Arts vertelt over de impact van een tuchtklacht op haar leven

Het is een taboe onder artsen: de tuchtklacht. Een specialist die het overkwam vertelt welke impact dat op haar leven heeft gehad. Ze doet haar verhaal anoniem: “Als je een verkeerde familie treft, dan hang je”.
Haar verhaal staat vermeld op de site van de stichting Patiëntveilig die tot doel heeft het uitwisselen van kennis en ervaring van (on)veilige zorg op een onafhankelijke, niet gekleurde en toegankelijke manier – ook buiten de muren van de eigen instelling. Daarbij staat niet de schuldvraag centraal, maar inzicht geven en concrete oplossingen beschrijven.

Er werd ‘moordenaar’ naar me geroepen

Ik geef dit interview voor mijn collega’s. Ik wil graag vertellen hoe ik het zie en dat zal herkenning geven. Tuchtzaken komen veel voor*) maar het is moeilijk om erover te spreken. Ik ken chirurgen die al vijf tuchtzaken hebben gehad. Gynaecologen gebeurt het vaak. Het hoort bij ons vak. Het liefst zou ik er ook in alle openheid over vertellen maar ik durf het niet voor het geval patiënten er lucht van krijgen en zeggen: “Wat? Word ik door een specialist behandeld die voor de tuchtrechter heeft gestaan?” Ik vrees dat patiënten me een minder goede dokter zullen vinden, waardoor ik hun vertrouwen niet volledig krijg.

Moordenaar
Mijn zaak is inmiddels jaren geleden. Ik zou niet snel genoeg de juiste diagnose hebben gesteld bij een 90-jarige patiënt, die overleed. De familie stapte naar de tuchtrechter. Tijdens een zitting werd er ‘moordenaar’ naar me geroepen. De klacht werd ongegrond verklaard, maar het regionaal tuchtcollege liet over één deel twijfel bestaan. Ik ben in beroep gegaan, want ik wilde mijn naam volledig gezuiverd hebben. Uiteindelijk ben ik door het Centraal Tuchtcollege geheel in het gelijk gesteld. Maar ik ben er vijf jaar mee bezig geweest.

Je staat er alleen voor. Ik kreeg geen steun van het ziekenhuis, noch van mijn toenmalige collega’s. Alle stadia van een rouwproces maak je mee: ontkennen, boosheid, verdriet, berusting, acceptatie en inzien dat het wellicht iets nuttigs oplevert. Ik heb drie zomervakanties aan mijn tuchtzaak besteed. Ik had toen nog jonge kinderen. Dan gingen zij met pappa naar het strand, maar mama zat binnen aan haar tuchtzaak te werken.

Vertrouwen
De tuchtklacht heeft mijn houding tegenover patiënten veranderd. In beginsel sta ik te strijden naast mijn patiënt. Een patiënt is soms onzeker, bang en geschrokken en verbindt zich aan zijn behandelaar. Voor een goede behandeling is vertrouwen noodzakelijk. Ik ben inmiddels extreem gevoelig of ik dat vertrouwen inderdaad geniet. Er zijn patiënten die niet op afspraken komen, de telefoon niet opnemen en de pillen die ik voorschrijf niet innemen. Vroeger was ik moederlijker. Ik dacht: ik begrijp het wel. Maar nu denk ik: hallo, je bent al drie keer niet geweest, wil je wel in zee met mij? Ik loop minder hard als een patiënt met chronische aandoeningen zich niet aan de afspraken houdt. Dat zegt wel iets. In die gevallen staan we niet naast, maar meer tegenover elkaar.

Defensiever
Bij mijn tuchtklacht bleek men een dagboek te hebben bijgehouden. Daarin stonden zaken als: “ze gebruikt met opzet moeilijke woorden”, “probeert ons om de tuin te leiden”, “neemt expres haar telefoon niet op”. Dat was nieuw voor mij, mensen kunnen van alles over je vastleggen met het doel je onderuit te halen. Ik ben sinds mijn tuchtzaak defensiever geworden. Mogelijke obstructie van patiënten ben ik vrij uitgebreid gaan noteren. Ik schrijf het droogjes op: “komt niet op afspraak”, “neemt medicijnen niet in”. Ik weet het, het leidt niet tot verbetering van mijn handelen.

Als ik mijn patiënten spreek, schrijf ik niet meer mee. Ik luister en kijk of de patiënt mij nog begrijpt. Alle antennes staan uit om te checken: heb ik de aandacht van mijn patiënt nog? Aan het einde van het consult vraag ik: “Begrijpt u het?” en “Bent u het er mee eens?” Als ze niet twee maal “ja” zeggen, blijf ik zitten. Dan zeg ik: “Ik heb een echt ‘ja’ van u nodig.” Mijn aantekeningen maak ik achteraf. De tuchtklacht heeft me zakelijker gemaakt, en dat voelt onprettig. Het is net als een keer te zijn belazerd in de liefde. Er is iets van de glans af.

In het begin was ik bang fouten te maken. Ik ben zeker minder onverschrokken dan voorheen. Om zekerder te zijn, vraag ik soms meer onderzoeken aan. Ook als het op basis van mijn kennis en ervaring misschien niet nodig is. Ik ben geen betere arts geworden, maar wel een duurdere. Om te voorkomen dat ik straks weer jaren moet procederen. En ook om ervoor te zorgen dat de tuchtrechter in dat geval zou zeggen: je hebt het goed gedaan. Voor teveel onderzoek is nog nooit iemand aangeklaagd en veroordeeld, voor te weinig al heel vaak.

Nooit een misser maken is onmogelijk. De tuchtrechter zegt: u mag fouten maken, mits we kunnen zien dat u niet te lang op het foute pad bleef zitten. Ik leg daarom schriftelijk vast waarom ik rechtsaf ging, en als dat onjuist bleek, wanneer en hoe ik van koers veranderde. Er zijn natuurlijk wel limieten aan. Het afzetten van het verkeerde been leidt uiteraard tot een veroordeling. Al was het maar omdat er in dat geval structureel iets mis is in de manier waarop je je hebt georganiseerd.

Honderden beslissingen
Ik heb gisteren nog een labuitslag gemist. Het is niet ernstig. Die man wordt daarom vandaag opgenomen, en niet twee dagen geleden. Het zal niet leiden tot een slechtere gezondheid bij deze patiënt, maar het was toch echt een fout. Ik analyseer iedere keer als ik merk dat ik een misser heb: Waar lag het aan? Kon het anders? Was het dan beter gegaan? We nemen als artsen elke dag risico’s. Misschien neem ik wel een honderd beslissingen op een dag. Die zijn misschien niet allemaal optimaal. Maar dat weet je vaak pas achteraf. Als je dan een verkeerde familie treft, dan hang je. Ik denk wel eens dat dat de kern is: omdat we arts zijn worden we gedwongen risico’s te nemen door onze beslissingen. Risico’s die gaan over gezondheid van patiënten, zij die zich aan ons toevertrouwen. Alle artsen hebben zich bereid verklaard dat te doen. Als je er over nadenkt is juist dat zo ongelofelijk moeilijk, het gaat helemaal over vertrouwen.

We verkeren in de lastige situatie dat juist het vertrouwen in artsen is gedaald, terwijl de verwachtingen toenemen. In de kranten staan artikelen met koppen als: ‘Kanker straks niet meer dodelijk’. De realiteit is dat kanker nog altijd wel dodelijk kan zijn. De laatste dertig jaar zijn de behandelmogelijkheden enorm toegenomen. Er zijn talloze behandelingen die je bij kanker kunt toepassen. Patiënten krijgen terecht hogere verwachtingen. Daardoor worden ze mondiger. Er zijn patiënten die zeggen: “U wilt behandeling A doen, maar B is beter.” Ik vind het fijn als ze met een uitdraai van Google komen. Maar ik voorspel ook dat we straks een situatie hebben dat patiënten onze succespercentages willen zien. Van individuele artsen, terwijl het meestal teamwork is.

Door de vele mogelijkheden neemt echter ook de complexiteit van ons werk logaritmisch toe. Het probleem is dat ik niet de optimale zorg kan leveren omdat de organisatie hier nog niet op is aangepast. Er is bijvoorbeeld nog altijd sprake van verzuiling van vakgroepen: radiologen bij radiologen enzovoorts. We zullen toe gaan naar ‘aandoening gerelateerde behandelteams.’

Een goede dood
In mijn maatschap zijn we behoorlijk open. We bespreken de complicaties, de problemen, onze fouten en ook de tuchtzaken. Ik had onlangs nog zo’n moeilijk geval. Een patiënt van 100 jaar werd na een operatie ziek. Dat gebeurt vaker bij mensen op hoge leeftijd. Met de familie hebben we besproken of hun moeder wel gereanimeerd moest worden als het mis zou gaan. Terwijl de rest inzag dat we dat niet moesten willen, was er één familielid die zich daar niet bij wilde neerleggen. Maar als voor deze oude patiënten hun tijd is gekomen, zie ik de goede dood aankomen. Ik kan dan wel op de ribben rammen en een plastic buis de luchtpijp in schuiven, maar dan verziek je een goede dood. En dat vind ik pas echt rampzalig. Voor de patiënt en voor mij. Een goede dood de kamer uit jagen door een reanimatie bij een 100-jarige, daar lig ik wakker van. Meestal overlijdt zo’n patiënt toch maar dan is het dus een slechte dood. Dat ene kind wilde echter een klacht tegen mij indienen. Ik ben opnieuw met de familie om de tafel gaan zitten in een ultieme poging om die persoon te overtuigen. Er ligt een uitspraak van de tuchtrechter dat we mogen besluiten tot niet-reanimatie. We zijn niet verplicht om zinloos medisch te handelen. Maar dan moet je wel je uiterste best gedaan hebben om de familie mee te krijgen. En ja, ik ben niet helemaal zeker meer wanneer ik nu mijn uiterste best heb gedaan.

Geofferd
Onlangs is er ook tegen een collega van mij een tuchtzaak aangespannen. Tot zijn verbazing was hij opeens erg emotioneel toen hij het tegen andere specialisten vertelde. Ik kan me daar alles bij voorstellen. Je wordt geofferd voor een goed doel: het opsporen en vervolgen van artsen die teveel of te grote fouten maken, zoals Jansen Steur.

Tuchtrecht gaat over wie echt veroordeeld zou moeten worden. Ik vind het een waardevol instituut. Ik ben bereid me langs de meetlat te laten leggen. Het is onderdeel van onze eed; ik zal me open en toetsbaar opstellen. Maar de prijs is hoog. Want het betekent dat je ook goede mensen meetrekt. En het raakt je ten diepste. Want ik vond het tuchtproces zelf zwaar en beschadigend, onafhankelijk van de uitspraak die voor mij niet als een overwinning voelde. Het recht zegevierde niet omdat ik het proces zelf als beschadigend heb ervaren. Ik voelde me geofferd.

Feit is dat ik tegenwoordig een deel van mijn energie besteed aan de vraag: ga ik een klacht krijgen en zo ja hoe voorkom ik dat? Als ik maar het geringste vermoeden heb dat patiënten niet zo tevreden zijn, dan organiseer ik vlot nog een gesprek, en zo nodig daarna nogmaals. Als ik nog een keer een tuchtzaak meemaak, dan weet ik niet of ik nog arts blijf. Het is beschadigend, ik zie en voel de littekens nog steeds. Toch vind ik dat het systeem zo zou moeten blijven. Al onze patiënten moeten het recht houden te klagen en te procederen, maar voor mij was het een hoge prijs.”

Noot
*) In 2013 werden er 1640 klachten ingediend. Dat is een stijging ten opzichte van 2012. Het merendeel – 65 procent – van de afgehandelde klachten betrof artsen. 85 procent van de klachten werd ongegrond verklaard.

De impact van een tuchtklacht – “Er werd ‘moordenaar’ naar me geroepen”, Patiëntveilig, 11 juni 2014: www.patientveilig.nl.
De site heeft een nieuwe naam gekregen. Artikel is verplaatst naar: Zorgveilig. Zie: http://www.zorgveiligverhalen.nl/verhaal/er-werd-moordenaar-naar-me-geroepen/

Nieuwsbrief ontvangen?

Wij houden u graag op de hoogte van actuele ontwikkelingen binnen Stichting Beroepseer.  Wilt u onze nieuwsbrief ontvangen? Dan kunt u zich hieronder aanmelden.

Contact

Adres:
Multatulilaan 12
4103 NM Culemborg

Email:
info@beroepseer.nl

© Stichting beroepseer