Skip to main content

Redactie Beroepseer

Oratie Jany Rademakers: De actieve patiënt als utopie

“De patiënt als partner, de patiënt als co-producent in de zorg, de patiënt aan zet, zelfmanagement en eigen regie zijn doorgeschoten managementtermen in het gezondheidsbeleid. Veel mensen zijn gewoon niet in staat om op een actieve manier hun gezondheid ‘te managen’. Patiëntorganisaties, zorgverleners, zorgverzekeraars en overheid hebben te weinig oog voor de verschillen tussen patiënten. Die verschillen verdienen meer aandacht. Er is pas sprake van patiëntgerichte zorg als professionals aandacht hebben voor verschillen in wensen, behoeften en vaardigheden van mensen”.
Dit stelt prof. dr. Jany Rademakers in haar oratie, waarmee zij op 13 mei 2016 haar leerstoel Gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie aan de faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit van Maastricht aanvaardt.

Verschillen in gezondheidsvaardigheden

Een actieve patiënt beschikt over de juiste gezondheidsvaardigheden; hij kan lezen en schrijven en informatie verwerken, begrijpen, keuzes maken en toepassen. Helaas is er in ons land een grote groep mensen die laaggeletterd is. Zij hebben deze vaardigheden niet en zijn niet in staat om etiketten op medicijnen en folders te lezen, formulieren te begrijpen of in te vullen en borden en wegwijzers in ziekenhuizen te lezen. Vooral mensen met een lagere opleiding en een lagere sociale status hebben hier last van.
Bij meer complex gedrag, zoals meebeslissen over een behandeling en zelfmanagement, spelen ook psychologische en sociale aspecten een belangrijke rol. Dan gaat het over eigenschappen als motivatie en zelfvertrouwen. Eén op de twee Nederlanders heeft moeite om zelf de regie te voeren op het gebied van gezondheid, ziekte en zorg.

De kloof verkleinen

Gelukkig zijn gezondheidsvaardigheden, tot op zekere hoogte, te leren en te verbeteren. Prof. Dr. Rademakers pleit in haar oratie voor patiëntgerichte zorg, met aandacht voor verschillen in wensen, behoeften en vaardigheden van mensen. Daarnaast stelt ze dat de gezondheidszorg zélf moet veranderen zodat die eenvoudiger en toegankelijker wordt en daardoor beter aansluit bij de mogelijkheden van mensen. Alleen zo kan de kloof tussen ons ingewikkelde zorgsysteem en de patiënt verkleind worden en kan de patiënt een veel actievere rol spelen.

Prof. dr. Jany Rademakers spreekt haar oratie getiteld De actieve patiënt als utopie uit op vrijdag 13 mei om 16.30 uur in de Aula, Minderbroedersberg 4-6 in Maastricht.

Meer info: De actieve patiënt als utopie, Maastricht University, 12 mei 2016: www.maastrichtuniversity.nl

Gabriël Anthonio over leidinggeven: vertrouwen, dialoog, verbinding, en het plegen van gepast verzet

Gabriël Anthonio zegt dat een goede leider het ook niet altijd weet. In een interview in de digitale Universiteitskrant (UK) van de Universiteit van Groningen vertelt hij aan Christien Boomsma dat een leider dit het beste kan toegeven. Hij moet het leiderschap ontmythologiseren. Weg met de mythes. Heeft de leider dat eenmaal gedaan, “dan kan kun  je samen soep gaan maken”.

Soep? vraagt de interviewster? “Ja”, zegt Anthonio. “Het is zorgen dat iedereen zijn kleine beetjes armoe bij elkaar legt en er iets van maakt dat meer is dan de delen. Leiding geven is duidelijk maken dat jij niet beter of slimmer bent dan de mensen onder je, maar de ruimte creëren om met elkaar tot nieuwe ideeën te komen. Een preitje is niks, een bouillonblokje is niks, of een pan water. Maar doe ze allemaal bij elkaar en je kunt soep maken”.

Anthonio is directeur van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en lector aan de Stenden Hogeschool in Leeuwarden. Per 1 september 2015 is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Sociologie van leiderschap, organisaties en duurzaamheid aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschapen van de Rijksuniversiteit Groningen.
Hij is duidelijk geen klassieke bestuurder in een glazen kantoor met een topsalaris, merkt Boomsma in haar artikel op, maar een man die het anders wil doen. Hoe anders vertelt hij aan de hand van de metafoor voor soep maken. Op die manier maak je ook de de participatiemaatschappij.
Anthonio heeft een zoon met autisme en een ernstig verstandelijke beperking die op het niveau van een driejarige communiceert en het speciaal onderwijs volgt. Om 12 uur werd daar voor de kinderen soep opgediend vanuit de keuken. Op een dag bedacht een begeleider dat het ook anders kon.
“De kinderen gingen zélf soep maken. Het budget van 5 euro bleef echter in stand. En dat betekende rekenen met dubbeltjes en stuivers – voelen voor de blinde kinderen. In de folder van de supermarkt kijken wat je kunt met dat bedrag. Naar de winkel om inkopen te doen: vijf sperziebonen, één ui…
Vervolgens wordt de soepstraat ingericht: de een snijdt de prei, de ander meet het water af. Mijn zoon is het supportteam: hij staat erbij en zwaait met zijn handen. Uiteindelijk maken ze de soep af en eten er allemaal van”.
Eerst, bedoelt Anthonio, was het ‘soepmoment’ verticaal gestuurd. Maar nu komt er zoveel in samen: rekenen, leren, samenzijn. “Het is overvloed”, zegt hij. “Dat is de participatiesamenleving”.

Razendsnel afbreken wat in vijftig jaar is opgebouwd

Participatiesamenleving? Is dat niet Rutte’s eufemisme voor ‘bezuinigen’?

Ja en nee, verduidelijkt Anthonio. Waar hij het totaal niet mee eens is, is het razende tempo waarin de regering bezig is een stelsel af te breken dat in vijftig jaar is opgebouwd. Het baart hem zorgen. Over verwarde mensen op straat met ernstige psychiatrische en verslavingsproblemen, over jeugd die tussen wal en schip valt, over ouderen die sterven in hun huis.

Maar aan de andere kant wil hij realistisch zijn. De kosten in de zorg zijn nauwelijks meer in de hand te houden. En de zoektocht naar nieuw evenwicht levert ook een prachtige proeftuin op. “Dan denk ik: hoe gaan we hier iets van maken? Ik hou ervan als het schuurt”.

En het schuurt bij vrijwel alle organisaties waar Anthonio aan het hoofd komt. Dat begon al toen hij aan de slag ging bij een reclasseringsinstantie en voor een ingrijpende reorganisatie kwam te staan. Dat was helemáál duidelijk toen hij de directeur werd van de Groningse Van Mesdagkliniek in een tijd dat de kranten bol stonden van verhalen over ontsnappingen, relaties tussen personeel en patiënten, en chaos in de organisatie. Een van zijn voorgangers, directeur Van Marle, was zelfs gegijzeld geweest door een patiënt.

Veiligheid komt voort uit contact, niet uit deuren en hekken

Anthonio besloot het anders te doen. Hij koos ervoor zijn kantoor te vestigen in een opengebroken cel, tussen de patiënten. Hij beloofde hen niet te gijzelen, als zij hém niet zouden gijzelen, stuurde een deel van de beveiligers die de directieleden normaal begeleidden naar huis en liet de grauwe muren beschilderen door studenten van de kunstacademie Minerva en TBS’ers samen. Een risico?

Hij vindt van niet. “Veiligheid komt voort uit contact, niet uit deuren en hekken. Op het moment dat de patiënten je niet zien, maar je beslist wel over hun verlof of dwangmedicatie, dan voelen ze geen contact en verander je in een object”.

In 2015 trok Anthonio een week lang op met zwaar verslaafde mensen met psychiatrische problemen, zich afvragend: wat gaat er goed in de zorg en wat fout? Hij vindt kwetsbare mensen ‘overlevers’: “Neem iemand die al twintig jaar verslaafd is aan de heroïne, maar nog nooit een delict heeft gepleegd. Hij scharrelde al die tijd met zijn fietsje langs garages en verzamelde zo voor 60 euro per dag aan oud ijzer. Dat noem ik indrukwekkend.
En op het moment dat je zegt ‘jij moet wel heel sterk zijn, wanneer je vanuit zo’n moreel kompas je leven inricht’, dan zijn zij ook trots. “Het is toch vreemd dat we de waarde van leven altijd maar willen afmeten aan economische status?”

Bestuurlijk ‘ongeduld’ is hem een doorn in het oog

Als leider van een grote organisatie zoekt Anthonio de dialoog en de ruimte om samen ergens toe te komen, op zoek naar het optimale midden. En – heel belangrijk – hij laat zich niet opjagen. Bestuurlijk ‘ongeduld’ is hem daarbij een doorn in het oog. “Niets doen, is een grote kracht. Hoe erg is het als de jaarrekening niet op 31 december, maar wel op 31 maart positieve cijfers laat zien?”

Lees het hele interview met Gabriël Antonio waarin hij nog ingaat op de stoïcijnse filosoof Epictetus en het eenvoudige leven, gepast verzet plegen en nietsdoen en waarin hij opmerkt dat “niemand meer de baas is, maar dat het systeem het heeft overgenomen”: Weg met de mythes, door Christien Boomsma, Universiteitskrant (UK), mei 2016: www.ukrant.nl

Oratie op dinsdag 7 juni 2016 om 16.15 uur
Op dinsdag 7 juni 2016 houdt prof. dr. Gabriël Anthonio zijn oratie over Leiderschap in verandering: Over afdalen van de piramide en struikelen over kiezelsteentjes in de Aula van het Academiegebouw, Broerstraat 5 in Groningen. Aanvang 16.15 uur.
Wie de oratie wil bijwonen kan zich aanmelden tot een week van tevoren bij de Rijksuniversiteit Groningen: www.rug.nl

Gabriël Anthonio is voortrekker van Beroepseer.

 

Dirk De Wachter en het vreedzame verzet tegen een kille prestatiemaatschappij: Engagez-vous!

Gesprekken met de Vlaamse psychiater en psychotherapeut Dirk De Wachter worden door het publiek immer “boeiend, leerzaam en educatief” genoemd. Net zoals de gesprekken met zijn collega Paul Verhaeghe is De Wachter het boegbeeld geworden van het vreedzame verzet tegen een kille prestatiesamenleving. In een interview met Bieke Purnelle van De wereld morgen zegt De Wachter dat “steeds meer mensen voelen dat er iets niet klopt”. Zijn remedie tegen dit onbestemde gevoel is: Engagez-vous! Engageer u! Raak betrokken!

Dirk De Wachter is diensthoofd systeem- en gezinstherapie aan het Universitair Psychiatrisch Centrum van de KU Leuven. Daarnaast is hij opleider en supervisor in de gezinstherapie in diverse centra in binnen- en buitenland. Sinds het verschijnen van zijn boek Borderline times, waarin hij borderline niet als een individueel, maar als een maatschappelijk ziektebeeld schetst, is hij amper uit de media weg te slaan.

Er is weinig fundamentele maatschappijkritiek

Op de vraag hoe hij het succes en de weerklank van wat hij en Paul Verhaeghe schrijven, verklaart, antwoord hij: “Paul (Verhaeghe) en ik zijn compagnons de route. Hij wees me er ooit op dat ik hem wel vaak citeerde. ‘Maar Paul, dat is omdat er niemand anders is’, zei ik hem. Wij zijn randfenomenen. Zoals jullie dat zijn in de media. Er is weinig fundamentele maatschappijkritiek. De meeste kritiek wordt dan nog gedragen door hulpverleners. In Nederland zie je dat al een hele tijd, dat de hulpverlening fundamentele problemen aankaart. Dat is toch opmerkelijk?

Ik zie een onderstroom van jonge mensen die zich vragen stellen, dingen herkennen in wat ik schrijf, problemen benoemd zien. Mensen die nadenken over hun carrière, hun relatie, hun leven,… die voelen dat er iets niet klopt. Al moet ik voorzichtig zijn met het woord ‘onderstroom’. Het is een beladen woord geworden.
Ik onderscheid twee constante levensdriften of energiestromen: Thanatos heet klassiek de doodsdrift, maar je kan er ook het verlangen naar rust en stabiliteit en lezen. Eros staat voor de lust, maar ook de liefde, de barmhartigheid, het zorgen voor elkaar. Tussen deze krachten heerst een broos evenwicht. Aan die onderstroom van zorg en barmhartigheid moeten we terug een stem geven”.

De Wachter is best hoopvol, zegt hij, ondanks het ontnuchterende beeld dat hij van de samenleving schetst. Daarin is het ieder voor zich: “Ik ben eigenlijk inderdaad best hoopvol, hoe kritisch ik me ook uitlaat over de cultuur. Cultuurkritiek staat niet gelijk aan cultuurpessimisme. Net die onderstroom die beweging van mensen die dingen in vraag durven stellen moet ons hoopvol stemmen. Engagement is per definitie hoopvol. Zonder hoop geen engagement”.

De rol van kunst en cultuur

Bieke Purnelle: U besteedt veel aandacht aan de rol van kunst en cultuur in uw boeken. Toevallig in tijden waarin die onder vuur liggen en zich voortdurend lijken te moeten bewijzen.
De Wachter: “Kan kunst de wereld redden? Volmondig ja. Ook kunst kan de wereld redden, met de nadruk op ‘ook’. De kunsten zijn geen eiland. Ze bestaan bij gratie van de wereld, de samenleving. De wereld definieert de kunsten. Maar engagement in de kunst kan ook doorslaan. Al te geëngageerde kunst, kunst die een stellige boodschap vertolkt is propaganda, geen kunst. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de nazikunst. De kunstenaar moet blijven vragen stellen… Het is niet zozeer wat je doet, maar hoe je dingen doet die ze betekenis geeft.

Kunstenaars zijn visionairen, zij voelen dingen aan die de rest van de wereld (nog) niet ziet. Zij zijn perfect geplaatst om onze ogen te openen voor wat we doorgaans negeren”.

Bieke Purnelle: Dat klinkt alweer als een pleidooi voor engagement, ook in de kunsten.
De Wachter: “Engagez-vous! Er heerst een sfeer van gelatenheid. ‘Alles gaat toch goed, dus zeur niet zo’. Daartegenover wil ik engagement stellen. Mensen hebben blinde vlekken die ze liefst negeren. Oplossingen moeten altijd van de anderen komen. Maar wanneer alles politiek gestuurd wordt, dan gaat het mis. Je hebt een kader nodig, maar de invulling moet van ons komen, van de mensen. En dat kader moet onzichtbaar zijn en mensen tot hun recht laten komen. Heel wat actuele kaders staan net in de weg van mensen en van hun engagement”.

Er is dus werk aan de winkel, wat De Wachter betreft. Jezelf engageren en je niet van de wijs laten brengen door ‘het systeem’ en ‘de structuren’. Structuren zijn immers geen anonieme entiteiten en ze zijn niet van ‘de anderen’. We zijn allemaal verantwoordelijk.

Lees het hele interview: Dirk De Wachter: “Steeds meer mensen voelen dat er iets niet klopt”, door Bieke Purnelle, De wereld morgen, 5 mei 2016: www.dewereldmorgen.be

DeWereldMorgen.be is een gratis nieuwswebsite die eigenzinnige visies op en dieper gravende analyses van de actualiteit biedt en onderwerpen aanboort die buiten de grenzen van de reguliere media vallen, maar die evenzeer relevant zijn of leven in de publieke ruimte.

Evaluatie: 10 jaar marktwerking en disciplinering in de zorg

Al tien jaar lang doen zorgverleners hun werk in een grimmige wereld: een wereld waar de zorg vooral wordt bekeken vanuit de perspectieven van marktwerking en kostenbeheersing. Het alarm over de stijgende kosten van de zorg heeft in de Haagse politiek geleid tot een eenzijdige fixatie op kostenverlaging. Weinigen weten dat de curatieve gezondheidszorg – ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg, huisartsen en geneesmiddelen – in Nederland niet duur is in vergelijking met andere landen. We zitten iets onder het gemiddelde van de OESO-landen. Laten we hier ook niet voorbijgaan aan de – ten onrechte in het vergeetboek geraakte – kosten-batenanalyse van econoom Marc Pomp uit 2010. Hij rekende voor dat het rendement van de Nederlandse zorg ruim dertig procent is en dat deze dus ‘prima waar voor zijn geld levert’1). Niettemin wordt de kostenbeheersing in de ‘cure’ met stevige machtsmiddelen afgedwongen. Voor een belangrijk deel van de zorg – huisartsen, ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg – zijn daartoe grote en machtige instanties opgericht, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de private zorgverzekeraars. Deze staan formeel op afstand van de minister, maar iedereen ziet wel dat de minister feitelijk baas Kostenbeheersing is en dat zij haar apparaat waar mogelijk laat ‘knijpen’.

Een ander deel van de zorg wordt op een andere manier gedisciplineerd: sinds 1 januari 2015 zijn maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg naar de gemeenten gegaan, waarbij fors is gekort op de budgetten. Deze overgang heeft de staatssecretaris er zo snel doorgedrukt dat er maandenlang grote uitvoeringsproblemen zijn ontstaan bij de Sociale Verzekeringsbank. Burgers en zorgverleners die afhankelijk waren van persoonsgebonden budgetten zijn daardoor flink in de problemen geraakt. De Nationale Ombudsman heeft geconcludeerd dat ‘gerechtvaardigde belangen van burgers bij de invoering van het trekkingsrecht uit het oog verloren zijn,’ en dat de overheid niet leert van haar fouten2).

De afgelopen jaren is er binnen overheden een sfeer ontstaan waarin het doel van kostenbeheersing alle middelen heiligt. Of de overheid de kosten zo duurzaam de baas blijft, is nog maar de vraag. Jarenlang wapperde de vlag van de marktwerking fier boven een flink deel van deze disciplineringsoperatie. Nu de markt na bijna tien jaar nog steeds niet op gang gekomen is, wordt duidelijk dat deze operatie slechts een uitermate flexibel instrumentarium voor disciplinering heeft opgeleverd. Weinigen geloven er nog in dat de zorg een echte markt zal gaan worden.

‘Productie draaien’

De resultaten van tien jaar disciplineren zijn niet vrolijk stemmend. We zien nu zorgorganisaties waar het hoofdzakelijk over geld en spreadsheets gaat, waar window dressing voorop staat en zorgverlenen ‘productie draaien’ heet, waar heel veel geld en tijd gaat naar administratie, communicatie en bestuurlijke drukte, waar zelfs accountants niet meer snappen hoe de geldstromen lopen en duur betaalde adviseurs de dienst uitmaken. Onderzoek wijst erop dat er geleidelijk steeds minder geld en tijd naar de daadwerkelijke zorg gegaan is. De overheadkosten van Nederlandse ziekenhuizen waren anno 2011 rond de twintig procent van de totale kosten en dat is, in internationaal opzicht hoog. Alleen de Verenigde Staten scoorden hoger; zij staken met 25,3 procent overhead ver boven de rest uit. De ziekenhuizen in Canada maakten 12,4 procent overheadkosten en die in Schotland 11,6 procent. Nederland scoorde de tweede plaats met 19,8 procent. Eenzelfde groei van de overhead in de thuiszorg- of jeugdzorgorganisaties is na de decentralisatie waarschijnlijk: de organisaties moeten nu bij elke gemeente waar ze actief willen zijn meedingen in talloze per gemeente verschillend ingerichte aanbestedingsronden. Er gaat niet alleen steeds minder geld naar zorg, maar ook steeds minder tijd: uit onderzoek in 2010 bleek dat in alle zorgsectoren samen gemiddeld maar liefst 38 procent van de tijd van zorgverleners opging aan werkzaamheden die niet met de zorg zelf te maken hadden, direct noch indirect. De ziekenhuiszorg spande de kroon: in die sector besteedden professionals bijna de helft van hun tijd – 46 procent – aan niet-zorgtaken. In de thuiszorg was dit percentage het laagst met 31 procent. Na de ziekenhuismedewerker was de GGZ-professional de meeste tijd kwijt aan niet-zorg, gevolgd door de jeugdzorgmedewerker. Bij huisartsen ging 36 procent van de tijd niet naar de patiënt. Kortom, er wordt in dit stelsel te veel geld en tijd verspild.

Het vertrouwen is laag

We zien een zorgstelsel waaruit het vertrouwen tussen de verschillende ‘spelers’ is weggelekt. Het vertrouwen van gezondheidszorgprofessionals in zorgverzekeraars is momenteel erg laag. Tachtig procent van hen geeft aan een klein of zeer klein vertrouwen te hebben in de goede intenties van zorgverzekeraars. Ook in de deskundigheid van zorgverzekeraars hebben zij weinig vertrouwen; bijna 75 procent van de professionals geeft aan dat dit vertrouwen klein of zeer klein is. Dan de burgers: slechts iets meer dan een kwart van de bevolking heeft veel of heel veel vertrouwen in zorgverzekeraars. De zorgverleners en de burgers vertrouwen de zorgverzekeraars dus nauwelijks. En deze partij, die nauwelijks vertrouwd wordt, treedt vervolgens de zorgprofessionals en burgers met systematische argwaan tegemoet. Het management van al dat wantrouwen over en weer verspilt wederom te veel tijd, energie en geld. Bovendien is de vraag namens wie de overheid en het ‘apparaat’ dat systematische wantrouwen cultiveren: in ieder geval niet namens de burgers. Ter vergelijking is uit een onderzoek in 2015 gebleken dat negen op de tien mensen veel of heel veel vertrouwen heeft in huisartsen en specialisten3). Uit een internationaal onderzoek van 2014 bleek al dat Nederlanders überhaupt een groot vertrouwen hebben in de medische beroepsgroepen. In de top tien staan eerstehulpmedewerkers (95 procent), verpleegkundigen (94), apothekers (88) en artsen (88)4). Dit staat niet alleen in schril contrast met het zeer lage vertrouwen dat burgers hebben in de zorgverzekeraars, maar ook met het vertrouwen van burgers in politici. In hetzelfde onderzoek eindigen politici namelijk onderaan, na bankmedewerkers, met slechts 29 procent.

Intrinsieke motivatie wordt verdrongen

De ideologie van de marktwerking ontmoedigt zorgverleners om hun werk voor de patiënt zo goed mogelijk te doen, omdat zij daarbinnen worden beschouwd als ondernemers, die in de eerste plaats uit zijn op hun financiële eigenbelang. Dit leidt ertoe dat de intrinsieke motivatie voor het verlenen van goede zorg verdrongen wordt. Het imago van de ‘opportunistische arts’ die op het eigen profijt uit is, verklaart in belangrijke mate het huidige disciplineringsbeleid. De afgelopen tien jaar is er sprake van een trend dat zorgverleners vanuit het apparaat steeds worden neergezet als potentiële fraudeurs. Deze wantrouwige houding jegens zorgprofessionals bemoeilijkt samenwerking en afstemming over beleid. Marcel Daniëls, toenmalig bestuurslid van de Orde van Medisch Specialisten, waarschuwde in 2013 al voor de tendens dat artsen en medische beroepsgroepen het mikpunt worden van kritiek. Ook hij stelde dat daar een effect van demotivering van uitgaat. Janko de Jonge, vice-voorzitter van artsenfederatie KNMG, sprak in dit verband zelfs van ‘karaktermoord’. Hierdoor dreigen artsen in hun schulp te kruipen, juist nu er een cultuur ontstaan is waarin het afleggen van verantwoording cruciaal is. De ernstige verwijten van fraude criminaliseerden de zorgprofessional. Daarbij kwam dat samenwerking door zorgverleners, vanuit de wetgeving inzake marktordening, wordt aangezien voor verboden machtsconcentratie. In het belang van de toetsbaarheid moet de zorg transparant worden. Er is een transparantiedwang doorgevoerd, waardoor er in de spreekkamer steeds meer geadministreerd dient te worden. Verder verleidt het op kostenbesparing gerichte stelsel zorgorganisaties ertoe om zorgverlening te gaan zien als ‘productie draaien’. Deze ontwikkeling is des te schrijnender als je bedenkt dat onderzoek heeft aangetoond dat juist medisch professionals relatief bevlogen en intrinsiek gemotiveerd zijn5). Voor plezier in het werk is geld bij hen minder van belang dan de factoren die besloten liggen in het werk zelf. Deze drijfveren worden door het huidige beleid niet benut, maar eerder weggenomen.

De disciplineringsoperatie wordt niet zelden gelegitimeerd met een beroep op de patiëntenbelangen. De patiëntenorganisaties worden ingezet tegen de zorgverleners en de zorgorganisaties, waarbij steeds wordt gewezen op het recht op keuzevrijheid. Paradoxaal genoeg hebben de overheid en de zorgverzekeraars geprobeerd om de vrije artsenkeuze af te schaffen. Daarbij zijn sommige patiëntenorganisaties onvrij, omdat zij financieel afhankelijk zijn van de overheid. Patiënten en zorgverleners hebben hetzelfde belang, maar worden nu helaas tegen elkaar uitgespeeld.

Een cultuur van meegaandheid

We constateren dat de disciplineringsoperatie een cultuur van meegaandheid heeft geschapen. De traditionele beroepsorganisaties durven zich al jarenlang niet meer te verzetten uit vrees voor financiële sancties of uit de gratie te raken. Ze komen daardoor, als het erop aankomt, niet voldoende op voor de beroepskwaliteit. Als het even kan, houden ze Den Haag aan de borst geklemd en kiezen ze een oud-politicus als voorzitter. Ondertussen hebben ze niet in de gaten dat Den Haag juist steeds meer invloed krijgt bij de beroepsorganisaties. Ook de financiële instabiliteit van deze organisaties leidt tot behoedzaamheid. Financiële afhankelijkheid maakt onvrij; is het heel waarschijnlijk dat bestuurders van instellingen waar duizenden mensen werkzaam zijn zich kritisch durven opstellen naar de zorgverzekeraars? Vanwege al die angstvalligheid, moest niet alleen innovatie, maar ook het verzet tegen bijvoorbeeld aantasting van het beroepsgeheim en de vrije artsenkeuze de afgelopen jaren meestal van buiten de reguliere organisaties komen: van eigenzinnige individuen en organisaties, nieuwe groeperingen of betrokken ondernemers.

We zien dat de disciplinerende partijen zelf geen voorbeeldrol vervullen. Ze houden zich niet aan de regels die ze anderen opleggen. Dit veroorzaakt het breedgedragen idee dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. De patiënten en zorgverleners die afhankelijk waren van persoonsgebonden budgetten voelden zich rechteloos als gevolg van de veel te snelle decentralisatie door ‘Den Haag’. En waarom zijn ‘monopolies’ voor zorgorganisaties en zorgverleners taboe, maar niet voor de zorgverzekeraars die hen moeten controleren? Vier grote zorgverzekeraars verdelen negentig procent van de Nederlandse markt en hebben regionale monopolies. Huisartsen konden tot voor kort eigenlijk alleen maar onderhandelen met de dominante zorgverzekeraar in hun regio. Van zorgverleners wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid gevraagd, maar dat was bepaald niet de cultuur binnen de Nederlandse Zorgautoriteit6). Veel zorginstellingen verkeren in grote financiële onzekerheid, terwijl zorgverzekeraars bepaald niet sober zijn en er steeds grotere reserves op na houden. Ze leven de zuinigheid die ze van anderen eisen niet voor. Ze geven ruim zeventig miljoen euro per jaar uit aan communicatie en marketing, en ondertussen stijgen de premies en eigen risico’s voor burgers elk jaar. Dit soort tegenstrijdigheden worden ervaren als willekeurige machtsuitoefening.

Deze voorbeelden wijzen erop dat de huidige disciplineringskoers vooral penny wise and pound foolish is. Zorgorganisaties en zorgverleners zijn door deze benadering ingewikkeld, duur, slaafs en bureaucratisch geworden. De kern van de sector – goede en humane zorg leveren voor patiënten – is steeds meer in het gedrang gekomen. Te veel geld gaat naar bureaucratie die de zorg er niet beter op maakt. De intrinsieke motivatie van zorgverleners wordt nauwelijks gezien of benut.

Perestrojka in de zorg

Goede en betaalbare zorg is alleen mogelijk is als het gehele zorgstelsel dienstbaar wordt gemaakt aan de relatie tussen patiënt en zorgverlener. De blik die nu in het zorgstelsel naar boven is gericht, opkijkend naar het machtige apparaat, moet weer horizontaal vooruit gericht zijn: op de werkvloer. Er gaat veel waarheid schuil in de volgende praktische wijsheid: ‘Als je focust op kosten, gaat de kwaliteit omlaag; als je focust op kwaliteit gaan de kosten omlaag.’ Beroepseer van zorgverleners + zorg op maat moeten daartoe centraal gezet worden. Het roer moet overal om!

Jos de Blok, Herman Suichies, Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen

Noten
1) Marc Pomp, Een beter Nederland: de gouden eieren van de gezondheidszorg. Amsterdam (Balans) 2010, p. 193, 198.
2) Nationale Ombudsman, PGB-trekkingsrecht en de (niet) lerende overheid: onderzoek van de Nationale Ombudsman naar de invoering van het PGB-trekkingsrecht. Den Haag, 25 augustus 2015. Rapport 2015, nr. 123.
3) Meer R.J. Hoefman, A.E.M. Brabers en .D. de Jong, Vertrouwen in zorgverzekeraars hangt samen met opvatting over taken zorgverzekeraars. Utrecht (NIVEL), 2015, p. 2.

4) GFK-Verein, Trust in Professions 2014, p. 37. http://s.conjur.com.br/dl/estudo-credibilidade-gfk1.pdf
5) VvAA en Triple i Human Capital, Nationaal Welzijnsonderzoek Zorg. Utrecht (VvAA) 2015.
6) Zie het rapport n.a.v. de affaire-Atrthur Gotlieb: H. Borstlap, P.F.M. van der Meer Mohr en L.J.E. Smits, Het rapport van de onderzoekscommissie intern functioneren NZa, Nederlandse Zorgautoriteit, september 2014: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_3199_22/1/

omslag het kleine alternatief voor de zorg
Meer weten over hoe het anders kan? Lees daarover
Het kleine alternatief voor de zorg. Humaniteit boven bureaucratie,
geredigeerd door Jos de Blok, Herman Suichies,
Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen

Voor € 17,50 te koop op www.vrijeboeken.com

 

 

Overbelaste rechtbank beïnvloedt rechters negatief. Vormelijkheid gaat boven inhoud

Britta Böhler, advocate bij Prakken d’Oliveira- Human rights lawyers – en hoogleraar advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam, schreef in NRC Handelsblad van 4 mei 2016 een artikel over overbelaste rechtbanken die onwillige rechters maken. Het is een schets van hoe de uitholling van een beroep in zijn werk gaat. Böhler schrijft: “Strafadvocaten zijn eraan gewend dat ze de wind van voren krijgen. Het klimaat in de rechtszaal is harder geworden, officieren van justitie zijn vaker crime fighters dan magistraten en in het publieke debat wordt de raadsman veelal afgeschilderd als het immorele hulpje van criminelen. Maar sinds enige tijd heeft de advocaat een nieuwe tegenstander erbij gekregen: het zittingsrooster.

Je zult als advocaat in strafzaken de rechters nooit bleker zien wegtrekken dan wanneer je op zitting een verzoek doet dat eigenlijk gehonoreerd moet worden maar dat tevens de planning in de war zal schoppen. Door bezuinigingen op de rechtspraak en de nadruk op ’output’ (het aantal zaken dat per jaar wordt afgehandeld) zijn veel rechtbanken dusdanig overbelast dat ze in toenemende mate met een gebrek aan zittingscapaciteit te kampen hebben. Hierdoor komt de kwaliteit van de rechtspraak steeds meer onder druk.

Neem bijvoorbeeld de Webcamzaak tegen Aydin C. De 38-jarige man uit Tilburg werd begin 2014 aangehouden op verdenking van het maken en verspreiden van kinderporno en het afpersen van tientallen minderjarige meisjes via de webcam. Een ingewikkelde en complexe zaak die in april van dit jaar – na twee jaar vooronderzoek – eindelijk gereed was om op zitting te worden behandeld. Maar toen kwam er een kink in de kabel. Tot verrassing van alle procespartijen, ook van de verdachte, trok de toenmalige advocaat van Aydin C. zich twee weken voor de zitting terug wegens een onoverkomelijk verschil van inzicht met zijn cliënt. De zaak werd overgenomen door een nieuwe raadsman, Robert Malewicz, en die moest al gauw constateren dat hij te weinig tijd had de verdediging adequaat voor te bereiden. Het dossier omvat meer dan 20.000 pagina’s, en zo’n omvangrijk dossier heb je niet even op een zondagmiddag bestudeerd. (Nog los van het feit dat de Webcamzaak uiteraard niet de enige zaak is die Malewicz onder zijn hoede heeft).

Dus vroeg de raadsman begin april tot drie keer toe aan de rechtbank de zitting een aantal weken uit te stellen. Maar telkens werd het verzoek afgewezen. Want het zittingsrooster van de rechtbank Amsterdam was zo vol dat de zaak pas weer in november 2016 en januari 2017 zou kunnen worden ingepland en dat vonden de rechters te lang duren. Dan maar liever door zoals gepland en met een onvoorbereide advocaat, moet de rechtbank hebben gedacht.

Malewicz hield evenwel voet bij stuk en zag geen andere mogelijkheid dan de verdediging neer te leggen. In zijn persverklaring legt hij uit dat hij deze beslissing niet lichtvaardig heeft genomen. Terecht stelt Malewicz dat een adequate verdediging een onmisbare voorwaarde is voor een eerlijk proces. En een advocaat die geen tijd krijgt het dossier te lezen kan geen adequate verdediging voeren.

Niettemin wilde de rechtbank coûte que coûte vasthouden aan de geplande zittingen en besloot afgelopen vrijdag dat er geprobeerd zou worden tot maandag een nieuwe advocaat voor Aydin C. te vinden. De Amsterdamse persrechter beaamde in haar toelichting dat die advocaat dan weliswaar geen enkele kennis zou hebben van het dossier, maar dat hij wel als een soort ’procesbewaker’ erop toe kon zien dat ’alles volgens de regels verloopt’…”

We moeten het ergste vrezen voor de kwaliteit van de strafrechtspraak, verzucht Böhler aan het slot van haar column.

Het systeem is belangrijker geworden dan de inhoud en de zaak waar het om gaat.

Lees het hele artikel: De Togacolumn: Overbelaste rechtbanken maken onwillige rechters, Brigitta Böhler, NRC, 4 mei 2016: www.nrc.nl

Op 18 mei uitspraak rechter: Valt huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015?

Op woensdag 18 mei 2016 om 9.30 uur doet de rechter in het openbaar uitspraak over drie zaken over huishoudelijke hulp. Dit zijn de eerste zaken waarin de Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelt over aanspraak op huishoudelijke hulp onder de nieuw ingevoerde Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Centrale Raad van Beroep is een van de drie hoogste bestuursrechters die Nederland kent. De Centrale Raad van Beroep oordeelt in hoger beroep over geschillen op het terrein van de sociale verzekeringen, de sociale voorzieningen en ambtenarenzaken

In deze zaken ontvingen de betrokken inwoners uit de gemeenten Utrecht en Aa en Hunze op grond van de tot 2015 geldende oude Wmo al jaren huishoudelijke hulp van hun gemeente. Door deze voorziening werden zij gecompenseerd voor de beperkingen die zij ondervonden bij het voeren van hun huishouding. Op grond van de onder de Wmo 2015 gegeven nieuwe besluiten kregen zij in de Utrechtse zaken aanzienlijk minder uren hulp dan onder de oude Wmo. In de zaak van Aa en Hunze kende de gemeente niet langer de op het individu afgestemde voorziening huishoudelijke hulp toe. Betrokkene is verwezen naar de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ van de gemeente.

Beantwoord moet worden of huishoudelijke hulp valt onder de door de Wmo 2015 geregelde maatschappelijke ondersteuning. Geschilpunt in de Utrechtse zaken is de omvang van de onder de Wmo 2015 toegekende huishoudelijke hulp, die volgens de appellanten volstrekt onvoldoende is. In de zaak van Aa en Hunze komt aan de orde of de gemeente een inwoner die huishoudelijke hulp vraagt mag verwijzen naar de algemene voorziening. Verder gaat het over de betekenis van het overgangsrecht. Hierbij is de te beantwoorden vraag of de gemeente onder de oude Wmo voor langere tijd verkregen aanspraken op huishoudelijke verzorging in 2015 mocht beëindigen voordat de looptijd van die aanspraken voorbij was.

Tijdens de openbaarmakingszitting zal mr. R.M. van Male de beslissingen en de kernoverwegingen van de uitspraken bekend maken. De volledige tekst van die uitspraken staat woensdag 18 mei 2016 vanaf 9:45 uur op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2016:1402, ECLI:NL:CRVB:2016:1403 en ECLI:NL:CRVB:2016:1404. Bij de uitspraken zal de Centrale Raad een persbericht uitbrengen.

In 2015 zijn er in totaal circa 2200 mensen naar de rechter gestapt omdat ze het niet eens waren met de zorg die ze van hun gemeente kregen. Dat is een verdubbeling vergeleken met 2014. Toen begonnen ongeveer duizend mensen een rechtszaak over de Wmo. De zaken gaan meestal om huishoudelijke hulp.

Centrale Raad van Beroep: www.rechtspraak.nl

Huishoudhulp Wmo 2015-uitspraken Centrale Raad van Beroep op 18-5, Centrale Raad van Beroep, 3 mei 2016: www.rechtspraak.nl

Wijkverpleegkundige steeds vaker ook huishoudelijke hulp, Skipr, 3 mei 2016: www.skipr.nl

Tweemaal zoveel rechtszaken over zorg, door Ardi Vleugels, NOS, 24 december 2015: http://nos.nl

U P D A T E

Centrale Raad oordeelt: huishoudelijke hulp blijft taak gemeente, Centrale Raad van Beroep, de Rechtspraak, 18 mei 2016: www.rechtspraak.nl

Het is goed ook de mislukkingen op te schrijven in je CV, vindt professor Johannes Haushofer. Voor het evenwicht

duimomhoog duimomlaagNiet alle carrières lopen over rozen. De meeste zijn doornig of hobbelig. De Amerikaanse professor in de psychologie en publieke zaken Johannes Haushofer van Princeton-universiteit heeft een lijstje gemaakt van mislukkingen in zijn carrière en op internet gepubliceerd. Hij wil daarmee laten zien dat hij niet alles heeft bereikt waarnaar hij heeft gestreefd. Het openbaar maken van zijn mislukkingen doet hij uiteraard niet zonder bedoeling. Hij wil het evenwicht herstellen tussen succes en mislukking en anderen aanmoedigen door te zetten als het tegenzit.

Ana Swanson schrijft in het Amerikaanse dagblad The Washington Post dat het lezen over Haushofers mislukkingen haar een goed gevoel geeft: “Velen van ons hebben een minderwaardigheidsgevoel bij het lezen van het CV van een vriend of een sollicitant. Als je kijkt naar iemands fraaie professionele prestaties en opleiding, krijg je al gauw het gevoel dat die andere persoon veel belangrijker is dan jijzelf”.

Maar lees je tussen de regels door van een CV of korte autobiografie, dan zie je verborgen geheimen: een school waartoe men niet is toegelaten; de aanvrage voor een beurs die op niets is uitgelopen; een sollicitatie waarover achteraf weinig is nagedacht.
Een CV weerspiegelt slechts een heel klein deel van iemands ervaringen en misschien ook nog niet de belangrijkste.

Een bron van nieuwe perspectieven

Haushofers CV der mislukkingen*) bevat opleidingen waartoe hij niet werd toegelaten, subsidies voor onderzoek die hij niet heeft gekregen en afwijzingen van wetenschappelijke tijdschriften voor het publiceren van zijn artikelen.
Haushofer: “De meeste dingen die ik probeer, mislukken. Deze mislukkingen zijn niet zichtbaar terwijl de successen wel zichtbaar zijn. Daardoor krijgen anderen de indruk dat ik meestal slaag in mijn pogingen. Het gevolg is vaak dat ze hun mislukkingen aan zichzelf wijten en niet aan het feit dat de wereld stochastisch**) is, dat sollicitaties een loterij zijn en comités en scheidsrechters ook hun slechte dag hebben”.

Haushofers lijstje loopt van 2008 tot en met 2016 en is verdeeld in zes categorieën:
– Opleidingen waartoe hij niet werd toegelaten.
– Academische aanstellingen en uitnodigingen die hij is misgelopen.
– Contracten en studiebeurzen die hij niet heeft gekregen.
– Artikelen die werden geweigerd door wetenschappelijke tijdschriften.
– Subsidies voor onderzoek die niet aan hem zijn toegewezen.
– Meta-mislukkingen.

Wat de laatste categorie betreft merkt Haushofer op: “Dit verrekte lijstje met mislukkingen heeft meer aandacht gekregen dan mijn hele wetenschappelijke oeuvre”.

Haushofer schrijft dat hij zijn eerste CV der mislukkingen in 2011 samenstelde toen een vriend van hem die een inzinking had een steuntje in de rug wilde geven. De reacties bleken posifief en het idee zo’n lijstje openbaar te maken leek hem nuttig: “Ik hoop dat het op een goede dag een bron zal zijn van nieuwe perspectieven in tijden als de dingen niet goed gaan, vooral voor studenten en jonge collega’s”.
Hij beaamt dat zijn lijstje nogal kort lijkt, maar dat komt waarschijnlijk omdat hij een en ander is vergeten. Een uitgebreidere CV kan erop duiden dat de betrokkene goed is in het proberen van nieuwe dingen.

Misslukking is een essentieel onderdeel van het wetenschapper zijn

Het oorspronkelijke idee voor een CV der mislukkingen stamt van een in 2010 in het tijdschrift Nature verschenen artikel van Melanie Stefan van de Universiteit van Edinburgh. Zij beweerde dat een openbare lijst van mislukkingen een manier was anderen te helpen omgaan met hun tekortkomingen. Terwijl we zelf maar al te goed bekend zijn met succes en mislukking, zien andere mensen alleen de successen. Dat werkt ontmoedigend.

Stefan: “Als wetenschappers maken we een succesverhaal waarin onze tegenslagen verborgen worden, voor onszelf en voor anderen. Vaak lijken de carrières van andere wetenschappers een doorlopende reeks van makkelijke successen te zijn. Om die reden voelen we ons, telkens als we tekortschieten, alleen en afgewezen”.
Stefan adviseert ons een lijst van mislukkingen bij te houden om onszelf eraan te herinneren dat mislukking een essentieel onderdeel is van het wetenschapper zijn. Misschien kunnen we er ook nog een collega mee opbeuren die de moed heeft opgegeven.
Ze wijst er ook nog op dat aanvragen voor academische subsdies maar in 15 procent van de gevallen worden gehonoreerd. Dat betekent dat voor elk uur dat wordt besteed aan een succesvolle aanvrage, er waarschijnlijk zes uur voor niets zijn geweest.
Dat geldt natuurlijk ook op andere gebieden. Veel beroemde zakenmensen, onder wie Henry Ford faalden regelmatig voordat ze succes hadden. En het schijnt dat bijna elke beroemde schrijver of componist minstens een dozijn keer is afgewezen voordat succes zich aandiende.

*) Johannes Haushofer – CV of Failures: https://beroepseer.nl

**) Stochastisch = gebaseerd op waarschijnlijkheden.

Why it feels so good to read about this Princeton professor’s failures, Ana Swanson, The Washington Post, 28 april 2016: www.washingtonpost.com

A CV of failures, door Melanie Stefan, Nature, 17 november 2010: www.nature.com/articles/nj7322-467a

CV of failures: Princeton professor publishes résumé of his career lows, The Guardian, 30 april 2016: www.theguardian.com

Johannes Haushofer: https://haushofer.ne.su.se/

Waarom vertrouwen werknemers hun baas niet?

In zijn artikel Why don’t employees trust their bosses? neemt Joe Myers de Edelman Trust Barometer 2016 onder de loep, het zestiende jaarlijkse wereldwijde onderzoek naar vertrouwen en geloofwaardigheid. In de nieuwste editie onderzocht men voor het eerst hoe het staat met het vertrouwen tussen werkgever en werknemer.
Het blijkt dat een op de drie werknemers geen vertrouwen heeft in hun werkgever. De uitkomst onthult een aantal interessante trends op het gebied van vertrouwen op de werkvloer en de gevolgen voor zowel de baas als de werknemer. De schrijvers noemen hun rapport een reflectie op “een verbroken verbinding tussen directeuren en hun werknemers”.

Het onderzoek vond plaats tussen medio oktober 2015 en medio november 2015 en werd uitgevoerd in 28 landen onder 32.200 mensen. Circa 15 procent van hen behoort tot het zg. ‘geïnformeerde publiek’, hoogopgeleiden met een hoog inkomen. De anderen worden omschreven als ‘het brede publiek’. Edelman is een internationaal marketing- en communicatiebedrijf met ook een kantoor in Amsterdam.

Gebrek aan vertrouwen

Oorzaak van het gebrek aan vertrouwen is het verschil tussen gebieden die werknemers belangrijk vinden en de prestaties van leidinggevenden op deze gebieden. De helft van de respondenten vindt bijvoorbeeld dat het belangrijk is dat een CEO (bestuursvoorzitter) ethisch is, dat hij verantwoordelijkheid neemt wanneer geconfronteerd met een crisis, en dat hij transparant is. Een nog lager aantal van de respondenten vindt dat hun leidinggevende deze kwaliteiten bezit.
Het vertrouwen blijkt af te nemen naarmate men verder daalt op de hiërarchische ladder van een organisatie. Terwijl dus tweederde van de leidinggevenden vertrouwen heeft in het bedrijf, doet slechts minder dan helft van de werknemers dat (52 procent in Nederland). De ‘eigen mensen’ – de collega’s – genieten meer vertrouwen dan superieuren.

Dit verschil nu is belangrijk. “Niet-vertrouwende werknemers zijn veel minder geneigd iets goeds te zeggen over hun werkgever”, legt Nick Howard uit. Hij is directeur van Edelman Employee Engagement voor Europa. Werknemers hebben contact met de klanten en bouwen met hen een vertrouwensband op. Werknemers kunnen krachtige pleitbezorgers zijn voor hun bedrijf. Ze worden dat als werkgevers en CEO’s hun werknemers goed behandelen en als ze ethisch, transparant en open zijn. Ervoor zorgen dat werknemers vertrouwen hebben in hun bedrijf is een krachtige impuls en dat is niet alleen gunstig voor henzelf maar ook voor de manier van omgaan met de klant en uiteindelijk voor de klant zelf.

Het minste vertrouwen in overheid en media

Een van de vragen in het onderzoek was in wat voor institutie mensen het meeste vertrouwen hebben: in de overheid, bedrijven, non-gouvernementele organisaties (NGO’s) of mediabedrijven. Het meeste vertrouwen genieten NGO’s, het minste de overheid en de media.

In Mexico is het grootste verschil te zien. Men heeft daar 44 procent meer vertrouwen in het bedrijf dan in de regering. 80 procent van het brede publiek denkt in Mexico dat bedrijven door het opvoeren van winsten de economische en sociale omstandigheden kunnen verbeteren.
Het laagst scoort Japan waar slechts 40 procent van de werknemers vertrouwen heeft in hun werkgever. In Duitsland is dat 62 procent, Zweden 50 procent, Verenigd Koninkrijk 57 procent, de VS en Canada 64 procent, China 79 procent, India 83 procent, Australië 54 procent en Rusland 48 procent.

Inkomensongelijkheid

Het onderzoek laat een duidelijk verschill in de mate van vertrouwen zien tussen het geïnformeerde publiek en het brede publiek. Terwijl het vertrouwen van het geïnformeerde publiek in instituties nog nooit zo hoog was sinds de afgelopen zestien jaar, heeft minder dan de helft van het brede publiek daarin vertrouwen, en dat geldt voor meer dan tweederde van de onderzochte landen. Met het vertrouwen in de toekomst is het idem dito. De kloof verbreedt zich wereldwijd en heeft te maken met inkomensongelijkheid.

Deze verschillen zijn waarschijnlijk de oorzaak van de opkomst van populisme, protectionisme en nationalisme. Gedesillusioneerde kiezers wijken uit naar extreem linkse en rechtse politieke partijen. In de VS lijkt magnaat Donald Trump af te stevenen op deelname aan de presidentsverkiezingen van 2016.
Er vindt een verschuiving van invloed plaats. We moeten niet de illusie blijven koesteren dat het brede publiek de elites blijft volgen. Deze illusie was gebaseerd op het geloof dat het geïnformeerde publiek toegang heeft tot exclusieve informatie en dat het vanuit die positie de belangen van het brede publiek behartigt. De afgelopen jaren hebben schandalen rondom bestuurders en de democratisering van de media ervoor gezorgd dat deze klassieke piramide is omgedraaid. Op het vertrouwen van het brede publiek kan niet langer worden gerekend.

Volgens het publiek zijn het niet langer politici en beleidsmakers die de grote maatschappelijke problemen moeten oplossen, bijna 80 procent vindt dat het bedrijfsleven dat beter kan.

Katherine Garrett-Cox, CEO van de Schotse investeringsmaatschappij Alliance Trust, schreef in een artikel dat bedrijven die tot doel hebben een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij succes zullen hebben, in tegenstelling tot bedrijven die daar niet naar streven of ertegen ingaan.

Edelman Trust Barometer 2016 – Annual Global Study: www.edelman.com

Why don’t employees trust their bosses?, door Joe Myers, World Economic Forum, 12 april 2016: www.weforum.org

Where do employees trust their companies the most? door Emma Luxton, World Economic Forum, 21 maart 2016: www.weforum.org

4 ways businesses can build customer trust, door Alex Gray, World Economic Forum, 27 januari 2016: www.weforum.org

Edelman trust barometer 2016

 

 

Vlaamse ombudsman Bart Weekers over het spreekrecht van ambtenaren

“Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken”, schreef de Vlaamse Ombudsman Bart Weekers in het jaarverslag 2016. Leidende ambtenaren zouden het spreekrecht van ambtenaren meer moeten waarderen. Op Weekers oproep reageerde Elke Wambacq, diensthoofd bij het Vlaams Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek (INBO) in een opiniestuk in de Vlaamse zakenkrant De Tijd. De kop boven haar artikel luidde: Als ambtenaar bij de overheid steek je het best je nek niet uit.*)

Weekers schrijft in antwoord op het stuk van Wambacq – dat tot veel reacties in de sociale media heeft geleid – wat hij met zijn oproep wil bereiken: “Dat vele ambtenaren vol goesting getuigen van de manier waarop ze hun spreekrecht beleven. Van hoe hun bazen hen ruimte geven om maatschappelijk geëngageerd te mogen en te kunnen zijn. Laat dat alles nu maar even komen. Laat nu ook die opiniestukken, tweets en blogs van ambtenaren verschijnen. Want mijn grootmoeder zaliger leerde het me al: Woorden wekken, maar voorbeelden strekken”.

Weekers gaat in zijn artikel dieper in op wat het spreekrecht van de ambtenaar precies inhoudt.Hij schrijft: “Naar goede voorjaarsgewoonte hadden het klachtenboek en het jaarverslag van de Vlaamse ombudsman aandacht voor het ongenoegen over de Vlaamse overheid. Eind vorige week ging het dan plots ook over het spreekrecht van ambtenaren, toen een ambtenaar getuigde over haar gesprekken met de ombudsman en besloot dat een ambtenaar het best zijn nek niet uitsteekt (De Tijd, 22 en 23 april). Dan gebeurde wat vaak gebeurt met pijnpunten die de ombudsman mee signaleert: de zaak bleek pro’s en contra’s te hebben.

Op veel banken was er bijval voor de moed van deze ambtenaar. Maar ook wrevel en onbehagen bij collega’s die elke dag werken aan een betere dienstverlening. Ze wijzen me er dan bijvoorbeeld op dat ik, hun ombudsman, toch het ultieme bewijs ben van de ruimte die de Vlaamse overheid laat voor interne kritiek. En het interne personeelsblad van de Vlaamse overheid had een week eerder al als eerste aandacht voor de oproep van de ombudsman om het spreekrecht te koesteren.

Laten we daarom eerst even te rade gaan bij de feiten. Niet voor niets is een uitgangspunt van het spreekrecht dat de ambtenaar feitelijke informatie correct, volledig en objectief presenteert. De meest recente personeelspeiling (2014) leert dat de eigen medewerkers hun werkgever, de Vlaamse overheid, een 7,8 op 10 geven voor openheid. Zeker een mooie score.

Uitgangspunt

Voorts huldigt de overheid ook het uitgangspunt dat de ambtenaar persoonlijke standpunten of kritiek op de overheid mag formuleren. Tegelijk moet de ambtenaar zijn publiek wel duidelijk maken dat hij uit eigen naam spreekt. Daarnaast zijn er regels over het spreken als personeelslid of als privépersoon binnen en buiten het werk. Daarbij wordt bijvoorbeeld de volledige vrijheid benadrukt om te publiceren of voordrachten te houden over de domeinen waarin de ambtenaar ervaring heeft.

Wie die regelingen meer in detail doorneemt, beseft al gauw dat we het met zijn allen hartstochtelijk eens zijn over de fundamentele plaats van de vrije meningsuiting als uitgangspunt. Tegelijk gaat het om een evenwichtsoefening, die ook aandacht heeft voor de grenzen van het spreekrecht, zoals loyauteit of geheimhoudingsplicht. Want inderdaad, en wees gerust. Niemand, en al zeker de ombudsman niet, wil dat ambtenaren en ministers mekaar in de vernieling rijden, denk aan ex-minister Jacqueline Galant en haar topambtenaar Laurent Ledoux.**)
Kortom, ook voor het spreekrecht van ambtenaren zijn de zaken vrij goed geregeld en knelt het schoentje dus niet bij de regelingen zelf. Balanceren is een oefening, die hoort bij zowat alle fundamentele waarden in onze samenleving.

Maar laten we mekaar ook goed begrijpen. Onze democratie is veel meer dan een loutere optelsom van gemaakte afspraken op papier. Onze democratie draait toch vooral rond de beleving van die afspraken in de praktijk. In dit geval op de werkvloer van de Vlaamse overheid, waar we wensen dat er een praatcultuur heerst en geen zwijgcultuur”.

Lees het hele artikel van Bart Weekers: Woorden wekken, voorbeelden strekken. Dat geldt ook voor het spreekrecht van ambtenaren, De Tijd, 27 april 2016: www.tijd.be

*) Zie: ‘Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken’, aldus de Vlaamse Ombudsman, Blogs Beroepseer, 22 april 2016: https://beroepseer.nl

**) Jacqueline Galant was minister van Mobiliteit. Ze bood ze haar ontslag aan nadat ze onder vuur kwam te liggen over de veiligheid op de Belgische luchthavens, in de nasleep van de aanslagen in Brussels Airport op 22 maart 2016. Een dag daarvoor nam Laurent Ledoux ontslag als topman bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, die het beleid van Galant hekelde bij zijn vertrek. Galant ontkende bij haar vertrek haar tekort aan aandacht voor veiligheid.