Skip to main content

Redactie Beroepseer

Neprecensenten en gesponsorde reacties op internet: tegendeel van beroepseer

Betaalde neprecensies en gesponsorde reacties zijn een probleem in de IT-wereld. Hoe werkt het en wat kunnen we ertegen doen? Mike Elgan van Computerworld schrijft in zijn artikel Zitten online fora vol met betaalde leugens? hoe Samsung vorige week een boete kreeg voor astroturfing, en BlackBerry wordt ook van dit gedrag beticht. De Taiwanese handelswaakhond FTC zegt dat Samsung twee marketingbureaus heeft ingehuurd om de mankementen van concurrerende producten te benadrukken, te trachten negatief Samsung-nieuws in te perken, positieve recensies te maken voor zijn producten en zich bezig te houden met ‘palindromische productmarketing’, wat dat ook mag betekenen.

Wat is astroturfing?

Samsung kreeg een boete van 246.000 euro omdat het werknemers heeft ingehuurd om reacties te plaatsen op online fora waar Samsung wordt bejubeld en de concurrentie wordt afgekraakt. Dat noemen we astroturfing. De term komt van Astroturf, nepgras. Astroturfing is het maken van je eigen grassroots-activisme, kortom doen alsof je een meute fans bent.

Dit fenomeen bestaat al millennia. In 1985 werd de term ‘astroturfing’ voor het eerst genoemd door een Amerikaanse senator die verwees naar een brievencampagne van ‘burgers’ die was opgezet door de sector van verzekeringsmaatschappijen. Maar het verschijnsel werd al toegepast als politiek spelletje door de Romeinen.

Met de opkomst van internet, online fora en sociale media – en daardoor de grotere invloed van ‘de massa’ – heeft het verschijnsel voor de commerciële wereld aantrekkelijk gemaakt. Sites als Fiverr winden er geen doekjes om en zijn een marktplaats voor astroturfers. Zo vind je hier gebruikers die voor een kleine vergoeding een iOS-, Android- of BlackBerry-app op diverse fora aanprijzen.

Geautomatiseerde astroturfing

Astroturfing vind je in het klein bij kleine bedrijven waarbij de eigenaar vraagt om vrienden en familie een positieve recensie te geven. Op grote schaal kom je bij het voorbeeld van de Chinese overheid die 300.000 mensen betaald zou hebben om reacties te geven op sociale media en fora die een positieve houding hadden ten opzichte van de Chinese overheid. Dit schijnt nu al jaren vaste prik te zijn in het Chinese overheidsbeleid.

Andere organisaties mikken op automatisering. ‘Persona management software’ maakt een neppersoon aan die er betrouwbaar uitziet (deze nepperds worden ‘sockpuppets’ genoemd), inclusief verzonnen naam, e-mailadres, website, sociale media-profiel en andere gegevens. De software maakt vervolgens online activiteiten aan, zodat de sockpuppet een online aanwezigheid heeft.

Als dit soort software op sociale media wordt losgelaten, hebben we het over een ‘social bot’. Sommige sectoren, bijvoorbeeld de mobiele markt, zijn vrijwel volledig afhankelijk van recensies op het web en astroturfing vindt je daarom hier veel terug. Hotels, restaurants en boeken zijn ook voor een groot deel afhankelijk van mond-tot-mond-reclame via recensies om nieuwe klanten te trekken.

Televisiezender Fox News zou bezig zijn met ‘geïnstitutionaliseerd astroturfing op internet’, aldus een boek van journalist David Folkenflik. Werknemers van het bedrijf zouden ontraceerbare draadloze verbindingen gebruiken om pro-Fox-standpunten te verspreiden. Iemand gebruikte zelfs een inbelverbinding via AOL. Verder zouden er nog eens 100 neppersonen worden ingezet.

Wat is er zo slecht aan?

Een verslag uit 2012 van onderzoeksbureau Nielsen stelt dat 70 procent van de bevraagde mensen online recensies vertrouwt en dat het koopgedrag van zelfs 83 procent beïnvloed wordt door deze recensies. Een rapport van Gartner voorspelt dat tussen 10 en 15 procent van alle recensies op sociale media volgend jaar nepmeningen zijn die zijn betaald door bedrijven.

Consumenten worden dus misleid en dat levert een vertrouwensprobleem op. Toen ik vorige week op Google+ een bericht plaatste over de boete bij Samsung, zag ik tot mijn schrik dat een groot deel van de mensen denkt dat astroturfing een groot probleem is in de IT-industrie en dat alle grote bedrijven het doen.

Dat levert twee problemen op. Ten eerste betekent het geloof dat astroturfing veel voorkomt dat consumenten twijfelen aan echte meningen. Ten tweede zorgt het idee “iedereen doet het” voor een extra motivatie voor bedrijven om op de vermeende trend aan te haken. Waarom zou je er niet van profiteren als iedereen toch al denkt dat je het doet?

Wat kunnen we ertegen doen?

Software kan uitkomst bieden. Op de Amerikaanse universiteit Cornell is een algoritme ontworpen (PDF) dat astroturfing herkent. De makers claimen dat 90 procent van de nepberichten worden opgepikt. Het zou handig zijn als een bedrijf als Google dit zou uitrollen om een second opinion te vragen of een reactie echt of nep is. In de tussentijd, moeten we op onszelf vertrouwen. Time heeft bijvoorbeeld deze handige gids gepubliceerd over hoe je een neprecensie kunt herkennen.

Samsung en BlackBerry zijn niet de enige die zich bezighouden met astroturfing. Verre van dat zelfs. Het gebeurt veel en het is vaak lastig om te ontwarren of dit een echte reactie is of niet. Dus als we de mening van anderen peilen, moeten we dat met een gezonde dosis scepsis doen.

We zouden nu meer moeten afgaan op de opinie van professionele recensenten met een goede reputatie voordat we tot aankoop overgaan. Zulke journalisten zijn niet alleen deskundig, ze worden ook nog eens betaald voor een objectieve mening.

Zitten online fora vol met betaalde leugens? door Mike Elgan, 28 oktober 2013 op website Computerworld: http://computerworld.nl/e-commerce/79844-zitten-online-fora-vol-met-betaalde-leugens? (Niet meer beschikbaar)
Zie: Are online comments full of paid lies? 26 oktober 2013: www.computerworld.com

Politiemensen reageren op uitspraken over discriminatie van minderheden bij politiecontroles

De politievakbond ACP gebruikt sociale media om met leden in gesprek te gaan en een platform te bieden zodat zij met elkaar van gedachten kunnen wisselen over actuele onderwerpen die samenhangen met het politievak.

Naar aanleiding van het commentaar van Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer op het rapport van Amnesty International over de Nederlandse politie “dat discriminatie van minderheden bij politiecontroles in de politiecultuur zit”, is er een discussie gestart op Facebook van ACP.

Volgens Brenninkmeijer, aldus het Algemeen Dagblad van 28 oktober 2013, heeft de politie de neiging om het onderwerp discriminatie weg te wuiven: “Maar de politie moet erkennen dat het gebeurt en dat het onjuist is”, vindt de ombudsman.
Brenninkmeijer is blij met de aandacht van Amnesty International voor dit zogeheten ‘etnisch profileren’ door de politie. Volgens de mensenrechtenorganisatie worden etnische minderheden in Nederland vaker staande gehouden door de politie dan autochtone Nederlanders.
De ombudsman herkent dit beeld. “Etnisch profileren gebeurt op verschillende plaatsen, zoals op straat, in de trein, of bij de douane.”
Als voorbeeld noemt hij de 100 procentcontrole op Schiphol. In de praktijk komt die controle volgens hem erop neer dat voornamelijk mensen met een kleurtje eruit gepikt worden.

Brenninkmeijer noemt het verder opvallend dat er weinig klachten binnenkomen van mensen die zich gediscrimineerd voelen bij politieoptredens. “Deze mensen zijn het gewend dat ze gediscrimineerd worden en laten het erbij zitten.”

Enkele reacties, verzameld door Jasper Achterbergh op de website van ACP: 

“Bepaalde groepen in onze samenleving zijn nu eenmaal oververtegenwoordigd als het gaat om criminaliteit. .genoeg onderzoek naar gedaan…heeft niks met discriminatie te maken maar de pakkans vergroten door goed politiewerk.”

“Vind het een slecht stuk. Onderzoeken onderzoeken. Laat hem is gewoon een weekje mee draaien. Denk dat hij dan een ander beeld heeft. Kijk tevens even waar de top 600 van amsterdam uit bestaat. De controles zijn gebaseerd op feiten en op ambtshalve bekendheid. Het heeft totaal niks met rasisme te maken.”

“Mee eens, we hebben de neiging om te discrimineren omdat we denken dat wij kunnen onderscheiden wie wat wel en wie wat niet gedaan heeft.”

Politiemensen nemen beslissingen op basis van ervaring en intuïtie. De afweging om al dan niet iemand staande- of aan te houden hangt dan ook af van diverse factoren zoals een bestaand criminaliteitsbeeld in een bepaalde wijk, afwijkend gedrag, leeftijd, uiterlijk et cetera. Na een overval waarbij het signalement ‘twee licht getinte mannen’ is, zal de politie de jacht minder snel openen op een blonde vrouw met kinderwagen. Harde cijfers wijzen op een oververtegenwoordiging van bepaalde groepen in het criminaliteitsbeeld. Met die informatie gaan politiemensen dagelijks de straat op. Reacties van collega’s op sociale media duiden daar ook op:

“Controles zijn gebaseerd op feiten en op ambtshalve bekendheid”.

“Ik werk bij de Noodhulp en moet concluderen dat we meestal de “goede” er tussenuit halen. Als we de cijfers bekijken springen er bepaalde groepen uit. Resultaten uit het verleden …”

De politie de zwarte piet toespelen en concluderen dat de politie handelt in strijd met mensenrechten door minderheden structureel vaker staande te houden is wat mij betreft dan ook veel te kort door de bocht. Ombudsman Brenninkmeijer poneerde zelfs de stelling dat discriminatie in de politiecultuur zit. Dat is nogal een beschuldiging aan het adres van collega’s die zich dagelijks met hart en ziel inzetten om Nederland veiliger te maken voor burgers. Collega’s die soms in een ‘split second’ keuzes moeten maken. Keuzes waar later nog heel wat over afgediscusieerd wordt en waar iedereen, inclusief deze ombudsman, een mening over heeft.

Meediscussiëren? Laat het weten via Twitter of Facebook of via ledenpanel op site van ACP: www.acp.nl

Zwartepieten, door Jasper Achterbergh, ACP, 29 oktober 2013: www.acp.nl/zwartepieten/

Publieke veranderaars en pioniers

In haar artikel Publieke veranderaars en publieke pioniers, schrijft Marielle de Groot over de veranderende relatie tussen overheid en maatschappij en de initiatieven van ambtenaren die proberen een antwoord te geven op de vraag hoe ambtenaren dat in hun werk handen en voeten kunnen geven.

De overheid moet veranderen en aansluiting vinden op de veranderende maatschappij. Netwerken van ondernemende ambtenaren geven die transformatie mede vorm. Initiatiefnemers vanuit de ‘ambtenarenbeweging’ Davied van Berlo (Ambtenaar 2.0), Jan Hof (Publieke Veranderaars) en Simône Huijs (Publieke Pioniers) dragen bij aan het debat en de kennisuitwisseling over hoe professionals binnen de overheid die ‘nieuwe overheid’ in hun werk vorm en inhoud kunnen geven. Professor Mirko Noordegraaf (Universiteit Utrecht) volgt de bewegingen van ambtenaren en geeft zijn visie op de mogelijkheden om als professional binnen de overheid innovatief te zijn en vernieuwingen tot stand te brengen.

Platform

Davied van Berlo is oprichter van het netwerk Ambtenaar 2.0 en inmiddels programmamanager ervan vanuit de rijksoverheid. In 2008, tijdens het schrijven van zijn eerste boek Ambtenaar 2.0 over de opkomst van sociale media en de betekenis daarvan voor de overheid, begon hij te bloggen. “Op die blogs kwamen veel reacties, maar mensen zijn daarna weer weg. Ik wilde dynamiek en interactiviteit stimuleren en de mensen vasthouden waarmee ik het gesprek voerde.” Daarom startte hij het bekende NING-netwerk van Ambtenaar 2.0. Inmiddels is de focus verbreed met thema’s als innovatie en ‘de nieuwe overheid’. Het netwerk is een platform geworden voor vragen, ontmoeting, kennisuitwisseling en discussie. On- en offline, want Ambtenaar 2.0 organiseert ook bijeenkomsten, zoals een jaarlijkse 2.0-dag. In 2012 publiceerde Van Berlo zijn derde boek Wij de overheid: co-creatie in de netwerksamenleving over de gevolgen voor de overheid van de vernetwerking van de samenleving.

Van Berlo ziet zichzelf vooral als verbinder. “Ik kom op veel plekken binnen de overheid en maak kennis met heel verschillende werelden. Daarnaast doe ik veel indrukken op door wat er bij Ambtenaar 2.0 boven komt borrelen, door hoe bij Pleio, het online platform voor samenwerking, groepen gevormd worden en door vragen bij mijn praatjes. Ik probeer daarnaast de wetenschap te betrekken bij de discussie over de nieuwe overheid. Daar schrijf en praat ik weer over, zo voed ik mede het netwerk.”

Tastbare voorbeelden

Simône Huijs is senior strategisch adviseur bij de gemeente Venray. Juni 2013 bracht zij in samenwerking met het Instituut Maatschappelijke Innovatie de essaybundel Publieke Pioniers uit. Publieke pioniers zijn zowel innovatieve ambtenaren als mensen buiten de overheid die een publieke taak op zich nemen. Met het boek wil Huijs ambtelijke professionals en bestuurders inspireren en de praktijk van de publieke pioniers laten zien. In het boek geven 29 mensen die haar inspireerden elk een onderdeel van het verhaal van de hedendaagse relatie tussen overheid en maatschappij. Huijs: “Die ontwikkeling krijgt termen mee als ‘horizontalisering’, ‘zelfsturing’ en ‘doe-het-zelfdemocratie’, en wordt gezien als een eigentijdse manier om met complexe vraagstukken om te gaan.”

Dialoog

Ze kreeg het idee voor het boek in haar vorige baan als strategisch adviseur bij het ministerie van Economische Zaken. “Verschillende rapporten beschrijven het ‘wat’, maar nog niet het ‘hoe’. Ik merkte dat sommige collega’s deze verandering aanvoelden en het direct oppakten in dialoog met maatschappelijke partners. Voor een andere groep bleven het abstracte begrippen. Er was behoefte om die woorden betekenis te geven, door tastbare voorbeelden van collega-ambtenaren die het handelingsperspectief laten zien. Maar ook aan voorbeelden van initiatieven uit de maatschappij, zoals een particuliere daklozenopvang: hoe gaat dan de samenwerking met de overheid? Op de derde plaats was er behoefte aan reflectie en verdieping op het fenomeen horizontalisering en zelfsturing, voorbij de ‘hosanna’-verhalen.”

Impact en slagkracht

Onder de noemer Publieke veranderaars bracht Jan Hof (Programma Beter werken in het openbaar bestuur bij het ministerie van BZK) bestaande initiatieven van ambtenaren samen onder één manifest. Het idee kreeg hij tijdens het Innovatie Festival in België. Ambtenaren konden daar een ‘charter’ (manifest) ondertekenen om innovatie aan te moedigen en het belang van zogenaamde klimaatmaatregelen – zoals leren, durven, gas geven, netwerken en co-creëren – te onderstrepen. Hof licht toe: “In Nederland gebeurt al heel veel, maar het zijn soms nog losse initiatieven. Meer gezamenlijkheid kan de impact en de slagkracht vergroten.” Samen met twintig andere initiatieven heeft hij de missie ‘Wij: publieke veranderaars’ opgesteld. Inmiddels hebben zich 39 initiatieven en ruim duizend ambtenaren aangesloten. Op de site van Publieke veranderaars komen filmpjes te staan waarin de Publieke Veranderaars vertellen hoe zij vraagstukken hebben aangepakt, waar ze tegenaan liepen en hoe ze daarmee zijn omgegaan.

Werelden verbinden

Maar wat kenmerkt een publieke pionier, veranderaar of ambtenaar 2.0? Huijs geeft aan dat de verhalen in Publieke pioniers allemaal een eigen perspectief op deze vraag geven. “Publieke pioniers zijn veelal inhoudelijk gedreven, willen verandering op gang brengen en zijn zich ervan bewust dat samenwerking met maatschappelijke partners nodig is. Ambtelijke pioniers kunnen het samenspel tussen verschillende werelden goed regisseren. Je hebt aan de ene kant de realiteit en de regels van de ambtelijke organisatie en aan de andere kant de spelregels en snelheden in het netwerk. Een publieke pionier voelt feilloos aan hoe hij aan beide werelden recht kan doen en deze kan verbinden om beweging te creëren.” Nog wat kenmerken: “Ze kijken goed naar de context, stellen het vraagstuk centraal en verschuilen zich niet achter hun positie. Ze weten goed het eigenaarschap op de juiste plek te leggen en energie in de maatschappij aan te boren.”

Vakmanschap

Volgens Van Berlo streven de ambtenareninitiatieven naar hetzelfde, maar verschilt de insteek. “We vullen elkaar aan en hebben veel contact met elkaar.” Hof is voor Publieke Veranderaars op zoek geweest naar de rode draad. “De ambtenarenbeweging stelt de mens – burger en ambtenaar – centraal, en is gericht op inhoud geven aan je vakmanschap in de netwerkmaatschappij.” Die aandacht voor de continue ontwikkeling van de professie is er nog te weinig, vindt Hof. “Vanuit de organisaties is er voornamelijk aandacht voor formeel leren: mensen kunnen opleidingen volgen. Maar er is ook informeel leren: rondom je eigen vragen en doelstellingen, door feedback en door van elkaar te leren. Door technologie kun je makkelijker mensen om je heen verzamelen en meer delen. Ook dat betekent wat voor je vakmanschap. Een publieke veranderaar beseft ook dat je het als ambtenaar niet meer alleen kunt doen, maar samenwerkt met mensen binnen en buiten je organisatie. En dat de mensen waarvóór je het doet, een heel belangrijke rol hebben.”

Nieuwe houvasten

Van Berlo ziet dat het voor ambtenaren steeds diffuser wordt: “Ambtenaren zijn in toenemende mate buiten de eigen organisatie actief. Je bent actief in overheidsbrede netwerken en staat met één been binnen en één been buiten de organisatie. In een wereld waarin grenzen vervagen, is er behoefte aan nieuwe houvasten. De ambtenarenbeweging faciliteert het informele gesprek daarover. Er is behoefte aan een verhaal over waar we als ambtenaar voor staan, wat het betekent te werken voor de publieke zaak: een kader voor meer zelfsturing.” Van Berlo ziet de overheid zich ontwikkelen naar een matrixorganisatie, met zowel verticale als horizontale sturing. “Die verticale formele wereld hebben we inmiddels goed geregeld, die is helder. Maar de nieuwe horizontale wereld vraagt van je dat je het organisatieperspectief voor een deel loslaat, en verbinding zoekt met je peers en de buitenwereld.”

Taai

Hebben al die initiatieven effect, en ontstaat er iets als de nieuwe ambtenaar?
Professor dr. Mirko Noordegraaf, hoogleraar Publiek Management aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht, ziet de rol van ambtenaren over de jaren heen wel veranderen. Als jurylid van de ‘Overheidsmanager van het Jaar’ ziet hij een nieuwe generatie voorbijkomen. “De eind-dertigers en begin-veertigers die nu aan het roer komen, zijn anders dan hun voorgangers. Ze functioneren op een andere manier en hebben andere drijfveren. Ze zijn bijvoorbeeld minder gericht op status, denken minder in functies en meer in netwerken.” Tegelijkertijd constateert hij dat vernieuwing binnen de overheid een taai vraagstuk is. “De vernieuwingsroep binnen de overheid dateert van de jaren tachtig. Toen ging het al over innovatie, coproductie en van-buiten-naar-binnendenken. Je had tien jaar geleden innovatiebeweging InAxis en scharrelambtenaren, datzelfde zie je nu onder andere namen weer terug. Er zijn ook structurele ingrepen gedaan, zoals het oprichten van de Algemene Bestuursdienst bij het Rijk, waarmee aan de top vernieuwing heeft plaatsgevonden.”

Reflexen en routines

Met die veranderingen veranderen de reflexen en routines van organisaties niet direct, ziet hij. “Die kunnen dusdanig sterk zijn dat het lastig is vernieuwend te werk te gaan. Neem bijvoorbeeld het politieke primaat: wat de minister wil, werkt één op één in de organisatie door. De heilige spelregel dat je je minister niet in gevaar brengt, bepaalt het werk van de ambtenaar. Wie bij de overheid gaat werken, wordt snel house-trained; de marges om anders te acteren zijn vaak smal. De bestaande kaders kun je ook niet zomaar terzijde schuiven, want die dienen belangrijke doelen, zoals bescherming van de rechtsstaat en voorkomen van willekeur. Wat nodig is zijn mensen die het spel beter spelen, die vernieuwingsdrang kunnen combineren met andere gezichtspunten.”

Vergezichten versus praktijk

“Ik geloof dat bewegingen als Ambtenaar 2.0 soms iets te veel beloven. Ze geven vergezichten, maar dat zegt weinig over de alledaagse praktijk: het is op de korte termijn voor heel veel ambtenaren lastig waar te maken.” Maar: “Het zou ook kunnen dat ze erin slagen de regels van het spel wat te veranderen. Het spel meespelen en tegelijk de spelregels veranderen, dat maakt op termijn verandering mogelijk.”

Publieke veranderaars en Publieke pioniers – Nieuw houvasten voor ambtelijke professionals, door Marielle de Groot in iBestuur Magazine – voor bestuurders, beslissers en beleidsmakers binnen de publieke sector-, nummer 8, oktober 2013.
Klik hier voor het oktobernummer, waarin ook een artikel staat over Eric Gerritsen, directeur Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, die genomineerd is voor de verkiezing van Overheidsmanager van het Jaar 2013.

iBestuur is het platform voor iedereen die betrokken is bij de i-overheid. Door online kennisdeling, een magazine en een jaarlijks congres draagt iBestuur bij aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op een efficiëntere, effectievere en klantvriendelijke overheid: http://ibestuur.nl/kladblok

 

Britse studenten richten genootschap op voor alternatieve economiestudie

Er waren maar weinig orthodoxe economen die de wereldwijde financiële crisis van 2008 hebben zien aankomen. Wetenschappers wordt verweten dat ze zich al te enthousiast hebben ingezet voor de vaak ondoorzichtige financiële modellen achter de crisis.
In reactie daarop is een groeiende groep studenten bezig aan de voorbereiding van een fluwelen revolutie tegen het orthodoxe onderwijs van de vrije markt. Ze vinden dat alternatieve zienswijzen naar de marge zijn verdreven.

Studenten van de Universiteit van Manchester in Groot-Britannië hebben een “genootschap voor de economie van na de crisis” opgericht, de Post-Crash Economics Society.
De oprichters hebben kritiek op het studieprogramma dat nauwelijks ingaat op de oorzaak van het achterwege blijven van waarschuwingen voor de wereldwijde financiële crisis en het leggen van teveel nadruk op het opleiden van studenten voor een baan in de Londense City.

Volgende maand publiceert het genootschap een manifest met voorstellen voor hervorming van het studieprogramma van de Universiteit van Manchester in de hoop dat andere zullen volgen.
Woordvoerder Joe Earle van het genootschap en bijna afgestudeerd vertelde dat faculteiten “de crisis negeren” en dat, door het veronachtzamen van internationale ontwikkelingen en kritiek op de vrije markt à la Keynes en Marx, de studie economie “gevaar loopt haar betekenis in brede zin te verliezen”.

“Amerikaanse studenten hebben nog nooit gehoord van Keynes”

De Zuid-Koreaanse topeconoom Ha-Joon Chang, docent ontwikkelingseconomie aan de Universiteit van Cambridge, heeft gezegd dat hij instemde met het voorstel van het genootschap. De economiestudie heeft zich steeds meer beperkt tot geheimzinnige mathematische modellen, aldus Chang: “Studenten worden in het geheel niet voorbereid op de handel. Weinig studenten weten wat er zich afspeelt in China en hoe dat land de globale economie beïnvloedt. Of nog erger, ik heb Amerikaanse studenten ontmoet die nog nooit van Keynes hebben gehoord”.

Afgelopen juni is een netwerk van jonge economiestudenten, denkers en schrijvers gestart met de campagne Rethinking Economics om te waarschuwen tegen de heersende opvattingen over economie.
Earle vertelde dat studenten in heel Groot-Brittannië de neoklassieke economie wordt bijgebracht “alsof dat de enige theorie zou zijn. Die heeft zo’n dominante plek gekregen in onze studie dat velen niet eens beseffen dat er nog andere theorieën bestaan die de aannames, methoden en conclusies van onze opleiding economie in twijfel trekken”.
Multiple-choice en wiskundevragen domineren de eerste twee jaar van de studie. Volgens Earle heeft dat ertoe geleid dat de meeste studenten geen lessen volgen op onderdelen als de ontwikkelingsgeschiedenis van het economische denken.
Daardoor ontwikkelen economiestudenten nooit vaardigheden die nodig zijn om kritische vragen te stellen en economische theoriëen met elkaar te vergelijken en te beoordelen. Ze betreden na hun studie de arbeidsmarkt met kromme ideeën over de betekenis van economie en hebben een basiskennis die beperkt is gebleven tot de neoklassieke theorie.

Het vak economie is verdwaald in wiskundige modellen

In het decennium voorafgaand aan de crisis van 2008, wuifden veel economen de waarschuwingen omtrent de overwaardering van de huizen- en aandelenmarkten weg. Ze beweerden dat de markten het goed deden en dat ze werkten volgens economische modellen. Pas bij het uitbreken van de Amerikaanse hypotheekcrisis bleek dat banken collectief de fout waren ingegaan.
In zijn documentaire film Inside job uit 2010 toonde Charles Ferguson aan hoe Amerikaanse academici honderden rapporten hadden geschreven die de risicovolle financiële dienstverlening en schuldenopbouw hadden gesteund. De film wijst helder de oorzaken van de kredietcrisis aan: banken die steeds meer geld leenden dat vervolgens geïnvesteerd werd in steeds risicovoller producten.

Economen van naam hebben de universitaire economiestudies bekritiseerd, onder wie Nobelprijswinnaar Paul Krugman van de Universiteit van Princeton. Hij bekritiseerde de zelfgenoegzaamheid van de economiestudie in de V.S. In een artikel in de New York Times van 2009 schreef hij dat het vak economie was verdwaald. Oorzaak daarvan zijn de economen die zich als groep hebben laten verblinden door prachtige wiskundige modellen die ze voor waarheid hebben aangezien.
De vooraanstaande Amerikaanse econoom Joseph Stiglitz is aangevallen, evenals Olivier Blanchard van het Internationale Monetaire Fonds, toen zij Westerse regeringen bekritiseerden om hun bezuinigingen in reactie op de crisis.

Adam Posen, hoofd van de in Washington gevestigde denktank Peterson Institute, heeft gezegd dat universiteiten het empirische bewijs negeren dat ingaat tegen de gevestigde theorieën, louter en alleen omdat ze de “overdreven technische nonsens” zo mooi vinden.

Lees het hele artikel Economics students aim to tear up free-market syllabus – Undergraduates at Manchester University propose overhaul of orthodox teachings to embrace alternative theories, door Phillip Inman, The Guardian, 24 oktober 2013: www.theguardian.com

Post-Crash Economics Society, Manchester, Rethinking Economics: www.rethinkeconomics.org/re-group/pces/

U P D A T E

In het artikel Economics students need to be taught more than neoclassical theory, door Zach Ward-Perkins en Joe Earle schrijven beide oprichters van de Post-Crash Economics Society over de noodzaak van een breed gevarieerde economie-opleiding, 28 oktober 2013, The Guardian: www.theguardian.com

Gesprek met longarts over “de zaak Tuitjenhorn”

tuitjenhorn2De zelfdoding van huisarts Nico Tromp uit het West-Friese dorp Tuitjenhorn op 8 oktober 2013 heeft onrust en onzekerheid veroorzaakt bij huisartsen. Tromp kwam tot zijn daad nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hem op 2 oktober op non-actief had gesteld. Het Openbaar Ministerie was een strafonderzoek begonnen na het overlijden van een aan slokdarmkanker lijdende patiënt op 19 augustus. De patiënt was terminaal ziek en liep het gevaar langzaam te stikken.

Volgens een bij hem stage lopende co-assistente zou Tromp zijn patiënt een te hoge dosering morfine hebben toegediend. Zij meldde haar klacht aan een begeleider van het AMC die vervolgens de inspectie inschakelde.

Het optreden van inspectie, justitie en AMC houden de gemoederen van artsen nu al wekenlang bezig. Zij vrezen nu ook te worden aangehouden door de politie als ze meewerken aan levensbeëindiging.
In het NOS-radiogesprek – Zaak-Tuitjenhorn leidt tot veel onzekerheid onder artsen – van 24 oktober 2013 vertelt Sander de Hosson, longarts in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen en hoofdredacteur van het Leerboek Palliatieve Zorg wat er allemaal komt kijken bij het behandelen van een terminaal benauwde patiënt en geeft hij commentaar op het optreden van de academische huisartsenopleiding in Amsterdam, de Inspectie en het Openbaar Ministerie.

Bij alle ophef over het optreden van de diverse instanties, dreigen er twee dingen op de achtergrond te raken: de toestand van de echte terminale patiënt die zich makkelijk in een soort niemandsland bevindt waar kennelijk niemand meer de verantwoordelijkheid heeft en het noodzakelijke individuele optreden van de dokter die op enig moment er alleen voor staat en moet beslissen en handelen.

Klik hier voor luisteren naar Sander de Hosson in het NOS-radiogesprek: https://www.nporadio1.nl/nos-radio-1-journaal/onderwerpen/163046-zaak-tuitjenhorn-leidt-tot-veel-onzekerheid-onder-artsen
Duur van de audio: 5:40 min. (Niet meer beschikbaar)

Lees ook de blog van Sander de Hosson van 26 oktober 2013: Bestrijden benauwdheid in sterfbed: https://shosson.webnode.nl/news/abusis-non-tollit-usum/

Patiënt gaat dood met morfine, niet aan morfine, interview met longarts Sander de Hosson, door Niels Markus, 28 oktober 2013 in dagblad Trouw: http://www.trouw.nl

Onderzoek naar langdurige stressfactoren bij huisartsen

Een groot deel van de Nederlandse huisartsen heeft stress. Dat is gebleken uit een in 2012 verricht onderzoek van arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir in samenwerking met LSJ Medisch Projectbureau. Movir constateerde een toename van burn-outklachten bij met name vrouwelijke en jonge huisartsen. Dit was aanleiding om een onderzoek onder huisartsen te starten. Doel: meer inzicht krijgen in factoren die stress veroorzaken en aanknopingspunten vinden om arbeidsongeschiktheid te voorkomen. De resultaten van dit onderzoek werden op 1 november 2012 openbaar gemaakt tijdens een huisartsencongres in Rotterdam.

Het onderzoek dat uitgezet is onder 3.000 Nederlandse huisartsen leverde een respons op van 20%. Dit toont aan dat het thema werkdruk en arbeidstevredenheid de beroepsgroep heeft geraakt. Door de hoge respons zijn de uitkomsten ook representatief voor de huisartsenpopulatie in Nederland. Bij de huisartsen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, blijkt een hoge mate van tevredenheid over het beroep samen te gaan met een hoge ervaren werkdruk. Er blijkt nauwelijks een verband te bestaan tussen de ervaren werkdruk en de arbeidstevredenheid (d.w.z. een hoge werkdruk leidt niet vanzelfsprekend tot een lage tevredenheid).

Een greep uit de resultaten:

  • Ruim 70% van de huisartsen heeft signalen van overspannenheid bij zichzelf geconstateerd.
  • Meer dan 80% van de huisartsen heeft signalen van overspannenheid of burn-out geconstateerd bij collega huisartsen.
  • Bijna 15% van de huisartsen zegt weleens overspannen of burn-out te zijn geweest.
  • Met de stelling ‘het onderwerp burn-out is onder huisartsen moeilijk bespreekbaar’ is ruim de helft van de huisartsen het eens of zeer eens.
  • In de onderzochte groep huisartsen zien we vooral belemmeringen om stresssignalen goed te interpreteren en hierop adequate actie te ondernemen.
  • De werkdruk neemt toe bij een toename van de werkweek.
  • Gemiddeld werken huisartsen 4 dagen per week. Slechts een derde van de huisartsen werkt fulltime.

Uit deze enquête komen weinig significante verschillen naar voren tussen de antwoorden van mannen en vrouwen. Wel wordt gezien dat vrouwelijke huisartsen het eigen functioneren vaker met collega’s bespreken. Ook ondernemen zij wat vaker actie wanneer zij signalen van overspannenheid bij collega’s merken. Het onderzoek lijkt te bevestigen dat de oudere mannelijke huisarts toch te lang doorwerkt bij signalen van een dreigende burn-out, zonder daarbij stil te staan en/of professionele hulp in te roepen.

Al met al is de huisarts zeer tevreden over het vak, maar heeft ook duidelijk te kampen met een hoge werkdruk. Zorgt de huisarts in dit opzicht wel góed voor zichzelf? Voor werknemers bestaan tal van (Arbo)regelingen, wetten en instanties die zorg dragen voor het ziekteverzuim en welzijn van de werknemer. De zelfstandige huisarts staat er wat dat betreft alleen voor.

Huisartsen zijn op basis van de gerapporteerde hoge werkdruk en de in de literatuur vaak genoemde associatie tussen werkdruk en burn-out, duidelijk een risicogroep voor het ontwikkelen van een burn-out.
In dit onderzoek komt geen specifieke groep huisartsen naar voren die een extra verhoogd risico op overspannenheid of burn-out loopt. Wel worden de administratieve handelingen, ANW-diensten en te weinig tijd per patiënt specifiek genoemd als belangrijke oorzaken die overspannenheid kunnen veroorzaken.

Overigens is het onderwerp burn-out onder huisartsen moeilijk bespreekbaar.
In de onderzochte groep huisartsen bestaan vooral belemmeringen om stress-signalen goed te interpreteren en hierop adequate actie te ondernemen. Als reden wordt genoemd dat ze zich verantwoordelijk voelen voor collega’s en patiënten.
Daarnaast is het gevoel van falen en van zwakte een grote belemmering. Tenslotte wordt de stap naar professionele hulpverlening maar beperkt genomen

Rapport LandeLijk onderzoek naar Langdurige stressfactoren bij huisartsen, 1 november 2012: https://beroepseer.nl

Balans houden in uw werk als huisarts, Movir: http://movir.nl (Artikel niet meer beschikbaar)

Wikipedia en de frauderende bewerkers

Chris Koenis doet op de site van Webwereld uit de doeken dat niet alle lemma’s van de online encyclopedie Wikipedia betrouwbaar zijn.
De makers van Wikipedia zijn een intensieve opsporingscampagne gestart naar frauderende bewerkers. Die blijken professioneler dan ooit. De afgelopen weken zijn al honderden gebruikersaccounts verwijderd.

Het betaald laten bewerken van Wikipedia-lemma’s is al jaren een doorn in het oog van de Wikimedia Foundation, de beheerder achter de internetencyclopedie. Maar de “pijnlijke en moeilijke” onderzoeken van de afgelopen weken door Wikimedia-redacteuren laten hen “verbijsterd en verslagen” achter, schrijft directeur Sue Gardner op het Wikimedia-blog.

Er wordt gevreesd voor het grootste vervalsingsnetwerk ooit, waarbij in het nog lopende onderzoek al honderden gebruikersaccounts zijn verwijderd. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van Wikipedia’s eigen tool CheckUser, die IP-adressen van gebruikers vergelijkt.

1500 dollar voor een lemma

Eén van de grootste daders die zich schuldig maakt aan deze zogeheten “sockpuppetry” (klonen of sokpoppen) heet WikiPR. Een bedrijf dat gigaklanten als mediabedrijf Viacom en prijssite Priceline.com bedient, meldt Ars Technica op basis van een opgedoken tweet van een beveiligd account van een WikiPR-medewerker.
Daarbij wordt er voor een Wikipedia-lemma tot wel 1500 dollar betaald, plus 800 dollar voor 30 dagen “mediarelatie inspanning” wanneer de bewuste pagina telkens wordt verwijderd, zo ontdekte The Daily Dot.

Bedrijven als WikiPR baren Wikimedia grote zorgen. “Ik geef er geen ene reet om dat er artikelen worden geschreven over websites voor pillen voor erectiestoornis. Die vallen direct op als spam. Maar ik maak me veel meer zorgen om wat er gebeurt wanneer een onethische partij grote klanten krijgt en de controle pakt over artikelen waarvan de gemiddelde lezer niet doorheeft dat deze zijn geschreven door zakelijke marionetten”, aldus de getergde Wikipedia-redacteur Kevin Gorman tegenover Vice.

Vrees van corruptie

De betaalde buiksprekers zijn momenteel niet het enige zorgenkindje van Gardner. Eerder deze maand klapte de directrice uit de school over de vrees van corruptie bij lokale chapters, waaronder ook die in Nederland.

 

Referenties

Wikimedia Foundation Executive Director Sue Gardner’s response to paid advocacy editing and sockpuppetry, door Sue Gardner, 21 oktober 2013: https://diff.wikimedia.org/2013/10/21/sue-gardner-response-paid-advocacy-editing/

Wikipedia:Sockpuppet investigations: https://en.wikipedia.org/wiki/Wikipedia:Sockpuppet_investigations

Wikipedia:CheckUser: https://en.wikipedia.org/wiki/Wikipedia:CheckUser

Wiki PR: https://wiki-pr.com/services/ (Website functioneert niet)

Wikipedia editors, locked in battle with PR firm, delete 250 accounts, door Joe Mullin, 21 oktober 2013: https://arstechnica.com/tech-policy/2013/10/wikipedia-editors-locked-in-battle-with-pr-firm-delete-250-accounts/

Tweet Adam Masonbrink: https://farm3.staticflickr.com/2849/10189486775_b05f20c45a_o.png

The battle to destroy Wikipedia’s biggest sockpuppet army, door Simon Owens, Daily Dot, 8 oktober 2913: www.dailydot.com/irl/wikipedia-sockpuppet-investigation-largest-network-history-wiki-pr/

Is the PR Industry Buying Influence Over Wikipedia? door Martin Robbins, Vice, 18 oktober 2013: www.vice.com/en/article/kwpqmn/is-the-pr-industry-buying-influence-over-wikipedia

Wikimedia vreest corruptie bij lokale chapters, door Chris Koenis, 8 oktober 2013, Webwereld: https://webwereld.nl/nieuws/business/wikimedia-vreest-corruptie-bij-lokale-chapters-3766673/ (Techsite Webwereld is gestopt in 2020)

Wikipedia bestrijdt meer betaalde buiksprekers dan ooit, door Cris Koenis, Webwereld, 22 oktober 2013: https://webwereld.nl/nieuws/business/wikipedia-bestrijdt-meer-betaalde-buiksprekers-dan-ooit-3766802/ (Techsite Webwereld is gestopt in 2020)

5 epische lemma-leugens op Wikipedia, door Chris Koenis, Webwereld, 23 oktober 2013: http://webwereld.nl (Artikel niet meer beschikbaar. Webwereld is gestopt in 2020)

Een maatschap van leraren vormen en je eigen school runnen

Zouden professionals als advocaten en tandartsen toelaten dat anderen hun vertellen hoe ze hun werk moeten doen? Waarom doen leraren dat dan wel? vraagt Frank Weijers in zijn artikel Echte ondernemers worden geen leraar: “Zouden professionals als advocaten en tandartsen toelaten dat anderen hun vertellen hoe ze hun werk moeten doen? Waarom doen leraren dat dan wel? Een school vormt geen maatschap van leraren, die gezamenlijk bepalen welke ondersteuning (zoals een secretaresse,
een conciërge, administratief medewerkers en een bureaumanager) ze willen inhuren zodat ze zich optimaal kunnen concentreren op hun werk als leraar. Scholen zijn precies ‘andersom’ georganiseerd: niet de professionals, maar de managers voeren de boventoon. Je ziet het in de organisatieplaatjes: bovenin staat de rector of directeur, daaronder hangen conrectoren, teamleiders en afdelingsleiders en pas helemaal onderaan komen we de leraren tegen.

Ondergeschikten

Leraren solliciteren op een baan bij een school. Daarmee zijn de hiërarchische lijnen helder: de leraren zijn de ondergeschikten, de directeuren, rectoren, adjuncten en teamleiders hun bazen die het beleid bepalen en functionerings- en beoordelingsgesprekken met hen voeren. En aan het begin van ieder schooljaar krijgen ze een takenformulier waarop in detail staat aangegeven wat ze moeten gaan doen. Zolang leraren zich gedragen als werknemers in loondienst met een aantal taken, zullen schoolleiders hen niet als professionals behandelen. En omgekeerd zullen leraren zich niet als professionals gaan gedragen, zolang schoolleiders hen benaderen als werknemers in loondienst met een aantal taken.

Schoolleiders voelen zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs, terwijl ze daar voor hun gevoel onvoldoende invloed op hebben. ‘Daar krijg ik nou eenmaal schaal 15 voor’, verzuchten ze tegen hun partner. En zo neigen ze zich ook te gaan gedragen tegenover de leraren op school: ‘Ik ben hier eindverantwoordelijk, dus ik zal er alles aan doen om te zorgen dat jullie zo goed mogelijk presteren.’ Dat ‘alles’ is synoniem voor ‘nog meer sturen’. Daar zitten leraren niet op te wachten. De sfeer op school wordt er niet beter door, wat ook – en in het verlengde hiervan – geldt voor de kwaliteit van het onderwijs.

Maatschap

Stel dat een aantal leraren besluit om zich in een maatschap te verenigen en een eigen school te starten. Dan zijn ze niet langer werknemers in loondienst met een takenpakket, maar ondernemende professionals die zelf, samen met hun collega’s, leiding geven aan hun school. De managers die worden ingehuurd zijn niet hun bazen, maar ze zijn bij de maatschap in dienst om leraren allerlei regelwerk te besparen. Zodat die zich voluit kunnen richten op het werk dat ze graag en goed doen. Eindelijk kun je voluit over je professionele ruimte beschikken. Je hebt niet langer directieleden boven je die menen het beter te weten en je van alles willen laten doen waar je geen zin in hebt en/of waarvan je de zin niet inziet.
Aangezien ouders en leerlingen vrij zijn in hun schoolkeuze zullen de leraren in de maatschap er, gedreven door een gezamenlijke ambitie, alles aan doen om er de allerbeste school van te maken. Want zo zijn professionals: ze doen hun werk graag heel goed, en met veel plezier, mits hun daartoe de ruimte wordt gelaten”.

Wat er bij zo’n maatschap komt kijken en welke risico’s vermeden kunnen worden, lees het hele artikel van Weijers: Echte ondernemers worden geen leraar, gepubliceerd in Van Twaalf tot achttien, september 2013, te lezen op site Spelen met ruimte: www.spelenmetruimte.nl

Frank Weijers heeft ruim dertig jaar ervaring in het onderwijs als adviseur, opleider, coach en (interim-)leidinggevende. Hij is als opleider verbonden aan de Master of Educational Management van de NSO (Nederlandse School voor Onderwijsmanagement).

U P D A T E

Op 22 maart 2014 is er een eerste bijeenkomst voor geïnteresseerden in een lerarenmaatschap. De bijeenkomst is  bestemd voor leraren met een onderwijsbevoegdheid. Zie: https://beroepseer.nl

Lees ook: Leraarschap is eigenaarschap, Advies aan de Minister van Onderwijs over “de positie van de onderwijsprofessional bij de nieuwe bestuurlijke verhoudingen”. De kernvraag van dit advies is: hoe kunnen de ruimte en de positie van de professional binnen het onderwijs organisatorisch beter gestalte krijgen en wat zijn organisatorisch-bestuurlijk gezien bevorderende dan wel belemmerende factoren voor het realiseren van een brede professionaliteit?
Leraarschap is eigenaarschap, door Onderwijsraad, september 2007: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2013/10/leraarschap_is_eigenaarschap.pdf