Skip to main content

Redactie Beroepseer

Niet méér reguleren, maar het tomeloze toezicht temmen

“Valt er een bank om? Roep om meer toezicht! Komt een ziekenhuis in de problemen ? Geef de Inspectie meer bevoegdheden! Oorsmeergate (nu al het woord van 2013)? Laat de NZa een onderzoek instellen! Waant een corporatiebestuurder zich in een casino? Schud de toezichthouder wakker en sleep de accountant voor het gerecht! Faalt het bankentoezicht? Laat de Rekenkamer toezicht houden op de toezichthouder!”
Zo begint Marcel Canoy, hoofdeconoom bij de internationale onderzoeks- en adviesorganisatie Ecorys en hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, zijn blog Tem het tomeloze toezicht op de site van Economisch Statistische Berichten (ESB), en vervolgt:

“De roep om meer toezicht is de ultieme Pavlov-reactie van een gemiddelde politicus. En neem ze het eens kwalijk. Geen Kamerlid wordt afgerekend op regels of wetten die ze afschaft. Het helpt niet dat burgers zonder enige zelfreflectie bij het minste of geringste de middelvinger heffen. Zelfs fatsoenlijke journalisten als Jelle Brandt Corstius en Marike Stellinga roepen in een vlaag van verstandsverbijstering op tot volksprotesten omdat bepaalde maatschappelijke uitkomsten hen niet bevallen en ze kennelijk het vertrouwen in onze parlementaire democratie zijn kwijtgeraakt. Call me old fashioned, maar na Haren, Eindhoven en Giethoorn ben ik klaar met die even ongerijmde als ongeremde volksdingetjes.

Ironisch is dat het uitgerekend de PVV is die in zijn verkiezingsprogramma schreef dat voor iedere extra wet er twee andere wetten moeten sneuvelen. Uit misplaatste cordon sanitaire gevoelens is dit bruikbare idee (in een realistische vorm) niet door andere partijen omarmd.

Naast voor de hand liggende redenen dat toezicht geld kost, schijnzekerheden oplevert, ondernemerschap onderdrukt en tot juridisering van de samenleving leidt, is er nog iets anders en veel belangrijkers aan de hand, waarover zo meer (u ziet ik doe ook aan cliffhangers).

Een mooi artikel van Haldane en Madouros van the Bank of England met de poëtische titel: ‘The dog and the frisbee’ legt de vinger op de zere plek. De auteurs betogen hierin dat een goed getrainde hond een frisbee kan vangen door gebruik te maken van een paar eenvoudige vuistregels. Je kunt natuurlijk allerlei ingewikkelde natuurkundige modellen op de frisbee loslaten, maar veel beter dan de hond ga je het daar niet mee doen. De parallel met het bankentoezicht kopt u zelf wel even in.

De conclusie is zo mooi geschreven dat vertalen misdadig zou zijn:
Modern finance is complex, perhaps too complex. Regulation of modern finance is complex, almost certainly too complex. That configuration spells trouble. As you do not fight fire with fire, you do not fight complexity with complexity. Because complexity generates uncertainty, not risk, it requires a regulatory response grounded in simplicity, not complexity.

Delivering that would require an about-turn from the regulatory community from the path followed for the better part of the past 50 years. If a once-in-a-lifetime crisis is not able to deliver that change, it is not clear what will. To ask today’s regulators to save us from tomorrow’s crisis using yesterday’s toolbox is to ask a border collie to catch a frisbee by first applying Newton’s Law of Gravity.

… Als je een instelling met professionals onderwerpt aan complex en gedetailleerd toezicht dan ben je de relatie van ‘principal’ en ‘agent’ aan het formaliseren en juridiseren. De gevolgen zijn dat de instellingen vooral bezig zijn met het naleven van regels of het bezien waar er mazen in de wet zitten. Dit gaat onherroepelijk ten koste van ethiek en moraal besef”.

Lees de hele blog Tem het tomeloze toezicht van Marcel Canoy op de site van ESB, 7 februari 2013: https://esb.nu

Niemand is de baas in game-bedrijf Valve

doom computergame“Wij zijn altijd bezig met scheppen. Als je intelligente en getalenteerde mensen de vrijheid geeft om te creëren zonder faalangst, gebeuren er wonderbaarlijke dingen. We maken dat elke dag mee bij Valve. Het is zelfs zo dat sommige van onze beste inzichten het gevolg zijn van onze grootste fouten. En dat is goed zo! Sinds 1996 heeft deze houding geleid tot het winnen van prijzen op game-gebied, toonaangevende technologieën en een revolutionaire sociale structuur. We kijken altijd uit naar creatieve, risico nemende mensen die het vuur brandend kunnen houden”.

Met deze gloedvolle woorden presenteert het in 1996 opgerichte Amerikaanse Valve zich op internet, het softwarebedrijf dat momenteel als toonbeeld geldt van de “nieuwe economie”.
Op de website Follow the Money wijdt Jesse Frederik een uitgebreid artikel aan Valve, één van de succesvolste gamemakers ter wereld, dat de bedrijfsstructuur van een hippie-commune heeft. Niemand is in het bedrijf de baas:

“Twee Microsoft-werknemers, Gabe Newell en Mike Harrington, richtten Valve in 1996 op met het geld dat ze hadden verdiend aan hun verzilverde Microsoft aandelenopties. De ontdekking dat niet Windows, maar het videospel Doom de meest geïnstalleerde software-applicatie ter wereld was, bracht Newell ertoe een eigen videogamemaker te beginnen. ‘Het was als een blikseminslag voor me,’ vertelt Newell in een interview met Businessweek. ‘Microsoft had een verkoopteam van vijfhonderd man en hier was Id Software, een bedrijf met niet meer dan twaalf man, dat de meest gedistribueerde software-applicatie ter wereld had. Er stond iets groots te gebeuren.’

Het succes van Doom leerde Newell iets belangrijks over wat productiviteit behelst in het computer era. Tijdens de industriële revolutie had men loonslaven nodig die steeds hetzelfde product produceerden. Repetitief dom werk, waarbij een haast militair managementsregiem noodzakelijk is. Bij software ligt dat anders. Het repliceren van software is goedkoop en eenvoudig. Doom werd bijvoorbeeld vrijwel kosteloos verspreid via bulletin boards (voorlopers van het internet). In de software-industrie wordt vrijwel alle waarde gecreëerd door innovatie (het maken van de eerste versie), niet door replicatie (het maken van meer kopieën).

Hiërarchisch management werkt als een bottleneck voor  innnovatie

Dit vereist ook een ander soort bedrijf. Hiërarchische bedrijfsstructuren zijn simpelweg niet goed toegelegd op de taak om creativiteit en vernieuwing te bevorderen. ‘Hiërarchisch management helpt niet bij innovatie,’ legt Michael Abrash, zelf één van de makers van Doom en inmiddels een werknemer bij Valve, uit op zijn blog. ‘Er is geen enkele reden om te verwachten dat de mensen aan de top bijzonder vaardig zijn in het verzinnen van producten die anders zijn dan wat al bestaat – integendeel: hiërarchisch management werkt als een bottleneck voor innovatie.’
Valve vertrouwt op het eigen initiatief van haar werknemers. Zolang werknemers het belang van Valve en haar klanten in het achterhoofd houden mogen ze doen wat ze willen. Het is op het eerste gezicht een recept voor chaos, maar vreemd genoeg werkt het. Projectgroepen waarin werknemers samenbundelen vormen zich als vanzelf.

Geen formele hiërarchie betekent niet dat Valve structuurloos is. Bij projecten staan er altijd leiders op die het project coördineren. ‘Als er niemand is die de leiding neemt, dan betekent dat waarschijnlijk dat een project het niet waard is,’ vertelt Greg Coomer, programmeur bij Valve, aan de Wall Street Journal. Valve probeert er echter zorg voor te dragen dat er geen formele hiërarchie ontstaat. Bij een ander project kunnen er weer andere leiders zijn, niemand heeft een vaste taakomschrijving. ‘Hiërarchische structuren zorgen er uiteindelijk voor dat ze hun eigen doelen, in plaats van die van Valve’s klanten, gaan dienen,’ schrijft Valve in haar handboek voor nieuwe werknemers.valve handboek illustratie

Valve bezuinigt ook niet op haar personeelskosten. ‘In plaats van de goedkoopste werknemers, zoeken wij naar de duurste,’ zegt Gabe Newell. Valve-werknemers verdienen fors boven de toch al hoge norm in de game industrie. De wijze waarop de beloning wordt toegekend is ook vrij uniek. Collega’s bepalen hoeveel iemand heeft bijgedragen aan Valve en daarmee indirect hoe hoog hun beloning moet zijn.

Hiërarchie is geweldig als je voorspelbaarheid en repliceerbaarheid zoekt,’ schrijft Valve in het handboek voor werknemers. ‘[Maar] wij willen vernieuwers en dat betekent dat we een omgeving willen creëren waarin ze het best presteren.’ En vernieuwen doet het bedrijf.

Het beste voorbeeld en gelijk Valve’s grootste commerciële succes is Steam, een online retailer van computergames. Doordat Valve als eerste kwam met de introductie van een eigen online distributiekanaal heeft ze een enorm marktaandeel, dat wordt geschat op 50-70 procent, verworven. Vele andere gameontwikkelaars bieden inmiddels ook hun games aan via Steam. Naar eigen zeggen maakt het retailplatform meer dan $350.000 winst per werknemer, hoger dan bedrijven als Apple, Google en Amazon.
Analisten schatten dat het bedrijf op zijn minst 3 miljard dollar waard is. Geen gekke prestatie voor een bedrijfje met iets meer dan vierhonderd werknemers dat de structuur van een hippiecommune heeft.

Meer werknemersautonomie en platter management hebben de toekomst in de techindustrie en andere creatieve bedrijfstakken”.

Lees het hele artikel: Valve: Het bedrijf zonder bazen, door Jesse Frederik op Follow the Money (FTM), 5 februari 2013:  www.ftm.nl/artikelen/valve-het-bedrijf-zonder-bazen

Er is ook een video te zien met oprichter Gabe Newell: Reflections of a video game maker: https://www.youtube.com/watch?v=t8QEOBgLBQU

Valve-handboek voor nieuwe werknemers: Handbook for new employees – A fearless adventure in knowing what to do when no one’s there telling you what to do, Valve Press, 2012: https://steamcdn-a.akamaihd.net

Website Valve: www.valvesoftware.com

De vierde weg in Nederland

“Als er iemand is die een grote invloed heeft op mijn visie op onderwijsbeleid dan is het Andy Hargreaves. Zijn boek The Global Fourth Way is een handleiding voor echte onderwijsverbetering en niet de schijnoplossingen die de afgelopen dertig jaar zijn geprobeerd (Hargreaves & Shirley, 2012). In the Huffington Post verscheen net een heel mooi overzichtsartikel naar aanleiding van een nieuwe uitgave van de Fourth Way. (Rubin, 2013)”, aldus docent Jelmer Evers in zijn Blog De vierde weg in Nederland:

“Hargreaves biedt een mooi model om onderwijshervormingen te analyseren. De eerste fase in het onderwijsbeleid na de Tweede Wereldoorlog kenmerkte zich door een hoge mate van autonomie van docenten, maar weinig samenhang in innovatie. Voordeel was een hoge beroepseer en de autonomie gaf de docent ook respect. Nadeel was dat docenten  op een eiland opereerden en weinig met elkaar deelden. Daardoor was er minder focus om good practice  met elkaar te delen.

Eind jaren ’80 kwam er steeds meer grip op het onderwijsbeleid. De tweede weg. Beleidsmakers en consultants introduceerden werkwijzen en managementstrategiëen uit het bedrijfsleven (die daar al als verouderd te boek stonden). Deze fase kenmerkte zich door standaardisatie van curricula, nadruk op kernvakken (o.a. taal en rekenen), veel regelgeving vanuit de centrale overheid en meer toetsen en benchmarks waarop scholen en docenten werden afgerekend door een onderwijsinspectie. In de praktijk betekende dit een vernauwing en verschraling van het leren en steeds minder professionele autonomie voor docenten. Sahlberg beschrijf dit als de geboorte van de GERM beweging. (Sahlberg, 2011).

De derde weg, eind jaren ’90 tot het heden kenmerkte zich door een “verzachting” van de tweede weg. Steekwoorden in deze fase zijn ‘capacity building’ en ‘community’. Maar in de praktijk is ook dit een van buiten opgelegd proces met name gestuurd door externe adviseurs die komen vertellen hoe het moet gebeuren en hoe docenten het allemaal zouden moeten doen. Tegelijkertijd verdwijnen alle regels en benchmarks niet. Conclusie: sinds het begin van de jaren ’80 zijn docenten niet meer (mede-)verantwoordelijk voor het onderwijsproces. Er wordt hoogstens lippendienst aan bewezen. Ook in Nederland.

In de vierde weg daarentegen zijn docenten eigenaar van het onderwijsproces (niet het leerproces!) en gedeeltelijk het onderwijsbeleid. Uitgangspunt is goed onderwijs voor elk kind en niet een banale, arbitraire top-5. Kwaliteit krijgt inhoud door docenten zelf die sterk staan voor hun professie en expertise.

To become more successful innovators, we need to establish platforms for teachers to initiate their own changes and make their own judgments on the frontline, to invest more in the change capacities of local districts and communities, and to pursue prudent rather than profligate approaches totesting. The Fourth Way is about reforming rather than destroying teacher associations, and itintegrates technology with high quality teaching instead of replacing teachers with iPads and online learning at every opportunity (Rubin 2013).

The Second and Third Ways of U.S. education reform are giving us more markets, more mandates, and more machines as answers to all our ills. This is the opposite of what high performers are doing everywhere. America will not achieve high-performance if it replaces teachers with machines or turns teachers into machines. It will only improve its schools when it, too, embraces an inspiring vision for the common good that rests upon the high quality and effective collaboration of its teachers and leaders(Rubin 2013).

Voor samenwerking hebben we geen naming and shaming nodig, geen Dronkers, geen top-down inspectie die af en toe langs komt om een afvinklijstje af te werken, niet uiteindelijk alleen maar afrekenen op cijfers, geen ophokuren meer, niet meer werken in de waan van de dag omdat er nergens tijd en geld voor is

Wat we nodig hebben zijn lokale “inspecties” die bestaan uit de beste docenten, niet alleen maar buitenstaanders. Een holistisch systeem dat gericht is op continue leergemeenschappen waarin best practices worden gedeeld. Scholen moeten hun deuren openen, studiedagen voor elkaar openzetten, thematische verbetergroepen opzetten, docenten die bij elkaar op bezoek gaan en opdrachten, toetsen, leerlingenwerk onderling beoordelen op kwaliteit. Schaf de onzinnige koppeling tussen schoolexamencijfers en het centrale examen af. Een centrale toets is al meer dan genoeg. Dit geeft juist veel meer tijd  en ruimte voor zinvolle invulling van het leerproces en zinvolle innovatie in plaats dat we alles inrichten naar een eindexamen. Die nemen we voorlopig toch nog wel af.

Om dit allemaal mogelijk te maken is een andere invulling van onderwijstijd en contacturen nodig. Liever een hele goede les, dan drie slechte. Beperk het aantal contacturen bijvoorbeeld van 700 naar 500 in de bovenbouw. Zorg ervoor dat voor onderwijsactiviteiten in de breedste zin (ook beleid) voor een substantieel deel door actieve deeltijd-docenten wordt ingevuld. Dan open je ineens een gigantisch carrièreperspectief zonder dat je de klas wordt uitgejaagd. Het maakt het beroep ook een stuk aantrekkelijker en zal pas werkelijk tot een imagoverbetering leiden. Dit in tegenstelling tot het recente halve rapport van de Onderwijsraad, dat zich alleen maar focuste op hogere eisen stellen. Dit betekent een paar radicale keuzes maken die voor sommige belanghebbenden minder leuk uitpakken, maar die wel budgetneutraal kunnen worden uitgevoerd omdat je gelden verschuift naar degenen die direct het primaire proces invullen. Dan hebben we  tenminste echt tijd en geld voor goed onderwijs. Of ben ik nu teveel een idealist?”

Hargreaves, A., & Shirley, D. (2012). The Global Fourth Way: The Quest for Educational Excellence (p. 215). Boston: Corwin Press.

Rubin, C. (2013). The Global Search for Education: What Is the Fourth Way? Huffington Post. Retrieved February 6, 2013, from www.huffingtonpost.com

Sahlberg, P. (2011). Finnish lessons : what can the world learn from educational change in Finland? New York: Teachers College Press.

Jelmer Evers Blog De vierde weg in Nederland, 6 februari 2013: www.jelmerevers.nl  (Website is niet meer  actief)

Kustaw Bessems over groepsdenken, morele moed, de waarde van afwijken en het individu

Op de jaarlijkse Docentendag Maatschappijleer in het Tweede Kamergebouw op vrijdag 1 februari 2013 betoogde Kustaw Bessems: “Breng leerlingen veel individualisme bij, misschien stijgt het publieke debat dan ook ooit uit boven de stammenstrijd waartoe het is verworden”. Bessems is chef van het opinie-katern Vonk van de Volkskrant.
Het begin van Bessems betoog in de Volkskrant  de volgende dag:

“Toen ik werd gevraagd om hier vanochtend tegen u iets te zeggen, was dat geloof ik vooral omdat ik dan kon vertellen hoe politici en media met elkaar omspringen. Een poosje heb ik als journalist hier aan het Binnenhof mogen werken, vandaar. En een beetje zal ik ook wel op dat onderwerp komen. Maar liever heb ik het over iets dat ik persoonlijk echt belangrijk vind, nu ik de kans krijg zo’n invloedrijk gezelschap toe te spreken. Want dat bent u. Misschien ziet u het zelf anders. Misschien denkt u dat degenen die normaal deze honderdvijftig blauwe stoelen in de plenaire zaal van de Tweede Kamer bezetten invloedrijk zijn.

Maar nee, ú mag een of twee uur in de week lesgeven aan de nieuwe generaties van dit land. En u hoeft er niet een bepaalde taal in te stampen, u hoeft ze niet één specifieke vaardigheid aan te leren, u mag het met ze hebben over de manier waarop deze samenleving is ingericht. Of hoe zij zou moeten worden ingericht. Daarmee heeft u invloed.

De zomerhit ‘I follow rivers’ van de Zweedse Lykke Li – of misschien kent u de lome versie van de Belgische band Triggerfinger – gaat vermoedelijk over de liefde, over de toewijding en verknochtheid die daaraan eigen zijn. Maar ik was pas te gast bij de theateropleiding in Amsterdam en daar was een student mime, Felix Schellekens, die een solo speelde waardoor ik anders naar het liedje ging luisteren. En kijken. Vooral naar alle covers die veelal jonge mensen op YouTube hebben gezet. Met aandoenlijke ernst en wisselende zangkwaliteiten. Jonge mensen die in zeker opzicht bijzonder willen zijn – ze vermoeden dat ze goed klinken en hopen op waardering daarvoor – maar die ook hetzelfde willen zijn. Allemaal dezelfde liedjes, vaak met dezelfde maniertjes, smachtend naar goedkeuring.
En dan klinkt zo’n nummer ineens verdwaald en tastend naar houvast:

I, I follow, I follow you
Deep sea baby, I follow you
I, I follow, I follow you
Dark room honey, I follow you

Dát is de fase van het leven waarin jongeren onder uw hoede zijn: zoekend naar hun eigen identiteit, bezig te ontdekken bij wie ze horen en bij wie niet. Waarbij dat eerste – wie ben ik? – vaak wordt ontleend aan dat laatste – bij wie hoor ik? Want in je eentje ben je in een toch al onzekere periode extra kwetsbaar. Veiliger is het in de warme gloed van de groep.

En dat brengt me op mijn onderwerp van vandaag.
In de aanloop hier naartoe heb ik me de vraag gesteld: als ik zelf in die tijd één ding had kunnen leren van een docent als u nu bent, wat was dat dan geweest? Waar had ik iets aan gehad? Het antwoord is een les die ik persoonlijk toen nooit kreeg, namelijk: ‘Je hoeft niet altijd ergens bij te horen.’

Mij had het geholpen als iemand had gezegd: ‘Ja, iedereen zit in groepjes nu. En je zult merken dat dat straks in het volwassen leven niet anders is. Het is nu zo in de klas of op het schoolplein. En later op je werk of in je sociale leven. En het zal niet anders zijn in de samenleving daarbuiten. En een groep geeft een zeker gemak. Maar in groepsdenken schuilt ook gevaar. En afwijken heeft minstens zo veel waarde.’

Op de eerste bladzijde van het boek ‘Team’, de methode maatschappijleer voor het vmbo, staat: ‘Leerlingen uit een klas vormen samen een groep, maar ze horen ook bij andere groepen.’ En dan volgt een opdracht: ‘Noem vijf groepen waar jij bij hoort.’

In groepen leven en erbij horen

Op bladzijde 11, onder het kopje ‘cultuur’ lezen we: ‘Mensen leven in groepen. Cultuur is de manier waarop mensen in een groep samenleven.’
Opdracht 23 luidt: ‘Elke groep heeft eigen normen en waarden. Als je bij die groep wilt horen, moet je je aanpassen aan die normen en waarden.’
Een hoofdstuk over opvoeding in het gezin? Daar hebben we het weer: ‘Om niet buiten de groep te vallen, pas je je aan. Je neemt de normen en waarden van de groep over.’ En: ‘Wie zich niet aan deze regels houdt, gedraagt zich niet ‘normaal’ en wordt niet geaccepteerd.’
Er komt geen eind aan, ik noem niet eens alles. Ik citeer weer: ‘Als jongere zit je in een gezin. Waarschijnlijk heb je vrienden en zit je op een (sport)club. Misschien ga je naar een kerk of een moskee. Bij al deze groepen pas je je aan. Je wilt erbij horen. En daarvoor moet je je op een bepaalde manier gedragen.’

……………………..onder het kopje ‘Erbij horen’: ‘Om bij een groep te horen, houd je rekening met wat anderen in de groep vinden. Je gedraagt je zoals er van je verwacht wordt. (…) Wanneer je je niet aanpast aan de groep, treedt de groep of een groepslid op als agent die jou een bekeuring geeft. ‘Doe eens normaal!’, ‘dat doe je toch niet?’
Zelfs een passage onder de hoopvolle noemer ‘Net even iets anders’ bevat niets dan groepsdenken: ‘Ben jij een hiphopper? Of ben je een skater, alto of gabber? luister je naar r&b, gothic of heavy metal?’ Jongeren, zo leren we hier, kiezen vaak een groep die een beetje afwijkt van de groep van hun ouders. Maar wel een groep”.

Bessems vertelt verder dat indelen in groepen nergens ter discussie wordt gesteld, dat individualisme als iets lastigs wordt beschouwd. Hij heeft het over partijvorming, partijstandpunten en sektevormin en het gebrek aan vrije botsing van ideeën.

Tegen het eind van zijn betoog citeert Bessems de beroemde woorden van Robert Kennedy om te illustreren hoe je je leerlingen in de les maatschappijleer in plaats van stamdenken, iets waardevols kan bijbrengen dat met vrijheid heeft te maken, het tegendeel van de  poging de individuele mens weg te poetsen: ‘Weinigen zijn bereid om de afkeuring van hun metgezellen te trotseren, de kritiek van hun kompanen, de gramschap van hun samenleving. Morele moed is een zeldzamer goed dan dapperheid op het slagveld of grote intelligentie. Terwijl juist die essentiële eigenschap nodig is voor degenen die een wereld willen veranderen, een wereld die zich slechts met veel pijn en moeite laat veranderen.’

Lees het hele betoog van Kustaw Bessems: Stamp er geen stamdenken in op de website van de Volkskrant, 2 februari 2013. www.volkskrant.nl

Les uit SNS Reaal-debacle: het faciliteren van gefundeerde tegenspraak

“Van managers als Sjoerd van Keulen gaan er dertien in een dozijn. Hij reageerde zoals het overgrote deel van het bestuurlijke topmanagement doet, wanneer ze ‘tegenspraak’ op hun pad tegenkomen: hij luisterde niet. Laat staan dat hij zijn koers wijzigde, toen hij enkele malen grondig onderbouwd werd gewaarschuwd door collega’s van buiten SNS Reaal. Politieke bestuurders, toezichthouders, directie, managers in de hoogste echelons en de geprivilegieerde top van de ondernemingsraad houden er niet van halverwege te keren. Zij geven de voorkeur aan het ten hele dwalen (hoe het spreekwoord ook mag luiden). Ook Van Keulen zette alles op alles om te blijven dwalen. Daar is een les uit te leren”.

In zijn column SNS en schaamteloos rendement op Managementsite stelt Aart G. Broek de vraag waarom leiders niet naar deugdelijke tegenspraak luisteren: “Het gaat hier toch om een van de meest essentiële competenties die we van mensen in leiderschapsposities moeten verlangen? De managementliteratuur doet er het zwijgen toe. Aan de beschrijving van ‘symptomen’ is overigens geen gebrek, zoals van de vele vormen van persoonlijke vooringenomenheid (bias), van het fenomeen van groepsdenken, en van het gladstrijken van zogeheten onwelgevallige informatie.

Deze verschijnselen kunnen het tegenspreken bemoeilijken maar verklaren de kracht waarmee tegenspraak wordt weggeslagen niet. In essentie is de pijnlijke schok die bij gefundeerde tegenspraak ontstaat, een kwestie van schaamte: door de onderbouwde kritiek horen we niet meer ín de groep maar staan juist te kijk vóór de groep waartoe we behoren. Schaamte bedreigt onze primaire behoefte erbij te horen. We verlangen koestering. Schaamte bedreigt onze behoefte aan bewondering en waardering. Juist daarom verdraagt leiderschap deugdelijke vormen van tegenspraak zo slecht.

Tegenspraak, schaamte en agressie

Na het inzetten van een bedrijfstraject is er geen weg terug. Het daadwerkelijk luisteren naar gefundeerde tegenspraak impliceert dat je als bestuurder geen juiste keuzes hebt gemaakt. Voor belanghebbenden is het nog wel mogelijk te erkennen dat er ‘weeffoutjes’ blijken te zijn ontstaan. Het is echter geen doen zich echt af te vragen of er fundamentele beslissingsfouten zijn gemaakt. Terugkomen op je schreden is een krenkende aantasting van de eigen identiteit. Zó pijnlijk dat je nog slechts kunt volharden in je mogelijke ongelijk.Succes betekent dat je bewonderenswaardig slim bent, een foute beslissing en falend beleid betekenen dat je verwerpelijk dom bent. Een beslissingsfout diskwalificeert je voor de leidende functie die je bekleedt: toiletjuffrouw zijn en dan de pot niet weten schoon te borstelen!

Tegenspraak zorgt voor de dreiging van vernedering en voor potentiële uitsluiting van degene die wordt tegengesproken. Deze schok van schaamte vertaalt zich in agressie, dikwijls van ernstige aard, soms zelfs van direct fysiek geweld. Zelden waagt een speler uit de eigen organisatie zich dan ook aan het expliciet kritisch aanspreken van leiders over het beoogde of reeds ingezette parcours. Het kan je letterlijk of figuurlijk de kop kosten. Juist daarom is het geven van tegenspraak zo verrekte moeilijk en laten we dat bij voorkeur over aan een buitenstaander. Juist daarom scharen we ons niet achter degene die tegenspraak levert”.

Volgens Broek is de harde les uit het SNS Reaal-debacle: het faciliteren van gefundeerde tegenspraak. Lees zijn column verder op Managementsite van 6 februari 2013: SNS en schaamteloos rendement: www.managementsite.nl/sns-poen-prestige

Websites van Aart G. Broek: www.carilexis.nl
https://klasse-oplossingen.nl

Jelmer Evers nieuwe Voortrekker Beroepseer

jelmer eversJelmer Evers, leraar en onderwijsactivist,  is de nieuwe Voortrekker van Beroepseer. In 2012 was hij genomineerd voor Leraar van het jaar.
Evers is vooral geïnteresseerd in onderwijsinnovatie en de positie van de docent. Met concepten als Flipping the Classroom –  geen klassikale instructies meer maar YouTube colleges – zoekt hij …”de vernieuwing op vanuit mijn eigen overtuiging en pedagogisch en didactisch vakmanschap”.
Evers vraagt zich af waar de docent blijft in de publieke en beleidsdiscussies over het onderwijs. Er wordt vaak óver docenten gediscussieerd en besloten, maar niet mét docenten. Hij vindt ook dat binnen de scholen de docenten veel te meegaand zijn.

Voor verder lezen: https://beroepseer.nl/voortrekkers/jelmer-evers

Agent moet zelf hoogte van verkeersboete bepalen

Volgens voorzitter Pieter van Vollenhoven van de Stichting Maatschappij en Veiligheid zou de politieagent zelf de hoogte van een verkeersboete moeten bepalen. In De Telegraaf van 5 februari 2013  zegt hij dat “bij verkeersovertredingen de politie nu twee keuzes heeft: een waarschuwing of een boete waarvan de hoogte vaststaat. Vaker komt de verkeersovertreder er met een waarschuwing vanaf, omdat de boete in de ogen van de agent te hoog is”. Met deze nieuwe maatregel hoopt Van Vollenhoven een einde te maken aan de aarzeling bij agenten om te bekeuren.
Zij voelen zich vaak bezwaard omdat de hoogte van de boetes in hun ogen niet altijd in verhouding staat tot de ernst van het vergrijp.

In januari sprak de nieuwe politiechef van West- Brabant Hans Vissers zich nog uit over de hoogte van verkeersboetes in Nederland. Hij vond dat Nederland is doorgeschoten in de hoogte van verschillende boetes. Agenten zouden twijfelen om überhaupt boetes uit te schrijven vanwege de exorbitante hoogte van de bedragen.
Bijvoorbeeld: bumperkleven: 240 euro -; parkeren op een invalidenparkeerplaats: 340 euro. Onnodig toeteren kost je een een klein vermogen: zo’n 350 euro. Deze bedragen zijn nog zonder de gebruikelijke zeven euro administratiekosten.

Volgens Minister Opstelten van Justitie en Veiligheid giing politiechef Vissers met zijn opmerking zijn boekje te buiten. Vissers moest zich niet bemoeien met de hoogte van sancties, “maar alleen met de uitvoering en naleving ervan”, aldus de minister tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer op 15 januari 2013. De hoge verkeersboetes zouden de veiligheid alleen maar ten goede komen.

Politievakbonden ACP, ANPV en NPB gaven in september 2011 al aan dat ze signalen kregen van verontruste agenten. “De ernst van de overtreding staat niet meer in verhouding tot de rekening die mensen ervoor moeten betalen. Agenten zijn het er niet mee eens en ze weten dat zulke boetes agressie oproepen”. aldus  ACP-voorzitter Gerrit van de Kamp.

Vanaf 1 januari 2013 gelden nieuwe bedragen voor verkeersovertredingen. Hierbij geldt het principe: hoe gevaarlijker, hoe duurder. Ook de tarieven voor snelheidsovertredingen zijn aangepast. Om te weten wat een snelheidsovertreding kost, ga naar de website van het Openbaar Ministerie – Tarieven snelheidsovertredingen: https://snelheidsovertredingen.om.nl/

‘Agent moet boete zelf bepalen’, De Telegraaf, 5 februari 2013: www.telegraaf.nl

‘Agent moet zelf hoogte van verkeersboete bepalen‘, De Volkskrant, 5 februari 2019: www.volkskrant.nl

Jelmer Evers

jelmer eversJelmer Evers (1976) is docent geschiedenis, blogger en zelfbenoemd onderwijsactivist. Hij werkt sinds 2003 in het onderwijs. Na een studie geschiedenis in Utrecht en een post-doctorale opleiding bij het Instituut Clingendael  heeft hij de eerstegraads lerarenopleiding – tweetalig en internationaal onderwijs – aan de Universiteit Utrecht gedaan. In 2012 was hij genomineerd voor Leraar van het jaar. Evers schrijft columns, geeft lezingen en workshops over onderwijsvernieuwing en professionele autonomie. Daarnaast zet hij zich in voor organisaties als Het Kind, The Crowd en Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, een collectief van docenten en onderzoekers om praktijk en onderzoek met elkaar te verbinden.

Op de Algemene Vergadering van de Algemene Onderwijsbond van 21 maart 2019 is Jelmer Evers gekozen tot een van de dagelijkse  bestuurders van de bond.

Evers is met name geïnteresseerd in onderwijsinnovatie. Een andere invulling van het onderwijs, meer gericht op de talenten van kinderen, is volgens hem mogelijk. Met concepten als Flipping the Classroom, sociale media en web 2.0 toepassingen is het didactisch palet enorm verbreed: “Ik zoek die vernieuwing op vanuit mijn eigen overtuiging en pedagogisch en didactisch vakmanschap”. Vernieuwingen zijn te vaak top-down opgelegd. Maar vernieuwing gaat pas echt leven en is duurzaam als het vanuit de praktijk ontstaat”.

Gaandeweg zijn carrière is Evers zich steeds meer bewust geworden van een tekortkoming in het onderwijs: “Waar is de docent? In de publieke en beleidsdiscussies over het onderwijs wordt er vaak over docenten gepraat, niet met docenten. Daar begon ik me steeds meer aan te ergeren”. Maar ook binnen scholen ziet hij dat docenten te meegaand zijn: “Terwijl ik er steeds meer ben achtergekomen dat wij, docenten, veruit het meest verstand hebben van onderwijs. Dat we niet voor onze expertise opkmen heeft gevolgen voor ons imago. Ik heb fantastisch werk waar ik trots op ben, maar docenten worden toch een beetje meewarig bekeken. Mensen staan niet te trappelen om het onderwijs in te gaan”.
Evers vindt dat zonde, kinderen verdienen de beste docenten voor de klas.

In oktober 2013 verscheen het door René Kneyber en Jelmer Evers geredigeerde boek Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, het vijfde boek in de serie over beroepseer.  Een tweede deel verscheen in 2015: Het alternatief II – De ladder naar autonomie. Een internationale, Engelstalige versie kwam uit bij uitgeverij Routledge, Londen en New York in 2015: Flip the system. Changing education from the ground up. Het boek werd gepresenteerd op het 7e Wereldcongres Education International dat gehouden werd van 10 – 26 juli 2015 in Ottawa, Canada.

Evers werd in 2014 en 2015 genomineerd voor de internationale Global Teacher Prize die jaarlijks wordt uitgereikt aan een innovatieve en betrokken leraar die een inspiratie is voor leerlingen en de omgeving.

Sinds 2016 is Evers bezig voor de in Brussel gevestigde Education International (EI) een netwerk op te zetten van individuele leraren en lerarenorganisaties overal ter wereld, het Global Teacher/Educator Network (TEN Global).
EI is ‘s werelds grootste federatie van vakbonden en vertegenwoordigt dertig miljoen docenten en onderwijsmedewerkers in ongeveer vierhonderd organisaties in honderdzeventig landen en gebieden.

Perspectief van de publieke sector in 2020

omslag perspectief van de publieke sector 2020De Nederlandse publieke sector discussieert al geruime tijd over de wijze waarop de publieke sector en dienstverleners uit de private sector met elkaar samenwerken en resultaten behalen. Dat daar voldoende valt te verbeteren over en weer is een heldere conclusie. Daarom zijn er ook al tal van initiatieven genomen en onderzoeken gedaan. Denk aan het instellen van de haalbaarheidsonderzoeken door ICT~Office, Gateway-reviews en rapporten van de Algemene Rekenkamer.

OverheidscongresNL levert al meer dan tien jaar een bijdrage aan die discussie. In 2011 hebben de organisatoren van OverheidscongresNL het Overheidsforum opgericht dat zich heeft gebogen over de samenwerking van de publieke en private sector met als resultaat het boek  Perspectief van de publieke sector in 2020, waarin vier teams op zoek gaan naar de verbindende factoren die onze samenleving kunnen voorbereiden op (inter-)nationale ontwikkelingen. Denk aan de oprukkende invloed van sociale media, privacy- en veiligheidsvraagstukken, de gevolgen van de Patriot Act en andere wetgeving, de effecten van internet en de cloud, data sourcing en de consequenties hiervan op bestuurlijk informatiemanagement. Het boek werd in november 2012 overhandigd aan alle leden van de nieuwe Tweede Kamer. In het voorjaar van 2013 vindt er in Den Haag een debat plaats over het onderwerp.

Het Overheidsforum heeft aan de hand van interviews en rondetafelgesprekken in 2011 en 2012 met een brede groep bestuurders uit het bedrijfsleven en de overheid de ontwikkelingen in kaart gebracht. De artikelen staan niet op zichzelf, maar behandelen thema’s vanuit de invloed die ze op elkaar uitoefenen en de consequenties voor de bestuurlijke ontwikkelingen die ons de komende jaren staan te wachten. De thema’s zijn van belang voor beslissers uit alle maatschappelijke sectoren die willen meepraten over de mogelijke publieke inrichting van de Nederlandse samenleving in 2020.
De vraag is uiteraard in welk opzicht dit initiatief een aanvulling is op de andere goede initiatieven die er al zijn? Volgens het Overheidsforum wordt er hier in de eerste plaats geredeneerd vanuit het behalen van de doelstellingen van de publieke sector. Dit betekent dat de resultaten van organisaties in de publieke sector centraal staan, nu en in de toekomst. En dat sluit aan bij het standpunt van het regeerakkoord om betere resultaten te behalen tegen minder kosten. Feitelijk speelt dit al langer in de publieke sector wereldwijd en zeker ook in Nederland. De private dienstverleners kunnen en willen daaraan bijdragen. De wijze waarop, is een gespreksonderwerp met de publieke sector.

Een van de discussiepunten in het boek is ICT: Meer interactie tussen burgers en de overheid leidt tot betere publieke dienstverlening.  ICT-ontwikkelingen voor de moderne burger gaan razendsnel. Tot voor kort was het de overheid die de bevolking stimuleerde tot internetgebruik. De wal heeft het schip gekeerd. De moderne burger loopt ver voor op de overheid en beschikt over de modernste multimediale apparaten, geavanceerde software of apps, en zich razendsnel uitbreidende cloud services zoals Google, Dropbox en Facebook.  De overheid kan de digitale burger alleen nog bijbenen door alle zeilen bij te zetten. Meer interactie tussen burgers en de overheid leidt tot betere publieke dienstverlening.
Een stelling voor discussie is: “Het is belangrijk dat de Rijksoverheid in 2020 als eenheid wordt erkend door burgers, bedrijven en werknemers”. En: “De regie van interactie tussen overheid, burgers en bedrijven zou niet bij de overheid moeten liggen”.

Het toekomstbeeld van Overheidsforum is dat Nederland zich in een periode bevindt waarin op alle fronten grote wijzigingen plaatsvinden: “We verwachten dat de overheid zich zal aanpassen aan deze veranderingen, met name waar het gaat om de interactie tussen burgers en bedrijven. In het licht van deze aanpassingen verwachten we dat Nederland in 2020 een efficiëntere overheid heeft die meer op burgers en bedrijven is gericht. Om dit toekomstbeeld van de overheid te realiseren, hebben we zeven oplossingsrichtingen geïdentificeerd” (zie pagina 16).

Downloaden Perspectief van de publieke sector in 2020, OverheidscongresNL, 100 pagina’s: https://beroepseer.nl