Skip to main content

Redactie Beroepseer

Het roer gaat om: Tussenstand vorderingen terugdringen nutteloze bureaucratie bij huisartsen

Karel Rosmalen en Dick Groot, twee huisartsen uit de werkgroep Bureaucratie & Administratieve lasten van Het roer gaat om1) geven een reactie op de gemaakte vorderingen op het gebied van lastenverlichting. Onder voorzitterschap van eerstelijns brancheorganisatie InEen heeft de werkgroep met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het Ministerie van Volksgezondheid afspraken gemaakt om het aantal in te vullen formulieren sterk te reduceren.
Deze lastenverlichting is per 1 januari 2016 doorgevoerd. Het is het eerste concrete resultaat dat Het roer gaat om heeft behaald sinds er afspraken zijn gemaakt in oktober 2015 over het terugdringen van nutteloze bureaucratie.

Rosmalen en Groot vinden dat er inmiddels veel is bereikt. Op de site van InEen laat Rosmalen weten: “Het vervallen van veel formulieren en machtigingen scheelt tijd en ergernis, vooral in de dagelijkse praktijkvoering. Het recept is nu voldoende. Het scheelt ook tijd voor patiënten die niet meer met formulieren op en neer hoeven van de apotheek naar ons”.
Voor Groot telt ook het herstel van vertrouwen tussen de verschillende partijen: “Dat is misschien wel het belangrijkste resultaat”. Het hernieuwde vertrouwen gaat, verwacht hij, doorwerken bij de implementatie van de afspraken: “Er zal zeker sprake zijn van constructieve frictie, maar ik heb er vertrouwen in dat we onze afspraken gaan realiseren”.

Beiden zijn ook tevreden over het proces. Groot: “Ja, erg tevreden. De discussie in de werkgroep is altijd open en eerlijk geweest. Ook de samenwerking tussen LHV2), VPH3) en InEen was zeer succesvol”. Rosmalen: “We hadden vanaf het begin een goede sfeer. Dat is een belangrijke succesfactor. Er is met humor en respect samengewerkt en de inzet van alle partijen was groot, zeker ook van de zorgverzekeraars. Dat stemt optimistisch voor de volgende stappen. We hebben rond de CIZ-machtigingen4) nog het nodige te doen. En we gaan kijken of we ook met de machtigingen voor de gemeente een slag kunnen maken”.

We moeten kritisch blijven

Is er ook meer begrip ontstaan voor de zorgverzekeraars? Groot: “Ja, al zijn hun drijfveren me nog niet helemaal duidelijk. Enerzijds wordt aangegeven dat zij graag van formulieren af willen, maar men vindt het ook moeilijk om andere partijen daarvoor aan te spreken. Ik bespeur soms een verschuilen achter wettelijke regels, niet altijd terecht. Vooral ligt er nog een probleem bij de toeleveranciers van verband- en wondmiddelen en dieetpreparaten. Dat gaat vooral over controle op geleverde middelen. Het vertrouwen mag daar nog wel groeien. In elk geval moet het niet de huisarts zijn die de controles op geleverde diensten uitvoert namens de verzekeraars”.

Rosmalen: “Het is belangrijk dat alle partijen van elkaar gehoord hebben waar ze tegenaan lopen. Verzekeraars weten nu waar onze ergernissen liggen. En wij hebben inzicht in hun verplichtingen. Ik begrijp meer, maar dat betekent niet dat ik nu overal in meega. We moeten kritisch blijven op administratieve processen”.

Na de huisartsen wordt nog in zes andere eerstelijnssectoren de bureaucratie aangepakt. Aan de hand van hun ‘ergernissen top-10’ gaat ZN met eerstelijns-koepelorganisaties onnodige bureaucratie te lijf. Een zestal werkgroepen gaat per beroepsgroep daarover concrete afspraken maken.

Noten
1) Onder de noemer Het roer gaat om dragen huisartsen, huisartsenorganisaties, zorgverzekeraars, toezichthouders en overheid samen oplossingen aan voor knelpunten in de huisartsenzorg. De actiegroep van huisartsen Het roer moet om maakte deze knelpunten in het voorjaar 2015 aanhangig in het Manifest van de bezorgde huisarts.

2) LHV – Landelijke Huisartsen Vereniging
3) VPH – Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen
4) CIZ – Machtiging voor het indienen van een zorgaanvraag, bijv. langdurige zorg, bij het Centrum Indicatiestelling Zorg.

Lees de volledige reactie van Rosmalen en Groot: Administratieve lastenverlichting huisartsen: ‘Verzekeraars weten nu goed waar onze ergernissen liggen’, InEen, 28 januari 2016: http://ineen.nl (Artikel niet meer beschikbaar  op site van InEeen).

Na huisartsen nog in zes andere eerstelijnssectoren bureaucratie aangepakt. Zorgverzekeraars Nederland, 12 januari 2016: www.zn.nl

Zie voor meer info over Het roer gaat om: www.hetroergaatom.nl

‘Naar een integriteitsbevorderende cultuur’, nieuwe handreiking voor overheidsorganisaties

omslag naar een integriteitsbevorderende cultuurOverheidsorganisaties zijn wettelijk verplicht integriteitsbeleid te voeren en zich daarover te verantwoorden. Doel is: werken volgens de waarden en normen van goed ambtenaarschap. Om daarbij te ondersteunen heeft het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) de integriteitsinfrastructuur ontwikkeld als een handreiking voor leidinggevenden en staffunctionarissen die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen en implementeren van integriteitsbeleid. Samenhangend integriteitsbeleid moet ook aandacht hebben voor cultuur, maar in de praktijk blijkt dat nog een lastige opgave.
Hoe kunt u werken aan de cultuur in uw organisatie? Deze handreiking biedt praktische tips, een overzicht van mogelijke maatregelen en theoretische achtergrond bij het werken aan cultuur.

Aanvankelijk lag bij de ontwikkeling van het landelijke integriteitsbeleid de nadruk op regels en procedures. Die bepalen hoe de organisatie functioneert, wat medewerkers moeten doen en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden ze hebben. In het integriteitsbeleid zien we dan ook veel instrumenten terug die aansluiten op deze structurerende kant van de organisatie.
Later komt er geleidelijkaan meer aandacht voor cultuur bij het integriteitsbeleid en wordt regelmatig gesproken over de organisatiecultuur. Ook de minister van Binnenlandse Zaken benoemde dat in een brief aan de Tweede Kamer (16 oktober 2014): “De focus van integriteitsbeleid zal daarom in de toekomst voornamelijk toegespitst zijn op het verder verankeren van integriteit in de organisatiecultuur”.

Ten aanzien van integriteitsbeleid is inmiddels de fase aangebroken dat het vooral dient te gaan om het institutionaliseren, of‘ ‘verankeren’, van integriteit binnen publieke organisaties. Dan gaat het zowel om het verankeren van de structuurelementen (harde elementen zoals BIOS dat noemt) van het integriteitsbeleid, als om het verankeren van de cultuurelementen (zachte elementen).

Werken aan een cultuur die integriteit bevordert

In het debat over ‘cultuur’ in relatie tot integriteitsbeleid lijkt men vaak te suggereren dat werken aan cultuur een alternatief is voor structuur, voor regels en procedures. Dat is, net als bij de benadering van integriteitsbeleid niet het geval: beide aspecten zijn van belang. Voor deze handreiking onderzocht BIOS vervolgens de mogelijkheid van een meer integrale benadering om te werken aan een cultuur die integriteit bevordert. Daarbij waren de volgende vragen leidend:

• Wat wordt bedoeld met organisatiecultuur?
• Hoe verhouden structuur en cultuur zich tot elkaar?
• Hoe kunnen we integriteit verankeren in de organisatiecultuur?
• De integriteitsinfrastructuur biedt een integrale beleidsaanpak voor integriteit. Hoe kunnen we deze aanpak inzetten om een cultuur die integriteit bevordert, te stimuleren? Kan de infrastructuur behulpzaam zijn bij het ordenen van cultuurmaatregelen, zodat ook hier een meer integrale aanpak ontstaat?

De handreiking is gebaseerd op interviews en literatuurstudie. De drie belangrijkste inzichten zijn:

• Er is een groot palet aan mogelijkheden om aan cultuur te werken in termen van activiteiten, instrumenten of maatregelen.
• Cultuur staat niet los van structuur. Structuurmaatregelen hebben een belangrijke rol.
• Waak voor het ‘laten bloeien van duizend bloemen’: zorg voor samenhang!

Met deze nieuwe handreiking kan een samenhangende cultuuraanpak ontwikkeld worden en kan de cultuur integraal worden ingebed in het integriteitsbeleid. De handreiking besteedt aandacht aan relevante maatregelen, instrumenten en inzichten en biedt praktische tips en bruikbare achtergrondinformatie om inzicht te krijgen in de samenhang tussen cultuur- en structuurmaatregelen. Zo kan beleid ontwikkeld worden waarbij de verschillende maatregelen consistent en coherent bijdragen aan een integriteitsbevorderende cultuur in de organisatie.

Download Naar een integriteitsbevorderende cultuur – Een integrale aanpak, door BIOS,
december 2015:  https://beroepseer.nl

U P D A T E

BIOS is per juli 2016 opgeheven en opgegaan in het Huis voor klokkenluiders, bedoeld voor alle werknemers in de publieke en private sector die melding willen maken van een vermoede misstand. Ook heeft het een kenniscentrum voor voorlichting en preventie, en een voorziening voor psychosociale ondersteuning van klokkenluiders.

Hoeveel tijd en geld kost de bureaucratie in de zorg?

De invloed van de zorgprofessional op zijn of haar dagelijks werk neemt af terwijl de bureaucratie steeds verder groeit, zo illustreert het boek Het alternatief voor de zorg. Maar hoeveel tijd en geld kost die bureaucratie eigenlijk? In het tijdschrift Arts en auto van februari 2016 staat een samenvatting van het door Eelke van Ark geschreven hoofdstuk Hoeveel geld en tijd de zorgbureaucratie kost in het boek Het alternatief voor de zorg.

Het lijkt wel alsof de zorg in steeds mindere mate draait om het feitelijke werk van genezen, verzorgen en verlichten en steeds meer om meten, verantwoorden en omzet maken. Dit lijkt een logisch gevolg van het verzakelijken van de zorg in de jaren negentig en de stelselwijziging in 2006. Want de omslag naar steeds meer sturing door management en later het invoeren van concurrentie en privatisering van de zorgverzekeringsbranche vereisten veel meer en ook andere administratieve handelingen, controlemechanismen en declaratiesystemen. Door een markt met meer vrijheid te scheppen in een sector die een belangrijke publieke taak vervult, is een groter stelsel aan regels en meetinstrumenten nodig om de gewenste uitkomsten af te dwingen. Die bureaucratie stelt ook nieuwe eisen aan zorginstellingen en individuele zorgverleners.
En dat kost tijd en middelen.

Maar hoeveel tijd en middelen? De ziekenhuissector, die werk biedt aan ruim 261 duizend mensen, neemt met bijna 25 miljard euro (CBS, 2013) het grootste deel van de zorgkosten in beslag. De sector is sinds de jaren zeventig ingrijpend veranderd. Uit cijfers van onder meer het CBS blijkt dat steeds minder wordt uitgegeven aan personeelslasten en steeds meer aan andere zaken, zoals kapitaallasten en kosten voor ict-systemen. Ook de samenstelling van het personeel verandert; steeds meer mensen houden zich bezig met overheadtaken. In de academische ziekenhuizen is het aandeel overhead het grootst.
Het CBS meldde hierover: “Een verklaring die doorgaans door de branche wordt gegeven, is de toenemende regelgeving op het gebied van de verantwoording over zorgverlening”.

Overheadkosten

Hoe zit het met de overige ziekenhuiskosten die samenhangen met ons stelsel?
Onderzoekers David Himmelstein en Steffie Woolhandler vergeleken in 2014 voor de studie A Comparison of Hospital Administrative Costs in Eight Nations de administratieve kosten van ziekenhuizen in acht verschillende zorgstelsels, waaronder die van Nederland.
De overheadkosten van Nederlandse ziekenhuizen lagen in 2011 rond de 20 procent van de totale kostenen vallen daarmee internationaal gezien hooguit, is een conclusie van de studie. Alleen de Verenigde Staten scoorden hoger en staken met 25,3 procent overhead met kop en schouders boven de rest uit.

Het belangrijkste verschil zit hem volgens de onderzoekers in de manier waarop de zorg gefinancierd wordt in de verschillende landen: een publiek stelsel met budgetten, zoals in Canada, Schotland en Wales, kent beduidend minder – tot minder dan de helft – kosten dan een deels geprivatiseerd stelsel zoals van de VS en Nederland. Hoe dat zit? Binnen een publiekstelsel hoeft het management van een ziekenhuis slechts te zorgen dat het geld op de meest efficiënte manier wordt ingezet voor zorg, zeggen de auteurs van het onderzoek. In een deels geprivatiseerd stelsel komen daar een heleboel andere taken bij.

Overheadpersoneel en overheadkosten vormen niet het hele verhaal, want medisch en verzorgend personeel is zelf ook een aanzienlijk deel van de tijd kwijt aan administratie en andere taken die niet direct gerelateerd zijn aan zorg. De resultaten van onderzoek dat hiernaar is gedaan, zijn meegenomen in het KPMG-rapport Meer tijd voor de cliënt. “Minder tijd voor de patiënt” was wellicht gepaster als titel, want uit het onderzoek blijkt dat in alle zorgsectoren samen gemiddeld maar liefst 38 procent van de tijd van zorgverleners opgaat aan werkzaamheden die niet met de zorg zelf te maken hebben, direct noch indirect.

Lees het hele artikel Zorgbureaucratie, Arts en Auto, februari 2016, een samenvatting van het hoofdstuk Hoeveel geld en tijd de zorgbureaucratie kost door Eelke van Ark in het boek Het alternatief voor de zorg- Humaniteit boven bureaucratie: www.artsenauto.nl

Zie ook: Impressie Lancering boek Het alternatief voor de zorg in gebouw ‘Het hart van de gezondheidszorg’,  Groepsblog Beroepseer, 19 november 2015: https://beroepseer.nl/

 

Andries Baart: ‘De regels belemmeren je te zien wat je eigenlijk moet doen’

Het tijdschrift Zorg + Welzijn schrijft in samenwerking met Stichting Presentie een serie artikelen over wat de goede professional in zorg en welzijn ten diepste kenmerkt: Naar een betere professional.
De eerste aflevering van de serie is een interview met Andries Baart, de geestelijk vader van de presentietheorie. De presentie houdt kritisch afstand tot het interventionisme in zorg, welzijn, geestelijke verzorging of onderwijs, en zoekt de trouwe nabijheid en de relatie met de ander die op hulp en steun is aangewezen als plek om te bepalen wat er gedaan zal worden. Dat vergt een radicale andere manier van waarnemen, afstemmen, keuzen maken en dus van professioneel handelen

Op een vrije en kritische wijze je verstand gebruiken

Volgens Baart is ‘praktische wijsheid’ het belangrijkste kenmerk van een goede professional: “Het gaat om de kwaliteit van de vliegensvlugge afwegingen”. Het gaat niet om regels en methoden: “De kans is groot dat je door regels en methoden een kromme werkelijkheid schept en die vervolgens houdt voor de ware werkelijkheid”.
Hij ziet liever dat beroepskrachten op een vrije en kritische wijze hun verstand gaan gebruiken.
De professional wordt teveel gedwongen te gehoorzamen aan regels, methodes en protocollen. Baart: “Professionals, die moeten handelen in complexe situaties, binden en verplichten tot het toepassen van beperkte kennis en extern bepaalde doelen, is gevaarlijk”.

Een professional moet vrij om zich heen kunnen kijken en zich afvragen: waar gaat het hier eigenlijk om? Wat is hier het goede dat we moeten nastreven? Wat kunnen we hier beter laten en wat naar voren halen? Maar aan die vragen komt de professional niet toe wanneer hij gebonden is aan regels en protocollen.

Lees het hele interview met Andries Baart door Piet-Hein Peeters: ‘De regels belemmeren je te zien wat je eigenlijk moet doen’, Zorg + Welzijn, januari 2016: www.zorgwelzijn.nl

‘Professional moet vrij en kritisch gaan denken’, door Alexandra Sweers, Zorg + Welzijn, 4 februari 2016: www.zorgwelzijn.nl

 

De Legitimiteitsmonitor Democratisch bestuur 2015: Geen legitimiteitscrisis, wel legitimiteitsproblemen

De Legitimiteitsmonitor Democratisch bestuur 2015 toont aan in welke mate de Nederlandse burgerij het democratische systeem waardeert. De LDB biedt periodiek een overzicht van langjarige onderzoeken die – onder meer – de houding van de Nederlandse bevolking ten aanzien van de democratie peilen. In 2011 is voor het eerst een LDB opgesteld. De monitor van 2015 – getiteld Bewegende beelden van democratie – is geactualiseerd en thematisch uitgebreid.

Een reden om een dergelijke Legitimiteitsmonitor te onderhouden is dat er elk jaar weer nieuwe statistieken over elkaar heenbuitelen met rapportages over de houding van burgers jegens het democratisch bestuur. Om die reden vond het ministerie van Binnenlandse Zaken een monitor nodig die systematisch het kaf van koren kon scheiden.
Hoe waardeert de Nederlandse bevolking de Nederlandse democratie? Hoe is het gesteld met de legitimiteit van de democratie vanuit het perspectief van de burgerbevolking– de demos – die een belangrijke rol heeft als stuwende en oordelende instantie?

Een andere reden voor een monitor is de herhaaldelijk opvlammende discussie over de ‘legitimiteitscrisis’ waarmee de Nederlandse democratie te kampen zou hebben. Recent is het crisisbeeld welbespraakt onder woorden gebracht door de Belgische cultuurhistoricus David van Reybrouck. Zijn G1000 – een burgertop van 1000 Belgen die in 2011 bijeen kwamen voor discussie over een betere democratie in België – sloeg ook in Nederland aan. In 2013 was er een G1000 in Rotterdam. Amersfoort volgde in 2014. In 2016 wordt er op diverse plaatsen in Nederland een G1000 burgertop gehouden.
Van Reybrouck schetst in zijn Tegen verkiezingen een inktzwart beeld van de hedendaagse democratie. Hij schrijft over een ‘dramatische systeemcrisis van de democratie’. In een interview met dagblad Trouw van 6 oktober 2013 stelt hij dat het vertrouwen in democratie en politiek in ‘een vrije val’ zijn beland. Andere auteurs en spraakmakende personen hebben zich eerder in soortgelijke bewoordingen uitgelaten, onder wie Ed van Thijn en Maurice de Hond.

Geen legitimiteitscrisis, wel legitimiteitsproblemen

Als ‘problemen der democratie’ zo ernstig zijn dat de situatie nauwelijks nog houdbaar is, spreken we van een ‘legitimiteitscrisis’. Welke indicaties en contra-indicaties zijn hiervoor te vinden in de statistieken?
De monitor geeft aan dat er in werkelijkheid geen sprake is van een legitimiteitscrisis. Wel blijkt dat er legitimiteitsproblemen zijn, onvrede ten aanzien van specifieke aspecten van het democratisch bestuur, in het bijzonder de als gebrekkig ervaren responsiviteit van de representatieve politiek.

Dat het vertrouwen in politiek, samen met dat in democratie, in een ‘vrije val’ zou zijn geraakt moet in ieder geval voor Nederland worden gerelativeerd. Na de beruchte ‘Dutch drop’, het relatieve laagtij in de jaren 2002-2005, is het vertrouwen in politieke partijen, parlement en regering meerdere keren op en neer bewogen. Wel is het zo dat het vertrouwen in regering en parlement vanaf 2011 rond de 50% blijft hangen, wat zo’n 20 procentpunten lager is dan de hoge vertrouwenscijfers waarmee Nederland in de jaren ’90 een high-political trust reputatie verwierf. Nadien doet Nederland het vergeleken met andere Noord-Europese landen overigens niet slecht qua vertrouwen in het parlement als centrale politieke institutie.

Enkele conclusies

Een van de conclusies die we kunnen trekken uit deze monitor is dat er geen politieke cirisis is in Nederland, maar politieke partijen moeten wel oppassen. Nog geen 20% van de Nederlanders voelt zich aanhanger van een bepaalde politieke partij.
Een andere conclusie is, zoals blijkt uit de statistieken, dat Nederlanders niet zozeer meer democratie en minder politiek willen, als wel anders vormgegeven democratie en politiek. Er is hang naar democratische vernieuwing.

Bewegende beelden van democratie. Legitimiteitsmonitor Democratisch Bestuur 2015: is geschreven door prof.dr. Frank Hendriks, Koen van der Krieken, Sabine van Zuydam en Maarten Roelands, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, januari 2016: https://beroepseer.nl

Kern van economie is niet geld, maar samenwerking en investeren in relaties

Lans Bovenberg, Marcel Canoy en Ferry Haan hebben een programma geschreven dat het vak economie in het voortgezet onderwijs naar een hoger plan moet tillen: Hart voor economie.
Lans Bovenberg is hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg; Marcel Canoy is econoom en verbonden aan de Erasmus School of Accounting & Assurance (ESAA); Ferry Haan is docent econonomie en geassocieerd lid van de Onderwijsraad.

Waar gaat economie over? Vraag het een willekeurige burger op straat en die zegt: “geld”. Is de burger wat meer belezen dan is er de kans dat termen als groei of schaarste bovenkomen. Dit vertekenende beeld van waar economie over gaat, zie je ook terug bij de leermethoden en het eindexamen van het vak economie op de middelbare school en het komt zelfs terug in de universitaire studie economie.
Het gevaar van deze karikaturale behandeling van het vak economie is dat men economen opleidt tot mechanische modellenbouwers, die onvoldoende rekening houden met context. De financiële crisis heeft ons geleerd wat er kan gebeuren als economie en economen losraken van de samenleving.

De drie auteurs schrijven dat hun ambities voor het economie-onderwijs in het voortgezet onderwijs zijn samen te vatten in drie B’s: Breed, Betekenisvol en Behapbaar. Breed omdat moderne economie uitgaat van een relationeel mensbeeld dat aansluit bij de andere menswetenschappen. Betekenisvol omdat economie over de leerlingen zelf gaat: mensen van vlees en bloed die moeite hebben met verstandig kiezen en die hechten aan vriendschap en rechtvaardigheid. Behapbaar omdat economieonderwijs rust op slechts een beperkt aantal principes.

Naar een economie van relaties

Economie gaat over veel meer dan geld en eigenbelang. Economie gaat in wezen over samenwerking en relaties. Ieder mens is waardevol met creatief potentieel, maar ook beperkt indien op zichzelf aangewezen. Door met elkaar samen te werken en sterke en zwakke punten uit te ruilen, kunnen mensen hun talenten ontplooien ten behoeve van elkaar. Samenwerking bundelt menselijke creativiteit – vooral als mensen van elkaar verschillen. Pas toen samenlevingen succesvoller werden in het tegengaan van roof en diefstal, werd de samenwerking bevorderd, werden meer talenten van mensen benut en accelereerde de welvaart.

Na de scheefgroei die heeft geleid tot de financiële crisis, is er behoefte aan een economie die zich niet alleen richt op individueel eigenbelang maar ook op ethiek, empathie, samenwerking en intrinsieke motivatie om zich in te zetten voor anderen.
De economie van relaties kan worden opgebouwd door klein te beginnen in een simpele wereld en vervolgens steeds meer complicaties te introduceren. Eerst handel je met jezelf, dan ruil je met een vriend, vervolgens ontstaan tegengestelde belangen en groeit de groep waarmee je een relatie aangaat. Imperfecte informatie en de dimensie tijd zorgen voor nieuwe complicaties. Instituties zoals de markt, moraliteit en de overheid leiden relaties in goede banen.

Integreren van economische begrippen

Het onderwijsprogramma Hart voor economie beoogt het integreren van economische begrippen in relaties opdat economie weer middenin de samenleving komt te staan, waar het thuishoort. Het begrip van jongeren voor de beperkingen én mogelijkheden van de mens in de sociale context zal worden vergroot. Onderlinge waardering, inlevingsvermogen en dienstbaarheid nemen daardoor toe, met als gevolg betere relaties tussen mensen en een sterkere economie.

Scholieren dienen een kader te krijgen voor het uiten van kritiek op de huidige economie. Tegelijkertijd krijgen ze meer begrip voor de kansen en onvolkomenheden in onze samenleving, in elkaar en in zichzelf.
Scholieren worden aldus in staat gesteld om betere beslissingen te nemen in de rest van hun levensloop. In een flexibele arbeidsmarkt kunnen mensen er immers niet meer vanzelfsprekend op rekenen dat de werkgever voor scholing, pensioen en andere sociale verzekeringen zorgt.

Hart voor economie wordt gesteund door de Goldschmeding Foundation voor Mens, Werk en Economie die als doel heeft een betere wereld te initiëren door te denken vanuit het belang van de ander en draagt daartoe bij door projecten te ondersteunen die inspelen op belangrijke maatschappelijke vraagstukken.

Op de site van de stichting is een video te zien met Marcel Canoy: Economie in 5 stappen.

Klik hier voor het onderwijsprogramma Hart voor economie, door Lans Bovenberg, Marcel Canoy en Ferry Haan, 29 januari 2016: https://goldschmedingfoundation.org/hartvooreconomie

Zie voor meer info de Goldscheming Foundation: https://goldschmedingfoundation.org


John Maynard Keynes:

“Een goede econoom moet over een zeldzame combinatie van talenten beschikken. …Hij of zij moet in bepaalde mate een wiskundige zijn, een historicus, staatsman en een filosoof; moet symbolen snappen maar praten in woorden; moet het specifieke overwegen in termen van het algemene; het abstracte en concrete in één vloeiende beweging doorgronden; het heden in de context van het verleden met het oog op de toekomst bestuderen… Geen onderdeel van het menselijk bestaan of de instituties kunnen geheel buiten beschouwing gelaten worden. Hij of zij moet tegelijkertijd doelgericht en belangeloos optreden, zo afzijdig en integer als een artiest, maar soms met de voeten op aarde als een politicus”.

Juridische sector de maat genomen op congres: Juristen faalden als beroepsgroep

Op het vijfde Landelijk Juridisch Jaarcongres voor docenten aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam op 29 januari 2016 was het thema: De jurist en de academische juridische opleiding in de 21e eeuw. Op de website voor juristen Mr. Online verscheen een verslag van het congres. De kop boven het verslag bevat een citaat van Jaap Winter die de juridische sector de maat genomen heeft. Hij vindt dat “juristen faalden als beroepsgroep”.
Winter leidde het congres in en hield de aanwezigen een spiegel voor: “Als we alleen kijken of iets juridisch kan, zonder oog voor de maatschappelijke consequenties, dan falen we als jurist”.

Met deze uitspraak zullen velen het eens zijn. Winter is voorzitter van het College van Bestuur van de VU. Eerder was hij advocaat bij De Brauw en hoogleraar bij de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Terugblikkend op de financiële crisis constateerde hij dat de banken de klappen hebben opgevangen. Hij verwees naar de bankiers van Goldman Sachs die mandjes aandelen verkochten waarvan ze wisten dat die in waarde zouden dalen. Toen ze ter verantwoording werden geroepen, was hun reactie: “We hebben geen enkele wet overtreden”. Dezelfde reflex hadden veel juristen. “Maar dat voldoet niet”, meent Winter.

“Wij juristen bleven buiten schot, maar waar was onze integriteit? Wat hebben wij werkelijk gedaan om de problemen te voorkomen? Te weinig, mezelf inbegrepen. Ofwel we wisten dat financiële producten niet deugden, en we deden niets. Of we wisten het niet. In beide gevallen hebben we als beroepsgroep gefaald”, Om daar aan toe te voegen: “We zijn er ook niet voor opgeleid”.

Vraag ook of het moreel kan

Dat moet dus beter: “Als we onze studenten niet opleiden om metajuridische vragen te stellen, dan schieten we tekort. Want rechtsbeoefenaren moeten oog hebben voor de gevolgen van hun handelen. Vraag dus niet alleen of iets binnen de regels kan, vraag ook of het moreel kan”.

Volgens Winter schieten de juridische opleidingen daarbij hopeloos tekort, “en dat is onaanvaardbaar”. De oplossing volgens Winter: “We moeten dit onderwerp ter discussie stellen. Een togaberoep houdt meer in dan begrip van het recht”. Hij besloot met: “Ik hoop dat jullie de moed hebben om uit de comfortzone te komen. We moeten als juristen dichter bij de samenleving komen, en dichter bij ons zelf”.

Ook juristencoach Rüna Honig wees op de vele gebreken binnen het juristendom.

Lees het hele verslag Jaap Winter: ‘Juristen faalden als beroepsgroep’. Mr. Online, 30 januari 2016: www.mr-online.nl

Enquête van Ouderenbond ANBO over keukentafelgesprek

Degenen die ondersteuning van de gemeente nodig hebben om langer zelfstandig thuis te wonen kunnen een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Voordat het verzoek wordt toegekend of afgewezen is de gemeente verplicht om een onderzoek naar de persoonlijke situatie van betrokkenen in te stellen. Dit onderzoek wordt vaak het ‘keukentafelgesprek’ genoemd. In dit gesprek wordt gekeken naar wat mensen nog zelf kunnen doen en wat anderen kunnen doen ter ondersteuning.

Iedere gemeente hanteert zijn eigen werkwijze als het gaat om het voeren van keukentafelgesprekken. De een doet het telefonisch, de ander besteedt het uit en weer een andere gemeente stuurt een speciale Wmo-ambtenaar. Ook de inhoud van het gesprek varieert enorm.
Vanwege die diversiteit heeft de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO) een enquête opgesteld om te weten te komen hoe de keukentafelgesprekken zijn verlopen. Hoe is het bij u gegaan? Was u tevreden? Had u iemand gevraagd om bij het gesprek aanwezig te zijn?

De enquête is in te vullen tot 11 februari 2016 en duurt ongeveer twintig minuten.

Ga naar Enquête Keukentafelgesprek, 2016 ANBO: https://nl.surveymonkey.com/r/9JVZ7BC (Enquête is niet meer beschikbaar).

Zie folder over het Keukentafelgesprek WMO: www.anbo.nl (folder niet meer beschikbaar).

Info over het keukentafelgesprek bij ANBO: www.anbo.nl

Spelregels keukentafelgesprek in de praktijk, ANBO, 20 januari 2016: www.anbo.nl

Wat zijn de regels van een keukentafelgesprek? ANBO, PDF: www.anbo.nl

U P D A T E

ANBO-onderzoek: Te vaak geen persoonlijk gesprek na Wmo-aanvraag, ANBO, 1 maart 2016: https://www.anbo.nl/belangenbehartiging/gezondheid/nieuws/anbo-onderzoek-te-vaak-geen-persoonlijk-gesprek-na-wmo

 

Menno Oosterhoff over “Bureaucrazie”

Bureaucratie, bureaucratisme, kafka, ambtelijke molen, de vierde macht… Menno Oosterhoff voegt een nieuwe term toe aan dit verschijnsel in de samenleving in zijn blog op Medisch Contact: Bureaucrazie.
Oosterhoff is (jeugd)psychiater en teamleider polikliniek dwangspectrum-stoornissen bij Jonx en initiatiefnemer van het OCD Netwerk.*)

Hij schrijft:
Vandaag bespreken we een vreemde eend in de bijt van het spectrum van dwangstoornissen: de bureaucrazie (ook wel bureaucrazy). Met de overige aandoeningen uit dit spectrum heeft de bureaucrazie gemeen, dat er sprake is van tijdrovende uitgebreide procedures/rituelen voor feitelijk geringe of eenvoudig op te lossen onvolkomenheden. De dwanghandeling wordt in de bureaucrazie vaak protocol genoemd.

Ik schets hieronder het klinische beeld:

A. Er is altijd sprake van:

1. De risicoregelreflex. De reflex problemen op te lossen door het instellen van meer regels.

2. Preoccupatie met cijfers, zonder aandacht voor de vraag of die cijfers, vaak prestatie-indicatoren genoemd, ook samenhang hebben met de te bereiken doelen.

B. Er is sprake van drie of meer van de volgende verschijnselen:

1. Een sterk geloof in noodzaak en waarde van de dwanghandelingen, i.c protocollen, beleidsplannnen, richtlijnen, jaarplannen.

2. Onnodig gebruik van Engelse woorden. Bjivoorbeeld corebusiness, benchmark, frontoffice, business case, pilot, update, stakeholders, shared decision making.

3. Eenvoudige zaken ingewikkeld voorstellen. Bijvoorbeeld iets doen – PDCA-cyclus; voors en tegens afwegen – SWOT-analyse; duidelijk zijn – SMART; de baas – CEO; eenvoudig houden – Lean.

4. Gebruik van neologismen zoals proactief of win-win, en van ongebruikelijke woordcombinaties als verandermanagement, verbeterplan, kaderbrief, portfoliodiscussie, aandachtsfunctionaris, zorgleefplan, groeikans, werkbeleving.

5. Veelvuldig gebruik van woorden met drie hoofdletters: HKZ, ROM, HRM, WMO, ICT.

6. Een voorliefde voor vergaderingen, ook al gaan die zelden over de inhoud, maar meestal over de regels.

7. Het volgen van steeds nieuwe trends, zoals zelfsturende teams, zorgpaden.

8. Een geloof dat vernieuwing sowieso vooruitgang is, ook al betreft het nimmer onderzochte maatregelen.

9. Veel evalueren zonder dat dat ooit leidt tot een wezenlijke bijstelling.

C. De verschijnselen hierboven genoemd komen vooral naar voren in groepsverband. Zelden zal een individu voor zichzelf een evaluatie doen of een verbeterplan opstellen.

Lees de hele blog van Menno Oosterhoff: Bureaucrazy, Medisch Contact, 27 januari 2016: www.medischcontact.nl

*) OCD = Obsessive Compulsive Disorder, of Obsessieve Compulsieve Stoornis. www.dwang.eu.

Lees ook de vijfdelige serie over bureaucratisme van Peter van Maurik op Groepsblog Beroepseer. Deel I: https://beroepseer.nl