Skip to main content

Redactie Beroepseer

Petitie van hoogleraren voor vernieuwing van economie-onderwijs

Waarom zagen de knappe koppen van de wereld de wereldwijde financiële crisis van 2008 niet aankomen? Keken ze misschien massaal de verkeerde kant op? Heeft deze blindheid misschien iets te maken met de zeer eenzijdige wijze waarop in de Westerse wereld economen aan universiteiten worden opgeleid?

De zogeheten neoklassieke theorie domineert al bijna drie decennia de economische wetenschap. Heterodoxe economieën worden niet serieus behandeld of zijn zelfs uit het curriculum geschrapt. Het verdwijnen van het wetenschappelijke debat tussen verschillende perspectieven leidt uiteindelijk tot kwaliteitsverlies, waardoor het wetenschappelijke karakter van de economie zelf op het spel kwam te staan.

De wereld staat voor een gigantische uitdaging. We worden niet alleen geconfronteerd met een financiële crisis, maar ook met een energie- en klimaatcrisis. De geboden oplossingen blijven meestal binnen de oude vertrouwde economische denkkaders en aan een aantal dieperliggende oorzaken wordt weinig of geen aandacht besteed. Dit onvermogen om dieperliggende oorzaken aan te wijzen en nieuwe perspectieven te schetsen zorgt ervoor dat de crisis zich verdiept en niet wordt opgelost. We moeten nieuwe vragen stellen om nieuwe antwoorden te krijgen. Moet een economie wel altijd blijven groeien? Hoe ziet een economie eruit die streeft naar een menswaardig bestaan voor iedereen, nu en later? Hoe voorkomen we milieuvervuiling, uitputting van grond-stofvoorraden, het uitkleden van arbeidsrechten en een toenemende kloof tussen arm en rijk?

We hebben een grotere diversiteit van ideeën nodig in de economie om tot nieuwe oplossingen te komen voor de bestaande crisis. Wie meerdere perspectieven in ogenschouw durft te nemen ziet letterlijk meer. Vergelijk het met een rit door de bergen; om elke bocht zie je het landschap weer anders. Vernieuwende inzichten vereisen creativiteit, en lef om ‘out of the box’ te denken. Of zoals Einstein het zei: ‘We cannot solve our problems with the same thinking we used when we created them’

Overal ter wereld komen economiestudenten in opstand tegen de eenzijdige monocultuur op hun economische faculteiten. Ze pleiten voor meer diversiteit in het economie-onderwijs omdat ze beseffen dat voor het oplossen van de huidige crisis nieuwe inzichten vereist zijn. Voorbeelden van internationale initiatieven zijn: de Post-Crash Economic Society in Manchester, de Cambridge Society for Economic Pluralism, het Curriculum in Open-access Resources in Economics (CORE) project in Oxford, en het internationale netwerk van studenten economie Rethinking Economics.

Steeds meer organisaties en hoogleraren sluiten zich aan bij deze studentenbeweging voor meer diversiteit in het economieonderwijs. The International Student Initiative for Pluralism in Economics eist in een open brief, inmiddels ondertekend door 52 organisaties uit 23 landen, drie vormen van pluralisme: theoretisch, methodologisch en interdisciplinair.

In Nederland blijft het tot nu toe nog erg stil. Het zou goed zijn als daar verandering in komt, en er ook in Nederland een brede beweging ontstaat voor meer diversiteit in het economie-onderwijs. Samen met zestien hoogleraren neemt de Goudzwaard School of Fair and Green Economics hiertoe het initiatief. Sluit je aan, onderteken het Nederlandse initiatief, en organiseer bijvoorbeeld op jouw universiteit een discussiebijeenkomst over dit onderwerp.

De oproep wordt ondersteund door onder anderen: Prof dr. Ewald Engelen, Prof. dr. Herman Wijffels, Prof. dr.ir. Jan Rotmans, Prof. Dr. Lex Hoogduin, Prof. dr. Arjo Klamer, Prof. dr. Irene van Staveren, Prof. Dr. Jan Luiten van Zanden, Dr. Robert Went, Prof. dr. Cees Withagen.

Voor mei 2015 staat er een nationale conferentie gepland, georganiseerd door Platform DSE – voor de grote transitie naar een duurzame en solidaire economie – en de Goudzwaardschool.

Voor meer info: Rethinking Economics NL: http://www.rethinkingeconomics.nl/

Zie ook:

Nu ook in Nederland start van een netwerk voor pluralistisch economisch onderwijs, Blogs Beroepseer, 4 maart 2015: https://beroepseer.nl

Open brief van internationale protestbeweging economiestudenten, Blogs Beroepseer, 27 mei 2014: https://beroepseer.nl

Comeback van post-Keynesiaanse economen, Blogs Beroepseer, 21 november 2013: https://beroepseer.nl

Britse studenten richten genootschap op voor alternatieve economiestudie, Blogs Beroepseer, 27 oktober 2013: https://beroepseer.nl

Twintig procent van het totale Nederlandse ziekenhuisbudget gaat op aan overheadkosten

Twintig procent van het totale Nederlandse ziekenhuisbudget gaat op aan overheadkosten, schrijft Eelke van Ark op Follow the Money. Dat blijkt uit een internationale vergelijking door de City University of New York van administratiekosten in ziekenhuizen uit acht landen dat eind 2014 jaar werd gepubliceerd: A Comparison of Hospital Administrative Costs in Eight Nations, door David Himmelstein et al. Alleen Amerika scoort hoger in het onderzoek. Daar wordt liefst 25 procent van de ziekenhuiskosten aan overhead besteed. Wellicht tengevolge van de deels geprivatiseerde zorgstelsels in deze landen.

Voor het eerst blijkt dat ziekenhuizen in Nederland vergeleken met andere landen een fors waterhoofd aan kosten kennen die niet direct aan zorg besteed worden.

Eerste vergelijking
Het onderzoek was een eerste internationale vergelijking tussen overheadkosten van ziekenhuizen in verschillende Westerse landen. Onderzoekers uit de acht deelnemende landen werkten samen onder leiding van een team van de City University of New York (CUNY) om die vergelijking mogelijk te maken.

De cijfers waarop de resultaten gebaseerd zijn, zijn allemaal afkomstig uit de jaarverslagen van ziekenhuizen. De kosten die niet aan de zorg konden worden toegeschreven werden bij elkaar opgeteld, bijvoorbeeld voor personeel dat administratieve- of managementtaken uitvoert, de post ‘Algemene kosten’ en de kosten die een ziekenhuis moet maken voor de bouw en het onderhoud van gebouwen en de aanschaf van dure apparatuur. De cijfers gaan alleen over de kosten die binnen de ziekenhuizen gemaakt worden; organisatiekosten die de verzekeraar, of in publieke stelsels de staat, maakt voor het afhandelen van ziekenhuiszorg zijn niet meegenomen.

De resultaten verschilden sterk; Amerika steekt er met 25,3 procent overhead met kop en schouders bovenuit. Meer dan tweemaal zo veel als de overheadkosten die ziekenhuizen in Canada (12,4 procent) en Schotland (11.6 procent) maken. Wanneer de ziekenhuiskosten worden uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP, in de onderstaande tabel aangeduid met GDP) lopen de verschillen nog meer uit de hand. Dan geldt dat Amerika met 1,43 procent een ruim driemaal zo groot deel van het BBP besteedt aan ziekenhuisoverhead als Canada met 0,41 procent. Nederland loopt zo bezien iets minder uit de pas met de ‘goedkopere’ landen, maar is nog steeds tweede na Amerika met 0,71 procent.

ziekenhuisadministratie 2

 

Dat Nederland zo hoog scoort met 19,8 procent heeft volgens de auteurs waarschijnlijk te maken met ons deels geprivatiseerde zorgstelsel. Een klein deel van de Nederlandse kosten is volgens de auteurs overigens te wijten aan het feit dat kosten voor leegstand van ziekenhuisbedden worden toegerekend aan overhead en in ons land relatief veel ziekenhuisbedden leeg blijven,

Publieke stelsels: minder overhead
De belangrijkste oorzaak van het verschil in overheadkosten zit hem volgens de onderzoekers in de manier waarop de zorg gefinancierd wordt in de verschillende landen: ‘Hospital administrative costs appear to be driven by the complexity of the reimbursement system and the mode of capital funding’. Een publiek stelsel met budgetten, zoals dat van Canada, Schotland en Wales, kent beduidend minder kosten dan een deels geprivatiseerd stelsel zoals dat van de VS en Nederland.

Waar komen die extra kosten van een ‘vrijer’ marktstelsel precies vandaan? Het management van een ziekenhuis hoeft binnen een publiek stelsel alleen te zorgen dat het geld op de meest efficiënte manier ingezet wordt voor zorg, zeggen de auteurs van het onderzoek. In een deels geprivatiseerd stelsel komen daar andere taken bij: de verantwoordelijkheid voor de omzet met alles wat daarbij komt kijken en het organiseren van financiering voor bijvoorbeeld een nieuw ziekenhuis of dure apparatuur.

Het hele proces van factureren, noodzakelijk in een geprivatiseerde setting, is tot slot een kostenpost die publieke stelsels niet kennen. Die kosten groeien, logischerwijs, naarmate het versturen van een rekening ingewikkelder wordt en er meer partijen bij betrokken zijn.

Ziekenhuiskosten: een op de vijf euro’s gaat naar overhead, door Eelke van Ark, Follow the Money, onafhankelijk multimediaal platform voor onderzoeksjournalistiek, 12 mei 2015: www.ftm.nl

Gongslag luidt Dag van de Verpleging anno 2015 in

vlag dag van de verplegingOp 12 mei, de geboortedag van Florence Nightingale, grondlegster van de professionele ziekenverpleging, vieren verpleegkundigen en verzorgenden de Dag van de verpleging. Op de beurs van Amsterdam werd De Dag van de verpleging ingeluid met een flinke gongslag door verpleegkundige Eline de Kok. Daarmee bracht ze de kracht van verpleegkundigen en verzorgenden in de maatschappij onder de aandacht, aansluitend bij het motto van de Dag van de verpleging anno 2015: Verpleegkundigen: krachtig en effectief in verandering.

Op deze dag is ook een nieuwe vlag voor de Dag van de verpleging gepresenteerd door het kenniscentrum voor de geschiedenis van de verpleging, het Florence Nightingale Instituut (FNI), en de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&VN). In 2014 is een wedstrijd uitgeschreven voor een modern ontwerp, waarmee beide organisaties het belang van de Dag van de verpleging voor de komende vijftig jaar benadrukken. De jury koos unaniem voor de inzending van Bas Kinsbergen, die met deze vlag wil uitbeelden dat verpleging het licht is tussen mens en techniek. In een video legt Marieke Schuurmans, hoogleraar verplegingswetenschap aan het UMC Utrecht, de symboliek van de nieuwe vlag wat uitgebreider uit: https://www.youtube.com/watch?v=tpCZTIh0acQ

In een interview vertelt Nannie Wiegman, directeur van het Florence Nightingale Instituut, dat de Dag van de verpleging zeker niet aan belang heeft ingeboet: “De gedachte achter de dag is dat de beroepsgroep zelf reflecteert op het beroep. De verpleegkundige staat centraal. In Nederland is de verpleegkundige doorgaans bescheiden. In Amerika is dat wel anders. Daar zegt een verpleegkundige: I am proud to be a nurse en dragen ze een button met die tekst. Sla jezelf eens op de borst zou ik zeggen, maar dat zit niet zo in de aard van het beestje”.
Maar er is verandering op komst: “Ik vind dat de beroepsgroep bewuster naar buiten treedt. De beroepsgroep is meer zichtbaar”.

Ode aan het vak, interview met Nannie Wiegman, Dag van de verpleging, 12 mei 2015: www.fni.nl/uploads/pdf/VVN3-interview.pdf

dag van de verpleging 2015 gong beurs

De Dag van de verpleging werd ingeluid met een flinke gongslag door verpleegkundige Eline de Kok (links op de foto) in de Beurs van Amsterdam. Klik op de foto om de video Gongslag markeert Dag van de verpleging te bekijken.

 

Hulpverleners kunnen door inzetten eigen ervaringen menselijk contact stimuleren

Maurits Boote schrijft op zijn blog op Kennisnet Jeugd over hoe hij denkt over persoonlijk contact tussen hulpverlener en cliënt. Boote werkt voor het Kennisdossier Jeugd & Meedoen en de ‘deskundig door ervaring’-Participatieprijs van Movisie waarbij het inzetten van de eigen ervaring voor een ander centraal staat. Hij is tevens ambulant hulpverlener en trainer ervaringsdeskundigheid in de jeugdhulp:

“Mijn collega is ooit ontslagen omdat ze een jongere voor het kerstdiner had uitgenodigd. Anders zou hij eenzaam op de groep achterblijven. Je menselijke kant tonen is niet acceptabel in de jeugdhulp. In de opleidingen wordt geleerd dat je werk en privé gescheiden houdt. Maar door ervaringen uit je eigen leven te delen, ontstaat een klik die voor geslaagde hulpverlening van doorslaggevend belang kan zijn. Maak daarom ervaringsdeskundigheid een vast onderdeel van de sociale opleidingen.

Als ervaringswerker ben ik betrokken bij een ambulant team. Een paar weken geleden ging ik op huisbezoek bij een jongen die weigerde nog hulp te ontvangen. Ook tegen mij was hij erg afstandelijk omdat hij “te veel hulpverleners over de vloer kreeg”. Tot ik zei dat ik me vroeger ook altijd ongehoord en onbegrepen heb gevoeld en dat ik hem daarom juist wilde helpen. Langzaam veranderde wantrouwen in vertrouwen. Inmiddels werken we samen aan het verbeteren van het contact met zijn ouders en wil hij weer naar school.

Waardevolle verbinding
Deze situatie doet me denken aan mijn eigen ervaring met een psycholoog. Bij de intake somde zij haar opleidingen op, om te laten zien dat ze de juiste persoon was om mij te begeleiden. Ik was onder de indruk, maar niet overtuigd. Pas toen ik haar vroeg naar haar eigen ervaringen en ze hier openlijk over vertelde, ontstond een waardevolle verbinding tussen ons.

Iedereen is ervaringsdeskundig
Overal in de zorg en het welzijnswerk kom ik mensen tegen met een rugzak. Vol kennis uit de opleiding, maar ook met ervaringskennis uit hun eigen leven. Een sociaal beroep kies je immers niet voor niets. Uit onderzoek blijkt dat 70 procent van de Amerikaanse psychiaters zelf een psychiatrisch verleden heeft. Natuurlijk is ervaring met psychische problemen niet noodzakelijk om een goede hulpverlener te zijn. Maar iedereen bezit deskundigheid door ervaring. Het gevoel van anders zijn, een sterfgeval of problemen thuis. Iedereen kan zich verplaatsen in een ander”.

Lees de hele blog van Maurits Boote Opleidingen belemmeren menselijk contact waarin hij aan het slot schrijft dat het delen van eigen ervaringen met cliënten echt mogelijk is, Kennisnet Jeugd, 28 april 2015: http://kennisnetjeugd.nl (deze site is opgeheven). Zie:
ExpEx – Experienced Experts: www.expex.nl

Ewald Engelen over geldspraak en hoe Schuld de lege plaats van God heeft ingenomen.

Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en auteur van het boek De schaduwelite voor en na de crisis (2014), schrijft in zijn blog over financialisering: de dominantie van financiële waarden in steeds meer maatschappelijke domeinen en de terreur van geldspraak. Hij schrijft:

“Sinds enige maanden staat op de Zuidas, tegenover de velden van SC Buitenveldert, een bord dat aankondigt dat er een nieuw bedrijvencentrum gaat komen: het NOMA house, wat staat voor North of Mahler(laan). Met veertienduizend vierkante meter moet het onderdak gaan bieden aan vooral kleinere financiële bedrijven. Het bouwwerk wordt zowel op bord als website aangeprezen met een wordcloud van financiële termen: ‘asset management’, ‘churning’, ‘flexibility’, ‘net income’, ‘trust, ‘mindset’, ‘resources’, ‘hedge funds’, ’employees’, ‘AEX’ – dat soort geldspraak.

Zeven jaar na de grootste financiële crisis sinds de jaren dertig zou je andere aanprijzingen verwachten: ‘dienstbaarheid’, ‘de klant centraal’, ‘degelijkheid’, ‘hogere buffers’. Kennelijk suggereert het financiële jargon nog altijd een begeerlijke vorm van kosmopolitisch, tijd- en plaatsloos hypermodernisme waarmee bouwer, uitbater en potentiële huurder zich maar wat graag associëren.

De wordcloud van NOMA House illustreert een trend die al decennia gaande is en die met de wereldwijde universiteitsbezettingen van de laatste maanden plotseling een term heeft gevonden. Namelijk de vanzelfsprekende dominantie van financiële waarden – verpakt in de taal van het geld en geschraagd door de liturgie van de Hogepriesters van het geld, economen – In steeds meer maatschappelijke domeinen. Met de term ‘rendementsdenken’ hebben de critici ervan echter maar een deel van het verschijnsel te pakken. In feite reikt het veel dieper en gaat het om iets veel groters, namelijk financialisering.

Financialisering verwijst naar een geleidelijk economisch veranderingsproces waarin financiële waarden (aandeelhouderswaarde, beleggingsrendement, netto contante waarde, et cetera) uitgroeien tot de dominante maatschappelijke prestatiemaatstaven die andere uitkomstcriteria (technische excellentie, marktaandeel, duurzaamheid, solidariteit, professionaliteit, het algemeen belang, rechtvaardigheid) geleidelijk aan wegdrukken. De Franse socioloog Luc Boltanski en econoom Laurent Thévenot hebben hier begin jaren negentig in hun boek On Justification: Economies of Worth het idee van verschillende, concurrerende ‘ordes van waardebepaling’ voor gemunt. In hun terminologie is de ‘orde van de markt’ in toenemende mate de andere ordes – die van levensbeschouwelijkheid, geborgenheid, roem, burgerschap en ambachtelijkheid – gaan overheersen. Het is een proces dat zich op verschillende schaalniveaus voordoet en daar verschillende gedaanten aanneemt.

Op nationaal niveau gaat het om een toenemende fixatie op groeicijfers (bruto binnenlands produkt), posities op internationale ranglijstjes die economische openheid en innovativiteit meten, reële arbeidskosten per gewerkt uur, collectieve lastendruk en, sinds het uitbreken van de eurocrisis in 2010: begrotingstekort, staatsschuld en rentestanden. Op het niveau van de stad gaat het om bedrijfsvestigingen, aantal hoogopgeleiden, percentage middenklassehuishoudens en – weer – de nauwlettend in het oog gehouden internationale ranglijstjes van meest competitieve/meest aantrekkelijke/meest tolerante steden. Voor de (beursgenoteerde) onderneming komt het neer op platte rendement-per-aandeelcijfers op kwartaalbasis: aandeelhouderswaarde. Daarop rekenen aandeelhouders managers af en aan de hand daarvan worden hun bonussen vastgesteld”.

Lees de hele blog van Ewald Engelen: Financialisering: hoe de taal van het geld onze ziel aanvreet, 9 mei 2015: http://ewaldengelen.blogspot.nl

Collega’s gezocht die mee willen denken met Leraar2032 over toekomstbestendig curriculum

In het najaar van 2014 werd de nota Onderwijs2032 gelanceerd door staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs. Daarin nodigt hij leerlingen, leraren, ouders, scholen en andere belangstellenden uit tot een dialoog over een nieuw leerplan of onderwijsprogramma, tegenwoordig curriculum geheten, in het basis- en voortgezet onderwijs.
In februari 2015 is er een platform benoemd o.l.v. Paul Schnabel dat een advies gaat schrijven over de herijking van het onderwijsprogramma. Via een brede maatschappelijke discussie moet duidelijk worden wat leerlingen moeten weten en kunnen om optimaal in de samenleving van de toekomst te kunnen functioneren. Via de website onsonderwijs2032.nl kunnen geïnteresseerden meepraten en meedenken. (Website ons onderwijs2013 is opgeheven).

Om ook de stem van de leraren duidelijk te laten horen is er een initiatiefgroep opgericht om actief en zelfstandig stelling te kunnen nemen in het debat Onderwijs2032. Initiatiefnemers zijn de leraren Jasper Rijpma, Alderik Visser en Marjolein Zwik. In mei en juni zetten zij een enquête uit onder leraren over het thema: curriculumontwikkeling. Hoe wil je dat er aan dit thema gesleuteld wordt? Wil je sowieso wel meedenken over de richting die dit uit moet gaan? Ook vragen als “Ben je bekwaam en in staat om zelf op schoolniveau vorm te geven aan curriculumontwikkeling?” en “Wat heb je daar voor nodig?” komen aan de orde.

Alderik Visser schrijft op zijn blog:
“Een tijdje terug is staatssecretaris Dekker begonnen ideeën te verzamelen over onderwijs2032 – over een toekomstbestendig nationaal curriculum. Wij vinden dat een belangrijk thema, belangrijk genoeg om er zelf proactief mee aan de slag te gaan. In de commissie die rond Onderwijs2032 is gevormd, zijn wel leraren vertegenwoordigd, zeker, en tussen augustus en november 2015 zullen ‘wij’ gehoord worden over de eerste plannen van de Commissie Schnabel. Maar we vinden dat de stem van leraren, ook die in het mbo (die hier in formele zin (nog) niets mee te maken hebben), veel nadrukkelijker, veel luider gehoord moet worden. Ook dat onderwijs van de toekomst staat of valt immers met de leraar voor de klas”.

Naast de enquête, gaat een groep van zestien mensen van 12 tot 14 juni 2015 een weekend op een spreekwoordelijke hei zitten om na te denken over het thema leraar en curriculum: “Het idee is om op dit weekend een eigen manifest te schrijven. Het aantal mensen dat hieraan kan meedoen is beperkt. We zoeken – nogmaals – vier vertegenwoordigers per sector (so, po, vo en mbo)”.

Ga naar de onderwijsblog van Alderik Visser voor meedoen en meer info: Leraar2032: Over curriculumontwikkeling en de commissie Schnabel, 3 mei 2015: http://alderikvisser.blogspot.nl (Artikel over initiatiefgroep is niet meer beschikbaar).

U P D A T E

In het curriculum toont zich de meester. Over curriculumdynamiek en democratische professionalisering. manifest leraar 2032, Platform Leraar2032, juni 2015: https://onderwijsdatabank.s3.amazonaws.com/downloads/manifest-In-het-curriculum-toont-zich-de-meester.pdf

Guido Rijnja nieuwe voortrekker van Beroepseer

guido rijnja grStichting Beroepseer heet Guido Rijnja welkom als nieuwe voortrekker van Beroepseer! Rijnja werkt bij de Rijksvoorlichtingsdienst en is vooral geïnteresseerd in samenwerking van ministeries op het gebied van communicatie.
Sinds 1982 is hij werkzaam in de overheidsvoorlichting, eerder onder meer bij de gemeenten Den Haag en Rotterdam en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid & Justitie. Bij de Academie voor Overheidscommunicatie stond hij in 2003 aan de wieg van Factor C, een programma om niet-communicatiegeschoolde ambtenaren te helpen kennis over hun krachtenveld, formuleren van kernboodschappen en het organiseren van contactmomenten te versterken.

Dit programma waaiert nog steeds uit en bewijst volgens Rijnja dat de zorg voor communicatie steeds meer ingebed raakt in alle fasen van beleid maken en uitvoeren. Hij schrijft dat we middenin een vierde professionele golf van overheidscommunicatie zitten: “Eerst draaide alles om persvoorlichting en stonden journalisten centraal, vervolgens ontdekten we als overheid mogelijkheden om zelf met het publiek te communiceren. De opkomst van de media van de massa maakte duidelijk hoe we moesten wennen aan burgers en ondernemers als actieve zenders. Inmiddels laat de vierde golf zien dat de overheid vaker zelf participant is en de tijd van het zenden echt voorbij is”.

In 2012 promoveerde Rijnja aan de Universiteit Twente met een proefschrift over het omgaan met tegenspel: Genieten van weerstand.

Voor meer lezen over Guido Rijnja: https://beroepseer.nl

Guido Rijnja

Guido Rijnja (1960) werkt bij de Rijksvoorlichtingsdienst. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de samenwerking van ministeries op communicatiegebied.

Die samenwerking richt zich op drie sleutelopgaven: een behulpzame overheid, een duidelijk kabinet en een communicatieve organisatie. Achter deze grote woorden gaat een waaier aan programma’s schuil om bewindslieden en ambtenaren in staat te stellen zo goed mogelijk aan te sluiten op wat burgers beweegt en de momenten en manieren waarop mensen communiceren. Eén van de programma’s heet 110.000 ambassadeurs. Vertrekpunt hiervan is de passie en trots van iedereen die de (rijks)overheid heeft: hoe kun je in alle denkbare vormen van communicatie met het publiek efficiënt en effectief contact en daarmee publieke waarden levend maken.

Rijnja is sinds 1982 werkzaam in de overheidsvoorlichting, eerder onder meer bij de gemeenten Den Haag en Rotterdam en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid & Justitie. Bij de Academie voor Overheidscommunicatie stond hij in 2003 aan de wieg van Factor C, een programma om niet-communicatiegeschoolde ambtenaren te helpen kennis over hun krachtenveld, formuleren van kernboodschappen en het organiseren van contactmomenten te versterken.

Dit programma waaiert nog steeds uit en bewijst volgens Rijnja dat de zorg voor communicatie steeds meer ingebed raakt in alle fasen van beleid maken en uitvoeren: “We nemen steeds meer afscheid van ‘beleidsreparatie’, achteraf regels en besluiten pakkender, lolliger en behapbaarder maken”. En: “We surfen eigenlijk op een vierde professionele golf met de overheidscommunicatie. Eerst draaide alles om persvoorlichting en stonden journalisten centraal, vervolgens ontdekten we als overheid mogelijkheden om zelf met het publiek te communiceren. De opkomst van de media van de massa maakte duidelijk hoe we moesten wennen aan burgers en ondernemers als actieve zenders. Inmiddels laat de vierde golf zien dat de overheid vaker zelf participant is en de tijd van het zenden echt voorbij is. Ik vind ‘tussenheid’ eigenlijk een beter begrip. Hoe iedereen die communiceert zich daarin beweegt fascineert me mateloos…”

In 2012 promoveerde Rijnja aan de Universiteit Twente met een proefschrift over het omgaan met tegenspel: Genieten van weerstand.

PolisReview verzamelt meningen van klanten als tegenwicht tegen macht zorgverzekeraars

PolisReview is een onafhankelijke beoordelingssite voor zorgverzekeringen waar ervaringen van verzekerde burgers, zorgaanbieders en andere zorgspecialisten te lezen zijn. Iedereen kan hier zijn mening publiceren over de eigen ervaringen met de zorgverzekeraar, de zorgpolis en de klantenservice. Een mooie uitlaadklep voor ergernissen, verbazing en boosheid over de zorgverzekeraar. Op die manier wil PolisReview streven naar een betere relatie tussen klant, zorgaanbieder en zorgverzekeraar.

Op de site geplaatste reviews worden ook teruggekoppeld naar de verzekeraars en de brancheverenigingen van medische beroepsbeoefenaren.
Daarnaast kun je polissen vergelijken en precies zien wat er wel en niet gedekt wordt. Reviews plaatsen op de site kan ook anoniem gebeuren.

PolisReview is opgericht in 2014 door Pieter Coppoolse en Adrey Caljé. Hun motief was hun eigen boosheid en verbazing: “We hebben zelf te maken gehad met rekeningen van zorgaanbieders die we zelf moesten betalen terwijl we dachten dat we hiervoor verzekerd waren. Dan baal je. Polisvoorwaarden zijn onduidelijk en verzekeraars zijn meester in het verstoppen van wat er nu wel of niet door hen wordt betaald. We willen daar meer inzicht in geven, maar we willen er vooral iets aan doen”.
De hoogste tijd dus dat er naar de klant geluisterd wordt. Positieve reviews zijn uiteraard ook van harte welkom.

Verzekeraars vergoeden minder dan ze willen doen voorkomen, zo concludeerde PolisReview na het bekijken van alle op de Nederlandse markt verkrijgbare polissen. Ook de zogenaamde vergelijkingssites geven geen duidelijkheid over de precieze dekking. Als verzekerde moet je de kleine lettertjes lezen om te vinden wat wel of niet gedekt wordt of wat de uitzonderingen zijn.

Wie denkt een vergoeding voor steunzolen te krijgen van € 100,- komt bedrogen uit als hij toevallig dat jaar al bij de pedicure is geweest. De vergoeding van € 100,- blijkt namelijk te gelden voor alle behandelingen aan de voet. Coppoolse en Caljé zijn ook niet te spreken over de marketingtrucs die verzekeraars gebruiken. “Energiek is een zorgverzekering voor vrouwen want die ‘zitten nu eenmaal anders in elkaar’. Maar mag je dan wel je partner meeverzekeren of niet? Of zou dat alleen gelden als die partner ook een vrouw is?”

De PolisReview site bevat verschillende onderdelen, het verzamelen van en het aanbieden aan lezers van ervaringen met zorgverzekeraars en zoekmogelijkheden op declaraties, specifieke aandoeningen en polissen van zorgverzekeraars.

PolisReview is onafhankelijk. Dat betekent, aldus de oprichters “dat we niet bemiddelen en provisies krijgen van zorgverzekeraars. Alle reviews bij elkaar vormen consumentenkracht en bieden tegenwicht aan de macht van de zorgverzekeraars. We verwachten dat de verzamelde data interessant zijn voor brancheorganisaties, beleidsmakers en overheden”.

Klik hier voor de brochure 2015 met algemene informatie: Samen sterker met PolisReview: http://imgdata.polisreview.nl (brochure is niet meer beschikbaar)

Site van PolisReview: www.polisreview.nl (Site is opgeheven)