en transparant te zijn naar het publiek toe. Zo wordt wel de indruk gewekt alsof er nogal wat aan de hand is bij de politie. Maar dat is een onterecht beeld. Tussen de een en anderhalve procent van de politiemensen zorgt voor integriteitsschendingen. Dat is hetzelfde percentage als bij een gemeente of bij iedere andere organisatie.

Heemstra geeft politiemensen in een moeilijke periode de ruimte hun verhaal te vertellen. Ze zijn door eigen gedrag ergens in verzeild geraakt, en voelen zich er schuldig over. Aan de andere kant moet hij ervoor zorgen dat burgers erop kunnen rekenen dat de politiefunctionaris met wie ze te maken krijgen betrouwbaar is.
Hij vertelt: “We doen ook het nodige aan preventie. Wat we mensen meegeven is: blijf transparant, bespreek zaken met je collega’s of met je leidinggevenden als je ergens mee zit, want alleen op die manier kun je ook tijdig bijgestuurd en gecorrigeerd worden. We hebben bij de politie ook de mond vol over collegialiteit. Collegialiteit is elkaar op tijd aanspreken en voorkomen dat iemand uiteindelijk struikelt”.

Een uniek Chinees experiment en waarom Amerikaanse studenten Chinese filosofie omarmen

In 1920 raakte de schrijver Somerset Maughan tijdens een boottocht op de rivier de Yangtse in gesprek met een bekende Confuciaanse filosoof. In zijn boek On a Chinese screen voert hij deze filosoof, die in Berlijn en Oxford had gestudeerd, ten tonele. De filosoof was tot de conclusie gekomen dat alle wijsheid in de Confuciaanse leer te vinden was. Hij sprak op ietwat verbitterde toon en verwierp al die moderne dingen waar China in die tijd mee in aanraking kwam. Hij hemelde het oude Confuciaanse stelsel op en zei: “Weet u dat we een experiment hebben gedaan dat uniek is in de geschiedenis van de wereld? We hebben geprobeerd dit land te regeren met wijsheid in plaats van met geweld. Eeuwenlang zijn we daarin geslaagd”.
De filosoof had alle gelijk van de wereld om de aandacht eens te vestigen op het unieke van dit Chinese experiment.

Met deze passage begint Justin Crozier zijn artikel A unique experiment in het tijdschrift China in focus. Met uniek experiment verwijst hij naar het indrukwekkendste immateriële erfgoed van China, namelijk het Confuciaanse examensysteem waarmee de Zoon van het Hemelse Rijk – de ambtenaar van China – in de beste jaren van de tweeduizend jaar lange Chinese geschiedenis mee te maken kreeg.
We kennen waarschijnlijk wel de “vier grote uitvindingen” van China: buskruit, papier, kompas en drukpers, vaak China’s hoogtepunten genoemd. Maar deze vruchten van Chinees vernuft stellen maar weinig voor in het licht van de historische ontwikkeling van de Chinese beschaving en de huidige maatschappij van China. Het buskruit mag uitgevonden zijn in China, maar het werd hoofdzakelijk gebruikt voor vuurwerk. De waarde van het kompas was verspild door de isolatie van de Ming-dynastie en het onvermogen te profiteren van de ontdekkingsreizen van admiraal Zheng He (geb. in 1371).
Papier en drukpers waren prachtige ontdekkingen, maar waren in wezen een vervolmaking van technologie die elders in de wereld al in gebruik was: papyrus of vellum, of de scriptoria van de kloosters.

De ambtenarenexamens waren in feite een opmerkelijke poging om een aristocratie van geleerden te kweken. Dat was op zich al een enorme vooruitgang ten opzichte van de krijgerscultuur en erfelijke aristocratie in de rest van de wereld. Het Chinese examensysteem, hoe archaïsch, zwaar en uitdagend het ook geweest is, was een groots streven naar een intellectuele meritocratie.

“Aanbevolen man”

examen song dynastieHet examensysteem vond zijn oorsprong in de periode van de Han-dynastie (206 – 220 n.C.), kreeg zijn vorm in de Sui-dynastie (581 – 618) en werd effectief tijdens de Tang-dynastie (618-908).
In de jaren daarna werden de ambtenarenexamens een korte periode niet afgenomen en ondergingen ze een herziening. Maar de inhoud bleef nagenoeg gelijk. De kern van de teksten bestond uit de Vier boeken en de Vijf klassieken die aan Confucius en enkele van zijn leerlingen worden toegeschreven, alsmede een aantal goedgekeurde commentaren.

Tot de hervormingen van keizer Kwang-siu in 1898 was het beruchte Achtbenige essay met zijn formele, traditionele stijl, het fundament van de examenstof. Uit het hoofd leren van klassieke, Confuciaanse teksten was essentieel om te kunnen slagen voor het examen en de geleerde met de meeste graden had een geheugen van formaat. Hij moest teksten van meer dan 400.000 karakters in zijn geheel onthouden als hij tenminste een functie als lokaal ambtenaar ambieerde. Voor het examen voor regionaal ambtenaar slaagde maar een tot twee procent. Wie nog hogerop wilde, kon doorleren tot de status van provinciaal ambtenaar en ambtenaar van het keizerlijke paleis. Examens werden om de drie jaar afgenomen. Een kandidaat die slaagde voor het examen werd lid van de elite van ambtenaren.

Om een hoge positie te verwerven, was meestal een provinciale graad nodig, juren geheten, hetgeen “aanbevolen man” betekent, te verkrijgen na jaren studie. Voor je dertigste kon je die graad nauwelijks behalen. Veel succesvolle kandidaten kregen pas een positie als ze al wat ouder waren. De jinshi-graden bijvoorbeeld waren alleen weggelegd voor enkele buitengewone geleerden. Voor hoge ministersposten kwamen alleen de besten in aanmerking; zij werden gekozen door de keizer persoonlijk.

Op deze manier bouwde China een meritocratische elite op die mede het intellectuele, culturele en politieke leven vorm gaven.
Het systeem stond wel geregeld onder vuur. Kritiek op al die nadruk op uit het hoofd leren van teksten kwam van een zekere Ye Shi die leefde in de tijd van de Song-dynastie (960-1126). Hij zei: “Een gezonde samenleving is niet mogelijk als mensen niet leren met het doel wijsheid en kennis te vergaren maar om overheidsfunctionaris te worden”.

Confuciaanse erfenis

portrait of jiang shunfuHet kwam ook voor dat de starheid van het systeem – inherent aan elk systeem, vooral in een groot land als China – leidde tot frustratie en boosheid bij getalenteerde personen die niet konden voldoen aan de hoge eisen.
De Taiping-opstand, van 1850 tot 1864 ten tijde van de Qing-dynastie, is een van de ergste in de menselijke geschiedenis vanwege het hoge aantal dodelijke slachtoffers: twintig miljoen. Een van de oorzaken van die opstand lag in de verstarring van de ambtenarenexamens. Een zekere Hong Xiuquan zakte vier keer voor een examen en ontwikkelde daardoor een wrok tegen het Confuciaanse staatssysteem. Hij vond een uitlaat toen hij een christelijk geschrift las dat de examens veroordeelde. Hij kreeg visioenen, stichtte het “Hemelse Koninkrijk van de volmaakte vrede” met als hoofdplaats Nanking en begon een kruistocht tegen de “demonen” van Qing. Het is veelbetekenend dat Hongs eerste volgelingen net als hij dorpsonderwijzer waren wier ambtenarenambities gedwarsboomd werden door het niet behalen van het staatsexamen in de tweede ronde.

Deze gebeurtenis is maar een voorbeeld om het belang te illustreren van de ambtenarenexamens in de geschiedenis van China. De examens waren uiteraard niet de enige oorzaak van de opstand. Aversie tegen de Qing-dynastie vanwege corruptie, vriendjespolitiek en de vernedering van China tijdens de eerste opiumoorlog speelden ook een rol.
Een belangrijke erfenis van het Confuciaanse examensysteem is elk jaar weer de massale opkomst in het huidige China van aankomende studenten voor het toelatingsexamen van de staatsuniversiteiten waaraan ook kinderen van analfabete ouders van het platteland kunnen deelnemen.

Zevenhonderd studenten Chinese geschiedenis

In de geest van de filosoof uit Somerset Maughans boek die vond dat dat alle wijsheid in de Confuciaanse leer was te vinden, worden Amerikaanse studenten aan de universiteit van Harvard vandaag de dag aangetrokken tot Chinese wijsgeren. Najaar 2013 kwam het Amerikaanse maandblad The Atlantic met een artikel waarboven de vragende titel: Waarom studeren honderden studenten van Harvard oude Chinese filosofie?

Stel je een wereld voor van ambitieuze menselijke relaties, narcisme, egoïsme en onenigheid over de manier waarop mensen harmonieus met elkaar kunnen leven. Dat is het Amerika van de eenentwintigste eeuw, aldus de auteur van het artikel, Christine Gross-Loh. Maar de maatschappij waarover de 48-jarige Harvard-hoogleraar Chinese geschiedenis Michael Puett vertelt aan meer dan zevenhonderd geboeid luisterende studenten is die van het China van 2500 jaar geleden.
Het door Puett gegeven vak Klassieke Chinese ethiek en politieke theorie is op twee na het populairste van de universiteit. Alleen economie en computerwetenschap scoren hoger. Toen Puett in 2007 zijn colleges voor de tweede keer gaf, waren er zoveel studenten op afgekomen dat de collegezaal bomvol zat, tot en met de trappen, het podium en de toegangshal. Het college moest verplaatst worden naar de grootste zaal van de campus.

confucius portretWaarom zijn er zoveel studenten die zich een semester lang willen verdiepen in de mysterieuze Chinese filosofie van geleerden van duizenden jaren geleden? Over een motief kunnen we zeker zijn, het college voorziet in een van de academische eisen, het ethisch redeneren. Zeker is ook dat studenten door Puetts uitdagende belofte gelokt worden: “Dit college zal je leven veranderen”.

Puetts studenten vinden dat hun leraar de Chinese filosofie gebruikt als een manier om hen concrete, contra-intuïtieve – d.w.z. anders dan je zou verwachten – en zelfs revolutionaire ideeën aan te reiken die hen leren een beter leven te leiden.
Een van hen zei: “Het college veranderde mijn perspectief op mezelf, mijn medestudenten en de manier waarop ik naar de wereld kijk”.

De studenten lezen oorspronkelijke Chinese teksten van Confucius en Mencius, of de Tao te king in vertaling om ze vervolgens in hun dagelijkse leven in praktijk te brengen. De lessen worden gegeven in de contekst van het hedendaagse Amerikaanse leven en helpen 18- en 19-jarigen die worstelen hun plek in de wereld te vinden uit te zoeken hoe je een goede maatschappij kan vormgeven of hoe je een bloeiend leven kan leiden.

Puett vertelt zijn studenten dat berekenend zijn of proberen rationeel plannen te maken een verkeerde manier is om een belangrijke beslissing in je leven te nemen. De Chinese wijsgeren zouden zeggen dat zo’n benadering het moeilijker maakt open te staan voor andere, niet in het plan passende mogelijkheden. Studenten die dat doen, legt Puett uit… “besteden niet voldoende aandacht aan de dagelijkse dingen die hen kracht geven en inspireren, en waaruit een echt, voldoening schenkend leven kan groeien”.

Het gaat Puett erom de aandacht van zijn studenten te vestigen op een andere benadering van de dingen, van relaties tot beslissingen over de loopbaan. Hij leert hun dat de kleinste handelingen tot grote gevolgen kunnen leiden. Confucius, Mencius en andere Chinese filosofen leerden dat alles wat we doen rimpelingen veroorzaakt en Puett spoort zijn studenten aan zich bewuster te worden van zichzelf en waar te nemen hoe de meest alledaagse handelingen – de deur openhouden, vriendelijk groeten naar de winkelier – ons gevoel beïnvloeden en het verloop van de dag veranderen.

Je concentreren op de praktijk van het dagelijkse leven en begrijpen dat grote dingen met de kleinste handeling beginnen, zijn radicale ideeën voor jonge mensen die in een maatschappij leven die propageert groot te denken en te streven naar persoonlijke excellentie. Dat zou wel eens een reden kunnen zijn waarom de belangstelling voor Chinese filosofie niet alleen op Harvard maar in heel Amerika om zich heengrijpt. Het gaat hier om een boodschap die vooral weerklank vindt bij mensen die verlangen naar een alternatief voor de snelle weg waarop ze al hun hele leven voortgaan.


A unique experiment, door Justin Crozier, China in focus magazine, zomer 2002: www.sacu.org/examinations.html

Why are hundreds of Harvard students studying ancient Chinese philosophy? door Christine Gross-Loh, The Atlantic, 8 oktober 2013: www.theatlantic.com

Michael Puett schrijft momenteel met Christine Gross-Loh het boek The path: What Chinese philosophers can teach us about the good life dat wordt uitgegeven bij Simon and Schuster. Een vertaling in het Nederlands verschijnt bij uitgeverij Ten Have. Inhoud: op basis van de Chinese filosofie opnieuw nadenken over Westerse vooroordelen over ambitie, macht, geluk, creativiteit, plannen maken en relaties. Tevens lessen in de kunst van goed leven.

Illustraties
Bovenaan: De keizer ontvangt een examenkandidaat ten tijde van de Song-dynastie (960-1279).
In het midden: Portret van de vijftiende eeuwse geleerde Jian Shunfu ten tijde van de Ming-dynastie (museum van Nanking). De twee kraanvogels op zijn mantel verwijzen naar zijn status: ambtenaar van de eerste rang.
Onderste: Portret van Confucius (551-479 v.C.) op latere leeftijd (Provinciaal museum van Shandong).

U P D A T E

The Path: What Chinese Philosophers can teach us about the good lifeSummary and Reflections, door Weng Yek Wong, Medium, 29 januari 2022: https://wengyek-wong.medium.com

The Path Quotes, Good reads: www.goodreads.com

Sociaal-culturele professionals: Pioniers van de participatie-samenleving

marcel spierts 2Marcel Spierts schrijft in zijn boek De stille krachten van de verzorgingsstaat over de toekomst van sociaal-culturele professionals en over de geschiedenis van hun beroep vanaf 1945. Speciale aandacht is er voor de professionalisering van sociaal-cultureel werkers, opbouwwerkers, jongerenwerkers en vormingswerkers, en de manier waarop zij verweven zijn met de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. In die professionalisering onderscheidt Spierts drie dimensies: professionaliteit, vakmanschap en ambachtelijkheid.

Kort gezegd is professionaliteit de manier waarop professionals zich verantwoorden en legitimeren naar de samenleving. Vakmanschap betreft de regels, normen en standaarden die vakgenoten onderling overeenkomen om te bepalen wat “goed werk” is. Ambachtelijkheid is de onuitgesproken en ongrijpbare dimensie van het doen en handelen.

In de loop van die geschiedenis heeft zich een harde kern van de sociaal-culturele beroepen ontwikkeld, door Spierts “de logica van het activeren” genoemd. Dat activeren – w.o. empowerment en verbinden – blijkt een subtiel spel te zijn. Hoe kan ik aan de ene kant mensen uitdagen, maar aan de andere kant ook veiligheid bieden? Wanneer confronteer je mensen en wanneer moet je juist ruimte bieden?
Spierts vertelt hoe professionals die logica van het activeren verder kunnen ontwikkelen in de activerende verzorgingsstaat – of de participatiemaatschappij – die momenteel zo in discussie is. Dat is belangrijk, want er blijkt een spanning te bestaan tussen die twee. De activerende verzorgingsstaat is ongeduldig en benadrukt de urgentie van sociale problemen, terwijl de activeringslogica van de professionals zich nu juist kenmerkt door behoedzaamheid en geduldig manoeuvreren.

Door de nadruk te leggen op de ontwikkeling van vakmanschap en ambachtelijkheid – en niet zozeer op professionaliteit zoals in het verleden het geval was – kunnen sociaal-culturele professionals samen met burgers en vrijwilligers zich mede-eigenaar maken van hun beroep. De kracht van de sociaal-culturele beroepen zit hem vooral in sociale innovatie. In deze beroepen zit enorm veel vernieuwingspotentieel, zoals de geschiedenis ons leert.

 U P D A T E
Op 3 december 2014 is bekend gemaakt dat
Marcel Spierts de De la Courtprijs 2015 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) krijgt voor zijn proefschrift De stille krachten van de verzorgingsstaat. De prijs, een bedrag van 7500 euro, is bedoeld voor onderzoek dat onbetaald en zelfstandig is verricht. De prijsuitreiking is op maandag 9 februari 2015 bij de KNAW, Kloveniersburgwal 29 te Amsterdam.

De visie van Erik van Zuidam op regionale samenwerking

erik van zuidam 2Erik van Zuidam is directeur van de Veiligheidsregio Groningen, een nieuw, in januari 2014 van start gegaan samenwerkingsverband van overheidstaken en hulpdiensten w.o. de brandweer.
Hoe zorg je er nu voor dat door fusie en schaalvergroting een organisatie niet verzandt in bureaucratie? Dat mensen niet verloren raken?

Van Zuidam zegt dat hij veel geleerd heeft van reorganisaties, maar ook veel heeft afgeleerd. Hij wil een organisatie die past bij het tijdsgewricht waarin we momenteel leven: “We leven niet meer in een tijd van veranderingen. We leven in een verandering van tijdperken”.
De oude systemen zijn uitgewerkt. Het is tijd voor iets nieuws, voor andere begrippen, structuren en ander gedrag.

Volgens Van Zuidam werken de beste systemen op de rand van orde en chaos. Op die rand ontstaan er mooie dingen. Bij teveel orde gaat het mis, is er geen beweging meer. Bij teveel chaos, is er teveel beweging en gaat het ook mis. Een samenleving kan alleen overleven als ze in beweging blijft. Teveel werken in verticale structuren is ook niet bevorderlijk voor een vitale samenleving. Bovenin de piramide gaan zitten en tegen de ambtenaren zeggen: u doe dit en u doet dat, kan niet meer. Van bestuurders, burgemeesters en gemeenteraden mogen we nu verlangen dat ze meer horizontaal gaan werken. Niet denken: ik moet informatie hebben en vervolgens ga ik bepalen wat er gebeurt, maar over de grenzen van de eigen organisatie heenreiken.
In feite moet iedereen zijn vak opnieuw uitvinden. De moderne ambtenaar claimt bijvoorbeeld ruimte om zijn vak goed uit te oefenen. Van Zuidam verwacht dat vertrouwen van burgers in de overheid toeneemt door samenwerking op lokaal en regionaal niveau.

Erik van Zuidam is Voortrekker van Beroepseer. Zie: www.beroepseer.nl

Arjan van der Meij: Maken moet weer terug in het onderwijs

arjan van der meijArjan van der Meij, natuurkundeleraar op het Christelijk College De Populier in Den Haag, merkte tien jaar geleden dat vwo- en havo-leerlingen van zijn school graag dingen maakten en met hun handen werkten. Je wordt er vrolijk van, je leert vaardigheden, én je creativiteit en vindingrijkheid worden gestimuleerd. Aan de andere kant brengt maken intrinsieke motivatie met zich mee. Kinderen willen graag iets maken dat er nog niet is en daar trots op zijn.

In 2013 is Van der Meij met collega’s, onder wie Per-Ivar Kloen en Marten Hazelaar, begonnen met de “FABklas”, waar leerlingen van 2 Mavo tot 6 Vwo kunnen werken aan een opdracht of zelf bedenken wat ze willen maken met behulp van gereedschap, materialen en moderne apparatuur als minicomputers en een 3D printer. Bij elke stap leren kinderen weer iets. Omgaan met teleurstellingen als iets niet lukt. Communiceren met anderen die er meer verstand van hebben. Samenwerking is nodig, en geduld bijvoorbeeld als je niet meteen aan de slag kunt omdat een ontbrekend onderdeel besteld moet worden.
“Onze ervaring is dat kinderen gaan stralen als ze iets hebben gemaakt dat werkt. Ja we zijn bezig de uitvinders van deze eeuw op te leiden”.
Moeten andere scholen het voorbeeld volgen? Van der Meij geeft waardevolle tips over hoe maken weer terug kan keren in het onderwijs.

Beroepsdilemma’s: van huisarts tot bankier, van gezinsmanager tot generaal

deirdre enthovenAls wij over falend beleid of een misstand in bijvoorbeeld de jeugdzorg horen, zijn we verontwaardigd. We oordelen razendsnel over wat anderen doen. Journaliste Deirdre Enthoven heeft een aantal mensen met uiteenlopende beroepen geïnterviewd om te weten te komen hoe zij tot beslissingen komen en met wat voor dilemma’s zij te maken krijgen in hun werk. Ze nam een kijkje in de keuken bij onder anderen een kinderarts, rechter, gezinsmanager, politicus, bankier, topsporter en huisarts.

Dilemma’s zijn er altijd maar ze liggen bijna altijd ergens anders dan we verwachten. Dat bleek bijvoorbeeld duidelijk uit het interview met Dick Berlijn, commandant der Strijdkrachten. Hij kon wakker liggen door te moeten kiezen wie van twee even geschikte mannen promotie zou krijgen.

Uit de interviews, gepubliceerd in het boek Bewogen besluiten – Professionals en hun dilemma’s, kwam naar voren dat er een universeel mechanisme in werking treedt bij het nemen van een beslissing. Die komt meestal niet van buitenaf – al gaat men uiteraard bij anderen te rade en raadpleegt men wet- en regelgeving – de uiteindelijke beslissing komt meestal in een intuïtief gevoel bovendrijven. Die intuïtie is meer dan een emotie of een gevoel, het is de optelsom van kennis en ervaring die de doorslag geeft.

Kiezen we bij wetenschapsethiek voor regels of voor deugden?

herman paulHoe kan de wetenschap integer worden beoefend? Over welke eigenschappen dient de wetenschapper te beschikken? De zijn vragen actueel, gelet op de recente voorbeelden van wetenschapsfraude. Herman Paul leidt momenteel een onderzoeksproject aan de Universiteit van Leiden naar wetenschapsethiek in de 19e eeuw waarin veel nieuwe universiteiten werden opgericht en er volop gediscussieerd werd over de ideale eigenschappen van een wetenschapper.

Kunnen wij leren van deze discussies? Volgens Paul wel. Met verve vertelt hij over de intellectuele deugden die ervoor moesten zorgen dat de wetenschapper niet verviel in slordigheid en oppervlakkigheid. Het is de moeite waard om eens na te denken over de wetenschapper als individuele persoon met zijn of haar verlangens, ambities en op de loer liggende valkuilen en verleidingen. Om fraude tegen te gaan bedenken we regels, maar onze maatschappij bezwijkt bijna onder het gewicht aan wetten, protocollen, commissies van toezicht en beleidsadviezen. We verschuilen ons graag achter structuren en systemen.

Het is natuurlijk veel beter bij onszelf op zoek te gaan naar het antwoord op de vraag wat ons motiveert om wetenschapper te worden? Het is een vraag die Herman Paul ons aan het slot voorlegt, met twee suggesties voor een antwoord.