Skip to main content

Redactie Beroepseer

Medewerkers van Nationale Politie kiezen eigen leidinggevenden

Politiebonden zijn in januari 2014 druk bezig politiemensen aan te sporen om zich aan te melden voor een selectiecommssie die leidinggevenden kiest. Binnen de Nationale Politie krijgen medewerkers een belangrijke stem in de verkiezingsprocedure. Door middel van decentrale selectiecommissies zullen de leidinggevende functies van teamchef B, teamchef C en sectorhoofd worden ingevuld. Medewerkers kunnen zelf kiezen wie er namens hen toetreden tot één van deze selectiecommissies. Voor iedere collega biedt dit een unieke kans en verantwoordelijkheid om invloed uit te oefenen op de keuze voor de eigen en andere leidinggevenden.

Hoe meld je je aan voor een selectiecommissie?
Medewerkers wijzen de collega’s aan die plaats mogen nemen in een selectiecommissie. Vanuit ieder team wordt één selecteur verwacht. Deze moet uiteraard draagvlak hebben binnen het team. Er zijn daarom twee mogelijkheden om te komen tot een selecteur.

A. Het team kiest al voor de bijeenkomst uit haar midden een selecteur. In dit geval wordt de naam van de selecteur doorgegeven aan het regionale kernteam van de vakorganisaties. De organisatie ligt in dit geval bij het team.

B. Er is niet voor de bijeenkomst een selecteur ‘aangewezen’ binnen een team. Tijdens de bijeenkomst zijn er meerdere personen van een team aanwezig. Dit team zal tijdens de bijeenkomst een selecteur uit haar midden kiezen.

Er zijn in de maand januari 2014 bijeenkomsten gepland in heel Nederland. Een lijst met data en locaties, die regelmatig wordt bijgewerkt, is onder meer te zien op de website van de Nederlandse Politiebond: www.politiebond.nl (Niet meer beschikbaar op site van Politiebond).

Er is een video met uitleg over de selectieprocedure te zien: Kies je leidinggevenden. De video leverde een commentaar op van Ernst-Jan Molenkamp: “Ah. Jip en Janneke ambiëren een filmcarrière”. Daar heeft hij wel een beetje gelijk in… https://www.youtube.com/watch?v=UmokWPhi0_k

Kies je eigen leidinggevende – Update, Politievakbond ACP, 16 januari 2014: www.acp.nl (Niet meer beschikbaar op site Politievakbond ACP).

Bepaal mee wie jouw leidinggevende wordt, Politiebond ANPV, 6 januari 2014: www.anpv.nl (Niet meer beschikbaar op site Politiebond ANPV).

Ambtenaren leren nieuw taalgebruik in cursus zelfsturing om mensen aan het werk te krijgen

Verboden woorden voor ambtenaren heet het artikel in Vrij Nederland dat sinds deze week ook op internet is te lezen. Medewerkers van de sociale diensten moeten hun ‘klanten’ anders bejegenen. ‘Steeds de bal bij hem neerleggen,’ zegt de cursusleider van Sturen op zelfsturing. ‘Je manier van framen is belangrijk.’
Marcel Engelen ging mee op cursus en doet verslag. Hij begint zijn artikel met:

“De regen slaat met kracht tegen de voorruit als Gejo Duinkerken in de vroege ochtend optrekt bij een tankstation langs de A4. Twee gevulde koffiebekers staan in de houders bij de handrem. De vrouwelijke stem van het navigatiesysteem loodst ons naar het centrum van Rotterdam.

‘Eigenlijk,’ zegt Duinkerken als hij de parkeergarage indraait, ‘kun je de sociale zekerheid van de afgelopen vijftig jaar in Nederland vergelijken met het systeem in de DDR.’ Nadat in 1989 de muur viel, bleken veel voormalige Oost-Duitsers volgens Duinkerken niet in staat zelf hun problemen op te lossen. Ze waren gewend dat de overheid dat deed. Terwijl men in het gewezen West-Duitsland direct de handen uit de mouwen stak. Aangeleerde hulpeloosheid noemt Duinkerken dat. ‘Een uitkering ontvangen als je geen werk hebt, is natuurlijk ook geen sociale zekerheid. Dat is economische zekerheid. Want wat gebeurt er met je als je tien jaar achter de geraniums zit.’

We steken een plein over, op weg naar het hoofdkantoor van de Dienst Werk en Inkomen, voorheen de Sociale Dienst. De wind blaast in zijn nonchalante pak. Duinkerken (58) is een energieke organisatieadviseur met veel contacten in de Nederlandse ambtenarij. Hij was ooit een van de oprichters van Radar, adviesbureau voor sociale vraagstukken, en maakt nu deel uit van het Gilde Netwerk, een clubje van zelfstandigen dat door het hele land trainingen geeft onder de titel Sturen op zelfsturing, vooral aan sociale diensten. De driedaagse cursus is voortgevloeid uit een gelijknamig rapport dat de nationale Raad voor Werk en Inkomen eind 2010 publiceerde. Gebaseerd op de laatste sociaal-psychologische inzichten, valt er meermaals in te lezen. Duinkerken was een van de auteurs, evenals medecursusleider Peter Wesdorp. Ze schreven paragrafen als ‘De klant achter het stuur’, ‘Het gebeurt tussen de oren’, ‘Verandertaal uitlokken’ en ‘Mislukkingen duiden als leermoment’.

Strenger en zakelijker

Zelfsturing is een spilbegrip geworden bij vrijwel alle gemeentelijke sociale diensten. Ze moeten iets. De bijstandsdiensten zagen hun participatiebudget (om mensen aan het werk te krijgen) slinken van 1,8 miljard euro in 2010 naar 600 miljoen nu. Onderwijl is het aantal bijstandsontvangers de afgelopen twee jaar met elf procent gegroeid naar 402.000 en moeten de gemeenten straks met hetzelfde participatiebudget ook andere inwoners helpen, zoals de verstandelijk of lichamelijk beperkte werknemers van sociale werkplaatsen en de arbeidsgeschikte jonggehandicapten die nu nog onder de Wet Wajong vallen. Gemeenten krijgen met de nieuwe Participatiewet in 2015 meer verantwoordelijkheid, maar ze lopen ook een groter financieel risico. Het betekent dat de poort naar een uitkering strenger zal worden bewaakt, en dat reïntegratie-ambtenaren alleen nog tijd steken in mensen die echt een kans maken op de arbeidsmarkt. En dus ook dat deze werkzoekenden het zoveel mogelijk zelf moeten gaan doen. Zichzelf moeten gaan sturen”.

Lees verder op de site van Vrij Nederland, en bekijk ook de tekeningen van Paul Faassen: Verboden woorden voor ambtenaren, door Marcel Engelen, Vrij Nederland, 11 januari 2014: www.vn.nl

U P D A T E

Lees ook de column Hoe de sociale diensten wordt geleerd hun klanten psychisch kapot te maken op de website van Sargasso, door Klokwerk (Kees Alders), 17 januari 2014: http://sargasso.nl

Ook de sociale vooruitgangsindex betrekken bij bepalen van welvaart van een land

Er zijn betere manieren om de welvaart van een land te meten dan aan de hand van het bruto binnenlands product, schrijft Michael E. Porter in de The Boston Globe. Porter is hoogleraar aan de Harvard Business School en directeur van het Institute for Strategy and Competitivenes in de V.S. Hij schrijft dat tachtig jaar geleden de term bruto binnenlands product – BBP – is geïntroduceerd door de Amerikaanse econoom Simon Kuznets om er de economische toestand mee te meten tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig. Het BBP werd al gauw de maatstaf van economische vooruitgang van een land. Het BBP per hoofd van de bevolking – het BBP van een land gedeeld door het aantal inwoners van dat land – is sindsdien de norm van onze levensstandaard geworden.omslag mismeasuring our lives

“Maar, aldus Porter, “in de afgelopen decennia is een toenemend aantal economen zich gaan afvragen of het BBP wel toereikend is om daaraan de welvaart van een land af te meten. Economen als Joseph Stiglitz, Amartya Sen en Jean-Paul Fitoussi stellen in hun boek Mismeasuring Our Lives: Why GDP Doesn’t Add Up, dat twee jaar na de financiële crisis van 2008 is verschenen: ‘Als we de verkeerde uitgangspunten hanteren, streven we naar de verkeerde dingen’.
Kuznets zelf heeft duidelijk gezegd dat het BBP slechts een beperkte economische lens is waarmee we vooruitgang kunnen waarnemen. In 1934 schreef hij: ‘De welvaart van een natie kan nauwelijks worden afgeleid uit het meten van het nationale inkomen’.

Onze levensstandaard weerspiegelt behalve de economische activa ook de maatschappelijke, sociale en ecologische. Geluk en vervulling berusten op factoren als gezondheid, toegang tot kennis, tolerante gemeenschappen en gelegenheid tot persoonlijke groei.
Het BBP is niet slecht, het meet alleen wat het meet en dat is beperkt. De sociale malaise die in veel ‘welvarende’ Arabische landen volgde op de Arabische Lente is een teken dat economische maatregelen alleen niet toereikend zijn voor de welvaart van een maatschappij. De onrust en protesten in Brazilië, een land dat in de afgelopen jaren economisch enorm is gegroeid, vertelt eenzelfde verhaal.

De tekortkomingen van het BBP en de noodzaak een beter meetinstrument te bedenken wordt wereldwijd erkend. De United Nations Human Development Index (HDI) was vijfentwintig jaar geleden al een belangrijke stap vooruit, maar deze index is gebaseerd op een beperkt aantal indicatoren, waarvan er een het BBP is. Het rept niet van ecologische duurzaamheid en is een onvolledige gids voor de maatschappelijke mogelijkheden en kansen waarmee landen, of ze nu arm, rijk of opkomend zijn, in de 21ste eeuw te maken krijgen.

De noodzaak heeft geleid tot de ontwikkeling van de sociale vooruitgangsindex*), de alomvattendste en meest ambitieuze poging ooit om de maatschappelijke vooruitgang mee te bepalen. De sociale vooruitgangsindex meet de vooruitgang op grond van drie algemene elementen: Heeft een land de capaciteit om te voorzien in de basisbehoeften van de bevolking? Beschikt een land over instituties en omstandigheden waarmee burgers en gemeenschappen de kwaliteit van hun leven kunnen verbeteren? Biedt een land de omgeving waarin elke burger de gelegenheid heeft zijn of haar volledige potentieel te ontwikkelen?

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de sociale vooruitgangsindex de best beschikbare gegevens gebruikt om de prestaties van een land vast te stellen op deze drie gebieden, daarbij gebruikmakend van indicatoren die uitkomsten meten zoals levensverwachting, alfabetisme, vrijheid van keuze, en niet de inbreng van een regering zoals het aantal aangenomen wetten of de hoogte van bestede geldbedragen. Dit jaar zal de index de sociale vooruitgang meten in 129 landen die deel uitmaken van meer dan 90 procent van de wereldbevolking.

De sociale vooruitgangsindex is gericht op een breed scala aan actiepunten die het welzijn betreffen en het eerst voor verbetering in aanmerking komen. Voor de V.S. zijn dat de tekortkomingen van het zorgstelsel, het afnemen van vorderingen op milieugebied, het gebrek aan persoonlijke veiligheid en onze ondoorzichtige pogingen de burger voor te bereiden op het digitale tijdperk.

Omdat de sociale vooruitgangsindex zonder omwegen veelomvattende sociale resultaten meet, los van economische indicatoren, zijn we voor het eerst in staat de relatie te onderzoeken tussen het BBP per hoofd van de bevolking en de sociale vooruitgang.
Vroeger werd aangenomen dat economische groei de welvaart  bevordert. We denken dat een groeiend BBP per hoofd van de bevolking inderdaad te maken heeft met bevordering van sociale vooruitgang, maar die relatie is helemaal niet vanzelfsprekend.
Bij landen met eenzelfde BBP constateren we dat sommige landen een veel hoger niveau van sociale vooruitgang hebben bereikt dan andere. Een voorbeeld is Costa Rica dat betere prestaties levert dan Zuid-Afrika wat betreft sociale vooruitgang.

Het BBP zal een belangrijke maatstaf blijven van economische vooruitgang, maar we kunnen nu ook de sociale vooruitgang meten op een manier waarvan Kuznets en de zijnen nauwelijks hadden durven dromen. We hebben een mijlpaal bereikt in het meten van de rijkdom van een land, maar we kunnen nog veel meer bereiken. Het vermogen de welvaart van een land te meten zal aanmerkelijk verbeteren in de komende jaren en daarmee ook een versnelde vooruitgang”.

*) Social Progress Index

Better measuring a country – GDP is not the best way to quantify national success,
door Michael E. Porter, The Boston Globe, 12 januari 2014: www.bostonglobe.com

Startende leraren gevolgd in BBC-televisieserie: Tough young teachers

tough young teachers bbc3Op het televisiekanaal BBC 3 is op 9 januari 2014 een serie over jonge leraren van start gegaan. Volgende uitzenddata: 14, 15, 16, 17, 21, 22, 23, 24 januari 2014. De afleveringen zijn op de site van de BBC nog een maand na uitzending te bekijken.

De serie volgt zes jonge startende leraren, drie vrouwen en drie mannen op  scholen in Londen die in het diepe worden gegooid. We maken mee wat het betekent verantwoordelijk te zijn voor een klas met jonge mensen van wie sommigen nog maar net in Groot-Brittannië wonen en nauwelijks Engels spreken. Een lerares ontdekt dat een aantal leerlingen totaal niet kan spellen en een wiskundeleraar wordt geconfronteerd met onverschillige leerlingen. We zien hoe leraar Oliver onorthodoxe methoden gebruikt om zijn leerlingen te motiveren door bijv. klassieke muziek te laten horen bij binnenkomst van het klaslokaal. Lerares Chloe zegt: “Ik denk dat het eerste jaar voor de klas staan te maken heeft met overleven”.

Tough young teachers, televisieserie op BBC 3: www.bbc.co.uk

Overzicht van rapporten en brieven over goed bestuur van het onderwijs

Harm Klifman heeft een overzicht gemaakt van verschenen rapporten en brieven over goed bestuur van het onderwijs: “Er is de laatste tijd nogal wat verschenen op het gebied van het ‘goed bestuur van het onderwijs’. En daar was ook aanleiding voor, denk maar aan de situatie bij Amarantis en BOOR – calamiteiten die allerlei beweging veroorzaken: rapporten, Kamerbrieven, commissies die aan het werk worden gezet. Intussen lijkt er geen houden meer aan. Ik heb een overzicht in pdf samengesteld van de belangrijkste publicaties, een korte samenvatting per publicatie en de vindplaats. Het overzicht is bedoeld om je snel toegang te verschaffen tot publicaties die samenhang vertonen maar op heel verschillende plaatsen zijn opgeslagen. Het is geen kritische beoordeling of zo. Voor aanvullingen en interessante verwijzingen houd ik me graag aanbevolen. Ik zal het document regelmatig bijwerken en verversen”.

Klifman is senior adviseur bij Van Beekveld en Terpstra Organisatieadvies, lid van de Raad van Toezicht bij Flexus Jeugdplein en voorzitter van Stichting Katapult in Voorschoten en omgeving activiteiten of kleinschalige projecten voor de jeugd financieel ondersteunt.

Ga naar de site van Harm Klifman om het pdf-bestand Doorlopend overzicht Governance publicaties te downloaden: http://harmklifman.nl

Kabinetsreactie op advies over openbaarmaking en melding klachten Inspectie voor de Gezondheidszorg

Medio oktober 2013 bracht de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) samen met de Gezondheidsraad (GR) een advies uit over directe openbaarmaking van klachten en meldingen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De Raden vonden directe openbaarmaking niet gewenst, omdat dat in strijd zou zijn met de zorgvuldigheidseisen, zoals hoor en wederhoor en het waarborgen van privacy. Wel gaven de Raden aan dat een veel grotere openheid mogelijk is. Het Kabinet had beloofd voor 1 januari 2014 op dit advies te reageren. In een brief van 20 december 2013 neemt het de aanbevelingen van de Raden over.

De reactie van het Kabinet op de aanbevelingen bevat informatie over het op te richten zorgloket  – dat Landelijk Meldpunt Zorg gaat heten en op 1 juli 2014 van start gaat – en de samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Vanaf de start moeten zorgaanbieders en fabrikanten hun wettelijk verplichte meldingen doen bij het Landelijk Meldpunt Zorg. En, vanaf de start kunnen mensen die hulp van het Landelijk Meldpunt Zorg nodig hebben bij het meldpunt terecht voor begeleiding wanneer ze een (klachtgerelateerde) vraag of een klacht hebben over de zorg.
In het voorjaar van 2014 zal Minister Schippers van Volksgezondheid de Kamer wederom per brief informeren over de voortgang van het op te richten Landelijk Meldpunt Zorg.

Wat betreft meer openheid over de werkwijze van de IGZ schrijft Minister Schippers van Onderwijs in haar reactie: “Een ander zeer belangrijk onderdeel van het advies van de Rob en de GR, is dat de IGZ zo open mogelijk moet zijn over haar werkwijze in het algemeen en in het bijzonder over de behandeling van klachten. Ook dit ben ik met de Rob en de GR eens. Ik vind niet dat mogelijke angst voor informatieverzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de transparantie in de weg mag staan. Het is belangrijk dat burgers weten welke procedure de IGZ hanteert bij haar keuze om wel of niet een toezichtsonderzoek te starten naar een klacht. Ik vind dat mensen het recht hebben om te weten welke afwegingen de IGZ maakt bij zo’n keuze. Daarom zal ik ervoor zorgen dat op de website van het Landelijk Meldpunt Zorg, waar burgers straks relevante informatie kunnen vinden over klachtafhandeling in de zorg, ook informatie staat over deze procedure binnen de IGZ”.

Meer openheid bij klachten ingediend bij Inspectie voor de Gezondheidszorg, Rob 14 oktober 2013: https://www.raadopenbaarbestuur.nl

Marktwerkingsdebat anno 2014: het draait om publieke belangen

Na een periode waarin politici en beleidsmakers benadrukten ‘voor’ of ‘tegen’ marktwerking te zijn, gaat het debat hierover nu vaker over de achterliggende vraag: hoe zorgen we ervoor dat de markt het publieke belang dient? Voor het beantwoorden van deze vraag is de afgelopen decennia een gereedschapskist ontwikkeld die nu zijn waarde kan bewijzen, stelt marktwerkingseconoom Paul de Bijl in zijn artikel Marktwerkingsdebat anno 2014: het draait om publieke belangen*).

Het marktwerkingsdebat heeft een slingerbeweging gemaakt, aldus De Bijl: “Na de up in de jaren ’90 en de down in de jaren ’00 is de toon grotendeels genormaliseerd. De polarisering is afgezwakt en de discussie gaat meer over de inhoud dan in het verleden. Het gaat nu niet meer zo veel over de vraag of we meer of minder markt willen (of we ‘voor’ of ‘tegen’ marktwerking zijn), maar meer over de onderliggende vraag: wat zijn de publieke belangen in kwestie? We zien dit zelfs terug in de beleidsdiscussie over de financiële sector, waar tot voor de financiële crisis de publieke belangen in de schaduw stonden van de belangen van marktspelers.
Publieke belangen vormen het ijkpunt voor het nadenken over overheidsbeleid. Beleidsmakers en politici stellen steeds vaker de vraag naar de onderliggende publieke belangen. Zo streeft het Kabinet-Rutte II, middels de Ministeriële Commissie Vernieuwing Publieke Belangen, naar het aanbrengen van meer samenhang in de aanpak van problemen in semipublieke sectoren (voetnoot 1). Dit initiatief sijpelt door naar alle departementen, zodat beleidsambtenaren zich meer en meer gaan verdiepen in vraagstukken van markt- en overheidsfalen. En dat zij de economische gereedschapskist vaker zullen gaan openen”.

*) Lees het hele artikel Marktwerkingsdebat anno 2014: het draait om publieke belangen, door Paul de Bijl, Me Judice, 13 januari 2014: www.mejudice.nl

Me Judice is een onafhankelijk discussieforum met als doel het debat onder economen te stimuleren. Economen worden uitgenodigd om te schrijven over onderwerpen die het publieke belang raken.

Over Paul de Bijl: www.mejudice.nl/auteurs/detail/paul-de-bijl

Belangenverstrengeling blijkt het nieuwe kapitaal van de ruimtelijke professional

omslag ruimtevolk jaarboek 2013Volgens Carolien Ligtenberg en Rutger Oolbekkink wordt Nederland anders. We horen het wel vaker de laatste jaren, maar ruimtelijk gezien geldt dat zeker. Stedenbouwkundigen en architecten nemen momenteel rollen op zich die de terugtrekkende overheid laat liggen. Ontwerpers moeten zichzelf opnieuw uitvinden, evenals gemeentelijke en regionale beleidsambtenaren. Ligtenberg en Oolbekkink schreven op de website Ruimtevolk over de richting waarin de nieuwe ruimtelijke professional, die vroeger architect en ontwerper werd genoemd, zich begeeft:

“Nederland wordt anders. Dat klinkt als een vanzelfsprekendheid. Maar verandering binnen de ruimtelijke sector in Nederland lijkt helemaal niet zo vanzelf te gaan. Wel tekent zich duidelijk een nieuwe groep ruimtelijke professionals af die de sector van binnenuit vernieuwen. Professionals met een hybride profiel, die zich kenmerken door ontwerpkracht, ondernemerschap en maatschappelijke gedrevenheid. Ze werken via netwerken en volgens nieuwe businessmodellen. Professionals formerly known as architects or designers. Belangenverstrengeling blijkt hun nieuwe kapitaal.

De nieuwe ruimtelijke professional
Vijf jaar geleden dekte de term architect, stedenbouwkundige of ontwerper nog aardig de lading van de werkzaamheden van ruimtelijke professionals, en wat opdrachtgevers van hen verwachtten. Nu noemen ze zichzelf initiatiefnemer, coördinator van een (sociaal) netwerk, locatiemarketeer, proces-, product- of gebiedsontwikkelaar, publieke veranderaar en uiteindelijk ook nog architect of ontwerper. De profielen op LinkedIn kunnen zoveel functies bijna niet aan.

Dit nieuwe – hybride – profiel van deze ruimtelijke professionals roept vragen op. De verschillende petten die ze dragen, suggereren voor sommigen zelfs een mogelijke belangenverstrengeling. Bijvoorbeeld op het moment dat een burgerinitiatief blijkt te worden getrokken door een professional. Is het dan nog wel een burgerinitiatief? Mag je daar wel geld aan verdienen? En andersom, hoe maak je aan je opdrachtgever – als die er al is – duidelijk dat je naast gebieds-, product- of procesontwikkelaar ook nog ‘gewoon’ wilt ontwerpen? Is het vaak langdurige voortraject eigenlijk verkapte acquisitietijd om tot een ‘echte’ opdracht te komen of heeft het waarde in zichzelf?

Vele petten
Niet alleen zijn de spreekwoordelijke visitekaartjes lastiger van een eenduidig beroep te voorzien, veel professionals dragen ook een hele stapel verschillende kaartjes met zich mee. Zo is Menno Kooistra naast zijn eigen bedrijf in architectuur en conceptontwikkeling, ook oprichter van Leegstand van Zaken, het Dutch Green Building Lab en partner bij Cooper Feldman. En is Carolien Ligtenberg naast eigenaar van haar eigen bedrijf ZWIRT Urbanism ook coördinator van Platform Openbare Ruimte, teamlid van Nederland wordt anders en bestuurslid van Refill en stichting NDSM-werf. Ook Saskia Beer heeft meerdere petten op, en met succes. Ze is architect en cultureel ondernemer en startte in 2010 zonder enige opdracht het Glamourmanifest, een stapsgewijs gebiedstransformatietraject voor kantorengebied Amstel III in Amsterdam. Als bottom-up gebiedstransformator pakt ze daar de vacante rol op die de terugtrekkende overheid laat liggen. Door een tijd lang bijna undercover met kleine interventies in het gebied te opereren, heeft ze nu het stadium bereikt dat ondernemers en gebruikers hun krachten bundelen en samenwerken aan de opwaardering van het gebied.

Meerwaarde
De betrokkenheid van professionals heeft altijd een meerwaarde. Na het aanvankelijke enthousiasme over de inbreng van de bottom-up-beweging ontstaat er langzamerhand steeds meer kritiek. Veel van deze burgerinitiatieven ontstijgen nauwelijks de goede bedoelingen en de mogelijkheid ontbreekt om het geleerde ook elders toe te passen . Dat is anders bij initiatieven waarbij ruimtelijk professionals betrokken zijn als professionele deelnemer, als initiatiefnemer of in opdracht. Voor hen is het juist van belang dat de projecten opschaalbaar zijn en heeft kennisopbouw zin. Naast de lokale sociaal-maatschappelijke effecten die veel initiatieven hebben, moet er tenslotte ook brood op de plank komen. Deze professionals kunnen een schakel vormen tussen overheid en samenleving. Emilie Vlieger is zo’n nieuwe ruimtelijke professional. Met haar project Meer Merwede in Utrecht werkt ze op eigen initiatief met gebruikers, eigenaren en de gemeente samen aan de transformatie van het Merwedekanaalgebied. Door het verbinden van belangen zal hier in de loop van de tijd een sprankelend gebied ontstaan.

Undercover
Niet alleen ‘infiltreren’ nieuwe ruimtelijke professionals soms letterlijk in andere organisaties, om zo van binnenuit mee te denken, samen te werken of juist kennis te halen. Ook zijn er ‘van buiten naar binnen denkende’ dwarsdenkers binnen de organisaties. Juist dit undercover, of incognito, opereren van deze nieuwe ruimtelijke professional blijkt van grote waarde. Het draagt bij aan het herformuleren van de nieuwe maatschappelijke opgaven en herdefinieert de rollen. Het is een traag proces, gericht op het opbouwen van vertrouwen en gezamenlijke ambities. Maar daarmee ontstaat uiteindelijk wel een hechte nieuwe vorm van samenwerking en worden de verhoudingen niet naar formele positie maar naar inhoud ingevuld. De opgave kan zo integraal geformuleerd worden en belangen blijven zorgvuldig gewaarborgd zonder daar taken, verantwoordelijkheden en budgetten aan te koppelen. Niet zelden zijn deze gebaseerd op nieuwe businessmodellen en neemt een belanghebbende partij risicodragend deel. Iets wat voorheen bijna ondenkbaar was. De samenwerking is daarmee wezenlijk anders geworden, met ambities die zijn gericht op een optelling van gemeenschappelijke belangen en het creëren van duurzame maatschappelijke meerwaarde.

Een voorbeeld is Jurgen Hoogendoorn, beleidsambtenaar bij de gemeente Amsterdam. Hij haalt vernieuwende initiatieven en frisse dwarsdenkers het gemeentelijk apparaat binnen. Om vervolgens – als civil servant (= ambtenaar) – onder meer samen met hen onderwerpen te agenderen, beleid te coproduceren en gezamenlijke uitvoeringsstrategieën te bedenken. Hoogendoorn beseft dat deze andere, buitenstebinnen manier van werken het verschil kan maken voor gemeenteambtenaren. Samen met Zef Hemel richtte hij onlangs dan ook De Nieuwe Wibaut op, een praktijkleergang waarin meer dan zeventig ambtenaren op expeditie gaan naar tien verschillende maatschappelijk-ruimtelijke vraagstukken. Deze zijn aangedragen door bottom-up-intitiatieven, bewonersondernemeningen en dergelijke. Essentieel in deze expeditie is de ruimte voor ontdekken, experimenteren en eigen initiatief. Zo wordt de meerwaarde van de vernieuwende manier van werken voor een grotere groep ambtenaren voelbaar en ervaarbaar.

Belangenverstrengeling
Handelen vanuit aparte sectoren lijkt in de stedelijke ontwikkeling gelukkig steeds meer te verdwijnen. Net als iedereen moeten ook de voormalige ontwerpers zichzelf opnieuw uitvinden. Nieuwe rollen, nieuwe verhoudingen tussen opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap, en een nieuwe professionaliteit. De werkwijze van nieuwe ruimtelijke professionals die bruggen slaan tussen sectoren, belangen van betrokkenen verbinden en zelf initiatief nemen, helpt bij de noodzakelijke vernieuwing in de ruimtelijke sector. Niet langer één partij die de opdracht geeft, één partij die het grote geld verdient, één partij die wacht tot er een opdracht komt, één partij die het risico draagt en één partij die het graag, of juist niet, over zich heen laat komen. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt wel dat belangenverstrengeling niet langer een vies woord is. Sterker nog, belangenverstrengeling is een grote aanwinst: het nieuwe kapitaal voor de ruimtelijke sector!”

Professionals formerly known as architects or designers, door Carolien Ligtenberg en Rutger Oolbekkink op website Ruimtevolk, 16 december 2013: http://ruimtevolk.nl (Niet meer beschikbaar op site van Ruimtevolk).

Ruimtevolk is een kennis- en inspiratieplatform, en een netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling: https://ruimtevolk.nl

In november 2013 is het Ruimtevolk jaarboek 2013: Nieuw kapitaal verschenen, een selectie van blogs en niet eerder gepubliceerde interviews en andere artikelen over nieuw kapitaal voor stedelijke en regionale ontwikkeling, 200 p.: https://issuu.com/ruimtevolk/docs/nieuw_kapitaal_ruimtevolk_jaarboek_

Nieuwe burgemeester van New York De Blasio wil toetscultuur in het onderwijs afschaffen

De kersverse burgermeester van New York, Bill de Blasio, wil de elk schooljaar verplichte gestandaardiseerde toetsen afschaffen. Hij wil ook af van de beoordeling van leraren door toetsscores en het rangschikken van scholen.
Besturenraad – de vereniging van christelijke onderwijsinstellingen in Nederland – meldt op haar website dat De Blasio in de  presentatie van zijn onderwijsplannen vorige week duidelijk afstand heeft genomen van zijn voorganger Bloomberg. Die stak miljoenen dollars in de invoering van categorieën voor scholen. Hoe een school scoort (de categorieën lopen van A tot F) is grotendeels gebaseerd op de toetsresultaten van haar leerlingen. De Blasio wil af van die nadruk op toetsen. Ook wil hij slecht presterende scholen niet klakkeloos sluiten.
Toetsuitslagen worden ook gebruikt om leerkrachten te beoordelen.

Leraren rating
De Blasio weet wat hij wil, maar kan hij het ook voor elkaar krijgen? Aan de scorecategorieën A tot F, die de stad New York uitgeeft, kan hij wel wat doen. Maar De Blasio is ook gebonden aan federale en regionale wetten. Zo heeft de staat New York wettelijk vastgelegd dat de rating van een leerkracht voor 20% afhankelijk is van de toetsresultaten van zijn leerlingen.

Elk jaar een toets
En de federale overheid heeft het strikte toetsregime wettelijk vastgelegd: gestandaardiseerde reken- en taaltoetsen worden jaarlijks afgenomen in de jaren 3 tot en met 8 van de primary school. Op high schools worden jaarlijks examens afgenomen voor Engels, wis- en natuurkunde.

Hoe ver De Blasio en zijn rechterhand Carmen Fariña gaan komen, zal de toekomst uitwijzen. Maar Fariña was duidelijk over haar visie op goed onderwijs: “We leren misschien feiten om toetsen te halen. Maar we leren nadenken om verder te komen in het leven.”

Parallel
Hoewel het onderwijssysteem van Nederland en New York niet zomaar te vergelijken zijn is er een opvallende parallel tussen de zaken waar De Blasio in New York vanaf wil, en de plannen die onderwijsstaatssecretaris Dekker heeft met het Nederlandse onderwijs.

Waar De Blasio minder nadruk op gestandaardiseerde toetsen wil, krijgt het Nederlandse primair onderwijs per 2015 een centrale eindtoets, en buigt de Kamer zich over een verplichte diagnostische tussentijdse toets in het voortgezet onderwijs. Ook wil Dekker werken met verschillende inspectie-oordelen over het basisonderwijs en zeer zwakke scholen na een jaar sluiten. Dit is de praktijk in New York en De Blasio komt ervan terug.

De Blasio wil af van toetscultuur in onderwijs New York, Verus, 8 januari 2014: https://www.verus.nl/actueel/nieuws/de-blasio-wil-af-van-toetscultuur-in-onderwijs-new-york (Niet meer beschikbaar op site Verus)

De Blasio Recognizes Obstacles Standing in Way of Schools Plan, door Javier C. Hernandez en Al Baker, New York Times, 30 december 2013: www.nytimes.com