Skip to main content

Redactie Beroepseer

Antropoloog Esajas over cito-toetsen, onderwijsapartheid en eendimensionale prestatienormen

roses from the concrete scriptie mitchell esajasWeg met (cito)toetsfetisjisme en onderwijsapartheid, vindt Mitchell Esajas. Zijn afstudeerscriptie heeft tot titel Roses from the concrete en heeft de onderwijsprestaties onderzocht van jongeren met een migrantenachtergrond uit Amsterdam-Zuidoost die het hoger onderwijs hebben bereikt.
Net als rozen die door de barsten van een betonnen muur weten te groeien, hebben deze jongeren ondanks obstakels en barrières hun talent weten te laten bloeien en zijn ze in de collegebanken van de hogescholen en universiteiten terechtgekomen.

Dat is niet voor alle leerlingen op de Nederlandse basisscholen vanzelfsprekend, aldus Esajas. In een blog op de site van Republiek Allochtonië neemt Esajas zowel stelling tegen het toenemende (cito)toetsfetisjisme als tegen de focus op de ‘prestatiekloof’ en pleit hij voor een holistische visie op onderwijs en het bieden van gelijke kansen aan kinderen met verschillende achtergronden:

“Op 11, 12 en 13 februari 2014 was het weer zo ver, duizenden groep 8 leerlingen maakten vol spanning op hetzelfde moment, exact dezelfde toets. Een toets waar velen lang naar uit hebben gekeken. ‘Je cito-score en je advies bepaalt je toekomst’, geloven vele leerlingen, én hun ouders. Op jonge leeftijd voelen de leerlingen al de druk om te presteren, zichzelf te bewijzen en een hoge score te halen want ze willen een ‘goed advies zodat ze later succesvol kunnen zijn en een goede baan kunnen vinden’. Althans, dat is de gemiddelde reactie van de leerlingen waar ik in Amsterdam (Zuidoost) met het NUC Mentorproject mee samenwerk. Op jonge leeftijd leren ze dat hun waarde en maatschappelijke positie afhankelijk is van hun succes óf falen bij het maken van een gestandaardiseerde toets in een prestatiegerichte maatschappij. De cito-toets lijkt in de ogen van velen heilig verklaard, het lijkt een machtsinstrument te verworden dat de toekomst van een leerling bepaald; er is sprake van een cito-fetisj. Er lagen zelfs plannen om een Cito-kleutertoets voor leerlingen van 4 jaar verplicht te maken. In hoeverre kunnen we de waarde en het talent van leerlingen aan een gestandaardiseerde test ontlenen? Op maandag 10 februari ging ik over de stelling ‘De cito-toets is de juiste manier om je schooladvies te bepalen’ in debat in het radioprogramma Critixxx van FunX.

Van onderwijskloof naar kansenkloof
Op individueel niveau kan dit toenemende (cito-)toetsfetisjisme namelijk desastreuze effecten hebben op de eigenwaarde en de toekomst van leerlingen. Op maatschappelijk niveau kan dit selectiemechanisme maatschappelijke ongelijkheid reproduceren en zelfs vergroten. Onderwijsdeskundige Milner stelt in het artikel ‘Beyond a test score’ dat we door de focus op gestandaardiseerde toets scores de kloof in onderwijsprestaties tussen scholen, leerlingen en wijken verklaren door de tekortkomingen van zwakke leerlingen en zwarte scholen in ‘achterstandswijken’ als Amsterdam Zuidoost of West. Zo ontstaan er bijvoorbeeld scholenranglijsten waarop scholen en leerlingen uit ‘de slechtste wijken’ met scholen en leerlingen uit ‘betere wijken’ vergeleken kunnen worden.

Milner stelt dat we de focus moeten leggen op de ‘kansenkloof’ in plaats van op de ‘prestatiekloof’ die gebaseerd is op verschillen in resultaten van gestandaardiseerde toetsen. De ‘kansenkloof’ is het verschil in ervaringen en middelen zoals geld, betrokken en hoogopgeleide ouders, verwachtingen van leerkrachten waar leerlingen aan blootgesteld worden. Onderwijsprestaties van leerlingen worden niet alleen door talent en inzet bepaald zoals de voorstanders van de prestatiemaatschappij ons graag willen doen geloven. Ze worden voor een groot deel bepaald door cultureel kapitaal, de kennis, vaardigheden en privileges die bepaalde kinderen wel en anderen niet van huis uit meekrijgen (2). Zo schreven Jan Paternotte en Paul van Meenen op 5 februari jl. in een artikel getiteld “Tweedeling door trainen voor Cito” in NRC.next:

In de rijkere delen van Amsterdam krijgen veel leerlingen Citotoetstrainingen, maar in armere buurten krijgen kinderen die voorbereiding niet.

Deze politici wezen terecht op het gevaar van het (cito-)toetsfetisjisme dat het Amsterdamse onderwijsbeleid is binnengedrongen. Maar wat is toetsfetisjisme zonder ‘ambitieuze’ cijfermatig meetbare targets? In Amsterdam is het target gesteld dat alle 208 basisscholen tenminste een punt boven het landelijk gemiddelde van 533 dienen te scoren. Een target dat de prestatiedruk op welwillende schoolbesturen, leerkrachten en uiteindelijk ook de jonge leerlingen verhoogt. De Onderwijsraad stelt dat de eigenwaarde van leerlingen die niet goed scoren op basisvaardigheden hierdoor onder druk komt te staan:

Een eendimensionale prestatienorm kan daarom zorgen voor een forse aanslag op de eigenwaarde van jongeren die hieraan niet voldoen. Zij falen in het heersende meritocratisch ideaal (waarin individuele verdiensten iemands maatschappelijke positie bepalen). De goede presteerders hebben minder reden om solidair te zijn met de minder presterenden; de gedachte is dat het onderwijs voor iedereen toegankelijk is en dat wie zich inzet, wel op de juiste plaats terecht komt.

Maar wat is werkelijk prestatie? En wat is de waarde van een gestandaardiseerde toetsscore als we weten dat deze prestaties afhankelijk zijn van het cultureel kapitaal dat een leerling van huis uit meekrijgt?”

Klik hier voor verder lezen van de blog van Mitchell Esajas: Weg met (cito)toetsfetisjisme en onderwijsapartheid, 14 februari 2014: www.republiekallochtonie.nl

Op weblog Republiek Allochtonië vindt u berichten, achtergrondartikelen en opinies die iets te maken hebben met de integratie van niet-westerse allochtonen, migranten, etnische minderheden, Nieuwe Nederlanders in Nederland. Ook bevat het weblog een databank onderzoek integratie: www.republiekallochtonie.nl

Mitchell Esajas is voorzitter van New Urban Collective, een sociale onderneming met de missie de sociaal-economische positie van jongeren, studenten en young professionals van diverse achtergronden te versterken. Hij studeerde sociale en culturele antropologie en business administration aan de Vrije universiteit.,

Download hier de scriptie in pdf van Mitchell Esajas Roses from the concrete, 2013: http://nucnet.nl/

Arjan Moree over lezing Gert Biesta: Hoe wordt een competente leraar een goede leraar?

Arjan Moree, docent geschiedenis, heeft op zijn blog Kaizen onderwijskaizen = Japans voor continue verbetering – een  samenvatting geschreven van de “krachtvoerlezing” die Gert Biesta heeft gegeven op de Hogeschool van Amsterdam op 11 februari 2014. Biesta is hoogleraar aan de Universiteit van Luxemburg en heeft de afgelopen jaren veel aandacht gekregen voor zijn scherpe analyses van de ontwikkelingen in het onderwijs. Zijn kritische houding ten aanzien van de meetcultuur in het onderwijs, de balans tussen de verschillende functies van het onderwijs en de nadruk op leren zonder de inhoud te benoemen, prikkelt en inspireert veel mensen. In het boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! staat een interview met Biesta: “De meetcultuur is vooral geïnteresseerd in kortetermijnopbrengsten – het is een cultuur waarin het ontbreekt aan pedagogisch geduld en vertrouwen”.
De samenvatting van Moree: If you stand for nothing, you will fall for anything:

“Gisteren had ik het genoegen om in een volle Amsterdamse collegezaal de Krachtvoerlezing van Gert Biesta bij te wonen. In deze lezing ging Biesta in op de vraag hoe een competente leraar een goede leraar wordt. Voordat Biesta aan het antwoord op de vraag toekwam kon hij het niet laten om het te hebben over de ‘learnification of education’.

Biesta stelt dat onderwijs er niet om draait dat leerlingen leren, maar dat het erom gaat dat ze iets leren, dat ze het met een bepaald oogmerk leren, en dat ze het van iemand leren. In deze benadering trekt Biesta leren en onderwijzen uit elkaar. Onderwijzen is volgens hem meer dan slechts het overdragen van kennis.
Dit standpunt van Biesta is heel herkenbaar. Iemand die veel weet van een vak is daarmee niet meteen een goede leraar. Ik kreeg ooit lessen natuurkunde van een leraar die ontzettend veel wist van natuurkunde, maar wanneer hij ook maar iets probeerde uit te leggen aan een groep pubers ging het mis…
De stelling van Biesta dat leerlingen iets van iemand leren is ook iets wat we terugvinden in Pedagogische Tact (2013) waarin gesteld wordt dat er geen prestatie is zonder relatie.

Meer nadruk legt Biesta echter op het waartoe van onderwijs. Wat wil je bereiken als leraar? Waar sta je voor? Met name op dit punt is Biesta kritisch en wijst hij docenten erop beargumenteerde keuzes te maken. In zijn lezing haalde Biesta een voorbeeld aan waarin een bestuurder na het lezen van het werk van John Hattie bedacht had huiswerk maar te schrappen, want dat werkt toch niet. Het plaatsen van het werk van Hattie in een bredere context werd hier even overgeslagen. Doelstellingen moeten voorafgaan aan het maken van praktische keuzes.
Wederom legt Biesta de vinger op de zere plek. De roep om ‘evidence based’ onderwijs lijkt af en toe te resulteren in blind achter onderzoeksresultaten aanrennen… Niet dat onderzoek onbelangrijk is, integendeel, maar een vertaalslag naar de eigen praktijk zal iedereen zelf moeten maken. De vraag waar we voor staan wordt dan ook gevolgd door de vraag wat er nodig is om dit te bereiken.

Hoe kunnen we dan een goede leraar worden volgens Biesta?
Een goede leraar worden we niet alleen door kennis en kunde met betrekking tot het hoe, maar dit moet altijd ingebed zijn in een oordeel over de vraag naar het waartoe. Het worden van een goede leraar is meer dan boekenwijsheid, maar vraagt om persoonsvorming. Biesta omschrijft dit als ‘de vorming van virtuositeit’ en koppelt dit aan de vraag hoe we onderwijspedagogisch wijs kunnen worden.
‘Wijsheid komt met en door ervaring’, zegt Biesta. Daarnaast stelt hij dat de praktische wijze mens niet in abstracto kan worden gedefinieerd. We zullen op zoek moeten naar voorbeelden. Een goede leraar worden we dus door ons als persoon te ontwikkelen en voortdurend te reflecteren op de wijze waarop we onderwijzen, maar ook door voorbeelden te bestuderen.
Belangrijk is de focus op de vraag naar het waartoe van onderwijs. Wanneer een school een helder beleid heeft en ergens voor staat, zal hieruit een definitie voortvloeien van de leraar die daarbij past. Het waartoe bepaalt welke middelen ingezet moeten worden en dus ook de vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken van de docent die hierbij moeten passen.

De vraag naar het waartoe van onderwijs zal nog wel even rondspoken en probeer ik op school steeds vaker te stellen. De meest gehoorde reactie is nog steeds dat we kinderen iets willen leren, hopelijk krijgen we het antwoord snel in een richting die meer omvat dan dat! Want zolang we niet duidelijk hebben waar we voor staan, lopen we volgens Biesta het risico met alle winden mee te waaien…”

If you stand for nothing, you will fall for anything, door Arjan Moree op blog Kaizenonderwijs, 12 februari 2014: https://kaizenonderwijs.wordpress.com

Arjan Moree maakt video’s over geschiedenis, onder meer: De tijd van jagers, Nederland na de Tweede Wereldoorlog, De Koude oorlog, De Oost-West-tegenstelling, Rangen en standen. Zie YouTube kanaal van Arjan Moree: www.youtube.com/user/arjanmoree1982

De derde bijeenkomst in de onderwijsreeks De Balie leert  is terug te kijken op video: Professionele ruimte – Wat kan er wel?
Met: Ilja Klink, rector Hyperion Lyceum Amsterdam; Ellen Emonds, basisschooldocent van het jaar (2012); Jaap Versfelt, oud-partner McKinsey, oprichter Stichting LeerKRACHT. Onder leiding van Felix Rottenberg
(Video is niet meer beschikbaar). Nog wel te volgen is de bijdrage van Ellen Emonds: www.youtube.com/watch?v=GqqJ4Ok7MWc

Restauratie van molen ‘de Huisman’: over ambacht, inzicht en authenticiteit

restauratie molen de huisman 2Van 23 – 28 mei 2014 vindt voor de tweede keer het festival Ambacht in beeld plaats, een filmdocumentairefestival over ambachten, georganiseerd door de stichting Windy Miller, in samenwerking met het Amsterdam Maker Festival op 23, 24 en 25 mei 2014 in Amsterdam-Noord. De in 2010 opgerichte Stichting heeft tot doel het documenteren van ambachten en conserveren van cultureel erfgoed. De eerste film die de stichting heeft gemaakt – in 2011 – gaat over molen de Huisman op de Zaanse Schans, beroemd vanwege de Zaanse mosterd die hier werd geproduceerd.

Cultureel antropoloog Wendy van Wilgenburg filmde de anderhalf jaar durende restauratie en reconstructie van de molen.
De film laat niet alleen de gedreven ambachtslieden aan het werk zien, maar ook de technische moeilijkheden en ernstige meningsverschillen tussen Vereniging De Zaansche Molen, eigenaar van de Huisman, en molenmaker Bart Nieuwenhuijs en zijn ploeg.
De ene partij wil authentieke details als glas uit de 18e eeuw, en de andere partij wil door de opstelling van het binnenwerk van de molen zoveel mogelijk toeristen een kans geven de molen te bezichtigen.

De film is niet in zijn geheel op internet te zien – wel op dvd – maar er is een trailer die een mooie impressie geeft van wat mensen met hun handen kunnen maken. Een ode aan het ambacht van molenmakers.
Bekijk hieronder de dertien minuten durende trailer, met muziek van de Zaanse band de Kift.

Hoofdinspecteur primair onderwijs Jonk over de Eindtoets

Arnold Jonk, sinds mei 2012 hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra bij de Inspectie van het Onderwijs, heeft in de Nieuwsbrief over primair onderwijs een artikel geschreven over de Cito eindtoets voor leerlingen van de basisschool, vanaf 2015 verplicht in groep 8. De eindtoets is landelijk en meet de kennis die leerlingen hebben op het gebied van taal en rekenen.
Hij schrijft:

De Cito-toets is een belangrijk moment in een basisschoolperiode. Leerlingen doen er hun best voor, sommigen vinden het ook heel spannend. En voor velen ís het ook spannend. Bijvoorbeeld als ze graag naar een school voor voortgezet onderwijs willen die er strikte grenzen op nahoudt. Een beetje spanning is niet erg, maar het moet natuurlijk niet tot contraproductieve stress leiden.

Achtergrond van de eindtoets

Het is goed om in deze weken stil te staan bij de achtergrond van de eindtoets. Hij is ontstaan vanuit de observatie dat de aanwezigheid van objectieve gegevens over de prestaties van leerlingen ervoor kan zorgen dat leerlingen met een zwakkere sociaal-economische achtergrond minder snel onderschat worden. Een objectieve toets nam vooroordelen van ouders, leerlingen zelf, docenten en schoolleiders deels weg. Gegeven deze belangrijke emancipatoire functie van het onderwijs, geen kleine verdienste van de eindtoets.

Tweede gegeven

Daarbij is het belangrijk om te blijven zien dat een eindtoets een tweede gegeven is. Naast de ervaring en inschatting van de school die immers jaren intensief met de leerling werkt en leeft. Bij elkaar levert dit de beste garantie op voor een goed schooladvies. (Zie de Canon van het Onderwijs).

Spanning

Scholen kijken zelf vaak ook met spanning naar de afname van de eindtoetsen. Allereerst omdat ze veel energie in leerlingen hebben gestoken, en graag willen dat ze naar vermogen presteren. Maar scholen weten ook dat ouders steeds meer belang hechten aan de leerresultaten van leerlingen. Er wordt op gelet. Kranten en tv-programma’s gaan er mee aan de haal via ranglijsten.

Resultaten van leerlingen

We krijgen hier veel vragen over, maar deze rankings gaan buiten de inspectie om. En ja, ook de inspectie baseert haar risico-analyse en oordeel over opbrengsten mede op de resultaten van leerlingen. Wij doen dat om onze (beperkte) capaciteit effectief in te zetten. Je zou kunnen zeggen dat wij de resultaten gebruiken om heel veel scholen niet te hoeven bezoeken.

Vergelijken

Ons oordeel over de resultaten zijn een onderdeel van ons totaaloordeel over een school. Het hoort er bij, omdat we het belangrijk vinden een ondergrens aan te brengen in wat leerlingen op school geleerd moeten hebben. “Kwaliteit van onderwijs moet blijken”, zei prof A.D. Groot daarover. We gebruiken de resultaten zo zorgvuldig als we kunnen. We gaan niet af op één of twee jaar, we weten dat er wel eens een moeilijke klas tussen zit. We vergelijken scholen zo goed mogelijk met scholen met vergelijkbare leerlingenpopulaties. We houden rekening met zorgleerlingen, et cetera.

Ondergrens

In de praktijk merken we dat scholen vinden dat de inspectie deze gegevens inderdaad zorgvuldig gebruikt. Het is ook goed om te zeggen dat wij kijken naar ondergrenzen. Voor een school zonder gewichtenleerlingen is die ondergrens bijvoorbeeld ongeveer 535, het profiel van een gemiddelde vmbo-t-leerling. Dit afgeleide gebruik mag, ook wat ons betreft, niet ten koste gaan van het hoofddoel van de eindtoets. Als objectief tweede gegeven naast de ervaringen van de school om zoveel mogelijk leerlingen een goede start in het vervolgonderwijs te geven.

Beoordeling van opbrengsten in de toekomst

Ons toezicht staat niet stil. Wij werken nu, in samenspraak met het onderwijsveld, aan een nieuw waarderingskader waarin wij opnieuw kijken naar de beoordeling van de opbrengsten. Ook bekijken we of aspecten als veiligheid of didactisch handelen niet een zwaardere plaats in ons oordeel moeten krijgen. Mede via deze nieuwsbrief houden we u daarvan op de hoogte. Wij wensen leerlingen, en ook de scholen, veel succes.

De Eindtoets, door Arnold Jonk, 6 februari 2014: www.onderwijsinspectie.nl (Niet meer beschikbaar op site van de Onderwijsinspectie).
Zie: Visie van de onderwijsinspectie op de Cito eindtoets, Arnold Jonk, Wij-leren, 1 juni 2014: https://wij-leren.nl/cito-toets-onderwijsinspectie.php

De Makersbeweging: plezier in zelf dingen bedenken en maken

omslag maker movement manifestoMakers zijn bezig de wereld radicaal te veranderen, aldus Mark Hatch, mede-oprichter en directeur van TechShop, een in 2006 opgerichte keten van werkplaatsen in de V.S. Hij schreef een manifest van de Maker movement met regels voor innovatie van een nieuwe wereld van ambachtslieden, hackers en uitvinders.
De makersbeweging maakt zich op voor de derde industriële revolutie. Uit een groepje technische excentriekelingen, kunstenaars en hobbyisten, is een beweging gegroeid van duizenden enthousiastelingen. Vorig jaar bijvoorbeeld stonden 65.000 mensen twee uur in de rij voor een bezoek aan de grote Maker Faire in San Francisco. Het tijdschrift Make heeft een oplage bereikt van 110.000 exemplaren. De beweging spreidt zich ook internationaal uit, tot in China, waar de regering de TechShop met open armen heeft ontvangen. Het plan is honderd werkplaatsen te openen in Sjanghai. De Chinese communistische jeugdliga maakt intussen driftig reclame voor makersfestivals. Een mede-oprichter van MakerBot dat zich bezighoudt met 3D printen, heeft New York verwisseld voor het veertien miljoen inwoners tellende Shenzhen, een van de snelst groeiende steden op aarde. Op 6 en 7 april 2014 vindt daar voor de derde keer, na twee mini-maker-faires in voorgaande jaren, een grote Maker Faire plaats.

TechShop vraagt een maandelijkse ledencontributie die toegang biedt tot goed geoutilleerde werkplaatsen waar van alles aanwezig is, van lasapparatuur tot plasmasnijders, van plaatbewerkings- tot electronische apparatuur, van naaimachines in een speciale afdeling voor textielbewerking, tot de nieuwste software-ontwerpen en 3D printers. Iedereen kan ze gebruiken voor het maken van eigen producten. Het aantal locaties breidt zich uit, er zijn er in Californië, Michigan, Texas, Arizona, Virginië en Pennsylvanië. In New York wordt binnenkort een nieuwe werkplaats geopend.

Er is iets unieks aan het maken van fysieke dingentechshop werkplaats

Hatch benadrukt dat we allemaal geboren makers zijn. We moeten de virtuele wereld verlaten en de fysieke wereld omarmen.
Het Makersmanifest kent negen regels. De eerste is maken. Maken is fundamenteel voor de betekenis van menszijn. We moeten maken, scheppen en onszelf uiten om ons heel te voelen. Er is iets unieks aan het maken van fysieke dingen. Deze dingen zijn net als kleine delen van onszelf en lijken delen van onze ziel te belichamen.
De derde regel is geven. Er zijn weinig dingen die onbaatzuchtiger zijn dan iets dat je zelf hebt gemaakt, weggeven. Het maken plaatst een deel van jezelf in het product. Als je dat aan iemand anders geeft, dan is dat als een deel van jezelf geven aan iemand anders. Zulke producten zijn vaak de meest gekoesterde dingen die we bezitten.
De vierde regel is leren. Je moet leren maken. Je behoort er altijd naar te streven meer te leren over maken. Je wordt misschien wel een geschoolde werker, een meester-ambachtsman, maar je zult steeds leren, willen leren en jezelf aanzetten tot het leren van nieuwe technieken en methoden en het leren kennen van nieuwe materialen. Als je een levenlang leert, ben je verzekerd van een rijk leven met voldoening en, heel belangrijk, het stelt je in staat te delen met een ander.

 De volgende revolutie van makers en uitvinders komt eraan

omslag makers chris andersonIn 2013 verscheen de Nederlandse vertaling – met 3D omslag – van het boek Makers: The new industrial revolution van Chris Anderson. Anderson was van 2001 tot eind 2012 hoofdredacteur van Wired, het alom geprezen Amerikaanse tijdschrift voor technologie en innovatie. Anderson onthult in zijn boek hoe ondernemers internet gebruiken om bedrijfjes op te zetten met de hele wereld als afzetgebied en hoe zij significant minder financiële middelen, gereedschap en infrastructuur nodig hebben dan traditionele productie. Volgens Anderson zal productie op kleine schaal een belangrijke bron voor toekomstige groei zijn. Ook het succes van de grote bedrijven is op zijn retour. In deze eeuw van open source, op maat gemaakte producten en doe-het-zelf-ontwerpen zal het collectieve potentieel van een miljoen hobbyknutselaars losgelaten worden op de wereldmarkt. De volgende revolutie van uitvinders en makers komt er echt aan, is de stellige overtuiging van de auteur.

Een gedecentraliseerde, vrije economie

De makersbeweging wordt beschouwd als een uiting van de tegencultuur. In het boek Modkultur – Framaker faire shenzhen april 2014 undergrund til bundlinje (Tegencultuur – van underground tot nieuw uitgangspunt) dat geschreven is voor de opkomst van de Occupy beweging in 2011, schrijven de Deense journalisten Klaus Æ. Mogensen en Katrine K. Pedersen dat de tegencultuur van de toekomst er al is en deel uitmaakt van de nieuwe markten van de toekomst. Volgens de auteurs protesteert deze beweging tegen hebzucht, doorbreekt ze biologische grenzen en verspreidt ze de ideeën over anarconomie steeds verder. Een gedecentraliseerde vrije economie, gebaseerd op open source en vrijwilligerswerk, daagt de traditionele bedrijven steeds meer uit. In de toekomst kan deze trend zich samenvoegen met de “copyfight beweging” die strijdt tegen beperkende copyright- en octrooiwetten, en de makerscultuur – een high-tech doe-het-zelf cultuur – en uitmonden in een coherente tegencultuur, die bijna een parallelle maatschappij vormt. Deze mogelijke tegencultuur zou je dan anarconomie + (anarconomie plus) kunnen noemen.

Eigen leverancier van energie

Een voorbeeld daarvan is de technologische ontwikkeling van 3D printers. De software van de computers dient open source te zijn, willen we een open, gedecentraliseerd en vrij systeem creëren om software, gereedschap en apparatuur te verspreiden: “We denken dat er een wereldwijd netwerk zal komen om van deze gelegenheid gebruik te maken zelfvoorzienend te worden met software, kennis, ontspanning en vele soorten producten, van schoenen tot kleren en keukengerei, van computers tot mobiele telefoons en andere electronische producten: een verdere ontwikkeling van de huidige makerscultuur en de open source beweging”.
Wat er allemaal mogelijk is geeft het volgende voorbeeld aan.
In 2009 kondigden onderzoekers van de Ohio universiteit in de V.S. aan dat ze een electrode hadden ontwikkeld die electriciteit uit urine in een brandstofcel kon maken door waterstof te scheiden van de verbinding ureum. Volgens de onderzoekers kan de urine van een koe negentien huishoudens voorzien van warm water, en een auto kan bijna veertig kilometer rijden op een liter urine. Een generator van de omvang van een koelkast kan bijna een kilowatt stroom opleveren. Als deze technologie wordt ontwikkeld binnen een paar jaar, kan iedereen zijn eigen leverancier van energie worden.

Makersbeweging in Nederland

De makersbeweging is ook doorgedrongen tot Nederland. De Groningen Maker Faire, van start gegaan in 2011, is het jaarlijkse podium voor uitvinders, bouwers, hackers, nerds en knutselaars die op één dag de wereld laten zien wat ze verzinnen, maken en ontwikkelen. Bijvoorbeeld: je eigen 3D printer bouwen, lasersnijden, zelf energie opwekken, naaien, ontwerpen, kapotte spullen repareren, zelf een computergame maken, zeefdrukken of een brug bouwen in een dag.

In 2013 vond er in Amsterdam 2013 een bescheiden makersfestival plaats. Een tweede volgt op 23, 24 en 25 mei 2014 in Amsterdam-Noord: het Amsterdam Maker Festival 2014. De initiatiefnemers van het festival zijn Science Center NEMO, IFabrica, De Overkant en SVP Sfeerbeheer. Het festival is een grote open werkplaats waar het plezier en het nut van maken wordt uitgedragen en waar ambachtslieden aan het publiek laten zien wat er op dit moment wordt geproduceerd door de nieuwe generatie makers van de 21ste eeuw.
In november 2013 was er voor het eerst een twee dagen durende Mini Maker Faire in Twente met in totaal vijfduizend bezoekers.
Naast de beurzen in Groningen, Amsterdam en Twente is er het initiatief van pionier Per Ivar Kloen met zijn FABklas. Hij wil op zijn school experimenteren met leren zoals we dat in onze jonge jaren deden, spelenderwijs. Nieuwsgierigheid is de motor van het leren. Hij wil een “speelplek” die past bij leerlingen in het voortgezet onderwijs creëren en daarbij gebruik maken van de moderne technologische ontwikkelingen, zoals 3D printers.

In Amsterdam is er het Makers Guild in De Waag waar ambacht en vakmanschap, biotechnologie (Open Wetlab) en open source van de persoonlijke digitale fabricage (Fablab) samenkomen. In het zeventiende eeuwse Waaggebouw, waar vroeger metselaars, smeden, schilders en chirurgen waren gehuisvest komen nu amateurs en professionals in vormgeving, kunst en wetenschap bij elkaar om te experimenten en prototypen te ontwikkelen.
Het Makers Guild herïntroduceert handarbeid en vakmanschap als toevoeging op de digitale fabricage in een Fablab –  fabrication laboratory. Iedereen kan daar op relatief eenvoudige wijze creatieve concepten uitwerken tot prototypes.
Daarnaast lopen er twee pilots, in Amsterdam en Utrecht, om te kijken of het gedachtegoed van Fablab praktisch inzetbaar is en geïmplementeerd kan worden in het onderwijs. Behalve creatieve maakprocessen en de ontwikkeling van vaardigheden staan ook ondernemerschap, ICT-geletterdheid, samenwerken, probleemoplossend vermogen en burgerschap op het programma.
Er bestaat inmiddels een Dutch FabLab Foundation. Nederland telt nu 28 Fablabs. En er komen er in snel tempo bij. Volgende maand een voor de regio Alkmaar: de Kaasfabriek. Officiële opening 8 maart 2014.

RDM Makerspace is sinds september 2013 in Rotterdam begonnen met het aanbieden van ruimte met machines en apparatuur voor het realiseren van eigen projecten of prototypen. Je kunt er onbeperkt lassen, hout bewerken of 3D-printen. Daarnaast biedt RDM Makerspace ook cursussen aan voor zowel leden als niet-leden. De werkplaats wil voor 2014 een ‘community’ opbouwen van makers met diverse achtergrond, van kunstenaars en (oud)studenten tot kinderen en zzp’ers.
Andere makerspaces (of fablabs) zijn er in Groningen: de Maatmaatschappij; Amsterdam: iFabrica en ZB45; Leiden: Makerspace: Enschede: TkkrLab en FabLab Enschede.

Het “eerste officiële bibliotheekFablab van Europa” staat in Friesland
frysklab

Een van de laatste ontwikkelingen is van de nood een deugd maken en bibliotheken een herbestemming geven. In de V.S. is men er al mee bezig, het samenvoegen van bibliotheken en werkplaatsen. In Friesland is er sinds december 2013 een FryskLab. Het is een idee van Jeroen de Boer, projectleider van FryskLab en domeinspecialist nieuwe media bij Bibliotheekservice Fryslân. FryskLab is ondergebracht in een voormalige bibliobus en is “het eerste officiële bibliotheekFabLab in Europa”.

Wat de makersbeweging betreft is de vraag niet langer of deze de wereld gaat veranderen, maar eerder: “Hoe zal de beweging de wereld veranderen en hoe wil jij dat de wereld verandert?”

Referenties

Inzage in Maker Movement manifesto:  Klik hier.

Makers are radically changing the world…already, Huffington Post, 5 februari 2014: www.huffingtonpost.com

TechShop: http://techshop.ws (Website is opgeheven. Zo ook de Techshops, per november 2018)
MakerBot: www.makerbot.com

Bekijk wat er zoal gemaakt wordt in de TechShop in San Francisco, een “Huis voor uitvinders”: http://gigaom.com (Website is opgeheven)

Making it, pick up a spot welder and join the revolution, door Evgeny Morozov, The Newyorker, 13 januari 2014: http://www.newyorker.com

Chris Anderson op video: Makers – The new industrial revolution: www.youtube.com/watch?v=3grzYoJ2oPQ

Makers – De nieuwe industriële revolutie, door Chris Anderson, uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2013: https://nieuwamsterdam.nl/product/3995/

Zero to maker: Learn (just enough) to make (just about) anything, door David Lang, redacteur van Maker magazine. Over een reis van ongeschoolde beginneling tot een makende ondernemer. Een gids voor iedereen om betrokken te raken bij de makersbeweging en het fabriceren van digitaal gereedschap, zoals 3D printen: www.goodreads.com/book/show/18109308-zero-to-maker

Countercultures of the future, Klaus Æ. Mogensen en Katrine K. Pedersen, Scenario magazine, 2011: www.scenariomagazine.com (Site is niet meer beschikbaar. Ga voor Scenario Magazine naar site van Copenhagen Institute for Future Studies: https://cifs.dk/publications/magazine/)

Groningen Maker Faire: http://mf050.nl (site is opgeheven). Zie Maakfestival: https://forum.nl/nl/maakfestival

Maker Festival 2014 in Amsterdam: http://amsterdammakerfestival.nl (Website bestaat niet meer). Zie Amsterdam Made: https://www.amsterdammade.org/

Mini Maker Faire Twente: makerfairetwente.com (Website bestaat niet meer). Zie presentatieplatform Tetem – Twentse maakplaatsen: https://tetem.nl/maakplaatsen/

De volgende grote Maker Faire in de Bay Area, Californië is op 17 en 18 mei 2014: http://makerfaire.com
Op 20 en 21 september 2014 vindt de World Maker Faire in New York plaats: http://makerfaire.com
Dichter bij huis: De Maker Faire UK vindt plaats in Engeland op 26 en 27 april 2014 in Newcastle: “Een plek waar mensen laten zien wat ze maken en delen wat ze hebben geleerd”: www.makerfaireuk.com (Website niet meer beschikbaar)
In Shenzhen, China, is er een Maker Faire op 6 en 7 april 2014: www.shenzhenmakerfaire.com

FABklas: http://fabklas.nl (Website bestaat niet meer)

Plakken en knippen, verzamelplekje van vrolijke dingen die mensen maken: http://plakkenenknippen.nl

Makers Guild, Fablab en Fabschool: http://waag.org

RDM Makerspace (Wat wil jij maken?): www.rdmmakerspace.nl

Video over ZB45 Makerspace, een zelfstandige Makerspace in Amsterdam: http://zb45.nl/ (ZB45 Makerspace Amsterdam is opgeheven per juli 2019)

FabLab Enschede: www.fablabenschede.nl

TkkrLab Enschede: https://tkkrlab.nl/

Opening Kaasfabriek 8 maart 2014: www.kaasfabriek.nl

FryskLab: www.frysklab.nl

Dutch FabLab Foundation: http://fablab.nl (Heet nu FabLab Benelux)

invent to learnSylvia Libow Martinez en Gary Stager hebben speciaal een boek geschreven voor leraren om kinderen op school te leren maken: Invent to learn – Making, tinkering, and engineering in the classroom, 2013: www.inventtolearn.com

 

Nederlandse organisaties laten kansen liggen op gebied van sociale innovatie

Innoveren is een belangrijke uitdaging voor hedendaagse organisaties, schrijft marketeer Lysan Pot van organisatie- en onderzoeksbureau Effectory: “Door de mondialisering van markten, razendsnelle technologische ontwikkelingen en kritischer wordende consumenten zijn organisaties gedwongen continu innovaties te introduceren. Ook binnen de Nederlandse economie wordt hier volop aandacht aan besteed. Vaak wordt echter gedacht aan investeringen in technologische ontwikkelingen. Maar dat is achterhaald: sociale innovatie blijkt juist van levensbelang voor de prestaties van organisaties. Slimmer werken en het optimaal benutten van managementvaardigheden en de kennis van medewerkers maken het verschil. Drie experts op het gebied van sociale innovatie vertellen hier meer over.

Sociale innovatie bepaalt 77% van het innovatiesucces

Het blijkt dat Nederlandse organisaties nog veel kansen laten liggen op het gebied van sociale innovatie. Het beleid om innovatie te stimuleren is heel eenzijdig. Dat zeggen onderzoekers van de jaarlijkse Innovatie Monitor, onder leiding van Henk Volberda, hoogleraar Strategisch Management en Ondernemingsbeleid aan de Erasmus Universiteit en Panteia/EIM. Technologische innovaties voeren nog altijd de boventoon, investeringen in een betere organisatiestructuur blijven vooralsnog achter. Dat is volgens Volberda opvallend, omdat sociale innovatie juist van bijzonder groot belang is voor bedrijfsprestaties.

Uit het onderzoek blijkt namelijk dat sociale innovatie voor 77% bepaalt of een bedrijf succesvol is in het ontwikkelen van succesvolle producten. Slechts 23% van het innovatiesucces wordt bepaald door technologische innovaties. Door flexibeler en slimmer te werken, beter samen te werken met externe partijen en nieuwe vormen van management te zoeken, kunnen bedrijven volgens Volberda dus veel beter gaan presteren.

Ideeën van medewerkers worden nog maar weinig gebruikt

Deze bevinding wordt ondersteund door grootschalig onderzoek van Effectory, uitgevoerd onder ruim 300.000 respondenten. Uit deze cijfers blijkt eveneens dat organisaties de mogelijkheden van sociale innovatie nog niet optimaal benutten, terwijl dit volop potentie biedt. De kennis van medewerkers wordt bijvoorbeeld nog erg weinig ingezet om organisaties te verbeteren, terwijl het personeel zelf aangeeft dat er veel ruimte is om efficiënter en effectiever te werken. De stelling ‘Mijn organisatie maakt op een efficiënte en effectieve manier gebruik van haar middelen’ is in het onderzoek gemiddeld met een 5,2 beoordeeld. Ook de stelling ‘De werkzaamheden binnen mijn organisatie zijn op een goede manier georganiseerd’ scoort een onvoldoende, namelijk een 5,5. Werkgevers vragen ook weinig naar de ideeën van hun medewerkers om hun efficiëntie en effectiviteit te verhogen. ‘Ik word betrokken bij belangrijke beslissingen binnen mijn organisatie’ is beoordeeld met een 5,4. ‘Mijn organisatie maakt op een efficiënte en effectieve manier gebruik van de kennis en capaciteiten van de medewerkers’ scoort een 5,7.

Verspilling van menselijk kapitaal

Volgens Guido Heezen, directeur van Effectory, is dat pure verspilling van menselijk kapitaal. “Voor het succes van een organisatie is het belangrijk om met zo min mogelijk middelen zo goed mogelijk te presteren”, aldus Heezen. “De kennis van medewerkers is hierbij onmisbaar. Het is zonde dat Nederlandse organisaties zo weinig gebruik maken van hun eigen innovatiekracht. Want juist deze sociale innovatie kan op dit moment hét grote verschil maken. Want wie weten er nu beter hoe een organisatie kan verbeteren dan de eigen medewerkers? Hun adviezen kosten niets extra’s, maar leveren een organisatie zoveel op. De truc is enkel om deze ideeën boven tafel te krijgen.”

De waarde van ideeën

Ook Mark Smidt, mede-oprichter van Pridea, ziet in praktijk de potentie van sociale innovatie. “Traditioneel innoveren is als wedden op één paard. Organisaties die ideeën van medewerkers structureel uitvoeren winnen de innovatieslag. Ze verbeteren continue en lanceren succesvol nieuwe producten en diensten”, aldus Smidt. “Er is nooit een tekort aan waardevolle ideeën. Het verschil wordt gemaakt bij realisatie. Elk gerealiseerd idee draagt bij aan het bedrijfsresultaat en de bevlogenheid. Innoveren is bedrijfscultuur en geen risicovol speeltje voor de happy-few”.

Tot slot

De experts zijn eensgezind in hun mening. Organisaties die verzuimen het maximale uit hun eigen medewerkers en bedrijfsprocessen te halen zullen op de lange termijn moeite krijgen om de concurrentieslag te winnen. Ze zullen ingehaald worden door organisaties die sociale innovatie als tweede natuur toepassen. Het actief gebruik maken van de ideeën van de medewerkers om organisaties te verbeteren en te innoveren heeft de toekomst. Het is een helder en vanzelfsprekend antwoord van de Nederlandse economie op de toenemende concurrentiestrijd. Wellicht dat deze benadering, die nu nog gezien wordt als sociale innovatie, anno 2025 daarom geldt als als normale bedrijfsvoering”.

Rapport Nederlandse organisaties benutten sociale innovatiekracht nauwelijks, door Lysan Pot, website Effectory, 4 februari 2014: www.effectory.nl

Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt, Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit en Panteia/EIM, 58 pagina’s, november 2013. Klik hier.

In maart 2014 verschijnt het rapport Het verborgen potentieel van werkend Nederland. In dit rapport heeft Effectory de grootste HR-benchmark van Nederland tegen het licht gehouden en de bevindingen samengebundeld. Het rapport geeft een scherp inzicht in hoe het met goed werkgeverschap en goed werknemerschap binnen de organisaties in Nederland is gesteld. Zie site Effectory: www.effectory.nl

Kritiek op innovatiebeleid, 28 januari 2014, NOS: http://nos.nl

 Te weinig sociale innovatie, Nieuw organiseren, 7 februari 2014: www.nieuworganiseren.nu

Dokters met aandacht en compassie

Huisarts Martine Schrage doet aan zenmeditatie. Op de site van Artsennet schreef ze een blog over de bijeenkomst van het Platform voor Enthousiasme en Compassie in de Zorg, Aandachtige dokters:

“Wat hebben het Netwerk Arts & Meditatie, Compassion for care, het Platform ECG (Platform voor Enthousiasme en Compassie in de Zorg) en Aandachtige Dokters gemeen?
Drie dingen: aandacht aandacht aandacht.

Ik merk dat er een verdiepende beweging gaande is: terug naar de kern, de essentie, de aandacht. Hier en nu. Dat hier zoveel initiatieven ontstaan – en dat is niet alleen in de zorg zo – kan geen toeval zijn..

Zo mocht ik laatst in Utrecht een bijeenkomst bijwonen van het hierboven genoemde Platform ECG. Een vereniging voor behoud van enthousiasme en compassie in de zorg, die ernaar streeft ‘de dreigende overschaduwing van essentiële motivatoren voor goede zorg – enthousiasme en compassie dus – weer voorop te zetten in het eigen handelen.’

Die compassie, hét instrument bij uitstek waarmee wij dokters werken, staat onder druk. Dus wordt eraan gewerkt. Op vele manieren.

Gisteren lag de klemtoon op het helende effect van muziek en kunst. Steeds meer studies worden hierover gedaan, veelal over muziek tijdens narcose en operatie, en de evidence groeit. Zodat het op een dag zomaar een keer in een richtlijn terecht zou kunnen komen. Als reguliere geneeskunde. Net als een antidecubitus matras of pijnstilling. Het hoort dan gewoon bij het therapeutische arsenaal waarvan we gebruik maken om patiënten zo goed mogelijk te behandelen. Niks zweverigs, niks vaag, gewoon good practice.

Daar dromen alvast Marianne van der Heijden PhD-promovenda en Prof Hans Jeekel van de Erasmus Universiteit Rotterdam luidop van. Sterker nog: ze zijn ervan overtuigd dat ze zo’n sterke bewijskracht gaan vinden in de vele Randomized Controlled Trials die hierover in de stellingen staan, dat niemand er nog omheen kan.

Semi-arts-onderzoeker Rosalie Kuhlmann heeft tijdens haar opleidingstijd in de Isala Kliniek in Zwolle een onderzoek opgezet over de actuele kunst in ziekenhuizen. En wat blijkt? De vaak abstracte kunst die nu in vele ziekenhuizen hangt maakt veel patiënten eerder zieker dan beter. Wij mensensoort zijn meer gebaat bij zo herkenbaar mogelijke afbeeldingen van de natuur.

Dat wist Paracelsus al: All we need for health and healing has been provided in nature. The challenge of science is to find it.

Chirurg Hein Stockmann van het Kennemer Gasthuis in Haarlem hield op de ECG bijeenkomst ook een mooi verhaal over zijn manier om de optimale sfeer in het operatieteam te bewaken: hij heeft een rood en een groen boekje daarvoor in zijn hoofd. De inhoud van het rode boekje is verboden in de operatiezaal: klagen, zeuren, anderen de schuld geven, houding (schouders naar beneden, voortdurend gaan zitten, armen om het hoofd, de zwaai met de arm), gedrag (veel zuchten, alles negatief benoemen, het wordt toch niks)…

Iedereen komt binnen met bagage, je weet het vaak niet van elkaar, en dat hoeft ook niet altijd. Maar de intentie moet er elke keer weer zijn om de frustraties van dat moment opzij te zetten, ten dienste van het best mogelijke resultaat voor de patiënt die zich aan je zorg heeft toevertrouwd. Ieder lid van het team moet daarin zijn verantwoordelijkheid nemen, en moet daartoe in staat kunnen zijn. Hein stelt de vraag: ‘Als er een hoofdrolspeler is, kan deze zijn of haar emotie beteugelen ten behoeve van de sfeer/het klimaat met als doel het beste resultaat voor de patiënt?’

In de zenmeditatie noemen wij die frustraties en storende emoties ‘bubbels’: onverwerkte ervaringen . Bubbels zitten in de weg, en komen vooral naar boven als je dat niet wilt. Dan lukt het dus niet om die emoties te beteugelen. Gelukkig is dat te trainen. Mediteren is verwerken en maakt op die manier van bubbels puntjes: een puntje is het inzicht dat te leren valt uit een onverwerkte emotie. Hou je dat inzicht over, dan neemt dat veel minder ruimte in op je harde schijf. Emoties daarentegen nemen veel ruimte in beslag en vertragen je systeem. Goed nieuws daarbij: wie last heeft van veel bubbels, beschikt dus over een verborgen schatkamer vol potentiële inzichten. Maar je moet ze er wel uit halen.

Dat doen die aandachtige dokters elk op hun manier.

En dat is goed. Want een dokter die mediteert, aan mindfulness doet, met een rood en groen boekje werkt, van kunst en muziek geniet of op welke andere wijze dan ook zijn aandacht, concentratie, rust en reflectie verbetert is een betere dokter. Zijn werk wordt er leuker van, dat is leuk voor de dokter. En zijn werk wint aan kwaliteit, dat is dan weer goed voor de patiënt die zich gehoord, gezien er erkent weet.

En als u nu denkt: ja, allemaal leuk en aardig, maar al dat gemediteer kost zeeën van tijd, dan kan ik u meteen geruststellen. Het werkt precies omgekeerd: hoe trouwer je mediteert, hoe meer winst dat uiteindelijk oplevert. Ja, ook tijdwinst.

Met dank aan alle sprekers op deze ECG bijeenkomst die mij hun toestemming hebben gegeven voor deze blog”.

Aandachtige Dokters, door Martine Schrage, 6 februari 2014, Artsennet: www.artsennet.nl (Blog niet meer beschikbaar op site Artsennet/Medisch Contact. Nog wel op site Martine schrijft: https://martineschrage.com

Aandachtige dokters – Mindfulness voor artsen: www.aandachtigedokters.nl

Platform voor Enthousiasme en Compassie in de Gezondheidszorg voor en door medici: www.enthousiasme-compassie.nl (Website bestaat niet meer)

Compassion for care: www.compassionforcare.com