Skip to main content

Redactie Beroepseer

Cliënten- en ouderorganisaties hebben handen ineengeslagen voor verbetering privacy jeugdhulp

Zes verschillende cliënten- en ouderorganisaties hebben de handen ineengeslagen om de privacy in de jeugdhulp te verbeteren. LOC Zeggenschap in zorg, Ieder(in), LPGGz, Ouderkracht voor ‘t Kind, UW Ouderplatform en Zorgbelang Nederland hebben de ministeries van VWS en VenJ een rapport toegestuurd waarin zij aanbevelingen doen om de gegevensuitwisseling binnen de jeugdhulp te verbeteren.

Privacy in het nieuws

Deze gegevensuitwisseling blijkt immers keer op keer niet goed op orde. In Amersfoort kwamen de gegevens van 1900 mensen op straat te liggen na een foute e-mail, Bestuurders in de jeugdhulp constateren dat gemeenten niet met duidelijke regels werken en de Autoriteit Persoonsgegevens concludeerde dat geen enkele gemeente goed met privacy omgaat. Daarnaast ontvangen de cliënten- en ouderorganisaties zorgelijke signalen uit de eigen achterban.

Nieuwe regeling voor privacy

Sinds de zomer van 2015 werkt de overheid aan een regeling waarin de privacy binnen de jeugdhulp geborgd moet worden, naar aanleiding van verschillende incidenten. Deze regeling is in concept klaar, maar de inbreng van betrokken cliënten- en ouderorganisaties is daarin niet meegenomen. Daarom hebben zij de bewindspersonen en de Eerste en Tweede Kamer verbeterpunten voor de huidige regeling gestuurd, onderbouwd met juridische argumenten.

Heldere kaders voor gemeenten en hulpverleners

Op dit moment is onduidelijk welke gegevens opgevraagd kunnen worden bij hulpverleners, wie toegang heeft tot bepaalde gegevens van jongeren en ouders en hoe het gebruik van persoonsgegevens bij controle van hulpverleners wordt geborgd. Omdat heldere wettelijke kaders ontbreken, hanteren gemeenten verschillende regels. Zo vraagt de ene gemeente alle oude medische dossiers op, terwijl de andere dit niet nodig acht. In 2013 waarschuwde hoogleraar Ido Weijers al voor de gevolgen van de Jeugdwet, omdat deze op het gebied van privacy te veel open einden kent.

Privacy gaat niet alleen over informatieverwerking bij declaratie en controles

De concept-regeling van de overheid is bedoeld om de privacy in de jeugdhulp te verbeteren, maar alleen op de aanlevering van informatie bij declaratie het declaratieverkeer en op de verplichte medewerking aan controles binnen de jeugdhulp. Om privacy voldoende te beschermen, en daarmee te voldoen aan verschillende wetten en verdragen, is het ook nodig om bij de toegang van de jeugdhulp de privacy te waarborgen. Gegevensuitwisseling rondom een hulpvraag van een gezin is soms noodzakelijk, maar vertrouwelijkheid voor kinderen en hun ouders staat hierbij voorop. Ouders en kinderen moeten zich veilig kunnen voelen en de garantie hebben dat zorgvuldig wordt omgegaan met de soms gevoelige informatie die in hun dossier is opgenomen.

Dit is een randvoorwaarde om goede hulp aan jongeren en ouders te kunnen bieden. Genoemde cliënten- en ouderorganisaties roepen de politiek dan ook op om hun zorgen serieus te nemen en om zich hard te maken voor het waarborgen van privacy in de jeugdhulp.

Gemeente Amersfoort lekt zorggegevens, door Iris van den Boom en Leo de Vries, Algemeen Dagblad, 12 april 2016: www.ad.nl

‘Privacy van kinderen in de jeugdzorg in groot gevaar’, door Mathijs Pennings, Omroep Brabant, 14 augustus 2015: www.omroepbrabant.nl

Persoonlijke gegevens niet in goede handen bij gemeenten, door Enzo van Steenbergen, NRC, 19 april 2016: www.nrc.nl

Beantwoording Kamervragen over de schending van privacy door gemeenten in de jeugdzorg, Rijksoverheid, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,  29 februari 2016: www.rijksoverheid.nl

 

Meldpunt voor ontslagen thuiszorgmedewerkers: WW-uitkering of erg slecht contract?

CNV Zorg & Welzijn opent op 26 april 2016 een meldpunt voor ontslagen thuiszorgmedewerkers die een veel slechtere arbeidsovereenkomst hebben gekregen. Zij staan machteloos en het is slikken of stikken, ww of een flutcontract. Het CNV wil dit misbruik aankaarten bij werkgevers, brancheorganisatie en bij de staatssecretaris.

Rond Koningsdag ontvangen ontslagen medewerkers in de thuiszorg hun laatste salaris via het UWV. CNV Zorg & Welzijn ontvangt diverse signalen dat zorgaanbieders misbruik maken van de situatie door deze medewerkers wel over te nemen, maar vervolgens een erg slecht contract aan te bieden. Medewerkers hebben weinig keus: een WW-uitkering aanvragen of een veel slechter contract tekenen.

Leden van CNV Zorg & Welzijn melden nu al de volgende problemen:

– achteruitgang in salaris/ indeling in een lagere functieschaal
– een nulurencontract in plaats van een vast contract
– een min/max contract in plaats van een vast contract
– een deels vast/deels flexcontract
– een contract als alfahulp
– een eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van de werkgever
– een contract van 6 maanden en zes dagen, zodat ontslag na proeftijd mogelijk is
– een tijdelijke aanstelling

Meldpunt
Om de verslechtering van arbeidsvoorwaarden na overname aan de kaak te stellen, heeft CNV Zorg & Welzijn een meldpunt geopend. Medewerkers in de thuiszorg kunnen hun nieuwe contract opsturen naar zorgomcontract@cnv.nl, zodat het –  geanonimiseerd- onderwerp van gesprek wordt met werkgevers, de branche en de staatssecretaris.

Onacceptabel
Het is niet acceptabel dat misbruik wordt gemaakt van de situatie waarin kwetsbare medewerkers zitten. Tegelijkertijd maakt het duidelijk dat er een nieuwe invulling moet komen van het werk en de functies. Bijvoorbeeld integrale zorgfuncties sluiten veel beter aan op de alledaagse thuiszorgpraktijk en is plezieriger voor cliënten. De veranderingen in de zorg sluiten niet meer aan op oude systemen. Daarom wil CNV Zorg & Welzijn een veel bredere innovatieagenda doorvoeren.

Zie: Ontslagen thuiszorgmedewerkers: WW of flutcontract, CNV Zorg en Welzijn, 26 april 2016: www.mijnvakbond.nl (artikel niet meer beschikbaar. Deze site is niet meer actief; naam is veranderd in CNV Connectief).

Lerarenregister wordt wettelijk verankerd. Wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer

Na advocaten, artsen en verpleegkundigen krijgen ook leraren een register. Het kabinet heeft besloten om het lerarenregister wettelijk te verankeren. Vandaag is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Door het wetsvoorstel krijgen leraren meer ruimte én verantwoordelijkheid om hun beroep sterker te maken. Welke eisen aan het register worden gesteld, is aan de leraren zelf.

Door het lerarenregister in de wet op te nemen, geeft het kabinet uitdrukking aan zijn waardering voor leraren. Door dit wetsvoorstel krijgen leraren weer de regie over de invulling van hun eigen lessen. Daarnaast krijgen leraren meer ruimte voor hun eigen ontwikkeling. Door in het register te staan, laten leraren zien dat ze hun kennis op peil houden. Dat leraren zich in hun beroep blijven ontwikkelen is iets dat elke leraar, maar ook elke leerling, verdient. Goed onderwijs zorgt voor gelijke kansen voor iedere leerling.

Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs): ‘Leraren werken in een omgeving waarin ontwikkeling en groei centraal staan. Maar voor hun eigen ontwikkeling is niet altijd ruimte. Daarom vind ik het belangrijk om het lerarenregister wettelijk te verankeren. Het register is een stok achter de deur. Leraren krijgen zo meer ruimte voor eigen vorming en worden weer eigenaar van hun beroep – en de leerling krijgt de best opgeleide leraar voor de klas.’

Voor leraren door leraren

Het Lerarenregister is een initiatief van de Onderwijscoöperatie, de vertegenwoordiger van de beroepsgroep bestaande uit de Algemene Onderwijsbond (AOb), Beter Onderwijs Nederland (BON), CNV Onderwijs, Federatie van Onderwijsvakorganisaties en Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voorgezet Onderwijs. Sinds 2012 kunnen leraren zich al vrijwillig inschrijven. In 2017 wordt het verplicht dat leraren geregistreerd staan.

De beroepsgroep bepaalt zelf de inrichting, de vormgeving en de uitvoering van het register. Leraren leggen via het register verantwoording af aan hun collega’s over het onderhoud van hun bekwaamheid. Een register draagt bij aan de kwaliteit van het beroep doordat het leraren stimuleert hun vaardigheden op niveau te houden en te verbeteren.

In het Lerarenregister worden alleen bevoegde leraren opgenomen. Ook als je je diploma op zak hebt, is het belangrijk om je te blijven professionaliseren. In het register kunnen leraren zichtbaar maken dat ze hun kennis en kwaliteit op peil houden door na- en bijscholing vast te leggen. Iedere vier jaar wordt een inschrijving opnieuw beoordeeld. De beroepsgroep bepaalt zelf de criteria voor herregistratie. Leraren die niet voldoen aan die criteria krijgen een aantekening bij hun vermelding in het lerarenregister. Deze leraren kunnen op termijn niet meer voor de klas staan totdat ze kunnen aantonen dat hun vaardigheden weer op orde zijn. Leraren die (nog) niet bevoegd zijn, komen in het registervoorportaal te staan.

De Onderwijsraad en de Raad van State hebben in hun adviezen aandacht gevraagd voor een zorgvuldige en gefaseerde invoering van het lerarenregister. Om hieraan tegemoet te komen heeft het kabinet de invoeringsperiode verlengd met vier jaar.

Goede leraar maakt het verschil

Het kabinet ondersteunt leraren die een extra opleiding willen volgen of zich willen laten bijscholen. Het doel is om goede en gemotiveerde leraren voor de klas te hebben, want die maken het verschil. Een goede leraar weet meer te bereiken met de leerlingen en werkt samen met zijn collega’s en de schoolleiding aan het verder verbeteren van die kwaliteit. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de kennis en vaardigheden van de leraar op niveau zijn en dat hij deze ook bijhoudt.

Leraren kunnen bijvoorbeeld aanspraak maken op de Lerarenbeurs. Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker stellen voor deze beurs bijna € 50 miljoen beschikbaar. Ook kunnen leraren een bijdrage uit het LerarenOntwikkelFonds aanvragen tot een maximum van € 75.000. Met dit fonds worden leraren ondersteund in het realiseren van hun eigen initiatieven voor beter onderwijs. Het lerarenregister helpt leraren om deze kansen te grijpen.

Kritiek van Raad van State

De Raad van State, het hoogste adviesorgaan van de regering, is opvallend kritisch over het wetsvoorstel. Volgens Het Parool van 25 april 2016 noemt de Raad het lerarenregister prematuur. Het register kan alleen functioneren als er eerst werk gemaakt wordt van kwaliteitsverbetering. Ook vindt het adviescollege de sanctie – het verlies van de lesbevoegdheid als een leraar zich niet opnieuw registreert -‘ongeschikt en disproportioneel’.

Op het voorstel van het kabinet kwam eerder ook al kritiek van de Onderwijsraad. Daarom gaat de verplichte registratie wel al op 1 januari 2017 in, maar heeft het voor docenten die zich niet bijscholen pas na 2021 consequenties. Het door de Onderwijsraad afgewezen ‘voorportaal’ van het register – waar leraren die nog niet bevoegd zijn, maar wel voor de klas staan zich kunnen inschrijven – komt er toch.

Het register is een initiatief van de Onderwijscoöperatie, een samenwerkingsverband van onder andere onderwijsbonden. De beroepsgroep gaat ook zelf bepalen aan welke eisen een leraar moet voldoen en wanneer een leraar geschrapt wordt.

Niet iedere docent is blij met het register. Michelle van Dijk, lerares Nederlands in het VWO, bijvoorbeeld is tegen. Lees op haar blog haar reactie: Ik herhaal: ik weiger het lerarenregister, 25 april 2016: https://michellevandijkschrijft.nl

Lees ook het commentaar van Ype Akkerman die in 2015 schreef dat de huidige discussie over het Register alleen maar verliezers zal opleveren: Eed van Seneca, Pendeng, 20 september 2015: http://www.pedeng.nl/seneca/

Lerarenregister wordt wettelijk verankerd, Rijksoverheid, 25 april 2016: www.rijksoverheid.nl (bericht niet meer beschikbaar op site Overheid)

Leraar komt verplicht in register, door Hanneke Keultjes, Het Parool, 25 april 2016: www.parool.nl

Leraren over het lerarenregister, Leraar 24 – Video’s en dossiers voor de onderwijspraktijk, 25 april 2016: www.leraar24.nl (item niet meer beschikbaar).

U P D A T E

‘Kritiek op Lerarenregister terecht: we zijn er nog lang niet’, Algemene Onderwijsbond, 26 april 2016: www.aob.nl (artikel niet meer beschikbaar).

‘Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken’, aldus de Vlaamse Ombudsman

Ambtenaren die hun nek uitsteken en initiatieven nemen om de Vlaamse overheid van binnenuit te veranderen krijgen te vaak het deksel op de neus. Dat schrijft Elke Wambacq, diensthoofd bij het Vlaams Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek (INBO) in een opiniestuk in de Vlaamse zakenkrant De Tijd. Ze schrijft dat naar aanleiding van het op 23 maart 2016 gepubliceerde jaarverslag van de Vlaamse ombudsman. Daarin staat een opmerkelijke passage.

Ombudsman Bart Weekers stelt daarin dat leidende ambtenaren het spreekrecht van ambtenaren meer zouden moeten waarderen: “Het moet de Vlaamse ombudsman van het hart; te vaak komen medewerkers van de Vlaamse overheid, in de gesprekskamer van de ombudsman, hun hart luchten over leidinggevenden, nadat ‘de leiding’ het hen heel duidelijk heeft gemaakt dat ‘de leiding’ het niet apprecieert, wanneer ‘hun ondergeschikten’ in de buitenwereld hun stem laten horen. Het gaat dan bijvoorbeeld om medewerkers, die omwille van hun expertise, een interessante mening hebben en die ook in de media durven en mogen brengen. Of over medewerkers, die zich maatschappelijk engageren naar aanleiding van een overheidsproject, dat echter op geen enkele wijze uitstaans heeft met hun dagelijkse taak bij de overheid.
De Vlaamse ombudsman roept het top-management bij de Vlaamse overheid uitdrukkelijk op om zulke mensen te waarderen, liever dan hen te ontmoedigen of af te remmen. Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken”.

Het opiniestuk van Elke Wambacq sluit naadloos aan bij de uitspraken van de Ombudsman. Daarin schrijft ze over de initiatieven die ze samen met andere collega’s heeft ondernomen om de overheid te innoveren. Met Nancy De Vogelaere en Joke Renneboog schreef ze een boek over de werking van de overheid en de ‘dinosaurussen’ in die overheid (Tot uw dienst en Het nieuwe werken). Ze is de oprichter van de LinkedIn-groep De innovatieve bende en is samen met Nancy De Vogelaere ‘de trotse zaakvoerder’ van de Dinobusters, voor dienstverlening rond veranderingsmanagement, communicatie, HR, talentmanagement en sociale media.  Die initiatieven werden “niet overal evenzeer gewaardeerd”, aldus Wambacq.

De overheid verlaten of onder de radar gaan

De passage in het jaarverslag maakte bij Wambacq “nare herinneringen los. Over waarom recentelijk enkele enthousiaste ambtenaren de overheid verlaten hebben of onder de radar zijn gegaan”.
Een herinnering betreft een afspraak in een koffiebar. Wambacq: “We schrijven 2013. Ons eerste contact met de ombudsman vindt plaats in een koffiebar in Brussel. Hij heeft opgevangen dat ik samen met enkele collega’s een boek aan het schrijven ben over de overheid en haar dinosaurussen. Een positief boek met de blik op de toekomst, dat tegelijk de moeilijke dingen durft te benoemen. Het moet de vele innovatieve ambtenaren die dag in dag uit het grote overheidsbeest willen temmen in functie van de burger een stem bieden. Veel enthousiaste ambtenaren hebben het gevoel alleen te staan. Steun aan elkaar is onze grootste troef.

We krijgen informeel wat uitleg over het klokkenluidersstatuut. De beste intenties verhullen niet dat het bij ons oproept dat we iets ‘in de marge’ aan het doen zijn. Net niet illegaal. We laten ons manuscript breed nalezen, in de politiek, op kabinetten en bij topambtenaren. Steevast volgt de vaderlijke raad om enkele dingen minder expliciet en scherp te benoemen. Geen censuur, uiteraard. Wel wat mildheid.

Noem het ons jeugdige enthousiasme en naïviteit. We hebben niet door dat de bezorgdheid om ons en onze toekomst algauw terecht zal blijken. Want wat kon er nu zo erg zijn aan het schrijven van een boek dat droomt van een overheid die haar burgers centraal zet? Als onze visie en ons enthousiasme door de media opgepikt worden en we onze mond opendoen, wordt duidelijk dat dat niet overal evenzeer gewaardeerd werd.

Aanvankelijk zijn we met een kerngroepje van ongeveer tien ambtenaren dat regelmatig de nek uitsteekt. Ik noem ze hier ‘de tien kleine negertjes’. Er waren eens tien kleine negertjes. Ze droomden van een innovatieve overheid en maakten lawaai. Maar toen werden ze gevangen door een haai. Sommigen veerden recht. Anderen werden berecht. Maar allen leerden ze slikken en weer doorgaan…

De manier waarop je op zo’n moment aangepakt wordt, is moeilijk te verwoorden. Het verschilt van situatie tot situatie. De ene wordt plots bij het huisvuil gezet en in de overheidsstructuur overbodig gemaakt. De andere krijgt een gesprek onder vier ogen met de mededeling dat het gedaan moet zijn met de rebel uit te hangen.

Er komen plots boodschappen vanuit verschillende hoeken. Nooit rechtstreeks of expliciet. ‘Jullie zijn toch erg naïef en onbezonnen om zo te werk te gaan. Je weet toch, de hamer slaat altijd door. Als de minister of de topambtenaar zich aangevallen voelt, dan belandt dat op de hoofden van iedereen in de hiërarchie. Het is de basis die dan de prijs moet betalen. Bezint eer ge begint”.

Wambacq schrijft aan het eind van haar verhaal dat veel leidende ambtenaren ooit dezelfde droom hadden, maar zich geremd voelen om voluit te gaan, en de enige manier om niet “met de nek onder het hakbijl te belanden, blijkt het vinden van toevluchtsoorden. Denktanks en politieke organisaties krijgen lucht van de situatie en bieden subtiel een schild aan”. Maar volgens haar botsen ook heel wat leidinggevende ambtenaren op “de grenzen van het spreekrecht”. De vraag is dan wie zijn mond nog zal durven te openen?

Als ambtenaar bij de overheid steek je het best je nek niet uit, door Elke Wambacq,
De Tijd, 22 april 2016: www.tijd.be

Ambtenaar getuigt over druk bij Vlaamse overheid: “Wie initiatief neemt, krijgt deksel op de neus”, De Standaard, 22 april 2016: www.standaard.be

Jaarverslag 2015, Vlaamse Ombudsdienst. Zie Het spreekrecht van ambtenaren waarderen op pagina 42: https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/42199

 U P D A T E

Vlaamse ombudsman Bart Weekers over het spreekrecht van ambtenaren, Blogs Beroepseer, 27 april 2016: https://beroepseer.nl

 

Meldpunt Regeldruk primair onderwijs open tot en met 31 mei 2016

Docenten uit het basisonderwijs die administratieve last – ook wel regeldruk genoemd – ervaren, kunnen hun ervaringen delen met het Meldpunt Regeldruk PO. Regeldruk is een belangrijke oorzaak van werkdruk in het primair onderwijs. Het Meldpunt Regeldruk PO is een initiatief van het ministerie van Onderwijs (OCW), de PO-Raad en vakbonden.

Wie in het basisonderwijs werkt en ervaringen heeft met belastende registratieverplichtingen kan op de site van het Meldpunt een korte vragenlijst invullen, een belangrijke eerste stap om werkdruk veroorzakende registratieverplichtingen te inventariseren. Het invullen van de vragenlijst duurt vijf minuten. Het meldpunt is tot en met 31 mei 2016 geopend.

De informatie die via het meldpunt binnenkomt, geeft naar verwachting inzicht in:

♦ De registraties: wat zijn de belangrijkste overlast veroorzakende registraties?
♦ De aard van het probleem: waarom veroorzaken de registraties last (onnodig, inefficiënt, te omvangrijk)?
♦ De bron: wie legt deze registratieverplichtingen op: overheid, schoolbestuur, schoolleiding, anderen?
♦ De oplossing: kan het anders en hoe dan?

De uitkomsten geven input voor het aanpakken van de belangrijkste lastveroorzakers.

poster meldpunt regeldruk poHet is van belang dat veel mensen hun klachten melden.

Klik hier voor downloaden van de poster Meldpunt Regeldruk: www.delerarenagenda.nl/poster

De Lerarenagenda: www.delerarenagenda.nl

Meldpunt Regeldruk primair onderwijs: http://regioplan.survey.regioplan.nl (site niet meer actief).

 

U P D A T E

Uitkomsten Meldpunt Regeldruk, De lerarenagenda, Ministerie van OCW: https://www.delerarenagenda.nl/jouw-verhaal/meldpunt-regeldruk

Downloaden Rapport Regeldruk publieksversie, De lerarenagenda, Ministerie van OCW, 15 november 2016: https://www.delerarenagenda.nl/jouw-verhaal/documenten/rapporten/2016/11/15/20161115-gebruikersonderzoek-meldpunt-regeldruk

Het technisch VMBO heeft geen geld voor oefenmateriaal en technieklokalen. Regelrechte ramp dreigt

In het opninieblad Forum van werkgevers- en ondernemingsorganisatie VNO-NCW staat een artikel over hoe Sander Dekker het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs – vmbo – in de kou laat staan. Het VNO-NCW maakt zich grote zorgen over de toekomst van het technisch vmbo. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de organisatie dat de vernieuwing van het onderwijs niet gepaard gaat met extra geld voor de inventaris van technieklokalen. Daardoor zullen naar verwachting vmbo-techniekafdelingen verdwijnen op vele plaatsen in het land.

Wat een radicale vernieuwing van het technisch vmbo moest worden, dreigt uit te lopen op een regelrechte ramp. Wél een goed plan om leerlingen voor te bereiden op de beroepen van de toekomst, maar géén geld om dat te realiseren. Het is absoluut een gemiste kans, vindt schooldirecteur Henri van Breugel. Zelfs op zijn Gilde Vakcollege Techniek in Gorinchem, de grootste technische vmbo-school van het land, kunnen de leerlingen straks niet sleutelen aan een windmolen. Te duur om aan te schaffen en meer geld vanuit de overheid komt er niet. Terwijl duurzame energie wel een keuzevak is in de nieuwe examenprogramma’s. Gebruik maar een computersimulatie, is de boodschap, terwijl zijn leerlingen juist met hun handen willen werken.

Veel schooldirecteuren waren zo blij met de plannen van staatssecretaris Dekker om het vmbo eens grondig op de schop te nemen. Weg met de 35 oude leerrichtingen, hoera voor tien nieuwe profielen die helemaal aan de eisen van deze tijd zijn aangepast. Eindelijk modern onderwijs voor vijftig procent van alle leerlingen die deze vorm van onderwijs volgt.
Het plan ligt er, alleen er is geen geld. En dus zullen veel scholen gedwongen zijn vooral de technische profielen links te laten liggen, want duur. Vmbo-scholen in Deventer, Enkhuizen en Hoogeveen hebben al gezegd dat ze geen uitgebreid technisch onderwijs zullen aanbieden. En dat is nog maar het topje van de ijsberg, verwacht Van Breugel. Hij heeft nog het geluk dat zijn school groot is. Dagelijks komen zo’n achthonderd leerlingen van heinde en ver naar het Gilde College toe. Maar ook voor deze school zijn de investeringen maar nauwelijks op te brengen. Hoe moet dat dan met al die vmbo’s waar de middelen nog schaarser zijn?

En zo voltrekt zich dan een ramp waar buiten de vmbo’s zelf niemand aandacht voor lijkt te hebben.

Vicieuze cirkel

Op het eerste gezicht lijkt het logisch dat er niet hele nieuwe afdelingen techniek uit de grond worden gestampt op alle vmbo’s. Veel scholen hebben last van een teruglopend leerlingenaantal, deels door het onterecht slechte imago van het vmbo – ouders doen er vaak álles aan om hun kind naar de havo te krijgen – en deels doordat er gewoon minder kinderen zijn. En ja, zeker op de afdeling techniek loopt op veel scholen nog maar een handjevol leerlingen rond. Dat is geen regionaal probleem. Ook in grote steden zoals Amsterdam hebben maar een paar scholen zo’n afdeling. Alleen al in de hoofdstad halveerde de afgelopen tien jaar het aantal leerlingen dat een technisch profiel koos. Een rechtstreeks gevolg van de manier waarop het vmbo wordt bekostigd door de overheid. Door hun beperkte en verouderde afdeling techniek slagen scholen er niet in leerlingen warm te maken voor een technische profielkeuze. Daarvoor en daardoor krijgen ze van de overheid ook niet genoeg geld om nu de afdeling te gaan vernieuwen, aangezien scholen per leerling bekostigd worden. En het geld dat er binnenkomt, geven schoolbestuurders doorgaans liever uit aan de havo en het vwo, stelt Ton de Groot, directeur van het Teylingen College. Want daar valt mee te scoren. Een vicieuze cirkel dus.

Niet rendabel

Dat terwijl het praktische beroepsonderwijs echt geld nodig heeft om leerlingen klaar te stomen voor het mbo en voor de arbeidsmarkt. Van Breugel kent scholen die van ellende hun eigen oefenmateriaal maar simuleren. Plak maar vier lange repen tape op de grond en voilà, je hebt een vrachtwagen. Daar moeten de leerlingen dan pallets ‘inladen’. En dan proberen scholen in te springen op de overgang naar duurzame energie met het profiel Produceren, Installeren en Energie, is ook dat voor veel scholen niet te betalen. ‘Neem bijvoorbeeld installatietechniek’, zegt Van Breugel. ‘Er zijn op dit moment negentien scholen die dat aanbieden, waarvan een groot deel minder dan tien leerlingen heeft’. Een volledig ingericht lokaal kost 600.000 euro aan inventaris. Om als school zo’n werkplaats rendabel te laten draaien, heb je ruim honderd leerlingen nodig, rekent directeur Ton de Groot van het Teylingen College uit. Vijf flinke schoolklassen dus. Onhaalbaar op dit moment.

In de wind geslagen

Niet dat het ministerie van Onderwijs of staatssecretaris Sander Dekker nooit gewaarschuwd is. In tegendeel. Ondernemers hebben in 2011 en 2013 al aangegeven dat er meer aandacht voor het vmbo moet zijn en dat er meer geld vooral naar het technisch vmbo moet. Dáár komen immers de leerlingen vandaan – de helft van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs – die doorstromen naar het mbo en waarnaar in het bedrijfsleven een grote vraag is. Maar dat advies is door de politiek in de wind geslagen. Ook bij de vernieuwing van het vmbo is er door ondernemers op aangedrongen meer geld vrij te maken om de veranderingen ook kans van slagen te geven. Dekker deed niets met dat advies. De staatssecretaris meldde wel in een kamernota dat er kosten gemoeid zijn met de vernieuwing. Maar extra geld vrijmaken, deed hij niet.

Ook niet toen zijn eigen partij, de VVD er in de Kamer vragen over stelde, bleef hij erbij hierover geen uitspraken te kunnen doen. Behalve dan dat het bedrijfsleven maar moet bijdragen aan de basisinventaris voor de scholen. Wat nu al op grote schaal gebeurt: dankzij de hulp van het bedrijfsleven kunnen veel scholen nu nog net hun technische afdeling openhouden. Maar om nou te verlangen dat ondernemers straks een compleet nieuwe werkplaats inrichten…

Lees het hele artikel Hoe Sander Dekker het vmbo in de kou laat staan, waarin aan het eind ook weer eens gewezen wordt op het slechte imago van het vmbo dat maar niet wil wijken, door Judith Katz en Paul Scheer, VNO-CNW, 19 april 2016: www.vno-ncw.nl/forum

Lees ook: ‘Grote zorgen over toekomst technisch vmbo’, VNO-CNW, 19 april 2016:
www.vno-ncw.nl/nieuws

‘Politiek vergat geld voor vernieuwing vmbo’, VNO-CNV, 10 maart 2016: www.vno-ncw.nl/nieuws

vmbo beroepsonderwijs vno ncw

 

Kleptobeloning: als de hoogst betaalde banen de meeste schade berokkenen

omslag how did we get into this mess monbiotCorruptie, systemische onrechtvaardigheid en een obsessie voor groei en winstmaken tegen elke prijs, hebben onze planeet in gevaar gebracht. Hoe we er zo’n puinhoop van hebben kunnen maken, beschrijft de Britse schrijver George Monbiot in zijn nieuwe boek: How did we get into this mess?
Monbiot schreef bestsellers als The Age of Consent: A Manifesto for a new world order en Captive state: The corporate takeover of Britain. Zijn voorlaatste boek heet Feral: Searching for enchantment on the frontiers of rewilding dat gaat over het weer ‘wild maken’ van Groot-Brittannië door o.m. schapenteelt te vervangen door natuurlijke ecosystemen.

Monbiot onderzoekt de gevolgen als we doorgaan met er een puinhoop van te maken en draagt oplossingen aan voor een betere toekomst. Een hoofdstuk van zijn boek is gewijd aan kleptoremuneration dat we zouden kunnen vertalen met kleptobeloning. Dat is loon stelen, het tegenovergestelde van loonfatsoen.
Er bestaat volgens Monbiot een omgekeerde relatie tussen nut en beloning. De lucratiefste en meest prestigieuze banen richten de meeste schade aan, terwijl de mensen die het nuttigste werk doen, het laagst betaald en het slechtst behandeld worden. Deze stelling gaat niet altijd op, maar Montbiot beweert dat ons leven niet kapot gemaakt wordt door niet-verdienende armen maar door onverdienstelijke rijken.

Op de non-profit nieuwssite Truthout legt hij uit hoe de omgekeerde wereld eruit ziet. Op een dag hoorde hij, luisterend naar de radio, thuiszorgwerkster Carole vertellen over haar werk. Het is haar taak drie maal per uur een bezoek te brengen aan een cliënt. Het bedrijf waarvoor ze werkt houdt geen rekening met reistijden en betaalt daar ook niet voor.
Dat betekent dat ze minder dan het minimumloon verdient. In de korte tijd die ze bij haar cliënten doorbrengt, moet ze hen uit bed halen, met hen naar het toilet gaan, hen wassen en aankleden, het ontbijt klaarmaken en hen medijcijnen toedienen. Als ze al even pauze kan nemen, dan brengt ze die door bij haar cliënten. Voor sommigen is zij de enige die ze op een dag zien.

Is er moeilijker of waardevoller werk te bedenken, vraagt Mombiot zich af? Toch wordt ze betaald met aanmerkingen en beledigingen, en een paar centen. Ze wordt toegeschreeuwd door familieleden als ze te laat is en niet genoeg tijd met de client doorbrengt, gevolgd door verwijten van het bedrijf die de klachten moet incasseren. Haar beroep wordt aangevallen in de media. De grote zorgorganisaties die de problemen zelf veroorzaken, schuiven de schuld door naar het verzorgend personeel. “Ïk vind het fijn naar de mensen toe te gaan; ik wil hen graag helpen, maar de constante kritiek is deprimerend”, vertelt ze. “Het is alsof je het nooit goed doet”.

De volmaakte bestuursvoorzitter

Carole’s ervaring is geen uitzondering. Een onderzoek van de Britse Resolution Foundation die tot doel heeft verbetering van de levensstandaard van de lagere- en middeninkomens, toont aan dat tweederde van de thuiszorgwerkers minder krijgt dan een leefbaar loon, noodzakelijk om in de basisbehoeften te voorzien. Net als Carole krijgt tien procent van hen minder dan het minimumloon. Dat is tegen de wet. Dit misbruik beperkt zich niet tot Groot-Brittannië en Noord-Ierland. In de V.S. ontvangt 27 procent van de thuiszorgwerkers een loon lager dan het wettige minimumloon.

Laten we ons eens voorstellen hoe het leven eruit ziet van degenen die zo’n zorgbedrijf runnen. We moeten dat wel doen vindt Monbiot, omdat de naam van het bedrijf waarvoor Carole werkt, niet bekend is: “Hoe meer ze snijden in de kosten, des te winstgevender hun bedrijf. Met andere woorden, hoe minder ze om de medewerkers geven, des te beter het bedrijf boert. De volmaakte bestuursvoorzitter is, gezien vanuit het standpunt van de aandeelhouders, op en top een een sociopaath. Zulke mensen worden snel rijk. Ze worden geprezen door de regering als welvaart creërende mensen. Als ze voldoende geld doneren aan politieke partijen, hebben ze veel kans om collega’s te worden. Dweperige profielschetsen in de media becommentariëren hun ondernemingsgotspe en hun zelfingenomenheid”.

De directeuren zorgen goed voor zichzelf met een dikke beleggingsportefeuille en misschien met nog wat onroerende goederen zodat ze later, als ze het bedirjf verlaten, ook nog kunnen blijven profiteren van het werk van mensen als Carole terwijl die zelf worstelt met het betalen van de buitensporig hoge huur. Hun nakomelingen zullen nooit het soort werk hoeven doen dat zij doet, de generaties daarna waarschijnlijk ook niet.

Zorgmedewerkers functioneren als een menselijk weefgetouw, pendelend van het ene huis naar het andere. Ze houden het sociale weefsel bijeen terwijl veel van hun werkgevers, aandeelhouders en ministers blindelings het mes steken in het weefsel en, met het oog op winst, vervolgens overgaan tot inkrimping, deregulering en outsourcing.

Hoe vaak de mythe van de meritocratie ook wordt ontkracht, de mythe blijft terugkeren, verzucht Monbiot. De Britse Lagerhuisverkiezingscampagne van 2015 is daarvan het bewijs. Hoe zou de regering anders de reusachtige ongelijkheid kunnen rechtvaardigen?

 Als je een keer aarzelt aan het begin van je carrière

Een van de pijnlijkste lessen die een jonge volwassene leert is beloning van de verkeerde eigenschappen. We hebben oorspronkelijkheid en moed hoog zitten, maar degenen die de top bereiken zijn vaak conformisten en vleiers. Ons wordt geleerd dat bedrog niet loont, maar het land wordt geregeerd door zwart handelaars.
Als je die ene, onmisbare vaardigheid bezit – je een weg banen naar de top met ellebogen en grootspraak – vormt incompetentie op andere gebieden geen belemmering…

Monbiot: “Op de universiteit keek ik met afschuw hoe de grootse plannen van mijn ambitieuze vrienden in het niets oplosten. Binnen een minuut merkten ze, nadat ze de hal van de carrièrebeurs van grote bedrijven waren binnengegaan, dat de loopbaan die ze voor ogen hadden – werken voor Oxfam bijvoorbeeld of fotograaf of natuurbeschermer worden – ongeveer eenvijftigste opleverde van wat je zou kunnen verdienen in de City. Ze hebben allemaal gezworen dat ze na drie jaar van veel geld verdienen hun droom zouden volgen. Moet ik nog zeggen dat niemand dat heeft gedaan? Ze hebben hun moraliteit snel aan de omstandigheden aangepast. Een zo’n bekeerling – iemand die de banken wilde nationaliseren en het kapitalisme omverwerpen – stortte zich eerst in het bankwezen en vervolgens in de politiek. Claire Perry zit nu voor de Conservatieve Partij op de voorste rij in het Lagerhuis.

Als je een keer aarzelt aan het begin van je carrière, hebben ze je te pakken voor het leven. De wereld ligt bezaaid met wrakstukken van slimme jonge mensen die ogenschijnlijk verstandige keuzes hebben gemaakt”.

De onverdienstelijke rijken

De omgekeerde relatie houdt niet altijd stand. Er zijn genoeg nutteloze, slecht betaalde banen en een paar nuttige, goed betaalde banen. Maar er zijn veel meer bedrijfsjuristen, lobbyisten, reclamemakers, management consultants, financiers en parasitaire bazen die het nut van de voor hun werkende mensen opeten, dan artsen en filmregisseurs. Naarmate de kloof tussen hoge en lage beloning toeneemt – bestuursvoorzitters in Engeland verdienden in de jaren 1990 zestig keer zoveel als de gemiddelde werknemer; in de huidige tijd is dat 180 keer zoveel – schiet de nutteloosheidsratio door het dak heen. Monbiot: “Ik stel voor een naam voor dit verschijnsel te bedenken: kleptobeloning.
Er komt geen einde aan deze diefstal als niet een sterke regering ingrijpt: een herverdeling van lonen volgens maximum-ratio’s*) en belastingverhoging. Maar dat gaat niet gebeuren als we niet de infrastructuur van rechtvaardigheid uitdagen waaraan zo zorgvuldig is gebouwd door de politici en de media”.
Ons leven heeft schade opgelopen, besluit Monbiot, niet door de niet-verdienende armen, maar door de onverdienstelijke rijken.

*) Maximum ratios – maximale verhoudingen – zijn ontwikkeld door het Amerikaanse bedrijf voor consumptie-ijs Ben & Jerry’s. Uitgangspunt was dat niemand meer dan vijf keer mocht verdienen dan een ander. Later werd de verhouding 7:1 en nog weer later 17:1. In de meeste Europese bedrijven is de geaccepteerde verhouding ongeveer 25. In de V.S. is die voor grote bedrijven van 100 in 1980 gestegen tot ongeveer 500 in de huidige tijd.

Kleptorenumeration: When the highest-paid jobs cause the most harm, door George Monbiot, Truthout, 14 april 2016: www.truth-out.org

Boek How did we get into this mess? Politics, equality, nature, Versobooks, 2016: www.versobooks.com

Zie ook: Thousands of care workers could get payouts after landmark minimum wage case, door Victoria Richards, The Independent, 17 maart 2016: www.independent.co.uk

 

Kritische reflectie van Jelmer Evers op debat over Onderwijs2032

Jelmer Evers, docent geschiedenis aan de openbare school voor havo/vwo Unic in Utrecht, schreef een kritische reflectie op het debat over het eindadvies van het Platform Onderwijs2032: Ons onderwijs2032. Het Platform heeft in 2015 in opdracht van staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker een maatschappelijke dialoog gevoerd over de inhoud van het primair en het voortgezet onderwijs. Het doel was te komen tot een visie op de kennis en de vaardigheden die leerlingen moeten opdoen met het oog op (toekomstige) ontwikkelingen in de samenleving. Leerlingen, leraren, schoolleiders, bestuurders, ouders en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en maatschappelijke en culturele instellingen gingen met elkaar en met de Platformleden in gesprek. Het Platform heeft daarnaast gebruikgemaakt van wetenschappelijke inzichten en voorbeelden uit andere landen. Voorzitter van het Platform is Paul Schnabel, Eerste Kamerlid en van 1998 tot 2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Op zijn blog Het curriculum als brug naar beter onderwijs schrijft Evers:
“Mijn eerste gedachte bij Onderwijs 2032 vorig jaar? Wat een enorme kans! Leraren willen graag meer zeggenschap over de inhoud. Zo hebben we net een gedrocht als de Rekentoets over ons heen laten komen; zoiets hoeft in een nieuwe structuur niet meer te gebeuren. We kunnen rondom het curriculumproces de noodzakelijke ondersteunende- en netwerkstructuren bouwen om het onderwijs als geheel te verbeteren. En hiermee kunnen we eindelijk de tijd en ruimte richting de politiek opeisen die gewoon nodig zijn voor goed onderwijs. Ik zie het curriculumontwerp als brug naar beter onderwijs. Optimisme vanuit een gezonde dosis realiteitszin dus.

Dat is één kant van het verhaal. Mijn tweede? Oef, hoe gaan we dat in godsnaam voor elkaar krijgen? Dat komt voort uit dertien jaar ervaring als lijdend voorwerp van onderwijsbeleid. Wij geschiedenisdocenten hebben er ook net een tienjarig debat over het geschiedeniscurriculum op zitten en we zijn nog maar net met een nieuw examenprogramma begonnen. We krijgen pas net een beetje inzicht in wat werkt en wat niet werkt. Daarnaast zijn we op UniC al lang bezig om vakoverstijgend onderwijs vorm te geven, en de meeste mensen hebben geen idee hoe tijdrovend het kan zijn om het echt anders te doen, en wat dat van een docent vraagt. Het is sowieso tijdrovend om samen te werken en je onderwijs af te stemmen, of je nou op een traditionele of vernieuwende school werkt. Met de huidige lestaak is het in ieder geval onbegonnen werk om dit landelijk in te voeren. Wat de commissie voorstelt vraagt enorm veel van onze scholen en leraren. En ons onderwijssysteem is helemaal nog niet klaar voor zo’n inhoudelijke ingreep. Maar voor mij is het toch een kans- als we die gezamenlijk willen pakken tenminste.

Debat

Er zijn een aantal bezwaren tegen Onderwijs 2032 ingebracht. Die steekhouden, al naar gelang je beeld van hoe ons onderwijs eruit zou moeten zien. Veel bezwaren van leraren zijn ten eerste inhoudelijk. In veel polemische bijdragen horen we dat via een omweg de leerpleinen terugkomen, kennis er niet meer toe doet en dat traditionele vakken worden afgeschaft. Zo stellig is het rapport helemaal niet, maar door de keuzes en de voorbeelden die in het rapport worden geschetst, lijkt het platform wel degelijk in die bepaalde richting te denken. Door niet meer evenwicht aan te brengen in het rapport, en bijvoorbeeld verschillende meer traditionele scenario’s te schetsen, heeft de commissie al zijn eigen weerstand ingebouwd in plaats van draagvlak te creëren.

Ten tweede richt de kritiek zich op het proces. De opeenvolgende stappen gaan veel te snel, zijn ondoorzichtig en er is helemaal geen draagvlak gecreëerd. In december 2016 moet er van de staatssecretaris al een eindrapport klaarliggen zonder dat er eerst een goede inhoudelijke discussie heeft plaatsgevonden. Dat beeld werd er helaas niet beter op nadat er al een voorzitter voor het vervolgproces werd aangesteld voordat de Tweede Kamer zich over Onderwijs 2032 had uitgesproken. Keer op keer lijkt het erop dat bepaalde conclusies al (in een vroeg stadium) zijn getrokken en dat het proces zo werd ingericht om het alleen nog maar af te stempelen. Ook dit ligt genuanceerder natuurlijk, maar gezien de weinig transparante keuzes heeft de staatssecretaris hier de schijn tegen.

Ten derde is de kritiek dat er geen goede probleemanalyse is gemaakt en dat het rapport slecht is onderbouwd. Natuurlijk is het wel degelijk onderbouwd als je naar de wetenschappelijke literatuur kijkt en er is wel goed gekeken naar de inbreng, zoals te zien is in de opbrengstenanalyse, maar er mist veel recent en cruciaal onderwijskundig onderzoek. Niet voor niets wordt er op dit moment wereldwijd een stevig (wetenschappelijk) debat gevoerd over de merites van traditioneel en progressief onderwijs. Daarvan is veel te weinig terug te vinden in het rapport.

Tegelijkertijd zwaaien nu alle partijen met al dan niet draagvlak onder de leraar. Feit is dat niemand dat op dit moment weet. Mijn indruk is dat het draagvlak groter is dan de tegenstanders nu doen voorkomen, en kleiner (of genuanceerder) dan de voorstanders zeggen. Dat we daar niets over weten is een fout van de commissie. Als Paul Schnabel in Buitenhof beweert dat er veel draagvlak is dan kan hij dat op geen enkele manier aannemelijk maken. De commissie had op zijn minst representatief onderzoek moeten doen naar de staat van de leraar op onderwijskundig gebied. Lerarenorganisaties zijn niet direct betrokken geweest bij het proces. Er kon alleen input worden geleverd.

Ten vierde vallen veel leraren over de randvoorwaarden om een nieuw curriculum mogelijk te maken. De werkdruk is nu al enorm hoog, en er wordt op geen enkele manier serieus aanstalten gemaakt om dat aan te pakken. Kijk maar naar het nieuwste 100-urenvoorstel van de VO-Raad. Dat hangt weer van vrijblijvendheid aan elkaar en het gevraagde geld verdwijnt gewoon weer in de lumpsum. Het is niet heel moeilijk: de lestaak moet naar maximaal twintig uur en lerarenteams hebben meer zeggenschap nodig in hun scholen. Dat hier geen gevolg aan wordt gegeven is natuurlijk niet de fout van de commissie Schnabel, want die gaat wel degelijk in op de randvoorwaarden, maar van de politiek en de raden. Zij zijn hiervoor verantwoordelijk en geven keer op keer niet thuis. Vind je het gek dat leraren sceptisch reageren als er weer de indruk ontstaat dat er weer veel moet?

Verder

Maar door het proces nu volledig stil te leggen of te verleggen naar december bestaat het gevaar dat weer “honderd leraren” á la de Rekentoets uit een of andere hoed worden getoverd en dat bestaande lerarenorganisaties worden geframed als ouderwets, geïnstitutionaliseerd en zonder enig hart voor onderwijs. Zie o.a. deze opmerking van Jan Fasen.1)

“Dat komt je ervan wanneer je in een organisatie van, voor en door leraren, (vak)bonden een beslissende rol geeft. Die hebben niks met inhoud, des te meer met belangen, politiek, particulier, gevoed door geïnstitutionaliseerde achterdocht en wantrouwen. Bedienen zich van holle retoriek namens een nog nauwelijks bestaande achterban”

Dit is niet terecht. De lerarenorganisaties zijn in ieder geval een stuk representatiever voor ‘het veld’ dan de raden. Lerarenorganisaties worden bijna altijd te laat bij onderwijsbeleid betrokken, dat is zeker in dit proces gebeurd. Dan is het niet zo gek dat een aantal op de rem gaat staan. De twee leraren in de commissie Schnabel zijn zonder ruggespraak toegevoegd (Dit zegt niets over de kwaliteit van deze twee leraren). Een aantal leraren uitnodigen zonder ruggespraak met lerarenorganisaties is echt wat anders dan draagvlak creëren, laat staan dat het representatief is. Evenmin zijn de Twitterconsultatie en de inspiratiesessies waardoor de commissie zich met name heeft laten informeren representatief. Het heeft wel degelijk een fors publiek debat op gang gebracht – heel positief – maar dat is wat anders dan draagvlak. Het is helaas een herkenbare modus operandi, draagvlak pretenderen in plaats van echt draagvlak en capaciteit creëren. In de Verenigde Staten heet dit ook wel astroturfing. Kunstgras in plaats van echt gras, grassroots. In de VS is het helaas een doelbewuste tactiek om de invloed van leraren te ondergraven. Maar volgens mij is het in Nederland meer een kwestie van onbeholpenheid.

Blog van Jelmer Evers: Het curriculum als brug naar beter onderwijs, 15 april 2016: http://www.jelmerevers.nl/2016/04/het-curriculum-als-brug-naar-beter-onderwijs/ (Website bestaat niet meer)

Eindadvies Platform Onderwijs2032 ‘Ons onderwijs2032’, Rijksoverheid, 23 januari 2016: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/23/eindadvies-platform-onderwijs2032-ons-onderwijs2032 (Niet meer beschikbaar). Ga naar https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive  en type titel van het artikel in zoekbox van grijze balk aan linkerkant van scherm.

Tip: Op zaterdag 16 april 2016 verscheen in De Volkskrant een uitgebreid interview met Jelmer Evers door Rik Kuiper: Weg met die vrijwillige slavernij in het onderwijs: www.volkskrant.nl

Lees ook: Onderwijs2032 als nadere professionalisering, door Dick van der Wateren, Blokcollectief Onderzoek onderwijs, 7 april 2016: https://onderzoekonderwijs.net

Noot
 1) Blog Het platleggen van het proces richting 2032 is een gotspe op site van Jan Fasen, https://jan1fasen.wordpress.com, is niet meer beschikbaar. Site is opgeheven.

Verloskundigen zeggen vertrouwen op in College Perinatale Zorg en trekken zich terug uit alle CPZ-activiteiten

De beroepsorganisatie van en voor verloskundigen KNOV heeft per direct het vertrouwen opgezegd in het bestuur van het College Perinatale Zorg (CPZ) en trekt zich terug uit alle CPZ-activiteiten. Dit naar aanleiding van uitspraken van CPZ-voorzitter Chiel Bos in Zorgvisie en Medisch Contact waarin hij de babysterfte in de schoenen schuift van de verloskundigen.
Op 31 maart 2016 stemden op de Ledenvergadering van de KNOV 989 verloskundigen tegen de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg waaraan diverse partijen twee jaar hadden gewerkt. De verloskundigen stemden tegen omdat er volgens hen niet wordt onderbouwd dat gezamenlijke verantwoordelijkheid betere uitkomsten geeft voor moeder en kind. De verloskundigen blijken wel voor samenwerking te kiezen maar niet voor gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zwangere. Dat is juridisch niet mogelijk. Iedere beroepsbeoefenaar is aansprakelijk voor zijn of haar eigen handelen.

Het CPZ is een landelijk college waarin alle veldpartijen die te maken hebben met de perinatale zorg in Nederland samenwerken. Het CPZ is op 1 september 2011 van start gegaan en heeft als opdracht de babysterfte in Nederland te verminderen.

Chiel Bos nam geen blad voor de mond toen hem om een reactie op deze ontwikkelingen werd gevraagd. In Medisch Contact heeft hij onder meer gezegd: “De KNOV wil gewoon niet veranderen, wil per se dat verloskundigen die risicoselectie alleen blijven doen. Nou, dat is nou net wat er niet goed ging de afgelopen twintig jaar, dat moet juist anders”. In Zorgvisie heeft hij gezegd dat financiële prikkels een rol speelden bij het besluit van de verloskundigen om tegen de zorgstandaard te stemmen.

Respectloos

De KNOV op haar site: “Het CPZ heeft een verbindende rol en de taak om samen met alle geboortezorgprofessionals de zorg aan moeder en kind te verbeteren. Het CPZ zaait met deze boude uitspraken niet alleen onnodig en onterecht angst onder zwangeren, maar laat vooral verloskundigen op een respectloze manier als een baksteen vallen. Dit was de druppel voor de KNOV. Daarom zegt de KNOV per direct haar vertrouwen in het CPZ-bestuur op en distantieert de KNOV zich van het CPZ.

De KNOV heeft een actieve rol gespeeld in het ondersteunen van de samenwerking in de verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s). Zorgverleners zijn pro-actiever gaan samenwerken en moeder en kind zijn meer centraal gesteld. Daarnaast is preventie in combinatie met meer aandacht voor kwetsbare zwangeren een speerpunt. Dat de babysterfte nu op conto wordt gezet van de verloskundigen doet geen recht aan de verbeteringen die tot op heden binnen de verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) zijn behaald”.

De KNOV schrijft dat ze in gesprek wil blijven met de partners in de geboortezorg om samen op basis van vertrouwen en respect de geboortezorg te verbeteren. Wat de gevolgen voor verloskundigen zijn door het terugtrekken van de KNOV uit het CPZ, is op dit moment niet duidelijk. Berichten over de ontwikkelingen worden gepubliceerd op de site van de KNOV.

KNOV zegt vertrouwen op in College Perinatale Zorg (CPZ), KNOV, 14 april 2016: www.knov.nl

Verloskundigen willen zorgstandaard tegenhouden,  door Carina van Aartsen, Zorgvisie, 14 april 2016: www.zorgvisie.nl

Verloskundigen stappen uit College Perinatale Zorg, door Sophie Broersen, Medisch Contact, 14 april 2016: www.medischcontact.nl

Massaal verzet verloskundigen bij stemming over Zorgstandaard ‘integrale geboortezorg’, Blogs Beroepseer, 31 maart 2016: https://beroepseer.nl


U P D A T E

Zorginstituut neemt regie geboortezorg over, door Sophie Broersen, Medisch Contact, 28 april 2016: www.medischcontact.nl

Zorgstandaard geboortezorg op losse schroeven, door Carina van Aartsen, Zorgvisie, 18 april 2016:www.zorgvisie.nl