Skip to main content

Redactie Beroepseer

Meer ruimte voor overleg in de GGz: noodkreet van Joost Walraven

Joost Walraven maakt zich in toenemende mate zorgen over de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz). Walraven is klinisch psycholoog, psychotherapeut, teamleider Zorg bij Dimence en hoofddocent Management bij de opleiding tot klinisch psycholoog aan de Radboud Universiteit. Hij heeft een drietal tweets naar de Tweede Kamer gestuurd en op persoonlijke titel een blog met een noodkreet geschreven: Van evidence based naar insurance based behandelen in de GGZ. Daarin noemt hij punt voor punt zijn bezwaren tegen de huidige trend waarin zorgprofessionals steeds meer buiten spel worden gezet en de zorgverzekeraar eenzijdig beslist over een behandeling. Walraven doet ook een aantal aanbevelingen.

Lees de hele blog van Joost Walraven: Noodkreet: van Evidence Based naar Insurance Based behandelen in de GGZ, door Joost Walraven, 22 november 2013: http://walpsy.blogspot.nl

Leraren met karakter

Bij zijn installatie tot lector ‘Beroepsethiek van de leraar’ aan de hogere onderwijsinstelling Fontys, sprak dr. Wouter Sanderse in november 2013 zijn lectorale rede – in verkorte vorm – uit: Leraren met karakter – Een deugdenbenadering van de beroepsethiek van de leraar. Het doel van dit lectoraat is om leraren(opleiders) meer inzicht te geven in hun vormende taak en hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van een deugdelijke beroepshouding, ten behoeve van de morele vorming van leerlingen in het speciale, basis- of voortgezet onderwijs*). Het begin van de volledige rede, die te downloaden is in PDF, geeft een beeld van de dilemma’s waarmee een leraar te maken kan krijgen:

“Je bent de werkstukken van je leerlingen aan het nakijken. Je leest het werkstuk van Matthijs, die veel moeite moet doen om een voldoende voor de cursus te halen. Het is aardig geschreven, goed georganiseerd, en er staan geen grote fouten in. Het is een 7, en daarmee het beste cijfer dat Matthijs ooit voor het vak heeft gehaald. Daarna lees je het werkstuk van Janneke, een van de slimste en leergierigste leerlingen van de klas. Het is goed geschreven en in vergelijking met de andere leerlingen zeker een 8,5 waard.
Maar het werkstuk is weinig origineel. Janneke had absoluut veel beter gekund.
Dagelijks becijferen leraren de werkstukken van hun leerlingen; vaak roept dat niet al te veel vragen op, zeker wanneer ze van toetsmatrijzen gebruik maken. Wanneer je verder niets bijzonders aan de situatie opvalt, kan het zijn dat je de leerlingen gewoon een cijfer geeft op basis van hun werkstuk. Matthijs krijgt een 7, Janneke een 8,5. En daarmee is de kous af. Op naar de volgende 30 werkstukken. Je hebt er al een lange dag op zitten, en je moet je les voor morgen ook nog voorbereiden.

Wat is rechtvaardig om te doen?

Het is begrijpelijk dat leraren niet bij elke keus lang kunnen stilstaan, maar soms heeft dat als gevolg dat de morele aspecten van het werk over het hoofd worden gezien. Wat is in de bovenstaande casus dat ‘morele’ aspect? Het morele aan de situatie is dat wat je in zo’n geval beslist iets duidelijk maakt over wat je een eerlijke beoordeling vindt.
Als je Matthijs voor zijn inzet bijvoorbeeld niet een halve punt extra geeft, dan vind je blijkbaar dat inzet niet moet worden meegewogen om tot een eerlijke beoordeling te komen. Op deze manier zeggen en doen leraren continu dingen die duidelijk maken wat ze waardevol vinden en wat goed is om te doen.
De handelingen van leraren, hoe klein en hoe onbewust soms ook, geven daarmee blijk van een bepaalde beroepsmoraal. Onder ‘moraal’ versta het ik het geheel van opvattingen van individuen, groepen of culturen over wat goed en slecht is.  De ‘beroepsmoraal’ van leraren is dan het geheel aan opvattingen die docenten hebben over wat goed en slecht onderwijs is.

Het kan gebeuren dat je klaar bent met het becijferen van de werkstukken, en dat er toch iets blijft knagen. Je pakt het werkstuk van Matthijs er nog eens bij, en terwijl je het herleest, dringt het tot je door dat het voor hem echt een fantastische prestatie is. De vraag reist: welk cijfer geef je?
Geef je de werkstukken de cijfers die ze op zich waard zijn, alsof je niet weet wie ze geschreven hebben? Of weeg je dat toch mee? Geef je Matthijs een hoger cijfer om hem een steuntje in de rug te geven, terwijl je Janneke een lager cijfer geeft omdat ze beter had gekund? Deze vragen kunnen nieuwe, algemenere vragen bij je oproepen, zoals: houd je bij het beoordelen wel genoeg rekening met individuele verschillen, of moet je een stap verder gaan, en niet alleen de werkstukken beoordelen, maar ook de ontwikkeling tussen de verschillende opdrachten? Moet je de moeite ook waarderen? Wat is rechtvaardig om te doen? Wat is aardig? Wat is het gemakkelijkst? En welke van deze overwegingen doet er het meest toe?

De gemaakte keuzes zijn van invloed op de ontwikkeling en het welzijn van de leerlingen

Hoe langer je erover nadenkt, hoe onduidelijker je beroepsmoraal eigenlijk wordt. Je dacht dat je werkstukken altijd goed beoordeelde, maar het blijkt bij nader inzien toch niet zo gemakkelijk om je keuzes te rechtvaardigen Omdat je graag wil weten hoe je collega’s met zo’n situatie omgaan, besluit je het onderwerp tijdens een teamoverleg te agenderen.
Wellicht is er gelijk grote overeenstemming over wat goed is om te doen. Er is dan een grote gedeelde beroepsmoraal. Maar het kan ook zijn dat de casus allerlei verschillende reacties uitlokt. De een zal het ‘onprofessioneel’ vinden om de ijver van de studenten mee te laten tellen. Je moet als docent immers zo onpersoonlijk mogelijk zijn. Een tweede stelt dat je ijver niet moet meerekenen, omdat dit niet in de toetsmatrijs voorkomt. En een derde vindt dat je de inzet van Matthijs wel moet waarderen, maar op een andere manier. In plaats van een hoger cijfer kun je hem ook een compliment geven. De reacties kunnen de verwarring alleen maar groter maken. Je collega’s zijn het erover eens dat een hoger cijfer voor Matthijs niet gepast is, maar voeren daarvoor uiteenlopende redenen aan. Hoewel je daar nog wel langer over zou willen doorpraten, verschuift het gesprek naar een ander onderwerp. Afijn, je weet nu in ieder geval wat onder je directe collega’s de heersende opvattingen over eerlijke beoordelingen zijn.

Een leraar ontwikkelt zich als ‘morele professional’ als hij zulke cases aangrijpt om zijn morele opvattingen en houding te bevragen en te ontwikkelen, omdat hij zich
realiseert dat de keuzes die hij maakt van invloed zijn op de ontwikkeling en het welzijn van de leerlingen”.

Gemeenschap van morele professionals

Sanderse schrijft aan het slot van zijn rede dat hij is ingegaan “op de vraag wat het voor leraren betekent om een beroepsethiek te hebben. Leraren die ‘aan beroepsethiek doen’, collectief en systematisch reflecteren op de morele aspecten van hun werk, zodat een gemeenschap van morele professionals ontstaat, die zich met hart en ziel inzet voor onderwijs waarin kinderen als mens kunnen florereren.
We zagen dat er door politiek en samenleving een groot belang aan de moreelvormende taak van het onderwijs wordt gehecht, en dat er rond de kennisbases allerlei initiatieven in het onderwijs zijn die deze taak volmondig onderstrepen.

Wel stuitten we op enkele problemen. We zagen dat een subjectieve opvatting van moraal en de overwaardering van kennis over ‘wat werkt’ een echt gesprek over morele issues bemoeilijkt. Ook constateerden we dat er een flinke kloof gaapt tussen het belang dat aan de morele dimensie van het leraarschap wordt gehecht en de expliciete aandacht die er in de lerarenopleidingen aan wordt besteed.

Vervolgens heb ik laten zien uit welke bronnen we kunnen putten om een beroepsethiek verder vorm te geven. Hoewel de dialoog voor leraren een belangrijk instrument is om hun beroepsethiek vorm te geven, heb ik laten zien dat de filosofie die dialoog aan kwaliteit laat winnen. Na een verkenning van het idee een beroepscode te ontwikkelen, heb ik laten zien dat een deugdenbenadering in staat is om prangende vragen rond de kwaliteit van de ‘persoon van de leraar’ op te helderen.

Er mag meer dan alleen codeconform gedrag worden verwacht

Het is duidelijk geworden dat van een goede leraar meer dan alleen codeconform gedrag mag worden verwacht. Leraren hebben professionele deugden nodig om optimaal te kunnen bijdragen aan de vorming van leerlingen tot goede, geslaagde mensen. Tenslotte leverde de deugdenbenadering een agenda op waaraan lerarenopleidingen kunnen werken om een morele cultuur te krijgen die de ontwikkeling van leraren met karakter verder stimuleert”.

*) Het lectoraat combineert Wouterse met een aanstelling als research fellow bij het Jubilee Centre for Character and Values van de University of Birmingham (Engeland). Daar verricht hij onderzoek naar de bijdrage die het Britse onderwijs levert aan de morele vorming van de jeugd.

Klik hier voor downloaden van de rede Leraren met karakter – Een deugdenbenadering van de beroepsethiek van de leraar door Dr. Wouter Sanderse (2013): https://beroepseer.nl

Op de site van Onderwijsfilosofie staat een recensie van Sanders’ rede door Simon Verwer: https://www.onderwijsfilosofie.nl/recensie-wouter-sanderse-leraren-met-karakter/ (Niet meer beschikbaar)

Lectoraat Beroepsethiek van de leraar: http://fontys.nl/flot-lectoraatberoepsethiek/ (Niet meer beschikbaar)

U P D A T E

Deugden voor professionals, door Wouter Sanderse en Jos Kole, ISVW, 2018: https://beroepseer.nl

Professionele ruimte voor de leraar

De ontwikkeling van de leraar wordt beïnvloed door de manier waarop hij zijn professionele ruimte beleeft en inzet. Professionele ruimte is de ruimte die de leraar heeft om te beslissen over de inhoud en de inrichting van zijn werk – didactisch, pedagogisch en organisatorisch – en zijn professionele ontwikkeling. In de professionele ruimte van de leraar is het sociale netwerk van de leraar van belang, evenals de schoolorganisatie.

leraar 24Op de site van Leraar 24, het online platform van, voor en door leraren, is een nieuw dossier toegevoegd (december 2013) in de serie over professionele ruimte: Professionele ruimte voor de leraar. Het dossier legt de betekenis van professionele ruimte uit en biedt praktische handreikingen aan, zoals een monitor die professionele ruimte in kaart brengt, een schoolscan om de stand van zaken over leren op de werkplek en randvoorwaarden vast te stellen, een toolbox voor praktijkonderzoek en een beroepsbeeldscan om zichtbaar te maken hoe leraren tegen hun beroep aankijken.
Bovendien wordt in video’s uitgelegd wat professionele ruimte is en hoe leraren daarmee omgaan. Titels: Wat is professionele ruimte, Samen bouwen aan professionele ruimte, Professionele ruimte in het MBO, het VO en SO en het PO.

Ga naar de site van Leraar 24, Professionele ruimte voor de leraar: www.leraar24.nl

Alan Ralston over kwaliteitsontwikkeling in de GGz

kwaliteitsontwikkeling ggz

“Falling Down is een mooie, wrange film uit 1993 waarin Michael Douglas een boze, gedesillusioneerde man speelt die een slechte dag heeft: vast in de file, bijna beroofd worden, geen lekkere hamburger, en dit alles is slechts het begin van zijn zorgen.
Zijn ervaringen die dag vormden een scherp commentaar op een aantal nare aspecten van het Amerika van die tijd en toonden de hoofdpersoon als een angry white man: baan kwijt, verdwaald in een globaliserende samenleving die steeds minder behoefte had aan een man als hij. In de loop van de film neemt zijn woede toe en leer je steeds meer schaduwkanten van zijn persoonlijkheid en gedrag kennen. (Spoiler Alert) Als hij uiteindelijk ver over de schreef gaat en – het is een Hollywoodfilm – zijn transgressies met de dood moet bekopen, is hij oprecht verbijsterd dat hij de slechterik is: ‘I’m the bad guy?’

Overheden

Ik moest hieraan denken toen ik onlangs colleges volgde aan de VU over Zorgbeleid en Ethiek. Daar werd onder meer het perspectief van internationale overheden op de zorg geschetst door een aantal politieke insiders. Tussen alle boeiende betogen en discussies over diverse vormen van zorgstelsels, hun krachten en zwaktes, de morele implicaties, enzovoorts door, bleken twee zaken glashelder naar voren te komen:
a) de eerste drie prioriteiten van internationale overheden ten aanzien van de zorg zijn 1. kostenbeheersing, 2. kostenbeheersing en 3. kostenbeheersing
b) de overheden hebben geen vertrouwen in het zelfregelend vermogen van specialisten (en in hun kielzog de overige professionals) om a) voor elkaar te krijgen.

Koude douche

Dit zet alle pleidooien voor professionele autonomie, beroepseer, en ‘Geef de Zorg terug aan de Zorgverleners’ in een schel licht. Let wel, ik ben zo’n type die vooraan staat om dit te roepen, dat mag u checken hier of hier. Maar de reality check is hier dat de overheden (misschien selectief en met een ideologische bril op) naar de geschiedenis van de zorg hebben gekeken, en hoe artsen hun positie en (financiële) belangen hebben verdedigd, en hebben geconcludeerd: het is bij die dokters ‘Erst das Fressen und dan die Moral’.

Voor de artsen, en dat zijn er denk ik nogal wat, die zichzelf primair zien als door beroepsidealen gedreven, is dit nogal een koude douche. Van de weeromstuit zou je jezelf wel willen terugtrekken in je spreekkamer, de boze buitenwereld buitensluiten en gewoon je werk zo goed mogelijk doen, terwijl je misschien af en toe verzucht: ‘Hoe kunnen ze iemand die zo lief is als ik nou niet vertrouwen?’

Om een andere film maar te citeren: Show me the Money

Zorgverzekeraars

Het is maar dat u het weet: de traditionele alliantie tussen arts en patiënt dient, vanuit het perspectief van de kostenbesparende overheid, met de zorgverzekeraars als uitvoerders, doorbroken te worden, omdat die tot een eindeloze spiraal van meer zorg en meer kosten zou leiden.

De zorgverzekeraar neemt twee publieke taken van de overheid op de schouders: kwaliteit waarborgen en kosten beheersen. Hoe doet ze dat? Vooralsnog niet veel anders dan de overheid deed: een maximum stellen aan het bedrag dat een instelling krijgt.

Kwaliteitsinkoop

Ondanks alle mooie woorden is het ideaal van ‘kwaliteitsinkoop’ nog ver te zoeken. Anders dan de overheid echter, heeft de zorgverzekeraar er een extra belang bij: die van de eigen ‘gezonde bedrijfsvoering’. Wanneer gaat een gezonde bedrijfsvoering over in winstgerichtheid? U mag het bepalen. In elk geval meent een meerderheid van de politieke partijen in Nederland juist dat dat extra stukje belang de verzekeraars scherp houdt, en daarmee de zorg.

Transparantie onder de maat

Burgers ondertussen hebben aanmerkelijk minder vertrouwen in de verzekeraars ten opzichte van andere partijen in de zorg, en dat is dan ook weer een probleem. De burger wil weten waar de verzekeraar zijn geld aan spendeert (hoeveel kosten die reclames nou? En die leasebakken?) en vooral: op welke gronden de verzekeraar kiest.

Die transparantie is onder de maat. Het is daarom te verwachten dat de druk op transparantie richting verzekeraars zal toenemen. En zo zullen de controleurs gecontroleerd gaan worden. Inmiddels ontstaat er discussie over de onafhankelijkheid van de zorgvergelijkingssites, Lea Bouwmeester (PvdA) wil de ACM dit laten toetsen. Enzovoort, enzovoort.

De prijs van wantrouwen

Rond het andere instrument van de kostenbeheersing, de DBC, is inmiddels ook een flinke industrie ontstaan van IT-specialisten en adviseurs. Maar ook die kosten zijn schimmig en moeilijk te traceren. En na dit alles rest te vraag: wat is de prijs van wantrouwen? Effectief is het in elk geval niet geweest: de kosten in de zorg zijn na 2006 blijven stijgen, tot de minister ingreep met ‘ouderwets’ budgetteren.

De les: marktwerking in de zorg leidt (via met name volumegroei) tot hogere kosten dan lagere. Budgetteren betekent wachtlijsten, tenzij je de zorgaanspraken verkleint. Dat kun je een tijdje doen, maar op gegeven moment gaat het volk morren (wist Abraham Lincoln al). Wantrouwen in dokters, wantrouwen in de markt, wat nu?

Samenwerking

Het moet mogelijk zijn ons stelsel te verbeteren door juist te bouwen op die traditionele vertrouwensbanden in plaats van ze te wantrouwen. De trias arts-patiënt-overheid (al dan niet in de persoon van de verzekeraar) kan beter op samenwerking worden gericht dan op concurrentie. Mooi voorbeeld: het zojuist opgerichte netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ.*)

Artsen en patiëntorganisaties moeten veel en vaak de handen ineenslaan om de waarde van zorg te expliciteren en om te zetten in betrouwbare voorstellen. De overheid kan de omstandigheden scheppen waarin dergelijke samenwerking kan floreren. Liever dan een controlegericht marktgericht systeem zoals de DBC gebruiken, zou de overheid veel meer procesmatig en op outcomes kunnen sturen.

Naar buiten treden

Wij professionals ondertussen kunnen ons niet slechts beroepen op het uitvoeren en bewaken van onze eigen beroepsmoraal: dat deel van het contract tussen professional en overheid staat een paar paragrafen lager. We zullen assertief naar buiten moeten treden met onze visie op kwaliteit, en deze moeten koppelen aan bekostigingsvoorstellen die deze juist faciliteren in plaats van belemmeren.

Onze beroepsethiek moet niet alleen in de spreekkamer centraal staan, maar moet midden in de samenleving uitgedragen worden. Daar kunnen we ook aansluiting vinden bij de wensen en waarden van onze medeburgers waar het de zorg betreft. Natuurlijk doen onze beroepsverenigingen dit al, maar geketend als ze zijn door hun polderrol kunnen ze net iets minder hard op de trom roffelen dan u en ik. Terugtrekken in de spreekkamer of op een professioneel eilandje is geen optie.

In de film zijn het meestal de slechteriken die zich in de schaduwen bewegen. Niks daarvan: zoek de zon op en laat u horen!”

Deze blog getiteld I’m the bad guy? van Alan Ralston is gepubliceerd op de site van Artsennet, 10 december 2013: www.artsennet.nl (Niet meer beschikbaar; Artsennet heet nu Medisch Contact).

Alan Ralston (1967) is psychiater bij GGZ Dijk en Duin/Parnassia Groep in Castricum, filosoof en voortrekker van Beroepseer.


Noot
*) Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz heet nu AKWA GGZ: https://akwaggz.nl

Eindrapport Nationale Denktank 2013: Tien oplossingen voor een betere gezondheidszorg

uitgedokterd eindrapport 2013 nationale denktankDe Nationale Denktank wil met vernieuwende ideeën de Nederlandse samenleving verder vooruit helpen. Dat doet zij op twee manieren. Allereerst organiseert de stichting een jaarlijkse Nationale DenkTank: twintig jonge en getalenteerde mensen uit diverse disciplines buigen zich gezamenlijk over een maatschappelijk probleem en bedenken hier praktische oplossingen voor.

Daarnaast vormen alle deelnemers aan de jaarlijkse DenkTank samen een groeiend DenkTank-netwerk. Zo ontstaat een netwerk van zeer diverse mensen die zich blijvend met elkaar inzetten voor maatschappelijke verbetering.

Op 9 december 2013 vond de Eindpresentatie Nationele Denktank 2013 plaats: Bouwen aan een betere gezondheidszorg waarin tien oplossingen om “veerkrachtszorg” te bevorderen. Aanwezig waren ruim 300 experts en vertegenwoordigers van de overheid, de wetenschap, het bedrijfsleven en de zorgbehoevenden zelf.
Het eindrapport is op 13 december 2013 aan minister Schippers van VWS aangeboden tijdens het eerste Zorgberoependebat in de Jaarbeurs van Utrecht dat in het teken stond van alle ‘bouwstenen’ die de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen tot dusverre heeft verzameld, met presentaties door TNO, TU Delft, de Nationale DenkTank en het Verwey-Jonker Instituut.

De Nationale DenkTank 2013 heeft vier bouwstenen geformuleerd die aan de basis zouden moeten staan van een nieuwe inrichting van de samenleving: Gezond gedrag, participatie, zelfregie en uitkomstfinanciering. Onder deze vier bouwstenen vallen ook alle gepresenteerde oplossingen.

Met de Eindpresentatie 2013 wil de Nationale Denktank een goede fundering leggen voor de komende jaren. Klik hier voor het eindrapport: Uitgedokterd: 10 oplossingen voor veerkrachtszorg. Eindrapport 2013: https://nationale-denktank.nl

25 jonge denkers presenteren 10 innovatieve oplossingen voor de zorg, De Nationale Denktank, 9 december 2013: https://nationale-denktank.nl

Onderwerp van Nationale Denktank in 2014: Big data

De Nationale DenkTank gaat zich in 2014 verdiepen in Big data. De vraag is: “Hoe kan het potentieel van Big data & analytics ten volle worden benut en waarbij de maatschappij – burger, consument, overheid – een weloverwogen afweging kan maken tussen welzijn, techniek en de mens?

Als introductie op de beantwoording van die vraag is het nuttig alvast de bijdrage van Ab van Eldijk te lezen op de site  van Beroepseer: Beroepsorganisaties beseffen te weinig de gevolgen van de informatiseringsrevolutie: https://beroepseer.nl

Klik hier voor Big Data: de nieuwe grondstof op website Nationale Denktank, 18 december 2013: www.nationale-denktank.nl

Doe het werk dat bij je past

doe het werk dat bij je pastDoen is de beste manier van denken, vinden Arthur Kruisman en Patrick Donath. Kruisman vertelt in de video dat je op je creatiefst bent als je vijf jaar bent. Tegen de tijd dat je acht wordt is je creativiteit gehalveerd. Je spiegelt je aan je omgeving en als beloning pas je prima in een vakje. Bij dat vakje past vervolgens een functie en met een beetje geluk vind je later ook nog een baan.

Met die baan komt ook een manager, een proces en een organisatiedoelstelling, en in ruil voor je maandelijkse doping, ook wel salaris genoemd, doe je een structureel offer: in autonomie en bewegingsvrijheid, in je persoonlijke ontwikkeling.

Je ruilt je creativiteit en je unieke eigenschappen voorgoed in voor conformiteit en structuur en je gaat de structuur aanzien voor de werkelijkheid. Creativiteit gedijt echter bij onvoorspelbaarheid, chaos en diversiteit. Daar geldt: waar twee neuzen dezelfde kant opstaan, is er eentje teveel.
Confucius zei ooit: Geef mij werk wat bij mij past, en ik hoef nooit meer te werken. Nu is het: Doe het werk dat bij je past, en je hoeft nooit meer te “werken”. Doen is de beste manier van werken. Dus doorbreek je vaste gewoonten en overtuigingen. Onderzoek. Vraag. Struikel. Faal en doorbreek vooral je routine.

Doen is de beste manier van denken is onderdeel van de serie Nieuwe perspectieven op werken van Arthur Kruisman en Patrick Donath van ICT-dienstverleningsorganisatie Inter Access.
Duur: 2.45 min.

Margo Trappenburg: Pleidooi voor solidariteit en verzorgingsstaat

Georganiseerde solidariteit in een verzorgingsstaat is onpersoonlijk, begrensd en gebaseerd op welbegrepen eigenbelang, aldus Margo Trappenburg, hoofddocent Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit van Utrecht.
Critici menen dat de verzorgingsstaat heeft afgedaan en dat we toe moeten naar een participatiesamenleving. Mensen zouden de voorkeur geven aan persoonlijke zorg, grenzen stellen lukt niet meer, en van hogere inkomens zou teveel altruïsme worden gevraagd.
In haar NTVG-lezing 2013 op de Dag van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 2 november 2013, betoogde Trappenburg dat deze kritiek onterecht is. Veel mensen geven de voorkeur aan professionele zorg boven zorg van familie of vrijwilligers. Grenzen stellen kan weer lukken, recente ontwikkelingen in de medische professie stemmen hoopgevend. Er is onvoldoende reden om de verzorgingsstaat af te schrijven en te vervangen door een participatiesamenleving.

Redenen om de verzorgsstaat te handhaven

Trappenburg besloot haar lezing met een pleidooi voor solidariteit en de verzorgingsstaat om de volgende redenen:
De verzorgingsstaat is een prachtige menselijke uitvinding, vergelijkbaar met de democratie en de rechtsstaat. Die zijn ook niet perfect en daar moeten we ook aan blijven werken. Maar die schaffen we ook niet af bij het eerste beetje tegenwind. Laten we dat met de verzorgingsstaat ook niet doen.

  • Wie lager opgeleid is betaalt een veel groter deel van zijn inkomen aan zorgpremies (14% voor de armste 10 procent tegen ongeveer 4% voor de allerhoogste inkomens).
  • Lager opgeleiden zijn in de verzorgingsstaat degenen die een groot deel van de feitelijke zorg uitvoeren: in verpleeg- en verzorgingshuizen; als thuiszorgmedewerkers. Dat zijn niet de meest lucratieve banen en naarmate de participatiemaatschappij verder voortschrijdt zullen de arbeidsvoorwaarden nog verder verslechteren. We zien nu al dat mensen soms eerst ontslagen worden om ze vervolgens weer in dienst te nemen tegen sterk gereduceerde tarieven.
  • Ten slotte zijn het juist lager opgeleiden die noodgedwongen, feitelijk solidair zijn met de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. Mensen met een verstandelijke beperking, een psychiatrische aandoening of verslavingsproblematiek wonen tegenwoordig niet meer in grootschalige instellingen in de bossen. Velen van hen zijn verhuisd naar kleinschalige woonvormen in dorpen en steden. Dat zijn niet de makkelijkste buren om te hebben. Mensen met een ernstige verstandelijke beperking veroorzaken soms ernstige geluidsoverlast. Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben hulp nodig van buurtbewoners en familie en lopen desondanks vaak in zeven sloten tegelijk. Mensen met verslavingsproblemen en/of een psychiatrische stoornis zijn soms onvoorspelbaar of lastig. Dat maakt de vraag belangrijk in welke wijken deze bewoners terechtkomen. En dat zijn vaak de wijken waar mensen wonen met een laag inkomen en een lage opleiding.

Lezing De kern van solidariteit van Margo Trappenburg staat in zijn geheel op de site van het Nederlands Tijdschrift voor geneeskunde (Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A7224): www.ntvg.nl

Website Margo Trappenburg: www.margotrappenburg.nl