“Daarom is de gewoonte de belangrijkste reden waarom mensen vrijwillig slaaf worden. Je kunt ze trouwens vergelijken met paarden die in het begin in de teugels bijten en achteruit schoppen, maar daarna heel volgzaam worden en fier rondstappen met hun borstharnas. Mensen die in vrijwillige slavernij leven, zeggen dat het altijd zo is geweest en dat ook hun voorouders zo hebben geleefd. Ze denken dat ze verplicht zijn dat onrecht te dulden en overtuigen zichzelf daar ook van met allerlei voorbeelden. Ze rechtvaardigen die tirannie bijvoorbeeld omdat de situatie al zo lang bestaat terwijl de duur van een onrecht geen recht geeft op het in stand houden ervan en het alleen maar groter maakt”.
Deze woorden schreef Étienne de la Boétie in zijn in 1548 geschreven boek Discours de la servitude volontaire. De meest recente vertaling in het Nederlands verscheen in 2007 van de hand van Charlotte Bauwens onder de titel: Vertoog over de vrijwillige slavernij·
De door dr. Jos Verhulst verzorgde Inleiding tot deze uitgave begint met een vraag vol ongeloof: “Hoe is het mogelijk, dat een machthebber of tiran langdurig in het zadel kan blijven?”
Het is de vraag die Étienne de La Boétie zich stelde (1530 –1563) toen hij nog geen 18 jaar oud was. Deze jong gestorven Franse edelman, classicus en jurist beschikte, zoals iemand het uitdrukte over jeugdig élan en idealisme, gepaard gaand met uitzonderlijk scherpe observaties van menselijke zwakten. La Boétie werd dan ook wel de Machiavelli van het geweldloze denken en het geweldloze verzet genoemd.
Paradox van de heerschappij ontmaskeren
De Discours blijft een veel gelezen boek in al zijn vertalingen. Dat is ook geen wonder. Het is volgens Verhulst een analyse die de politieke heerschappij in het licht van tijdloze beginselen ter discussie stelt en die probeert de paradox van de heerschappij te ontmaskeren: hoe is het mogelijk dat één of enkele mannen over miljoenen anderen kunnen heersen?
La Boétie geeft een radicaal advies om je te ontdoen van tirannieke heerschappij. Gewoon niet meer gehoorzamen. Dat is ook de kernboodschap van het boek. Als de mens maar wil, kan hij de vrijheid veroveren op elke tirannie en onderdrukking.
Elke uiterlijke autoriteit die de enkele mens of groepen onderdrukt, kan door noncoöperatie (niet-samenwerking) en ongehoorzaamheid onschadelijk gemaakt worden.
Onderdrukking ontstaat door de slaafse houding van de burger. Maar eenmaal die slaafse houding afgelegd, wordt elke onderdrukker omgestoten. Of de tirannie zich nu afspeelt in een groep, een volk of in het huisgezin, het is altijd mogelijk om zich van het onderdrukkende kwaad te bevrijden. Op de keper beschouwd is er niet eens geweld nodig om een ongewenste heerser van de macht te verdrijven. Het volstaat om gewoon niet langer te gehoorzamen: “En tegen die ene dictator hoef je zelfs niet te vechten. Het enige wat je moet doen is weigeren hem te gehoorzamen. Je hoeft hem niks af te nemen, gewoon niks geven is al voldoende”, aldus La Boetie.
Verhulst in zijn inleiding, die hij de titel Opstand! meegaf: “De heerser kan slechts in het zadel blijven, zolang de meeste mensen dit niet minstens op passieve wijze accepteren, zo stelde La Boétie met verwondering vast. Een interessant voorbeeld is het lot dat de coupplegers tegen Gorbatsjov te beurt viel, in de nadagen van de Sovjet-Unie. Zij bevonden zich in het Kremlin, aan de commandoposten, en deelden in allerlei richtingen bevelen uit. Maar ze werden simpelweg niet gehoorzaamd, en hun rijk doofde uit als een kaars onder een snuiter. De machthebber stikt, wanneer hij niet voortdurend de zuurstof van de gehoorzaamheid krijgt toegevoerd.
De mens is van nature vrijheidslievend. Vrije mensen zullen niet spontaan kiezen voor onderwerping aan een of andere tiran.
De hamvraag luidt dus: waar komt die gehoorzaamheid vandaan? Het kan niet anders, of de onderworpenheid moet aangepraat zijn. De burgers gehoorzamen de tiran, omdat zij geloven dat ongehoorzaamheid onmogelijk of onwenselijk is. Er moet een discordantie bestaan tussen de objectieve belangen van de burgers, en de subjectieve kijk die ze hebben op deze belangen. Er dienen met andere woorden ideologische factoren in het spel te zijn. Ideologie kan gedefinieerd worden als een stel van expliciet of impliciet gehuldigde doch onware opvattingen, die worden verspreid om een machtsstructuur in stand te houden.
De geheime kracht van de macht: een piramide van medeplichtigen
La Boétie vermeldt drie mechanismen die tezamen een uitputtende verklaring bieden voor het merkwaardige fenomeen van de aangeprate onderworpenheid. De derde factor is de meest fundamentele:
1. Gewenning
2. Verstrooiing
3. De geheime kracht van de macht
Het eerste mechanisme functioneert op positieve wijze. Mensen die leven in een tiranniek regime, gaan al gauw geloven dat dit regime onmisbaar en onvermijdelijk is. Voer een verplichte jaarlijkse autocontrole in, en na een aantal jaren gaan vele mensen geloven dat zonder zo’n verplichte controle het verkeer tot een ravage vervalt. Voer een censuurwet in betreffende de holocaust, en na enkele jaren geloven de burgers dat zonder zo’n wet een debat over de jodenvervolging onmogelijk is. Leg schoolplicht op, en na enkele decennia gelooft bijna iedereen, dat schoolplicht onmisbaar is. Voer een parlementair regime in, waarbij de wetten verplicht gemaakt worden door partijverkozenen, herhaal voortdurend dat dit systeem ‘een democratie’ is, en na een tijd wordt dit op grote schaal geaccepteerd.
Het mechanisme dat hier speelt is de gewenning: “De eerste reden waarom mensen graag dienstbaar zijn, is omdat ze als onderworpene worden geboren en opgevoed”.
Het tweede mechanisme functioneert aanvullend op negatieve wijze, via verstrooiing. De burgers krijgen ersatz geestelijk voedsel aangeboden van de tiran, om hun geest bezig te houden en te vullen op een wijze, die voor de tiran ongevaarlijk is. Het is het principe van het brood en de spelen, die “waren in de oudheid lokaas voor dienstbaarheid, de prijs voor de verloren vrijheid en het gereedschap van een tiran”. De tiran deelt douceurtjes uit, die hem geliefd en populair maken, en ervoor zorgen dat een groot deel van het publiek zich met hem en niet met zijn critici gaat identificeren.
Een voorbeeld van de manier waarop een dictator probeert zijn onderdanen af te stompen is wat “Cyrus deed met de Lydiërs, nadat hij zich van hun hoofdstad meester had gemaakt. Hij kreeg het bericht dat de bewoners van de hoofdstad in opstand waren gekomen maar slaagde er al snel in die neer te slaan. Hij vond de stad echter zo mooi dat hij ze niet wilde verwoesten maar hij zag het ook niet zitten van er voortdurend een garnizoen te moeten legeren. Dus opende hij in de stad bordelen en tavernes waar de inwoners gebruik van mochten maken en organiseerde spelen. Dat werkte zo goed dat hij nooit meer hoefde te vechten tegen de Lydiërs. Die mensen gingen zo op in het bedenken van allerlei spelen dat de Romeinen van hen hun woord voor spel, ludus, hebben ontleend. Eigenlijk betekent dat Lydisch. Maar natuurlijk laat niet elke dictator zo duidelijk blijken dat hij zijn onderdanen week en willoos wil maken. Al is het wel zo dat de meeste van hen dat proberen te bereiken”.
Maar deze twee instrumenten volstaan volgens La Boétie geenszins, om de tiran in het zadel te houden. Er is een derde techniek, “de geheime kracht […] van de macht, wat de fundamenten zijn van een dictatuur en die ook in stand houdt”.
Deze derde machtstechniek bestaat uit de creatie, rondom de tiran, van een piramide van medeplichtigen die in afnemende mate objectief belang hebben bij de handhaving van de tirannie.
La Boétie schetst dit als volgt: “Een dictator wordt niet beschermd door zijn leger en wapens. Je bent misschien niet meteen geneigd dat te geloven maar het is wel waar. Het zijn altijd vier of vijf mensen die een dictator aan de macht houden, vier of vijf mensen die een heel land onderdrukken. Vijf of zes mensen naar wie een dictator luistert. Die mensen zijn uit zichzelf naar die dictator toe gegaan of zijn door hem gevraagd om medeplichtig te zijn bij zijn wreedheden, pooier te spelen ter bevrediging van zijn wellust, en mee te profiteren van zijn roverijen. […] die zes hebben elk zeshonderd mensen onder hun leiding […] die hen corrumperen zoals zij de tiran hebben gecorrumpeerd. Die zeshonderd hebben er dan nog eens zesduizend onder zich die ze een of andere hoge functie geven. […] En talloze anderen volgen. Wie wil proberen dat netwerk te ontrafelen, zal merken dat niet zesduizend, maar honderdduizenden en uiteindelijk miljoenen mensen op die manier iets te maken hebben met de dictator. […] Kortom, door alle profijt en gunsten die men ontvangt van de tiran, blijkt altijd dat er bijna evenveel mensen zijn voor wie de dictatuur een voordeel is dan dat er mensen zijn die liever vrij zouden zijn”.
De bestendigheid van de tirannie berust dus op de creatie van een sociale laag van mensen, die op één of andere manier belang hebben (of menen te hebben) bij de bestendiging van de tirannie. Uiteindelijk is het bestaan van de individuele tiran niet meer belangrijk. Er ontstaat een hiërarchisch gestructureerd kartel van mensen, die voordeel putten uit de bestendiging van de bestaande toestand, en die in wezen leven op kosten van diegenen die ze ideologisch onder controle houden. Hiermee is ook de essentie van de moderne staat gekenschetst.
Beslis gewoon om niet meer onderdanig te zijn
La Boétie’s pleidooi voor vrijheid wordt het best samengevat in zijn markante uitspraak: “Een volk moet geen moeite doen voor zijn eigen welzijn, het moet gewoon niks doen wat tegen dat welzijn indruist. Het is dus het volk zelf dat de onderdrukking toelaat, of beter gezegd, in de hand werkt”.
Jos Verhulst, die al even bevlogen is als La Boétie, schrijft in zijn inleiding dat elke generatie opnieuw voor de opdracht staat de metamorfose van de macht te leren doorzien. Hij wijst op de verschuiving naar een globaliserende machtsstructuur die begonnen is in de twintigste eeuw en die zich momenteel voortzet in een planetaire machtsstructuur, een wereldwijde politieke machtsuitoefening die steeds meer vorm begint te krijgen. De vraag rijst dan wat dan nog de waarde is van individuele souvereiniteit en individueel burgerschap?
Aan wat voor machtsstructuur de mensen zich ook onderwerpen, La Boétie’s woorden zullen altijd actueel blijven: “Beslis dus gewoon om niet meer onderdanig te zijn, en je bent vrij”.
Étienne de La Boétie, Discours de la servitude volontaire. Nederlandse vertaling van Charlotte Bauwens, met een inleiding van dr. Jos Verhulst en een nawoord door dr. Frank van Dun: Vertoog over de vrijwillige slavernij, is te downloaden op de site van Meer democratie: www.meerdemocratie.be/etienne-de-la-boetie-vertoog-over-de-vrijwillige-slavernij-0
Meer democratie (vroeger democratie.nu): https://meerdemocratie.be
Bijschrift bij de afbeelding bovenaan: Tekening op het omslag van een uitgave van De vrijwillige slavernij in de vertaling van Ewald van Vugt en een nawoord van A.L. Constandse. Deze uitgave kwam tot stand naar aanleiding van La Boétie’s 450ste verjaardag 1 november 1980.