Skip to main content

Redactie Beroepseer

Veiliger jeugdzorg – een eenvoudig recept

Wat willen we eigenlijk veranderen in de jeugdzorg na de onthutsende constateringen van het rapport Samson? Willen we een betere signalering van nieuwe misbruikgevallen of een veiliger omgeving waarin jongeren die toch al heel wat achter de rug hebben zich kunnen ontwikkelen? Het uitrollen van verdergaande protocollen die transparant maken wie er verantwoordelijk is als het weer eens fout gaat of een breed gedragen basis voor meer veiligheid en kwaliteit? Hoe kunnen we leren hoe het beter kan, en van wie?

Iedereen kent in z’n eigen instelling wel de teams die er in slagen om elke dag opnieuw zorgzaam, consciëntieus, alert en professioneel vorm te geven aan de ontwikkeling van de aan hen toevertrouwde pupillen en de voortgang van de groep. Sommige teams blijken opvallend waardenvast te zijn en steeds weer de juiste combinatie te bieden van methodisch en intuïtief werken. Men maakt gebruik van elkaars individuele kwaliteiten, en er wordt openlijk gesproken over de dagelijkse dilemma’s, over de mogelijke risico’s van dat moment, over oplossingen en rolverdelingen. Dat is de basis voor echte veiligheid en kwaliteit.

Bestuurders zouden de moed moeten hebben om deze goed werkende teams de rol van voortrekker te geven binnen hun instelling. Welke werkwijzen en oplossingen hebben zij ontwikkeld waardoor het zo goed gaat? Hoe hebben zij ervoor gezorgd dat het ook goed blijft gaan? Hoe kun je deze kwaliteiten overdragen aan collega’s die daar meer over willen leren? Veiligheid in de groep kan niet van buiten worden opgelegd, maar wordt dagelijks gecreëerd en onderhouden door de groepsleiders die onder hun eigen specifieke voorwaarden (draagkracht van de pupillen, te weinig scholing, onderbezetting, instellingsproblemen, steeds nieuwe collega’s) toch samen moeten zorgen voor veiligheid. Geef groepsleiders dan ook de mogelijkheid dat ze deze verantwoordelijkheid kunnen waarmaken door van elkaar te leren.

Er zijn de afgelopen jaren hier en daar in het land grote kwalitatieve sprongen gemaakt door medewerkers zelf de gelegenheid te bieden om te reflecteren op en uit te wisselen over verbeteringen van hun praktijk. Wat daarbij opvalt is dat beroepskrachten vervolgens zeer trouw blijven volharden in hun (her)ontdekte professionele kwaliteit. Zij blijken meer organisatieresistent en minder afhankelijk van beperkende omstandigheden.

Om werkelijk de veiligheid in de jeugdzorg te verbeteren zouden instellingen voor jeugdzorg deze schat aan kundigheid beter moeten exploiteren. Op landelijk niveau zou een pool van consulenten opgezet kunnen worden die de uitwisseling van kennis tussen professionals begeleiden. Begeleide uitwisseling en ontwikkeling van kundigheid zal meer rendement opleveren dan de huidige voorgestelde standaardoplossingen van bovenaf die een zeer indirect of twijfelachtig effect hebben op een bestendige veiligheid voor pupillen in de groep, zoals de reorganisatie van de inspectie, onderzoek naar risicofactoren en signaleringsinstrumenten.

Jan Mengde
Psycholoog
Voortrekker Stichting Beroepseer
Adviseur jeugdzorg en verslavingszorg
Voormalig stafmedewerker Bureau Jeugdzorg
Voormalig projectleider jeugdhulpverlening

 

Wetenschap en fraude: wat doen we ertegen?

Wetenschapsfraude is aan de orde van de dag. Het is tijd op de bres te gaan staan voor goede wetenschap. De manier waarop de wetenschap wordt gefinancierd en erover wordt gepubliceerd werkt fraude in de hand. In het Britse dagblad The Guardian is al een tijd een discussie gaande over wetenschapsfraude en het voorkomen ervan. In een van de artikelen wordt een aantal oplossingen aangedragen om deze malheur in de wetenschap te bestrijden.

Pete Etchells en Suzi Cages schrijven: “In het Amerikaanse tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences is aangetoond dat sinds 1973 bijna duizend biomedische artikelen ingetrokken zijn vanwege bedrog. Dat staat gelijk aan 67 procent van alle ingetrokken biomedische artikelen. En de situatie wordt almaar erger. Vorig jaar liet tijdschrift Nature weten dat de toename van ingetrokken artikelen groter is dan het aantal nieuw gepubliceerde artikelen.
Dat is mogelijk omdat de hele manier waarop we de wetenschap financieren, onderzoek doen en publiceren gebrekkig is. Chris Chambers en Petroc Sumner wijzen er in The Guardian van 14 september 2012 in hun artikel Replication is the only solution to scientific fraud op dat er vele, nauw met elkaar verweven redenen hiervoor te vinden zijn, te weten:

• De druk om in tijdschriften ‘met veel invloed’ te publiceren; het gebeurt op alle niveaus van onderzoek;
• Universiteiten behandelen succesvolle toewijzingen van subsidies als prestaties waarvan de voortgang van carrières afhankelijk is;
• Statistische analyses zijn moeilijk, en soms hebben onderzoekers het mis;
• Tijdschriften geven de voorkeur aan positieve resultaten en niet aan negatieve, zelfs als de negatieve, resulterend uit goed uitgevoerd onderzoek, evenzoveel kennis opleveren;
• De manier waarop tijdschriften artikelen beoordelen is inconsequent en geheimzinnig, en werkt in de hand dat er statistische fouten insluipen.

Er zijn problemen op alle niveaus en we moeten stoppen met koppig vol te houden ‘dat het niet zo erg is’ of dat erover praten op de een of andere manier de wetenschap zou schaden. De schade is al aangericht, nu is het nodig deze te herstellen.

Chambers en Sumner beweren dat herhaling van experimenten absoluut noodzakelijk is voor een eerlijke wetenschap, en ze hebben gelijk. Herhaling is een prachtige manier om de resultaten van onderzoek te verifiëren en dat algemeen aanvaarden zou mettertijd kunnen fungeren als afschrikmiddel voor onbetrouwbare praktijken. Het is eigen aan statistieken dat er soms bij toeval positieve uitkomsten zijn en als herhalingen niet openbaar worden gemaakt, kunnen we er niet zeker van zijn of een uitkomst slechts een statistische afwijking is geweest.

Maar herhaling is niet voldoende, we dienen bruikbare veranderingen aan te brengen op alle niveaus van het systeem. Het wetenschappelijke proces moet zo toegankelijk mogelijk worden gemaakt voor nauwkeurige toetsing. Dat betekent vooraf registreren van een onderzoek om oneigenlijk, post hoc statistisch onderzoek op te sporen. Dat betekent ook het archiveren en online delen van gegevens zodat deze nauwkeurig kunnen worden onderzocht. Ook het stimuleren van deze procedure is nodig, waaronder de garantie van publiceren, ongeacht de resultaten.

Het peer-review proces  – het professioneel evalueren van het werk van een collega – moet worden herzien. Het speelt zich nu af achter gesloten deuren, met anonieme recensies die alleen worden gelezen door redacteuren en auteurs van manuscripten. Dat betekent dat we geen echt zicht hebben op hoe peer-review werkt, hoewel we weten dat er makkelijk mee gespeeld kan worden. Extreme voorbeelden van gefingeerde recensenten, gefingeerde tijdschriftartikelen, en zelfs gefingeerde tijdschriften zijn intussen aan het licht gekomen.

Veel vaker worden prullige wetenschap en wankele statistieken geaccepteerd voor publicatie door recensenten van onvoldoende deskundig niveau. Peer-review moet transparanter worden. Tijdschriften zoals Frontiers gebruiken al een interactief model van recenseren, met recensenten en schrijvers die discussiëren over een artikel in een forumachtige online omgeving.

Een eenvoudige volgende stap zou zijn het systeem toegankelijk en zichtbaar te maken voor iedereen, waarbij de anonimiteit van de recensenten wordt gehandhaafd. Dat zou jonge onderzoekers er mogelijk toe kunnen brengen zich kritisch op te stellen jegens een artikel van een meerdere zonder bang te hoeven zijn voor het ondergraven van de eigen carrière.

Op 12 november wijden we een programma aan wetenschappelijk wangedrag op SpotOn London, de jaarlijkse online te volgen conferentie van Nature over wetenschappelijke onderwerpen.
Het doel van de conferentie is bruikbare oplossingen vinden voor de problemen waarmee de wetenschap wordt geconfronteerd. Deelnemers zijn wetenschappelijke onderzoekers, journalisten en redacteuren van tijdschriften.
We hebben een paar suggesties gedaan in dit aritkel, maar we willen er meer van u. Waarover zou u willen discussiëren? Heeft u een idee, een mening of een oplossing voor een probleem?
We doen een keuze uit de beste inzendingen die behandeld wordt op de conferentie. Dus spreek u uit! Laten we ermee ophouden onze kop in het zand te steken en laten we op de bres staan voor goede wetenschap”.

Reacties en referenties

Een van de reacties op Etchells’ en Gage’s artikel is afkomstig van D.V.M. Bishop. Hij schrijft op 2 november 2012:
“Toen ik onlangs in Australië verbleef, werd mij verteld dat sommige universiteiten het Chinese model gaan overnemen, wetenschappers betalen met een bonus als zij in prestigieuze tijdschriften publiceren. Ik heb mijn afgrijzen geuit, maar sommige mensen schenen het heel redelijk te vinden. Kijk op de site van Scholarly Kitchen, klik hier.

Een andere reactie, op 6 november van ene tiordalam luidt: “Einstein schreef vier bijzondere artikelen in 1905. De tweede over de brownse beweging. Onderdeel van zijn thesis vormde ook de afmetingen van moleculen. Dat lijkt me geen slechte thesis, hem opgedrongen door suffe academici, temeer niet daar het bestaan van moleculen nog niet bewezen was en het onderwerp van veel discussie in die tijd”.
(Het artikel van Einstein en de metingen van Nobelprijswinnaar Jean Perrin bewezen uiteindelijk dat moleculen werkelijk bestaan en niet alleen maar nuttige werkhypothesen zijn).
tiordalam voegde aan zijn reactie nog de vraag toe: “Wie zijn degenen die dergelijke fraude aan de kaak stellen?”

NannyOdd reageert op 4 november en schrijft dat ze “het totaal krankzinnig vindt dat wetenschappers – na hun gebedel om geld voor hun werk – zichzelf en anderen onder druk zetten om gegevens te produceren. Ze moeten zelfs de tijdschriften BETALEN om hun werk gepubliceerd te krijgen. Elk gepubliceerd getal kost geld.
Om er zeker van te zijn dat u dit begrijpt, het tijdschrift wordt betaald door wetenschappers die de gegevens verstrekken, dan controleren andere wetenschappers deze gegevens gratis voor het tijdschrift en dan moeten weer andere wetenschappers geld op tafel leggen om de gegevens te mogen zien. Volgens mij behoren tijdschriften de wetenschappers te betalen voor publicatie van de gegevens. Zij maken winst met de tijdschriften. Of nog beter, schaf de tijdschriften af. Maak een vrij toegankelijke database waar wetenschappers hun artikelen naartoe kunnen uploaden en waar ze elkaars werk kunnen recenseren.
En waarom worden de onderzoekers niet gefinancierd over een langere periode, bijvoorbeeld tien jaar? Wetenschappers hoeven niet achter de broek gezeten te worden om hard te werken. Ze kozen voor dit krankzinnige leven omdat ze graag wetenschap bedrijven. De schoonmaakploeg verdient aan het eind van de dag meer en  heeft gunstiger werkuren. En ze hoeft zich niet druk te maken ontslagen te worden ondanks hard werken”.

Het artikel Scientific fraud is rife: it’s time to stand up for good science is verschenen in The Guardian van 2 november 2012 en geschreven door Pete Etchells, biologisch psycholoog, en Suzi Gage, student in de translationele epidemiologie, beiden aan de universiteit van Bristol: www.theguardian.com

Meer info op de site van Nature over de Londense SpotOn conferentie Fixing the fraud. How do we safeguard science from misconduct? op 12 november 2012: www.nature.com (Niet meer beschikbaar). Zie video Fixing the fraud: how do we safeguard science from misconduct?: www.youtube.com/watch?v=3utUERQx2sc

Organisator Pete Etchells nodigt niet alleen wetenschappers, maar ook andere mensen uit zich te mengen in de discussie over wetenschap en fraude.
Lees ook de blog van Pete Etchells Fixing the fraud op Scilogs: www.scilogs.com (Site is niet meer beschikbaar. Zie: https://scilogs.spektrum.de/?ref=scilogscom)

Dr Pete Etchells: www.peteetchells.com

Alles voor starters in het onderwijs

“Daar sta je dan met je diploma op zak en vol goede moed: je staat voor het eerst zelfstandig voor de klas. Maar een afgeronde opleiding en een dosis enthousiasme zijn niet voldoende om succesvol je eerste jaar door te komen. Wat heb je nog meer nodig?”

De nieuwe site, Straks voor de klas – Alles voor starters in het onderwijs (zowel basis- als voortgezet onderwijs) vertelt wat je nog meer nodig hebt, wat je kan verwachten in de eerste maanden als je voor de klas staat, wat invalwerk inhoudt of wat voor kopzorgen combinatiegroepen opleveren.
Op de site worden adviezen en richtlijnen gegeven, ook wat betreft inkomen en vakantieverlof en vertellen leraren verhalen uit de praktijk.
In het verhaal Leren van je blunder vertelt Henno Oldenbeuving, trainer/consultant en voorheen leraar, hoe hij geen grip kon krijgen op een leerling die voortdurend te laat kwam en wat voor les hij uiteindelijk trok uit zijn eigen reactie op het gedrag van de leerling: oordeel nooit te snel en neem de dingen niet te persoonlijk op.

Straks voor de klas is een nieuwe site van de Algemene Onderwijsbond (Aob):
www.straksvoordeklas.nl

 

 

Waarom zitten er geen docenten in de Onderwijsraad?

Jelmer Evers, docent geschiedenis op de school voor havo/vwo UNIC in Utrecht, heeft een brief gestuurd aan de Onderwijsraad.
De Onderwijsraad, gevestigd in Den Haag,  is een onafhankelijk adviescollege, opgericht in 1919. De raad adviseert de regering en de Kamer, gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van beleid en wetgeving op het gebied van het onderwijs.

De brief van Evers, 26 oktober 2012:

—-“Mijn vraag is eigenlijk heel simpel. Waarom zitten er geen, in de praktijk actieve, docenten in de Onderwijsraad?

Het valt me op dat door verschillende raden, stichtingen en dergelijke veel praten over de professionalisering en het imago van docenten. De conclusie is altijd dat het zorgelijk gesteld is met mijn beroep en dat de docent weer centraal moet komen te staan.

Echter in veel organisaties (bijvoorbeeld in de PO-Raad en de VO-Raad) zijn geen docenten betrokken op plekken die er echt toe doen als het aankomt op onderwijsbeleid. Hetzelfde geldt voor de Onderwijsraad. De enige manier om op niveau mee te praten is om de klas uit te gaan. Wat zegt dit eigenlijk over hoe er daadwerkelijk tegen docenten op beleidsniveau wordt aangekeken? Ik ben me bewust dat er een Onderwijscooperatie is, maar daar ligt op dit moment nog niet de autoriteit en bevoegdheid die ik bedoel.

Ik beschouw mezelf en mijn collega’s als experts als het op onderwijs aankomt. Leidend in mijn praktijk is de volgende uitspraak: practice what you preach. Het zou mooi zijn als een prestigieus instituut als de Onderwijsraad hierin het goede voorbeeld geeft en op zijn minst een docent uit elke sector opneemt. Als docenten echt zo belangrijk zijn dan praten we op elk niveau mee. Dan wordt er niet over docenten gepraat, maar door.

Ik ben erg benieuwd naar uw reactie.

Met vriendelijke groet—

Vier  dagen later, op 30 oktober 2012 kwam een antwoord van de Onderwijsraad:

—“Hartelijk dank voor uw bericht van 26 oktober jl. Uw vraag is helder; het antwoord is helaas wat complexer. U heeft gelijk als u stelt dat er niet over leraren moet worden gesproken, maar met leraren. Ditzelfde geldt wat ons betreft ook voor ouders en studenten als het gaat om onderwerpen die hen betreffen. Betekent dat nu ook dat leraren, ouders en studenten deel zouden moeten uitmaken van de Onderwijsraad?
Tot 1997 was dat inderdaad het geval. De toenmalige raad telde 95 leden. Vanaf 1 januari 1997 telt de Onderwijsraad aanmerkelijk minder leden, momenteel 10. Dit is het gevolg van de invoering van de Kaderwet Adviescolleges. Bij de samenstelling van de raad worden allerlei eisen gesteld, zo moet in de raad, naast kennis van de onderwijspraktijk ook wetenschappelijke expertise en algemeen maatschappelijke inbreng betrokken worden. Dit maakt feitelijke participatie van leraren in de raad moeilijk. Leraren, ouders en studenten maken weliswaar geen deel uit van de huidige raad, maar zij worden op verschillende manieren wel betrokken bij de voorbereiding van adviezen.

De Onderwijsraad adviseert de regering en de Eerste en Tweede Kamer over hoofdlijnen van onderwijsbeleid- en wetgeving. Adviezen kunnen alle sectoren beslaan, of overkoepelende thema’s. Bij elk nieuw adviestraject wordt opnieuw bekeken of en zoja, welk onderzoek uitgezet wordt, met welke mensen wij willen spreken en hoe we dit organiseren. In de praktijk worden er vaak panelgesprekken georganiseerd, of vinden er interviews plaats. Soms wordt een seminar georganiseerd, of maken we gebruik van een online discussie of mailronde om met veel mensen te kunnen spreken.

Deelnemers aan panels worden op allerlei manieren geworven. Door gebruik te maken van ons netwerk, door een vraag uit te zetten bij schoolbesturen of koepelorganisaties, maar ook door een oproep via onze website en twitter.

Zo heeft de raad bij de voorbereiding van zijn advies over cultuureducatie in het basisonderwijs (juni 2012) gesproken met leerlingen en schoolteams en via een online discussieforum en een vragenlijst 600 schoolleiders en leraren bij het advies betrokken. Een ander voorbeeld is een verkenning naar moderne professionaliteit die in voorbereiding is. Via onderzoeken in opdracht van de Onderwijsraad en uitgevoerd door het ICLON en het ECBO betrekken wij veel leraren bij dit onderwerp. Ook tijdens de lerarendiners die de Onderwijsraad organiseert in december en januari gaan wij met leraren in gesprek over dit thema.
Alhoewel leraren geen deel uitmaken van de Onderwijsraad worden zij door de raad altijd in de gelegenheid gesteld hun opvattingen kenbaar te maken. De invloed van docenten op de voor hen relevante adviezen van de Onderwijsraad is dan ook aantoonbaar; in elk advies wordt aangegeven met welke deskundigen (leraren) is gesproken.

Met vriendelijke groet”—

De reactie van Jelmer Evers aan de Onderwijsraad:

—-“Hartelijk dank voor uw snelle antwoord. Op zich begrijp ik dat de Kaderwet adviescolleges de Raad beperkt. Ik begrijp echter nog steeds niet dat er geen leraren in de Onderwijsraad zitten. Als ik de eisen bekijk waaraan moet worden voldaan dan voldoen een aantal van mijn collega’s zeker. Veel van mijn collega’s zijn universitair geschoold, in het bezit van een of meerdere titels en een aantal zijn ook gepromoveerd.

De meeste van mijn collega’s zijn maatschappelijk betrokken, dat moet bijna wel als je in het onderwijs werkt. Als met maatschappelijke betrokkenheid een hoge functie wordt bedoeld dan verstaan we daar wat anders onder. Want dat lijkt met name het onderscheidende element in de Onderwijsraad te zijn. Helaas is de afgelopen dertig jaar aangetoond dat dit nog niet betekent dat iemand verstand heeft van onderwijs. De huidige Raad zal ongetwijfeld erg bekwaam zijn, maar het mist essentiële ervaring omdat de echte expertise niet aanwezig is.

Mijn punt blijft overeind staan. Alleen al uit de samenstelling van alle raden in het onderwijs kun je opmaken dat het docentschap geen prestigieus beroep is. Daar draagt de Onderwijsraad door haar samenstelling ook aan bij. Ook bij uw medewerkers zitten geen docenten. Praten met docenten is echt wat anders dan docenten deel laten uitmaken van het beleid.

Nogmaals hartelijk dank voor uw antwoord. Misschien kunt u mijn overwegingen meegeven aan de Raad.
Met vriendelijke groet,

Jelmer Evers—

Zie Brief aan de Onderwijsraad, 26 oktober 2012: www.jelmerevers.nl (Website niet meer actief). Zie: https://nl.linkedin.com/in/jelmerevers

Lees ook Nieuw op te richten lerarenraad door René Kneyber, Blogs Beroepseer, 17 september 2012: https://beroepseer.nl


U P D A T  E

René Kneyber eerste leraar in Onderwijsraad, Didactief, 28 november 2014: https://didactiefonline.nl/artikel/rene-kneyber-eerste-leraar-onderwijsraad

 

René Kneyber en Jelmer Evers zijn voortrekker van Stichting Beroepseer

 

Pasi Sahlberg geeft masterclasses in Nederland in januari 2013

pasi sahlberg Pasi Sahlberg is op 16, 17 en 18 januari 2013 in Nederland ter gelegenheid van het verschijnen van de Nederlandse vertaling van zijn wereldwijde bestseller Finnish Lessons uit 2011. Op die dagen geeft hij masterclasses in Amsterdam, Deurne en Zwolle.

Sahlberg noemt zichzelf “onderwijsactivist”. Hij is een van de invloedrijkste onderwijsdenkers van dit moment en biedt een passend Europees antwoord op “de voortdurende stroom Angelsaksische denkbeelden over goed onderwijs, die zich als een virus door de wereld verspreiden”, aldus  Pahlberg. Die niet aflatende stroom nieuwe ideeën wordt door hem en zijn medestanders GERM genoemd, de Global Education Reform Movement.

De Nederlandse vertaling, getiteld Finnish Lessons: wat kunnen we leren van de successen van het Finse onderwijs? wordt uitgegeven door het adviesbureau Onderwijs Maak Je Samen (OMJS) in samenwerking met Stichting de Brink.

Meer info over het boek en aanmelden voor de masterclasses op de site van Onderwijs Maak Je Samen, klik hier. Of ga naar: www.finnishlessons.nl
Het succes van het Finse onderwijs vormt ook één van de thema’s op de conferentie Leiders in leren die wordt georganiseerd door OMJS en plaatsvindt in Deurne op 13 maart 2013.

Meer over Pasi Sahlberg en Finse lessen op deze site:

1. Wat kan de wereld van het Finse onderwijs leren? Blogs Beroepseer, 2 maart 2019: https://beroepseer.nl

2.Waarom Finland leidend is in de wereld wat betreft onderwijs, Blogs Beroepseer, 29 augustus 2019: https://beroepseer.nl/

De moeite van het lezen waard is ook het artikel van Pim Breebaart, bestuurslid van de Noordwijkse School: Lof voor én waarschuwing bij ‘Finnish Lessons’  op website van Het kind: http://hetkind.org

De 13e man: drie scheidsrechters en gezag op het voetbalveld

de 13e manIn de  documentaire film De 13e man worden drie scheidsrechters in het amateurvoetbal gevolgd. Elk weekeind staan ze vol enthousiasme en toewijding op het veld. Hoe gaan zij om met gezag of gebrek aan gezag en wat zegt dat over onze samenleving? De drie mannen komen tot het besef dat respect en gezag een waardevol en kwetsbaar goed is. Zeker in onze tijd waarin men gezag maar verdacht vindt.

De drie mannen hebben ieder een totaal verschillende achtergrond.
Jan-Willem, projectmanager bij KPN, is een verlegen man die moeite heeft om zich te manifesteren op het veld. Hij krijgt te maken met verruwing en agressie. Na bijna twintig seizoenen dreigt Jan-Willem steeds meer het plezier in het fluiten te verliezen. Hij twijfelt of er voor scheidsrechters zoals hij nog wel een plek op het voetbalveld is.

Predikant David is daarentegen enorm enthousiast over zijn rol als arbiter, maar hij ontbeert door zijn vriendelijke uitstraling natuurlijk gezag. Als predikant is hij een vreemde eend in de bijt. Tijdens zijn preken kan hij het niet nalaten om ook voetbalmetaforen te gebruiken. Door de kerkelijke gemeenschap wordt dat niet altijd gewaardeerd. Hij krijgt door zijn geloofsgemeenschap zelfs een preekverbod opgelegd.

De Marokkaanse Nederlander Badr, persoonsbeveiliger bij de Verenigde Naties weet wat hij wil, spreekt vloeiend Nederlands met een Amsterdams accent, heeft vrouw en kinderen en een goede baan. Als voormalig marinier leerde Badr in het leger wat gezag inhoudt: discipline, zelfbeheersing en respect. Onder moeilijke omstandigheden staat hij zijn mannetje, op het veld laat hij niet met zich sollen. Zitten de voetballers van tegenwoordig wel te wachten op zijn goede voorbeeld?

Regisseur van De 13e man is Martijn Blekendaal. Met het scenario won hij de IDFA Scenarioworkshop in 2009.
De 13e man ging in première op het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA) in november 2011 en is op televisie vertoond in december 2011 op Nederland 2.
Duur van de film: 51 minuten. Productie: Zeppers Film.
Filmfestival De 13e man: www.filmfestival.nl/film/de-13e-man

Hieronder: video van trailer De 13e man

Spelen Wmo-raden de rol die zij moeten?

koepel wmo radenDe Wet maatschappelijke ondersteuning maakt het mogelijk dat cliënten mee mogen praten over het gemeentelijke zorg- en welzijnsbeleid. In de praktijk blijkt dat zo eenvoudig nog niet.
Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 hebben de meeste gemeenten een Wmo-raad, adviesraad of participatieraad opgericht. Via deze organen, waarvan de positie in de wet is vastgelegd, kunnen cliënten participeren in de uitvoering van het beleid. De Wmo-raden mogen gevraagd en ongevraagd advies geven aan het college van B&W over het zorg- en welzijnsbeleid.

Van de Wmo-raad wordt verwacht dat zij signalen uit de samenleving oppikt en een inschatting maakt of een probleem wellicht breder speelt. En dat zij als gelijkwaardige partner van de gemeenten voortdurend zoekt naar mogelijkheden om de uitvoering van de Wmo te verbeteren of te vernieuwen. Om deze rollen naar behoren te kunnen vervullen, dient de raad als adviseur het algemeen belang boven het specifieke belang van de verschillende doelgroepen te stellen. De omvorming van de Algemene wet bijzondere zorgkosten (Awbz) laat zien dat de Wmo-raden nog niet de rol kunnen spelen die hen is toebedeeld.

In de plannen van de regering zou de overgang van de Awbz naar de gemeenten in 2013 beginnen en in 2014 een feit zijn. Door de val van het kabinet in het voorjaar van 2012 is die planning niet langer haalbaar, verwacht wordt dat er pas in 2014 een begin kan worden gemaakt met de decentralisatie. Hoe het ook zij, evident is dat gemeenten in de komende jaren veel nieuwe taken krijgen op het gebied van zorg en welzijn en een aanwas van nieuwe cliënten. Binnen het kader van de Wmo zijn gemeenten verplicht Wmo-raden bij de ontwikkeling van het beleid te betrekken.

Spelen de Wmo-raden ook werkelijk de rol die ze moeten? Daarnaar deden het Kennisprogramma Cliëntenparticipatie van Movisie en de Koepel Wmo-raden onderzoek. Daarvoor werden in het voorjaar van 2012  Wmo-raadsleden, verdeeld over 119 gemeenten, benaderd. Daarvan hebben er 146 op de enquete gereageerd. Voorts zijn vijf ambtelijke projectleiders geïnterviewd over hun ervaringen met het betrekken van Wmo-raden bij de gemeentelijke besluitvorming. Het beeld dat uit het onderzoek oprijst, laat zien dat er nog wel hobbels te overwinnen zijn, wil de Wmo-raad een overlegpartner worden waar de gemeente niet om heen kan.

In het artikel Meedoen mag, maar kan het ook? gepubliceerd op  de site van Sociale Vraagstukken op 25 oktober 2012 schreven de onderzoekers van Movisie:
“Al eerder (2010) heeft Movisie geconstateerd dat Wmo-raden vroeger in het beleidsproces moeten worden betrokken. Het zou de functionaliteit van deze vorm van cliëntenparticipatie ten goede komen, als gemeenten hen voldoende tijd en gelegenheid bieden om zich te informeren en adviezen voor te bereiden. En vanzelfsprekend moeten gemeenten serieus luisteren naar de ideeën en adviezen van Wmo-raden.
De laatsten kunnen dat zelf stimuleren door meer dan nu contacten te leggen met nieuwe doelgroepen, vooral met de Awbz-cliënten. Een ruime meerderheid van de Wmo-raden – 60 procent –  zegt het benaderen van nieuwe doelgroepen als een knelpunt te ervaren. Daar moet verandering in komen; om haar achterban te vertegenwoordigen, moet een Wmo-raad haar toch op zijn minst kennen. En moet ze weet hebben van hun vragen en wensen. Enige spoed is geboden; het is nu al zo dat gemeenten zelf actief contacten leggen met doelgroepen, buiten de Wmo-raden om”.

Rapport Cliëntenparticipatie in de voorbereiding van de AWBZ-transitie, door Rebekka van Munster, Karin Sok, Marjoke Verschelling en Anne Lucassen, onderzoekers aan het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling Movisie, 24 p., augustus 2012, uitgave van Movisie i.s.m. Koepel Wmo-raden. Klik hier voor downloaden van het rapport.

Meedoen mag, maar kan het ook? door Sociale Vraagstukken, 25 oktober 2012: www.socialevraagstukken.nl

Koepel Adviesraden Sociaal Domein: www.koepeladviesradensociaaldomein.nl

Movisie: www.movisie.nl

Twitterende schoolhoofden in Engeland willen hervorming onderwijs

Niet alleen in Nederland zijn leraren het beu steeds maar weer nieuwe, door het ministerie van Onderwijs bedachte plannen te moeten uitvoeren, zonder zelf enige invloed op die plannen te kunnen uitoefenen.
In Engeland was er in augustus veel commotie na bekendmaking van de examencijfers van het vak Engels in het voortgezet onderwijs. Een onderzoek werd geëist. De manier van toekennen van cijfers zou op een fiasco uitgelopen zijn. Oorzaak daarvan is de per 2012 ingevoerde hervorming van de zogenaamde GCSE grades – General Certificat of Secundary Eduation – de beoordeling van prestaties in het voortgezet onderwijs.

Er was al voorspeld dat de nieuwe beoordeling “gigantische gevolgen” zou hebben voor scholen en leerlingen, maar de staatssecretaris van Onderwijs Michael Cove, lid van de Conservatieve partij, die beschuldigd wordt van politieke inmenging in het werk van examencommissies van openbare scholen, piekert er niet over de beoordeling aan te passen. Hij geeft niet toe, ook al roepen leraren en ouders nog zo hard om herziening. Er zijn ook onderwijsdeskundigen die hopen dat Cove erin slaagt met zijn maatregelen het niveau van het onderwijs op te krikken. Ze waren immers genomen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Er wordt in de dagbladen openlijk toegegeven dat het openbaar onderwijs in Engeland het strijdtoneel geworden is van een hard ideologisch gevecht tussen politiek links en rechts, tussen de Conservatieve partij en Labour. De Daily Mail noemt openbaar onderwijs een slagveld waarop de hele natie zal omkomen als de onderwijsvakbonden hun zin gaan krijgen.

Maar, het valt niet te ontkennen dat duizenden leerlingen die dit jaar examen hebben gedaan, gedupeerd zijn met een lager cijfer dan voor dezelfde soort examenopgaven werd gegeven in voorgaande jaren. Deze leerlingen dreigen niet te worden toegelaten tot het hoger onderwijs.
Slechts 63.9 procent van de leerlingen behaalde dit jaar een voldoende in het vak Engels, een toename van 1,5 procent ten opzichte van vorig jaar.

Teveel politieke inmenging in schoolprogramma’s en examencommissies

De protesten tegen de examenuitslagen van afgelopen zomer hebben geleid tot een stroom aan commentaren en reacties van leraren en schoolhoofden. Uit die stroom heeft zich via Twitter een actiegroep gevormd, voor het merendeel hoofden uit het voortgezet onderwijs. Wat locatie en sociale samenhang betreft, staan ze mijlenver uit elkaar, maar ze zijn verenigd in hun opvatting dat er snel een alternatief moet komen voor het huidige onderwijsbeleid.

Schrijver en blogger over onderwijs Ian Gilbert opperde na het volgen van de “maatschappijkke uitbarsting” op Twitter, het idee de online activiteiten concreter vorm te geven: “Ik besefte dat we verder moesten gaan en de mensen bij elkaar moesten brengen die iets te zeggen hebben”.
Een groot deel van de frustraties van leraren wordt veroorzaakt door het feit dat er geen alternatieven komen van de kant van de Labour partij: “Wij willen de stemmen laten horen van degenen die weten wat ze aan het doen zijn. Mensen die er voor de kinderen zijn vanwege de juiste redenen, om met elkaar te discussiëren over wat goed is en niet goed is en die op de proppen komen met concrete alternatieven”.

De groep, die nog geen naam heeft, kwam bij elkaar op het kantoor van dagblad The Guardian om ideeën uit te wisselen. Wat is goed in het huidige onderwijs? De schoolhoofden, afkomstig van zowel gesubsidieerde als gedeeltelijk gesubsidieerde scholen*) kwamen onder leiding van dr. Phil Wood van de universiteit van Leicester tot de conclusie dat aandacht voor de achtergestelde positie van leerlingen en het openbaar maken van gegevens gunstige ontwikkelingen in het onderwijs zijn geweest.
Maar, die positieve ontwikkelingen dreigen te worden ondermijnd door teveel politieke inmenging in het schoolprogramma en de beoordeling van prestaties.

Het plan van Labour voor een Tech Bacc – examen in het vak techniek – werd met evenveel gehoon onthaald in onderwijsland als eerder het examen in Engels, het E Bacc. Bij dergelijke examens wordt er niet gekeken of er vorderingen zijn gemaakt ten opzichte van voorgaande examens. Er wordt niet gekeken of de leerling vooruit is gegaan. Het gevolg van dit soort examens is een systeem waarin slechts vastgestelde aantallen  leerlingen bepaalde examens kunnen halen.
“We gaan terug naar een ‘systeem van bokken en schapen’ dat de maatschappij nog meer zal indelen in wat zou kunnen en wat als resultaat is behaald. We moeten in staat zijn vooruitgang te meten en dat vereist objectieve maatstaven om de vorderingen van studenten te beoordelen, niet de maatstaven die gelden voor slechts een bepaald percentage studenten dat in staat is bepaalde cijfers te halen. Mensen moeten hierover van gedachten wisselen”, aldus Ros McMullen, schoolhoofd uit Leeds.

De politiek hobbelt achter de ontwikkelingen op onderwijsgebied aan

Er werd ook gediscussieerd over hoe een alternatief onderwijsbeleid eruit zou kunnen zien, als Labour “genoeg moed” zou tonen om iets geheel anders neer te zetten, in plaats van te blijven “hangen aan de Tories”, zei John Tomsette, blogger en hoofd van een school in York.
In principe zou er een ontpolitisering van schoolprogramma’s en maatstaven moeten komen, een onafhankelijke structuur van onderwijsprofessionals die politiek bedrijven op hun eigen gebied met een totaal andere benadering van prestaties meten en verantwoording afleggen.
Voorstellen voor herziening van de GCSE examens werden betiteld als “een gebrekkige voorbereiding op de 21ste eeuw”: “Wat we moeten doen is niet altijd hetzelfde als wat we behoren te doen. We willen de erkenning dat onderwijs meer is dan het doen van vijf examens. Het gaat om een complete reis en alles wat daarbij hoort”.

Het zou ook moeten gaan om prestaties die niet gemeten kunnen worden met examens of toetsen. Dat is vooral van belang voor speciaal onderwijs, om te voorkomen dat kinderen al veroordeeld zijn tot de schroothoop voordat ze begonnen zijn.
“We moeten in staat zijn succes op elk gewenst niveau te herkennen en leerlingen met speciale onderwijszorg  niet zonder motivatie en aspiratie aan hun lot overlaten. Dat betekent een holistische visie op presteren, met vorderingen op langere termijn en binnen de context. Het is niet rechtvaardig als er op een rapport staat ‘het is niet erg dat je niet geslaagd bent, probeer het later nog eens'”, aldus schoolhoofd Dave Whittaker uit Barnsley.

Volgens Fiona Millar die in The Guardian verslag uitbracht van deze eerste ontmoeting van schoolhoofden, maken zij deel uit van wat wij tegenwoordig het magische midden**) van de sociale media noemen. Ze zijn geen beroemdheden noch commentatoren op de politiek, maar betrouwbare, overtuigende deskundigen met jarenlange ervaring die bloggen en twitteren en de macht hebben meningen te mobiliseren.

De vraag die we onszelf kunnen stellen aldus Millar in The Guardian is: Loopt de politiek achter de ontwikkelingen aan op onderwijsgebied?

De onderwijsredactie van The Guardian meldt de vorderingen van de groep te blijven volgen.
——————————————————————————————

Referenties en noten

*) Waaronder de zg. academy schools, gedeeltelijk onafhankelijke scholen die twee miljoen pond moeten inzamelen alvorens in aanmerking te komen voor subsidie van de overheid. Dit type school is door premier en Labour-leider Tony Blair in het jaar 2000 ingevoerd met het oog op vervanging van slecht presterende scholen.

**) De term the magic middle –  magische midden – is oorspronkelijk gedefinieerd door David Sifry, oprichter van Technorati en door Brian Solis breed besproken op conferenties, in blogs en zijn boek Putting the public back in public relations uit 2009.
Volgens Sifry vertegenwoordigt het magische midden een onaangeroerde bron van invloed die een ideale aanvulling is op de zogenaamde A-List bloggers, de elite-bloggers die dagelijks bloggen en veel lezers trekken, en de professionele mediarelatiebureaus. Het magische midden vertegenwoordigt de verticale en potentiële markten. De zakenwereld bijvoorbeeld dingt naar de gunsten van bloggers van het magische midden.
Ze verschillen van gewone bloggers en vormen een aparte groep mensen. Ze zijn bevlogen, toegewijd en schrijven over thema’s die hen persoonlijk raken. Ze inspireren anderen ertoe onderzoek te doen en te experimenteren met nieuwe producten en diensten.

Meer over magic middle bloggers, zie website van http://www.future-works.com/services/social-media-marketing/magic-middle-blogger-relations/ (website is opgeheven)

Lees het hele verslag van Fiona Millar in The Guardian van 22 oktober 2011: Tweeting headteachers plan to reform education. Klik hier.

Zie ook het artikel op site van de Daily Mail van 26 augustus 2012: Teachers howling with anguish over GCSE grades are betraying every pupil of the future. Klik hier.

Namenlijst van 15 grootverdieners in het onderwijs

Op 30 oktober 2012 behandelt de Eerste Kamer de Wet Normering Topinkomens (WNT), waarin de beloning van bestuurders aan een maxima wordt gebonden. Voor het onderwijs komen er lagere beloningsgrenzen voor de afzonderlijke sectoren po, vo, mbo/hbo en wo. Die salarisgroepen moeten voorkomen dat een bestuurder van een kleine hogeschool evenveel kan verdienen als die van een grote.

De Algemene Onderwijsbond (AOb) publiceerde op 28 oktober 2012 de jaarlijkse lijst van namen van vijftien grootverdieners in het onderwijs en het bedrag dat zij als beloning hebben ontvangen in het boekjaar 2011.
De bedragen zijn volgens de definitie van de Wet Openbaarmaking semi-publiek gefinancierde topinkomens (WOPT, normbedrag € 193.000).

Bovenaan de lijst staat Bert Molenkamp van de Amarantis Onderwijsgroep. Hij kreeg € 393.602 waarbij inbegrepen een vertrekregeling van € 250.000. In juni vorig jaar legde hij het voorzitterschap neer en stond hij tot 1 oktober 2011 op de loonlijst van de Amarantis Onderwijsgroep.
Amarantis kwam in het voorjaar van 2012 in het nieuws vanwege het financiële wanbeheer van Molenkamp. 250 Mensen verloren hun baan, zonder ontslagvergoeding.

Tweede op de lijst is Aalt Dijkhuizen van Wageningen University & Research Centre met € 346.495. Derde op de lijst is bestuursvoorzitter René Smit van de Vrije Universiteit met € 291.900.

Walter Dresscher, bestuursvoorzitter van AOb is bang dat er nog jarenlang grootverdieners zijn onder bestuurders van onderwijsinstellingen. In een interview met NOS Nieuws verklaarde hij: “We publiceren deze lijst al jaren. Vorig jaar leek het overzicht succes te hebben, toen de Tweede Kamer de topinkomens maximeerde. Helaas is er een aanlooptijd voor deze wet en kunnen onderwijsbestuurders nog jaren tonnen incasseren. Geld dat is bedoeld voor onderwijs”.
Een maximering heeft nog niet tot resultaat geleid: “We  zien weer dat bestuurders en soms zelfs oud-bestuurders van onderwijsinstellingen tonnen op hun rekening bijgeschreven krijgen. Uit de vergoeding voor Molenkamp blijkt voorts dat het voor een bestuurder niet uitmaakt of hij er een bende van maakt.”

Klik hier voor de lijst Top 15 beloningen 2011: https://beroepseer.nl

Zie nos.nl: AOb kwaad over grootverdieners van 28 oktober 2012. (bericht niet meer beschikbaar)