Skip to main content

Redactie Beroepseer

Over leven en tragische dood van Aaron Swartz: wonderkind, pionier en activist van internet

aaron swartzDe documentaire The Internet’s own boy: Aaron Swartz gaat over het Amerikaanse programmeerwonder Aaron Swartz die van kinds af aan pionierde met computerprogramma’s. Hij was de bedenker van het RSS protocol en oprichter van de sociale nieuwssite Reddit. Met de Amerikaanse rechtenprofessor Lawrence Lessig werkte hij aan de oprichting van Creative Commons, een alternatief auteursrechtenstelsel voor het met elkaar delen van materiaal.  WC3, het World Wide Web consortium, opgericht door internet-uitvinder Berners-Lee, nodigde Swartz uit mee te werken aan de ontwikkeling van internet toen deze nog een tiener was.

Swartz bedacht alles vanuit het ideaal dat informatie voor iedereen beschikbaar moet zijn en gedeeld moet kunnen worden. Daarvoor voerde hij acties die succesvol bleken. Hij wist op een effectieve manier technologie te verbinden met activisme. Een voorbeeld is zijn actie tegen invoering van SOPA – Stop Online Piracy – een Amerikaans wetsvoorstel dat in oktober 2011 werd ingediend door Lamar Smith en twaalf andere parlementsleden dat de Amerikaanse justitie en auteursrechthebbenden meer mogelijkheden moest geven om online uitwisseling van auteursrechtelijk beschermde bestanden tegen te gaan. Tegenstanders waren van mening dat de wet neerkwam op internetcensuur, verlamming van het internet en een bedreiging voor klokkenluiders, en de vrijheid van meningsuiting in het algemeen.
Op 16 november 2011 was er een dag van protest, de American Censorship Day, waaraan ook internetbedrijven meededen zoals Wikipedia.
In januari 2012 maakte Lamar Smith bekend het wetsvoorstel tijdelijk in te trekken. Hij zal wachten op “bredere steun.

Zijn succesvol actievoeren is waarschijnlijk een van de redenen geweest voor justitie om Swartz strafrechtelijk te vervolgen. De directe aanleiding voor vervolging was evenwel “computerfraude” die bestond uit het downloaden van ruim vier miljoen wetenschappelijke artikelen van JSTOR, een digitale aanbieder van wetenschappelijke publicaties. Universiteiten moeten jaarlijks soms wel tienduizenden dollars voor abonnementen betalen om toegang te verkrijgen tot de digitale bibliotheek.

Hoewel Swartz de database niet had gehackt, had hij wel een programma geschreven waarmee de artikelen automatisch werden gedownload. Dat was in strijd met de voorwaarden van de site.
JSTOR besloot Swartz niet zelf aan te klagen nadat hij alle gedownloade data had teruggestuurd, maar de Amerikaanse autoriteiten deden het wel. Voor het stelen van artikelen hing Swartz een gevangenisstraf van 35 jaar en betaling van een bedrag van een miljoen dollar boven het hoofd, een uitzonderlijk strenge straf voor een “misdaad zonder slachtoffers”.

Uiteindelijk leidde een twee jaar durende juridische strijd tot Swartz’ dood. Op 11 januari 2013 kwam het nieuws naar buiten dat hij een eind aan zijn leven had gemaakt in zijn appartement in New York. Hij was 26 jaar oud.
In een officiële verklaring schrijven de ouders van Swartz: “De dood van Aaron is niet simpelweg een persoonlijke tragedie. Het is het product van een justitieel systeem dat overloopt van intimidatie en verregaande vervolgingen”.

Op 27 november werd de filmdocumentaire The Internet’s own boy: The story of Aaron Swartz  uitgezonden op NPO 2 in het kader van de documentaireserie: 2Doc.

Op 4 december 2014 werd bekendgemaakt dat The Internet’s Own Boy op de lijst staat van vijftien titels van filmdocumentaires die in aanmerking komen voor een Oscarnominatie. Op 15 januari 2015 worden er vijf titels genomineerd. De Oscaruitreiking vindt plaats op 22 februari 2015: www.latimes.com

Manifest voor vrije artsenkeuze

De vereniging praktijkhoudende huisartsen, VP Huisartsen, heeft een Manifest voor vrije artsenkeuze opgesteld en vraagt de steun van zoveel mogelijk patiëntenorganisaties, burgerorganisaties, belangenorganisaties en beroepsorganisaties in de zorg. Namens al deze organisaties wil de vereniging het manifest op 8 of 9 december 2014 aanbieden aan de Eerste Kamer, samen met de petitie Red de vrije artsenkeuze.
Binnenkort stemt de Eerste Kamer over een wetsvoorstel van de minister van Volksgezondheid. Met dat voorstel staat het kabinet op het punt een historische aantasting van een fundamenteel recht door te voeren. Met het wijzigen van Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet vervalt voor Nederlandse burgers het recht om een eigen arts, zorgverlener of zorginstelling te kiezen.

VP Huisartsen in de aanhef van het Manifest: “Als vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke organisaties, maken wij ons grote zorgen. Wij zijn van mening dat hier een onjuiste beslissing dreigt te worden genomen. Burgers verliezen hun keuze om een hulpverlener te kiezen en het kunnen kiezen van de juiste zorgverzekeraar die de gewenste zorg vergoedt is een illusie. De consument/patiënt die centraal zou moeten staan komt steeds verder buitenspel te staan”.

Ga naar de site van VP Huisartsen voor Manifest voor vrije artsenkeuze: www.vphuisartsen.nl

Petitie Red de vrije artsenkeuze op site van VvAA, vereniging van zorgprofessionals en zorginstellingen: www.vvaa.nl

Leraar René Kneyber benoemd tot lid van de Onderwijsraad

René Kneyber is benoemd tot lid van de Onderwijsraad voor de periode 2015 – 2018. Hij is de eerste leraar die lid wordt, een historisch moment dus. Een felicitatie waard!
Naast leraar wiskunde op het Oosterlicht College in Nieuwegein is Kneyber bestuurslid en voortrekker van Stichting Beroepseer en auteur van een aantal boeken, w.o. Orde houden in het vmbo en De ordegenerator. In oktober 2013 verscheen de door hem en Jelmer Evers geredigeerde bundel Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! met interviews en bijdragen van docenten. Het Alternatief is het vijfde boek in de reeks over beroepseer.

De Onderwijsraad is het adviesorgaan voor de regering op het terrein van het onderwijs. De raad adviseert over de hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van het onderwijs. Hij neemt een onafhankelijke positie in zowel ten opzichte van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en dat van Economische Zaken als ten opzichte van het onderwijsveld. Niet alleen adviseert de raad – gevraagd dan wel ongevraagd – de betrokken bewindslieden, maar ook de Eerste en Tweede Kamer kunnen om advies vragen. Ook gemeenten kunnen in speciale bij de wet geregelde gevallen een beroep doen op de Onderwijsraad.

De Onderwijsraad telt tien leden en staat vanaf 1 januari 2015 onder voorzitterschap van prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink. De nieuwe raad wordt benoemd voor een periode van vier jaar.
Naast de leden benoemd door de kroon, worden er nog vier geassocieerde leden benoemd. De specifieke inbreng van de geassocieerde leden ligt op het gebied van pedagogiek, lerarenopleidingen, algemeen voortgezet onderwijs, en de empirische onderwijskunde. Een van de nieuwe geassocieerde leden is  Gert Biesta, hoogleraar Theorie en beleid van onderwijs en opvoeding aan de Universiteit van Luxemburg en schrijver van een aantal boeken w.o. Goed onderwijs en de cultuur van het meten en The beautiful risk of education.
Een ander nieuw geassocieerd lid is Ferry Haan, leraar economie en onderzoekcoördinator van het Jac P Thijsse College. Hij is ook columnist onderwijsinnovatie en als promovendus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Zie: Samenstelling Onderwijsraad 2015 – 2018: www.onderwijsraad.nl (Niet meer beschikbaar)

Voor meer info over René Kneyber op site Beroepseer: https://beroepseer.nl/voortrekkers/rene-kneyber/

Gert Biesta over de vorming van de democratische professional, Blogs Beroepseer, 20 juni 2014: https://beroepseer.nl

U P D A T E

René Kneyber is herbenoemd als lid van de Onderwijswijsraad voor de periode 2019 – 2022. Onderwijsraad in nieuwe samenstelling van start, Onderwijsraad, 25 januari 2019: www.onderwijsraad.nl/actueel/nieuws/2019/01/25/onderwijsraad-in-nieuwe-samenstelling

Geen meet- en regelcultuur op hogeschool Windesheim. Wel intrinsieke motivatie

Op de website van Verus, de vereniging voor christelijk onderwijs, staat een vermeldenswaard mini-interview met bestuurslid Jan Willem Meinsma van Hogeschool Windesheim waarin hij zegt dat hij niet meer wil meedoen aan de meet- en regelcultuur in het onderwijs. Windesheim kreeg van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een positief oordeel op de instellingstoets kwaliteit, maar wel onder voorwaarden. Windesheim moet namelijk het begrip ‘waarde(n)volle professional’ van een heldere leidraad voorzien. Dat begrip wordt gebezigd in de Missie van de hogeschool. Daarin staat o.m.

“… Studenten ontwikkelen zich tot verantwoordelijke, waarde(n)volle professionals, die handelen vanuit een visie op goed burgerschap waarbij bewust wordt omgegegaan met waarden en normen: persoonlijke, institutionele en wettelijke”.

Maar Meinsma wil geen heldere leidraad hierover: “Zo maak je het instrumenteel en daarvoor is het begrip ons te waardevol. Daarnaast moeten we het begrip meetbaar maken”.

Wat is dat dan, dat studenten zich ontwikkelen tot ‘waarde(n)volle professional’?
Meinsma: “Wij leiden mensen niet alleen op om hun beroep uit te oefenen, maar willen hen ook aanspreekbaar laten zijn op de waarden van waaruit zij hun beroep uitoefenen. Op z’n kortst gezegd.”

Over wat een ‘waarde(n)volle professional’ is zegt Meinsma: ‘Wij vinden dat mensen de vrijheid moeten hebben om daar zelf achter te komen. Voor je het weet eindigt een leidraad in competentiematrixen en wordt het een instrumentele exercitie. En daarvoor is dit begrip ons te waardevol.”

Nog explicieter is het advies van de accreditatieorganisatie om het begrip ‘waarde(n)volle professional’ meetbaar te maken. Maar dat wil Windesheim ook niet. “Hoe moet dat gaan?”, vraagt Meinsma zich hardop af. “Hoe is jouw betrokkenheid vandaag? Gisteren was het een 7,4. Is dat nu anders?”

Windesheim wil ingaan tegen de heersende doorgeslagen meet- en regelcultuur, legt Meinsma uit, maar zet daar wel iets tegenover: “We willen de NVAO wel laten zien hoe onze visie uitpakt: kom praten, voelen en ruiken. Daarover zijn we nu in gesprek. We brengen een verhalenstroom op gang: korte verhalen, anekdotes vanuit de verschillende opleidingen. De ‘waarde(n)volle professional’ kan ik niet meten, maar ik voel het wel.”

Intrinsieke motivatie

De circa 60 opleidingen van Windesheim hebben de taak vanaf september 2015 waarde(n)volle professionaliteit op een herkenbare manier in het curriculum te verwerken. “Verdere instructies geven we niet mee. Dit werkt alleen als er intrinsieke motivatie is.”
In het voorjaar komt de NVAO weer langs. Dan laat Windesheim zien hoe de waarde(n)volle professionaliteit onderdeel uitmaakt van de curricula en van de cultuur.

Zie: Windesheim gaat niet mee in meet- en regelcultuur, Vereniging voor christelijk onderwijs Verus, 27 november 2014: http://www.verus.nl/nieuws/windesheim-gaat-niet-mee-in-meet-en-regelcultuur (Niet meer beschikbaar)

Verpleegkundigen hebben behoefte aan richtlijnen voor handelen bij disfunctionerende collega’s

Veel verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners hebben behoefte aan richtlijnen die beschrijven wat ze moeten doen als ze vermoeden dat een collega disfunctioneert en daarmee de veiligheid van cliënten in gevaar brengt.

Een verpleegkundige die zo zijn of haar eigen opvattingen heeft over de zorg en zich herhaaldelijk niet houdt aan afspraken in het team, of die een verslavingsprobleem heeft: als een collega denkt dat dit de veiligheid van cliënten in gevaar brengt, is er sprake van disfunctioneren. Ongeveer één derde van de verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners in thuiszorgorganisaties en huisartsenpraktijken heeft behoefte aan beleid dat beschrijft wat te doen bij het vermoeden dat een collega of arts disfunctioneert. Dit blijkt uit onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL).

Vermoedens
Vier op de tien verpleegkundigen en verzorgenden van thuiszorgorganisaties hadden afgelopen jaar de indruk dat een collega of andere zorgverlener niet goed functioneerde. Van de praktijkondersteuners was dat een op de vier. Hoe moeten we deze cijfers interpreteren? NIVEL-onderzoeker Anke de Veer: “Dit onderzoek geeft geen informatie over het aantal disfunctionerende zorgverleners, maar wel over het aantal verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners dat het disfunctioneren van een collega opmerkt. Veel van hen willen dan stappen ondernemen en ze krijgen daarbij graag een ruggesteuntje vanuit het beleid. Want iedere disfunctionerende zorgverlener is er een te veel”.

Ondersteunen
Het blijft dan ook een lastig probleem waar zorgverleners niet altijd een uitweg voor weten. “Om ze te ondersteunen in hun handelen als zij vermoeden dat naaste collega’s of andere zorgverleners disfunctioneren, is het van belang dat thuiszorgorganisaties en huisartsenpraktijken beleid ontwikkelen voor het omgaan met disfunctioneren en hierover communiceren binnen de organisatie”, stelt Anke de Veer. “Binnen dat beleid moet ook aandacht zijn voor disfunctioneren dat voortkomt uit persoonlijke problemen, zoals een verslavingsprobleem. En daarnaast, hoe je omgaat met signalen van disfunctioneren bij andere typen zorgverleners of leidinggevenden. Zo weten praktijkondersteuners bij mogelijk disfunctioneren van een huisarts niet altijd hoe te handelen. De bestaande gezagsverhouding kan hierbij een drempel vormen”.

Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd binnen het Panel Verpleging & Verzorging van het NIVEL. Van de paneldeelnemers hebben ruim 340 verzorgenden en verpleegkundigen uit de thuiszorg en praktijkondersteuners uit huisartsenpraktijken in mei/juni 2014 een vragenlijst ingevuld over hun ervaringen met disfunctioneren.

Zie het Rapport Omgaan met disfunctionerende zorgverleners in thuiszorg en huisartsenpraktijk – Ervaringen van verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners, door E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer en A.L. Francke, uitgave NIVEL, 2014: www.nivel.nl

In Engelse advocatuur laat ethisch gedrag te wensen over. Onderwijs in morele waarden is nodig

advocatuur 2
Advocaten blijken in Groot-Brittannië niet zulk ethisch gedrag te vertonen als ze geacht worden te doen. Een onderzoek wijst uit dat zes van de tien juristen, advocaten en rechtenstudenten het moeilijk vinden “het juiste te doen”.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder bijna duizend mensen door het Jubilee Centre for Character and Virtues van de Universiteit van Birmingham.

Het onderzoek laat ook zien dat zestien procent van de advocaten bereid is advies te vragen aan een collega over hoe werkuren kunnen worden “afgerond” bij het factureren zodat klanten meer moeten betalen, ook al noemen we zulk gedrag frauduleus.
Verder bleek dat vijf procent van de ervaren advocaten laakbaar gebruik van klantenaccounts niet zou melden.

Beoordeling en eerlijkheid worden als belangrijke eigenschappen voor een goede advocaat beschouwd door 84 procent van de advocaten (sollicitors) en door 93 procent van de advocaten (barristers) die verdedigen in de rechtbank.*)

Professor Hywel Yhomas, een van de onderzoekers, gaf als commentaar: “Hoewel de advocatuur niet in een morele crisis verkeert, is men binnen de sector wel bezorgd. Niet alle leden van deze beroepsgroep begrijpen wat moreel goed gedrag in de praktijk inhoudt”.

In Engeland wordt momenteel drastisch bezuinigd op de kosten voor rechtsbijstand. De concurrentie neemt toe. Het is belangrijker dan ooit dat advocaten zich bewust zijn van hun beroepsethiek.
Het onderzoek wijst er dan ook op dat er op de universiteiten en hogescholen meer tijd behoort te worden besteed aan onderwijs in morele waarden. Ook zijn er rolmodellen nodig bij de wat informelere praktijkcursussen.

Het rapport beveelt aan het ethiekonderwijs in de juridische opleidingen opnieuw onder de loep te nemen.

*) In Engeland bestaat het verschil tussen een sollicitor en een barrister, beide in het Nederlands vertaald met advocaat. Een barrister verdedigt hoofdzakelijk mensen in de rechtbank, een sollicitor doet meestal juridisch werk buiten de rechtbank. Er zijn evenwel uitzonderingen.

Klik hier voor downloaden van het Research report Virtuous character for the practice of law, The Jubilee Centre for Character & Virtues, University of Birmingham, 2014: www.jubileecentre.ac.uk

Zie: Lawyers falling short on ethics, door Owen Bowcott, The Guardian, 25 november 2014: www.theguardian.com

Het verbeterplan in vier punten voor de verpleeghuiszorg van branchevereniging Actiz

Actiz heeft een aantal concrete voorstellen gedaan voor kwaliteitsverbetering van de verpleeghuiszorg. Actiz is de branchevereniging van zorgondernemers die haar leden faciliteert en ondersteunt om een gezonde onderneming te leiden met hoogwaardige zorg.
ActiZ is vooral actief op de zorgterreinen: ouderen, chronisch zieken, kraam en jeugdgezondheid. Ruim 440 leden bieden werk aan 450.000 medewerkers en zorg aan twee miljoen cliënten.

Actiz haakt in op het publieke debat van de afgelopen weken over de kwaliteit van de verpleeghuiszorg die, zoals uit de berichten is gebleken, veel te wensen overlaat.

Voorstel voor verbeteringen in vier punten

1. Zelfreinigend vermogen: accreditatie bestuurders en audits op de werkvloer
Op plaatsen waar de zorg niet verantwoord is, moet dat worden aangepakt. ActiZ werkt met de NVZD1) aan een accreditatieprogramma voor bestuurders van zorgorganisaties. Op die manier willen wij werken aan een zogenaamd ‘zelfreinigend vermogen’ en zal de kwaliteit van de zorg structureel verbeteren. Daarnaast maken we er werk van dat bestuurders elkaar onderling aanspreken en ondersteunen, en stellen we auditteams op de werkvloer in. Geen checklists en afvinklijstjes, maar observatie en gesprekken met medewerkers, cliënten en naasten, die bijdragen aan verbeterplannen. ActiZ stelt voor om geen extra geld te investeren in meer toezicht door de IGZ2), maar in plaats daarvan te investeren in het ontwikkelen en uitvoeren van audits door deskundigen en/of door medewerkers/bestuurders van andere zorgorganisaties.

2. Maatschappelijk debat door onafhankelijke commissie
Op dit moment wordt het maatschappelijke debat over de kwaliteit van de zorg in verpleeghuizen naar onze mening niet goed gevoerd. Verschillende sprekers (politici, journalisten, cliënten en anderen) hebben het over kwaliteit, maar bedoelen allemaal wat anders. De vraag is: wat is kwaliteit? Wat kan een cliënt in een verpleeghuis verwachten, wat verwachten partners en/of kinderen van de zorg en wat vinden we met z’n allen verantwoorde zorg? En wanneer zijn we tevreden met de geleverde zorg en ondersteuning?

ActiZ stelt daarom voor om op korte termijn een onafhankelijke commissie (met leden die qua samenstelling een afspiegeling zijn van de maatschappij) in te stellen die gaat onderzoeken wat we verwachten als het gaat over de kwaliteit van verpleeghuiszorg en wanneer we daar tevreden over zijn. Deze commissie moet komen tot antwoorden op bovenstaande vragen. Op basis van de uitkomsten van dit maatschappelijke debat kan worden bepaald waaruit verantwoorde basiszorg bestaat. Het is aan de politiek om vervolgens te besluiten of dit advies wordt overgenomen met de bijbehorende financiële, organisatorische en personele voorwaarden en de rol van betrokken partijen, waaronder de IGZ.

3. Transparantie
ActiZ is een samenwerking aangegaan met de NPCF3) om ZorgkaartNederland.nl ook geschikt te maken voor (potentiële) cliënten in de langdurige zorg en hun naasten. Hiermee faciliteren we in de eerste plaats dat cliënten en/of naasten openlijk hun oordeel kunnen geven over een zorgorganisatie of het zorgaanbod. Daarnaast werken we aan het aanpassen van de ‘keuzehulpen’: selectiecriteria die potentiële cliënten en/of hun naasten ondersteunen bij het maken van een keuze.

4. Deelname aan de alliantie met VWS
Om op korte termijn op het gebied van mondzorg (en op langere termijn ook op andere thema’s) de kwaliteit van zorg te verbeteren, neemt ActiZ deel aan een alliantie met enkele zorgorganisaties, VWS4), V&VN5) en Verenso6). De staatssecretaris schreef hierover in zijn brief ‘Mondzorg in de langdurige zorg’ van 12 november jl.

ActiZ is er van overtuigd dat zij met deze voorstellen de kwaliteit van verpleeghuiszorg een belangrijke impuls geeft: willen samen met alle betrokken organisaties stappen zetten om cliënten in verpleeghuizen die goede zorg te verlenen die nodig is: nu en in de toekomst.
Actiz spreekt ook de hoop uit dat de berichtgeving over de kwaliteit van verpleeghuiszorg de komende tijd wat genuanceerder zal zijn, zeker in het belang van cliënten, hun naasten en de zeer betrokken medewerkers van de leden van Actiz.

Noten
1)
NVZD – Vereniging van bestuurders in de zorg
2) IGZ – Inspectie voor de Gezondheidszorg
3) NPCF – Patiëntenfederatie: samenwerkingsverband van dertig (koepels van) patiënten- en consumentenorganisaties
4) VWS – Ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport
5) V&VN – Vereniding van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
6) Verenso – Vereniging van Specialisten in ouderengeneeskunde

Zie: ActiZ doorbreekt emotioneel debat over kwaliteit verpleeghuiszorg – Concrete voorstellen voor kwaliteitsverbetering, Actiz, 18 november 2014: http://www.actiz.nl/nieuwsberichten/website/pers/actiz-doorbreekt-emotioneel-debat-over-kwaliteit-verpleeghuiszorg (Artikel niet meer beschikbaar op deze plek).

Jorik Huizinga vraagt zich af n.a.v. #onderwijs2032: Is het paradigma van het onderwijs wel juist?

Op de site Professionele Ruimte die speciaal gewijd is aan het onderwijs staat een blog over #onderwijs2032 naar aanleiding van de oproep op 17 november 2014 van staatssecretaris Sander Dekker van het Ministerie van Onderwijs om mee te denken over de toekomst van het onderwijs. Deze “Start van de nationale dialoog over de toekomst van het onderwijs” wil samen met leraren, leerlingen, ouders en andere belanghebbenden de totale onderwijsinhoud tegen het licht houden en bij de tijd brengen.
Wat moeten kinderen leren op school zodat ze klaar zijn voor de toekomst?
Het jaartal 2032 is gekozen omdat een kind dat in 2014 voor het eerst naar school gaat, rond 2032 solliciteert naar een eerste baan. Leert dit kind vandaag op school wat het in 2032 nodig heeft?

Onderwijskundige Jorik Huizinga vraagt zich in zijn blog af of het paradigma van #onderwijs2032 wel deugt en citeert Aleid Truijens die in de Volkskrant van 22 november 2014 schreef dat onderwijs zich helemaal niet kan voorbereiden op al het onbekende van de toekomst: “Onderwijs moet het kind niet aanpassen aan de toekomst, maar het de werktuigen bieden om straks elke toekomst aan te kunnen”.

Huizinga: “Duidelijk is dat we de toekomst lastig kunnen voorspellen en dat we het niet redden met een opsomming van alles wat wij nu weten. Alle relevante inhouden van het onderwijs kennen we niet, we weten zelfs niet hoe leerlingen straks leren. Truijens pleit voor verbreding van de visie. Verbreding van de verantwoordelijkheid zelfs. Het is volgens haar problematisch dat de verantwoordelijkheid voor het onderwijs eind jaren tachtig geheel aan de schoolbesturen werd overgedragen. Deze wijziging heeft volgens haar noch geleid tot een beter product voor de afnemer, noch tot meer autonomie van de professional”.

Gert Biesta over onderscheid tussen leren en onderwijzen

Huizinga citeert ook uit een recent door Gert Biesta geschreven artikel over freeing teaching from learning: het doorbreken van de strikte verbinding tussen onderwijzen en leren. Die verbinding wordt wel gelegd bij #onderwijs2032 in de uitspraak: “#onderwijs2032 – Leren onze kinderen nog de juiste dingen?”.
Biesta is hoogleraar Theorie en beleid van onderwijs en opvoeding aan de Universiteit van Luxemburg en schrijver van een aantal boeken w.o. Goed onderwijs en de cultuur van het meten en The beautiful risk of education. Dat laatste boek wordt momenteel vertaald in het Nederlands en verschijnt voorjaar 2015.

Onderwijzen en leren zijn elkaars synoniemen geworden, maar Biesta vindt het belangrijk “beide woorden gescheiden te houden”. De directe verbinding tussen onderwijs en leren is niet reëel en niet wenselijk volgens hem. Leren hoeft niet het enige doel te zijn van onderwijs.

Huizinga:”Voor veel mensen is leren echter wel het doel van onderwijs. Dit is juist in deze tijd zorgwekkend, omdat politici teveel verwachten van de leraar als het gaat om ‘production’ en ‘outcome’. Als het geleerde in die termen wordt verwoord, dan verliest men de kern uit het oog. Het helpt om beide begrippen te scheiden”.

Volgens Biesta is de taal van het leren anders dan de taal van het onderwijzen en moet de taal van onderwijzen altijd gaan over drie domeinen in samenhang:

  • Kwalificatie: het je eigen maken van kennis en vaardigheden.
  • Socialisatie: je voorbereiden op een leven als lid van een gemeenschap en kennismaken met tradities en praktijken.
  • Subjectivering: vorming van de persoon.

De onderwijzer (liever dan leraar?) dient ervoor te zorgen in het onderwijs een goede balans te vinden tussen bovenstaande domeinen. De onderwijzer is verantwoordelijk voor het aanbod. Dat moet kwalitatief goed zijn. De onderwijzer kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor het leren. Onderwijs leidt niet automatisch tot leren… en dat hoeft ook helemaal niet.

Aan het slot van zijn blog vraagt Huizinga of we misschien niet met een verkeerd paradigma opgescheept zitten. Hij suggereert wat dieper na te denken, net als Truyens en Biesta hebben gedaan. Om te verwoorden wat onze kinderen ‘moeten’ leren.

Lees de hele blog van Jorik Huizinga: #onderwijs2032, Professionele Ruimte, 23 november 2014: www.professioneleruimte.nl (blog en site niet meer beschikbaar; ook niet op http://www.professioneleruimte.info/archief).

Freeing teaching from learning: Opening up existential possibilities in educational relationships, door Gert Biesta in tijdschrift Studies in Philosophy and Education, november 2014: http://link.springer.com

Dekker wil ideeën over toekomst onderwijs, Nu.nl, 17 november 2914: www.nu.nl/

Start nationale dialoog over de toekomst van het onderwijs, Ministerie van OCW, 17 november 2014: www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid).

#onderwijs2030: http://onderwijs2032.nl (site is opgeheven)

U P D A T E

Eindadvies Ons Onderwijs 2032, Platform Onderwijs 2032, januari 2016: https://beroepseer.nl

Ambtelijk vakmanschap in beeld

gemeenteambtenaren in beeldIn de videoserie Ambtelijk vakmanschap in beeld vertellen gemeenteambtenaren aan collega’s met microfoon en camera in de hand over hun werk. Wat doen zij voor werk, wat houdt hun werk in en wat betekent het voor gemeente en burgers? We beschouwen de ambtenaren in onze gemeente meestal als vanzelfsprekend en staan er niet zo bij stil wat voor breed en gevarieerd werk zij doen.

Eind 2013 werkten er in Nederland ruim 168.000 ambtenaren bij de gemeente. Vierentwintig van hen met verschillende beroepen en functies komen aan het woord in deze serie, onder wie: de projectopzichter, de beleidsadviseur maatschappelijke dienstverlening, de afvalverwerker, de veiligheidsadviseur, de havenmeester, de medewerker van de postkamer, de Wmo-medewerker, de grafdelver, de beleidsadviseur sport en jeugd, de medewerker grond en juridische zaken, de assistent-voorman groenvoorziening en de projectmanager waterbouwkundige werken.

Naast het werk dat zij doen, laten de ambtenaren ook zien over welke vaardigheden zij (behoren te) beschikken. Kwaliteit en vakmanschap zijn essentieel. We beginnen hieronder met de video over Fred van het Haagse Gemeentearchief die ervoor zorgt dat papieren archieven ‘voor altijd’ beschikbaar blijven en die borg staat voor behoud van de authenticiteit daarvan.

De hele serie is te zien op Vimeo: http://vimeo.com/111525119 en op de site van Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds (A+O fonds): www.aeno.nl/vakmanschap-in-beeld