Skip to main content

Redactie Beroepseer

Plan voor Nationaal Zorgfonds: Schaf de zorgverzekeraars af en zet een nationaal zorgfonds op. Zonder eigen risico

logo nationaal zorgfondsDe SP ‘zet vol in’ op een nationaal zorgfonds: basiszorg voor iedereen zonder eigen risico. Dat maakte SP-leider Emile Roemer op maandagavond 23 mei 2016 bekend tijdens een discussieavond over de zorg in Groenlo, aldus dagblad De Gelderlander. Het Nationaal Zorgfonds is een initiatief van de SP en een brede maatschappelijke coalitie van mensen die zich uitspreken voor een beter zorgstelsel.

Dat de SP af wil van het huidige zorgstelsel is geen geheim, maar er werd nog gesleuteld aan een alternatief plan. Dat is het nationaal zorgfonds geworden.

“We zijn weggezakt in een moeras van bureaucratie en de vrijheid van zorgverzekeraars staat centraal”, verklaarde Roemer. “Wij willen één inkooporganisatie in plaats van zorgverzekeraars. Dan is het overstapcircus verleden tijd en het geld dat daarmee wordt bespaard kan ingezet worden voor het schrappen van het eigen risico. We hebben alles laten doorberekenen bij het CPB (Centraal Plan Bureau) en laten ons door niemand hier nog van afhouden. Het wordt een van onze grootste thema’s voor de komende jaren.”

Marktwerking
Wil de SP terug naar het aloude ziekenfonds? Roemer: “Nee, in het oude ziekenfonds had je het verschil met de inkomensgrens, waardoor mensen een particuliere verzekering moesten afsluiten. Dat heb je bij het dit nationaal zorgfonds niet. Het is een basiszorg die je nationaal organiseert met de vier grote zorgverzekeraars, die nu ook alle macht in handen hebben, en geen marktwerking. Naar schatting van de Consumentenbond geven de zorgverzekeraars per jaar 450 miljoen euro uit aan klantenwerving en reclame.”

Is er binnen de Tweede Kamer draagvlak voor een nationaal zorgfonds? “Ik denk dat zo langzamerhand 80 procent voorstander is”, zo toonde Roemer zich optimistisch. “Behalve de VVD natuurlijk, die zal er niet achter staan. Maar met het nationaal zorgfonds slaan we drie vliegen in één klap: we houden de democratie onder controle, pakken de bureaucratie aan en maken de zorg voor iedereen toegankelijk. Nu mijdt een op de vijf de zorg om financiële redenen. En er gaan stemmen op om het eigen risico omhoog te laten gaan naar 500 euro per jaar, hoewel minister Schippers 10 miljard euro in reserve heeft.”

Lees het Manifest Zorg voor en van iedereen: https://nationaalzorgfonds.nl/manifest

Plan voor basiszorg zonder eigen risico in Groenlo, De Gelderlander, 25 mei 2016: www.gelderlander.nl (artikel niet meer beschikbaar)

Super Zaterdag groot succes: Grote steun voor Nationaal Zorgfonds, SP. 18 april 2016: https://amersfoort.sp.nl

SP start actie voor Nationaal Zorgfonds in Eindhoven, Groot Eindhoven, 9 mei 2016: http://grooteindhoven.nl (artikel niet meer beschikbaar)

Invoering van ʻlevendʼ en rijk ambtelijk statuut nodig als tegenwicht tegen dominant kortetermijndenken van politieke bestuurders

omslag ambtelijk vakmanschap en moreel gezag klIn het Essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag onderzoeken de auteurs Gabriël van den Brink en Thijs Jansen hoe ambtelijk vakmanschap het best kan worden gewaarborgd op basis van de functie die het vervult: het zoveel mogelijk creëren en in stand houden van het overheidsgezag. Een middel daartoe is volgens hen de invoering van een ambtelijk statuut.
Aan zo’n statuut kunnen ambtenaren hun opvattingen en gedrag spiegelen. De inzet van dit statuut is hoog: het moet daadwerkelijk leiden tot beter ambtelijk vakmanschap in de praktijk.

Voor zo’n statuut schetsen Jansen en Van den Brink een set van waarden die verschillende aspecten van het ambtelijk werk kenmerken, zoals het maken van ethische afwegingen en het functioneren binnen een democratisch-rechtsstatelijke context.

In het Voorwoord wordt beschreven wat wordt bedoeld met ‘staat’. In de definitie van de socioloog Max Weber in zijn in 1919 verschenen essay Politiek als beroep is de staat ‘een overheersingsrelatie van mensen over mensen die gebaseerd is op de legitieme (dat wil zeggen als legitiem beschouwde) toepassing van geweld’. En de beroepseer van de ambtenaar die daarbij past is ‘de bereidheid en het vermogen om, indien een boven hem staande overheid een naar zijn mening verkeerd bevel geeft, dat op verantwoording van de bevelgevende gewetensvol en precies zo uit te voeren alsof het zou stroken met zijn eigen overtuigingen. Zonder deze discipline en zonder deze zelfverloochening zou het hele apparaat ineenstorten’.

Rechtsstatelijk tegenwicht wordt genegeerd

Deze hiërarchische opvattingen over de staat en de ambtenaar zijn bijna een eeuw oud en lijken lichtjaren verwijderd van de huidige in en rond overheidskringen populaire opvatting van ‘co-creatie in de netwerksamenleving’. Maar is dat wel zo? Is Webers beschrijving werkelijk achterhaald? Volgens de populaire filosofie van co-creatie moeten politici en ambtenaren zoveel mogelijk naast de burger gaan staan en de doe-democratie faciliteren.
De werkelijkheid is vaak anders: de macht van de overheid blijft aanwezig, maar wordt ‘de olifant in de kamer’. We zouden macht en overheid het liefst negeren, maar niemand kan eromheen.
Alle betrokkenen merken dat de politiek onverminderd macht uitoefent, maar dat past niet in het ‘frame’. Weber had een realistischer opvatting over politiek : ‘Wie politiek bedrijft, streeft naar macht: macht als middel omwille van andere – ideële of egoïstische – doeleinden of macht om de macht zelf, om te genieten van het prestigegevoel dat eraan wordt ontleend’.
Ook de Weberiaanse visie op ambtenaren – volstrekte gehoorzaamheid aan de politieke bestuurder – lijkt binnen de hedendaagse Nederlandse overheid nog onverminderd in zwang te zijn.
In dezelfde geest interpreteert men in Den Haag de ‘wil van het volk’ als een vrijbrief voor ‘doorzettingsmacht’, waarbij de doelen uit regeerakkoorden de middelen heiligen. Van beleidsambtenaren en uitvoerende ambtenaren wordt daarbij loyale medewerking verwacht. Rechtsstatelijk tegenwicht wordt genegeerd, verzwakt of handig omzeild. Uitvoerende organisaties worden opgezadeld met onuitvoerbaar beleid. Uit affaires, parlementaire enquêtes en rapporten van onder andere de Nationale Ombudsman rijst bepaald niet een beeld op van een overheid die behoorlijk bestuurt en leert van fouten.

Geloofwaardigheid en moreel gezag

De auteurs betogen dat de overheid anders dient om te springen met haar macht. Noblesse oblige: van degenen die veel macht hebben over afhankelijke anderen, mag verlangd worden dat zij daarmee uitermate zorgvuldig en fatsoenlijk omspringen.
Volgens Weber is de legitimiteit van machtsuitoefening cruciaal. In de moderne samenleving is die legitimiteit van karakter veranderd: burgers hebben inmiddels hoge normatieve verwachtingen over voorbeeldgedrag en moraliteit van de overheid. Het gaat daarbij in toenemende mate om geloofwaardigheid en moreel gezag.
Om een tegenwicht te bieden aan het ‘doorzetten’ van politieke kortetermijnbelangen is het volgens de auteurs nodig ambtenaren een belangrijkere positie te geven bij het ontwikkelen en behouden van dat gezag. Daarvoor is de invoering van een ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut noodzakelijk waarin de waarden te vinden zijn die in onderlinge samenhang afgewogen moeten worden bij beleid en uitvoering. Een dergelijk kompas kan helpen de weg te wijzen naar gezaghebbender optreden van de overheid.

Professionele waarden

Ambtenaren krijgen te maken met dilemma’s en botsende waarden. Het is niet raadzaam om de botsing tussen waarden op te lossen door invoering van nog meer codes of regels. Het is beter daarvoor in de plaats ruimte te maken voor betrokkenen om tot een zorgvuldige maatwerkoplossing te komen. Hoogleraar Publiek Management Harrie Aardema bijvoorbeeld hield in 2005 een pleidooi om aandacht te schenken aan ‘stille waarden’. Dat wil zeggen: waarden en beweegredenen die medewerkers zelf koesteren. Hij stelt ze tegenover de ‘overnormering’ in plannen of systemen waar een organisatie veelal mee komt en die vaak schijnsturing of cynisme tot gevolg hebben.
De auteurs stellen voor in het ambtelijk statuut behalve de publieke missie met waarden zoals onafhankelijkheid, rechtsstatelijkheid, rechtmatigheid en rechtvaardigheid, voor het vervullen van de publieke zaak ook een professionele missie op te nemen met waarden die ambtenaren zeer belangrijk vinden. Het gaat daarbij vooral om: deskundigheid, doelmatigheid, dienstbaarheid, toewijding en collegialiteit. Ook de ethische waarde eerlijkheid scoort hoog, net als verantwoordingsbereidheid. Het vermogen om te kunnen uitleggen waarom je een bepaalde handeling verricht, en de ruimte om die uitleg te mogen geven, acht men voor het professionele zelfrespect essentieel.
Het belang van waarden voor ambtenaren is onderzocht tijdens de door de Stichting Beroepseer georganiseerde bijeenkomsten over goed werk en ambtelijk vakmanschap waaraan zowel uitvoerende als beleidsambtenaren deelnamen in de periode 2013 – 2015. Het is aan te bevelen dat er voor ambtenaren ruimte wordt gemaakt voor vrijplaatsen of ‘goedwerkplaatsen’, waar zij kunnen leren omgaan met spanningen in hun werk en botsende waarden, bijvoorbeeld als politieke opdrachten in botsing komen met kernwaarden voor de publieke dienst.

Zo kan het statuut niet alleen de basis bieden voor bevordering van vakmanschap en integriteit, maar ook voor een aanpak die de waarden uit het statuut confronteert met de dagelijkse praktijk. Een dergelijke ‘dynamische’ toepassing van het statuut voorkomt dat het gebruik verengt tot een nieuw stelsel van regels en zorgt ervoor dat het kan dienen als een kader om tot onderlinge – professionele – afstemming te komen over de uitleg van de belangrijkste waarden en verantwoordelijkheden. Daar kunnen trainingssessies en ‘goedwerkplaatsen’ dus bij helpen.

De relatie tussen ambtelijke loyaliteit en professionele onafhankelijkheid

Met een statuut kan de ambtenaar het recht op een moreel verantwoorde en professionele taakvervulling ontlenen aan het streven naar ambtelijk vakmanschap, zonder dat hij in zware klokkenluidersprocedures terechtkomt. “Wij bespreken hier andere kwesties dan die waar de klokkenluidersregeling over gaat”, aldus de auteurs: “Daarbij gaat het om misstanden met een maatschappelijk belang, terwijl het ons hier gaat om schendingen van de morele en professionele waarden – zoals vastgelegd in het statuut – bij de onpartijdige taakuitoefening van de ambtenaar. Wij pleiten hier niet voor een rechtsgang die uitloopt op een veroordeling, genoegdoening of iets dergelijks. Wat we beogen is een onafhankelijke procesgang die de relatie tussen ambtelijke loyaliteit enerzijds en professionele onafhankelijkheid anderzijds kan verduidelijken en die zowel werkgever als ambtenaar helpt daarmee zorgvuldig om te gaan. Zo concretiseren we een ambitie die minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer omschreef als ‘het organiseren van tegenspraak en een veilige aanspreekcultuur’.”

Oproep aan ambtenaren

De auteurs besluiten hun essay met een oproep aan de ambtenaren om van zich te doen horen: “De belangrijkste functie van ambtelijk vakmanschap is het creëren, ontwikkelen en in stand houden van het gezag van overheden. In tegenstelling tot de communis opinio blijkt moreel gezag in deze tijd van groot belang te zijn. Burgers hechten er sterk aan, maar deze potentiële gezagsbron wordt (met name) door de politiek-bestuurlijke gezagsdragers vaak onderbenut. Als deze bron beter zou worden benut, zouden ambtenaren – zowel beleidsambtenaren als uitvoerende ambtelijke gezagsdragers – hun rol veel beter kunnen vervullen. Daarvoor moet hun vakmanschap dan wel een sterkere positie krijgen, door het creëren van een breed ambtelijk statuut waaraan zij ook een zeker recht op ambtelijk vakmanschap kunnen ontlenen.
Het politieke debat over de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren*) biedt nu een kans om hierin stappen te zetten. Het is goed als ambtenaren daarbij ook van zich laten horen”.

Per slot van rekening zijn al deze kwesties niet alleen een zaak van het kabinet en de voorbereiders van het statuut, maar ook van de ambtenaren zelf. Het zou mooi zijn als er meer besef kwam dat een ambtelijk statuut respect voor onze ambtelijke en bestuurlijke gezagsdragers weer doet toenemen.

Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen, uitgave van Stichting Beroepseer, 96 p., 2016, € 19,99. Tot 1 juli € 14,90
Het essay bestaat uit drie delen:
Deel 1: De gezagscrisis van de overheid en het lot van ambtelijk vakmanschap (diagnose).
Deel 2: Wat voor gezag heeft de overheid nodig? Het toenemend belang van moreel gezag (remedie).
Deel 3: Hoe ambtenaren kunnen bijdragen aan het morele gezag van de overheid. Een pleidooi voor een ambtelijk statuut (realisatie).
Voorwoord van Sjaak van der Tak, burgemeester van Westland, en van auteurs.

Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer en onderzoeker/docent School voor Politiek en Bestuur van de Universteit van Tilburg.
Gabriël van den Brink is hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Het boek kan besteld worden voor € 19,99 op www.beroepseer.vrijeboeken.com

Noot
*) Op 27 september 2016 bespreekt de Eerste Kamer het voorstel voor de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren van de kamerleden Steven van Weyenberg (D66) en Mona Keijzer (CDA). Doel hiervan is het zoveel mogelijk elimineren van de arbeidsrechtelijke verschillen tussen personeel in de overheidssector en de marktsector. In dat kader heeft de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Plasterk, eerder aan de Tweede Kamer een ambtenarenstatuut toegezegd waarin ‘de aspecten van het ambtelijk vakmanschap’ zullen worden vastgelegd. De planning is erop gericht dit gereed te hebben op het moment dat de wet in werking treedt.Tot op heden is nog onduidelijk hoe de minister dat statuut wil vormgeven.*)

*) De plenaire vergadering in de Eerste Kamer van 27 september 2016 is verschoven naar dinsdag 25 oktober 2016.

Bijeenkomst op 29 juni 2016
Op 29 juni 2016 lichten Van den Brink en Jansen het essay toe en gaan zij erover in discussie op een bijeenkomst georganiseerd door Stichting Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar Bestuur (IKPOB) en de Vereniging voor Overheidsmanagers (VOM) die het essay mede mogelijk hebben gemaakt. Zie voor meer info: www.ikpob.nl (Stichting IKPOB is sinds eind maart 2018 niet meer actief. De website is per 1 april 2018 opgeheven).

Persbericht Essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag.

U P D A T E

Eerste Kamer aanvaardt wetsvoorstel 32550 – Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, 8 november 2016: www.parlement.com

Verslag Stemming Normalisering rechtspositie ambtenaren in Eerste Kamer op 8 november 2016: www.eerstekamer.nl

Politieke monitor 1848 maakt overheidsinformatie toegankelijk en gebruiksvriendelijk

logo1848Wie op de hoogte wil blijven van de laatste ontwikkelingen op het Binnenhof, hoeft zich niet langer door een onoverzichtelijke brij documenten op overheidswebsites te worstelen. Journalist Lucas Benschop ontwikkelde de politieke monitor 1848.nl, waarmee Haagse agenda’s, kamerbrieven en dossiers eenvoudiger te volgen zijn.

“Als politiek redacteur voor nu.nl ben ik vaak op zoek naar de laatste documenten in overheidsdossiers. Daarvoor moest ik continu diep graven op Officiële Bekendmakingen en de websites van de Kamer, die niet altijd even gebruikersvriendelijk zijn”, aldus Lucas Benschop aan Matthijs Van Schie op de site van het Stimuleringsfonds voor de journalistiek. Omdat een transparante overheid van groot belang is, moest overheidsinformatie toegankelijker worden, vond hij. Dus bedacht Benschop een centraal platform voor het monitoren van de gang van zaken in de Hofstad via een live nieuwsfeed en een factsheet, die een wekelijks overzicht van het laatste Haagse nieuws geeft.
Het Stimuleringsfonds subsidieerde het project met 31.000 euro.

Notificatie bij bijvoorbeeld een brief van minister Bussemaker

De belangrijkste functie van 1848.nl, zoals het platform is gaan heten, is de mogelijkheid om op basis van zoekopdrachten dossiers samen te stellen. Daardoor ontvangen gebruikers automatisch updates over onderwerpen waarin ze geïnteresseerd zijn. Benschop: “Zelf schrijf ik veel over het leenstelsel en de asielkwestie. Via zoekopdrachten naar bijvoorbeeld die onderwerpen stel je een dossier samen, en krijg je notificaties wanneer minister Bussemaker of staatssecretaris Dijkhof een brief uitstuurt.”

Het verdienmodel dat Benschop voor ogen had toen hij eind 2014 met zijn aanvraag naar het Stimuleringsfonds stapte, staat nog steeds overeind. “Het idee was en is dat onze live-feed gratis toegankelijk is, maar voor het ontvangen van notificaties op ‘jouw’ dossiers heb je een abonnement nodig”. Wanneer verschillende personen binnen dezelfde organisatie een account hebben, gaat het bedrag per gebruiker omlaag. Inmiddels zijn diverse grote redacties, organisaties en freelancers op de dienst geabonneerd.

De laatste informatie direct paraat

Met de komst van 1848, wordt politiek Den Haag volgens Benschop een stuk transparanter. “De daadwerkelijke impact van het platform kun je natuurlijk pas na een paar jaar meten, maar ik verwacht dat het voor journalisten een stuk makkelijker wordt om de overheid te controleren. Dat is een van onze voornaamste taken”. De monitor zou daarmee niet alleen goed nieuws voor verslaggevers zijn, maar ook voor ‘de andere kant’. “Wanneer lokale politici invloed willen uitoefenen op een landelijk besluit, helpt het enorm om de laatste informatie direct paraat te hebben. En ook woordvoerders, lobbyisten en andere ambtenaren zijn ermee geholpen”, meent Benschop.

Lees het hele artikel van Matthijs Van Schie: 1848 wil politiek Den Haag toegankelijker maken, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 23 mei 2016: www.svdj.nl

Politieke monitor 1848: https://1848.nl

website1848

 

Reglementen voor tandartsenzorg leiden tot kwaliteitsverlies en fraude

“Daar gaat de bel. Het is nog vroeg. 08.30 uur. De NZa*). ‘Als u niet meewerkt wordt de politie ingeschakeld en kunt u rekenen op een boete tot € 500.000!’ Met 6 man sterk werden alle dossiers en computerbestanden gekopieerd. De collega in kwestie was gecertificeerd. Klachten over de kwaliteit waren er niet”.

Een jaar later, aldus een bericht van Stichting Onafhankelijke Hulpverlening (SOH), krijgt deze collega, een tandarts, “een boete opgelegd van € 110.000. Reden: In twee jaar een verkeerde code voor instructie mondhygiëne gebruikt en de belangrijkste reden waarvoor ze in feite kwamen: Hij behandelde Nederlandse patiënten voor een deel over de grens, opdat hij zijn eigen kwaliteit kon blijven leveren, zeker na de tariefreductie van 30%. Volgens de NZa was dat onrechtmatig en dus onwettig en dus strafbaar.
Deze collega gaat in beroep. En wat doen wij, zijn collegae, onze beroepsorganisaties? De collega is bij ons bekend. U heeft geen idee hoe dit binnen komt”.

De SOH komt op voor de tandarts als individueel ondernemer en staat voor een beter beleid in de mondzorg. Ze vindt dat het beleid in de mondzorg in handen is van bureaucraten en ‘geldmanagers’. Fraude en kwaliteitsverlies zijn daarvan het gevolg. De stichting heeft onlangs een keurmerk gelanceerd dat staat voor kwaliteit en maatwerk. Zorgverlening is een zaak van de patiënt en de behandelaar. Verzekeraars hebben andere belangen.

Kwaliteit gaat achteruit

In een blog op de site van SOH, De kwaliteit van het roer moet beter, wordt beschreven hoe een collega door de NZa wordt aangepakt omdat hij patiënten voor keramische werkstukken heeft laten bijbetalen. Niet door creatief te declareren maar gewoon openlijk. Hij zou anders niet weten hoe hij zijn kwaliteit hoog moet houden.
Dit schrijft zijn tandtechnicus:

“Beste Peter,
Toen jij mij afgelopen week vertelde dat de NZa je er waarschijnlijk van gaat beschuldigen de Wmg**) te hebben overtreden, omdat je in strijd met deze wet een toeslag aan je patiënten zou hebben gevraagd voor het door jou geleverde werk, kon ik het niet laten om hierop langs deze weg te reageren.

Ik zit nu ruim dertig jaar in het vak als tandtechnicus. Sinds 2014 werk ik in Azië in opdracht van Excent bij een collega laboratorium en hier maken ze kronen voor tandartsen over de hele wereld. Omdat ik van tandartsen uit verschillende landen fysieke en digitale afdrukken zie aangeleverd, op basis waarvan we kronen moet maken, heb ik een zeer goed beeld van de kwaliteit van zorg die door deze tandartsen wordt geleverd.

Het werk dat Nederlandse tandartsen bij ons aanleveren, zie ik de laatste jaren sterk achteruit gaan. Het is vaak duidelijk dat er aan preparatie te weinig aandacht wordt geschonken, zo ook de afdrukken. Er laat veel te wensen over. Hierdoor hebben onze producten voor die tandartsen/patiënten niet de kwaliteit die het kan en zou moeten hebben.

Het lijkt erop dat veel Nederlandse tandartsen hun inkomen willen behouden en daardoor sneller en slordiger gaan werken. Met als gevolg een neergaande spiraal in kwaliteit en esthetiek! Dit gaat allemaal ten koste van de patiënt en dat zou een gerespecteerde arts niet moeten willen.

Jij levert naar mijn oordeel daarentegen uitzonderlijke prestaties die zich meten met tandartsen op hoog niveau. Het is volstrekt helder dat de huidige tarieven voor het vervaardigen van jouw kronen tekort schieten. En ik kan mij heel goed voorstellen dat jouw patiënten graag bereid zijn je daarvoor iets extra’s te vergoeden. Ik vrees dat als dat laatste niet (meer) mag, die kleine groep tandartsen waartoe jij behoort, hun praktijk gaan sluiten of buiten Nederland hun diensten gaan aanbieden. De gemiddelde Nederlandse mondzorg is al afgekalfd en nu het topsegment ook nog de kop indrukken, dat kan toch niet de bedoeling van de NZa zijn.
De NZa kan haar toezicht beter richten op de praktijken die benedenmaatse zorg leveren tegen de maximumtarieven en zich daarbij wellicht ook nog schuldig maken aan upcoding”.

Stel dat…

Stel dat u de volgende collega bent, bent u dan blij met een concurrent minder? Of bent u blij wanneer de professie achter u gaat staan? De vraag wordt gesteld door het Keurmerk Onafhankelijke Mondzorg (KOM), een platform en een netwerk voor mondzorgprofessionals dat staat voor een transparant beleid gericht op kwaliteit in de Nederlandse mondzorg en dat verschillende diensten aanbiedt voor professionele ondersteuning.
Het KOM staat achter een beleid dat praktijken zoals hierboven beschreven onmogelijk maakt en is van plan zich met anderen te verenigen tegen de terreur van de bureaucratie.

Noten
*) NZa – Nederlandse Zorgautoriteit
**) Wmg – Wet marktordening gezondheidszorg

Bijeenkomst Hoogtijd om door te bijten
Op zaterdag 18 juni 2016 vindt er een landelijke bijeenkomst voor professionals in de Nederlandse mondzorg plaats: Hoogtijd om door te bijten, in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum. Meer info daarover bij SOH.
Stichting Onafhankelijke Hulpverlening (SOH): http://sohnederland.nl
Keurmerk Onafhankelijke Mondzorg (KOM): http://komnederland.nl

Gabriël van den Brink over sociale voortrekkers en evenement Van kramp naar kracht

gabriel van den brink 2Gabriël van den Brink vertelt naar aanleiding van het in Eindhoven op 10 juni 2016 plaatsvindende evenement Van kramp naar kracht over de betekenis van sociale voortrekkers. In het kader van het programma Vitale lokale samenlevingen werden in 2015 en 2016 tijdens werksessies dertien sociale voortrekkers geïnterviewd om te horen hoe ze met hun initiatieven van onderop de lokale samenleving weten te vitaliseren.

Van den Brink is als hoogleraar verbonden aan het instituut Ethos van de Vrije Universiteit en was tot december 2015 hoogleraar aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur.

Sociale voortrekkers zijn ondernemende burgers die, vanuit een sterke morele gedrevenheid, problemen willen aanpakken in een buurt, of bepaalde groepen mensen willen helpen. Voor ze daarin slagen, stuiten ze nog wel eens op onbegrip of tegenwerking van de overheid. Maar ze hebben een lange adem.
De voortrekkers stellen de menselijke relatie centraal, en niet de organisatie of de overheid. De persoonlijke relatie is hun kanaal. Belangrijk is dat ze mensen die met moeilijkheden te kampen hebben – bijvoorbeeld met armoede of met schulden, gezinsproblemen – niet met een argwanende houding tegemoet treden maar met vertrouwen. Daarnaast weten ze te bevorderen wat mensen zelf kunnen. Daarmee houden ze als het ware de overheid een spiegel voor: blijf redelijk, heb compassie en pas maatwerk toe.
Overheden en professionals hebben te maken met regels en protocollen en die dienen ook ergens voor, maar moraliteit en compassie dienen ook ruimte te krijgen.

De sociale voortrekkers zijn een voorbeeld van de doe-democratie van burgers. Ze uitnodigen mensen uit mee te doen. Ze laten zien dat zij als indiviidueel burger, als enkeling, iets ondernemen dat ertoe doet. De overheid kan sociale lessen leren uit wat zij ondernemen. Ze laten zien wat werkt en wat niet werkt.

Op het evenement in Eindhoven wordt de bundel met interviews met de sociale voortrekkers Moraliteit in actie gepresenteerd, en wordt de Verklaring Van kramp naar kracht met een aantal stellingen ondertekend. De Verklaring is het startschot voor het nieuwe vormgeven van de verzorgingsstaat door de burger en de overheid. De verzorgingsstaat moet zichzelf opnieuw uitvinden.
Hoe dat kan vertellen de sociale voortrekkers in zestien  masterclasses: hoe ze zijn begonnen en wat ze hebben moeten doen om te kunnen slagen. Daar zijn o.a.: Buurtzorg Nederland, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Netwerk DAK, Bureau Frontlijn, Resto VanHarte, Eigen Kracht Centrale, Pedagogisch Collectief Feijenoord, Stadsgeneeskunde, de politiemensen Erna Eenink en Jaco van Hoorn, vmbo-docent Wim van de Merwe, multimediale producties Toff, Gastvrij Oost.

Meer info over Van kramp naar kracht: https://beroepseer.nl

Voor aanmelding geopend: Beroepsregister Sociaal Werk voor stimulering kwaliteit en vakmanschap

Een aantal organisaties is bezig met het opzetten van een Beroepsregister voor Sociaal Werk: de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW), de Maatschappelijke Ondernemersgroep (MOgroep) en de vakbonden BVjong, FNV en CNV. Het Beroepsregister Sociaal Werk staat los van het wettelijke beroepsregister voor jeugdhulp en jeugdbescherming bij het Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

Waarom een beroepsregistratie?
Gemeenten vragen steeds vaker naar gegarandeerd vakkundige professionals. Werkgevers en professionals voelen de urgentie om dat vakmanschap aantoonbaar te stimuleren en te waarborgen. Omdat kwetsbare burgers meer zelf moeten doen, verandert de rolverdeling tussen burger(s) en professionals. Ouderen, verwarde mensen en gezinnen hebben adequate ondersteuning nodig. Ook de toestroom van vluchtelingen en andere actuele maatschappelijke problematiek vragen om een investering in professionalisering. De partijen zien beroepsregistratie als een geschikt onderdeel daarvan. Professionals zetten zo stappen in hun eigen professionaliseringsproces.

Aanmelden
Vanaf 17 mei 2016 kunnen sociaal werkers zich bij het Registerplein al aanmelden voor dit beroepsregister. Werkgevers kunnen deze aanmelding gebruiken in het gesprek met gemeenten om aan te tonen dat hun organisatie en medewerkers werken aan professionaliteit en kwaliteit. Organisaties en sociaal werkers laten met hun aanmelding zien dat zij samen de verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling en borging van hun vak. Professionals zetten met aanmelding een stap in hun eigen professionaliseringsproces. Gemeenten, werkgevers en cliënten kunnen op de website van Registerplein zien dat een professional aangemeld is.

Register
De hierboven genoemde partners werken samen het nieuwe Beroepsregister Sociaal Werk verder uit. Dat behelst het ontwikkelen van een beroepsprofiel, breed gedragen beroepscode voor alle sociaal werkers, instapeisen en herregistratie-eisen.

Wie kan zich aanmelden?
Sociaal werkers (mbo en hbo) kunnen zich op basis van twee toelatingseisen aanmelden:
Werkgeversverklaring: met de werkgeversverklaring (of een zzp-verklaring) wordt aangetoond dat de professional werkzaam is in het sociaal domein.
Verklaring omtrent gedrag (VOG): met een VOG laat de professional zien dat zijn gedrag in het verleden geen bezwaar oplevert voor de uitoefening van een specifieke taak of functie in het sociaal werk. Registerplein hanteert een termijn van een VOG van maximaal twee jaar oud.

Relatie met register SKJ voor jeugdhulp en jeugdbescherming
Sinds 1 januari 2016 moeten jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers geregistreerd zijn in het BIG-register voor zorgverleners of in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) om ingezet te kunnen worden voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Alle andere professionals die op hbo-niveau werken in de jeugdhulp, kunnen zich daarin nog niet registeren. Wel kunnen zij zich al bij het SKJ vooraanmelden voor beroepsregistratie jeugdhulp. Dat geldt dus ook voor sociaal werkers die jeugdhulp aanbieden op hbo-niveau en (geregistreerde) werkzaamheden uitvoeren conform het kwaliteitskader. Zij kunnen zich voor dit register vooraanmelden bij het SKJ.
Ook voor deze sociaal werkers staat aanmelden voor het nieuwe Beroepsregister Sociaal Werk open bij Registerplein.

Zie verder: Registerplein: – Kwaliteitskeurmerk voor sociaal professionals: http://www.registerplein.nl/

Nieuw Beroepsregister Sociaal Werk vanaf 17 mei, MOgroep, 9 mei 2016: http://www.mogroep.nl/actueel/nieuws/4829-nieuw-beroepsregister-sociaal-werk-vanaf-17-mei (Niet meer beschikbaar). Zie Noot onderaan. *)

 

registerplein sociaal professionals

Noot
*) Vanaf 1 juni 2016 gaat de MOgroep verder als Sociaal Werk Nederland, de brancheorganisatie voor sociaal werk: https://www.sociaalwerknederland.nl


U P D A T E

Brochure over Beroepsregister Sociaal Werk, Sociaal Werk Nederland, 16 augustus 2016: www.sociaalwerknederland.nl/documenten/6927-brochure-over-het-sociaal-raadsliedenwerk

Uitspraak rechter: huishoudelijke hulp valt onder Wmo en blijft taak gemeente

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 drie richtinggevende uitspraken gedaan over huishoudelijke hulp onder de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit waren de eerste zaken waarin de CrvB oordeelt over aanspraak op huishoudelijke hulp onder de nieuw ingevoerde Wmo.

Beslist is dat huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 valt. Aanspraken op huishoudelijke hulp die zijn toegekend onder de tot 1 januari 2015 geldende oude Wmo, blijven ook daarna gelden. De gemeente kan die aanspraken met toepassing van de Wmo 2015 aanpassen aan haar nieuwe Wmo-beleid. Dit beleid moet berusten op objectief en onafhankelijk onderzoek naar de tijd die nodig is voor een schoon en leefbaar huis. Overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden is niet toereikend. In de twee Utrechtse zaken is beslist dat de gemeente eerst deugdelijk onderzoek moet doen, in plaats van uit te gaan van het gestelde financiële kader. In de zaak van Aa en Hunze is beslist dat een gemeente huishoudelijke hulp mag aanbieden in de vorm van een algemene voorziening. Aanvullend hierop moet een op de persoon afgestemde maatwerkvoorziening worden aangeboden, indien dat nodig is voor de zelfredzaamheid. De gemeente Aa en Hunze mocht haar inwoner echter niet verwijzen naar de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’, omdat de algemene voorziening van Aa en Hunze niet voldoet aan de eisen van de Wmo 2015.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

In alle drie de zaken ontvingen de betrokken inwoners op grond van de oude Wmo al jaren hulp bij het huishouden van hun gemeente. In de Utrechtse zaken kregen de betrokken inwoners als gevolg van nieuwe besluiten onder de Wmo 2015 aanzienlijk minder uren hulp van hun gemeente dan onder de oude Wmo. In de zaak van Aa en Hunze kende die gemeente aan de betrokken inwoner niet langer huishoudelijke hulp toe die was afgestemd op de persoonlijke situatie. In plaats daarvan werd deze inwoner verwezen naar de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ van de gemeente.

In de twee Utrechtse zaken zijn de betrokken inwoners het niet eens met de vermindering van het aantal toegekende uren huishoudelijke hulp. De gemeente stelt hier haar beleidsvrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor hun zelfredzaamheid tegenover. Verder wijst de gemeente op het korten van het gemeentelijk budget door het Rijk. Het in Utrecht onder de Wmo 2015 ingevoerde nieuwe beleid gaat uit van standaardmodules voor een schoon en leefbaar huis. Het bestaat uit een basismodule van 78 uur schoonmaak per jaar, met aanvullende maatwerkmodules voor iemand die als gevolg van medische beperkingen onvoldoende wordt ondersteund door inzet van de basismodule.

Huishoudelijk hulp is een prestatie die onder de Wmo 2015 valt

De Centrale Raad oordeelt in deze zaken allereerst dat huishoudelijke hulp een prestatie is die onder de Wmo 2015 valt. Er is geen enkel aanknopingspunt dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de oude Wmo. Verder oordeelt de Centrale Raad dat de gemeente huishoudelijke hulp mag aanbieden in de vorm van standaardmodules. Daarbij is wel vereist dat een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid van de betrokken inwoner. Het hangt van de individuele situatie af of moet worden afgeweken van de standaardmodule om dat resultaat te bereiken. De Centrale Raad concludeert dat de basismodule van 78 uur schoonmaak per jaar niet berust op objectief en onafhankelijk onderzoek. Hierdoor ontbreekt inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke activiteiten daarvoor nodig zijn, hoeveel tijd dat kost en hoe vaak dit moet worden gedaan om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning of van schone en draagbare kleding. De uitkomst van deze hoger beroepen is dat de Centrale Raad alsnog bepaalt dat de betrokken inwoners het onder de oude Wmo toegekende aantal uren huishoudelijke hulp behouden.

Onder de oude Wmo toegekende aanspraken op huishoudelijke hulp blijven ook na 1 januari 2015 gelden

In de derde zaak was aan een inwoner van de gemeente Aa en Hunze onder de oude Wmo tot december 2017 hulp bij het huishouden toegekend. Die hulp heeft de gemeente met toepassing van de Wmo 2015 na augustus 2015 beëindigd, omdat die hulp met ingang van 1 januari 2015 een algemene voorziening is geworden. Volgens de betrokken inwoner kan een lopende toekenning niet worden ingetrokken. De Centrale Raad oordeelt dat onder de oude Wmo toegekende aanspraken op huishoudelijke hulp ook na 1 januari 2015 blijven gelden. Wel kan de gemeente die lopende aanspraken op basis van de Wmo 2015 wijzigen of beëindigen. Een systeem waarbij een gemeente huishoudelijke hulp aanbiedt als algemene voorziening is volgens de Centrale Raad niet in strijd met de Wmo 2015. Wel moet een aanvullende maatwerkvoorziening worden verstrekt als dat nodig is voor iemands zelfredzaamheid.
In het geval van Aa en Hunze is de algemene voorziening echter niet volgens de Wmo 2015 vormgegeven, omdat de aangeboden voorziening inhoudt dat de betrokken inwoner de huishoudelijke hulp geheel zelf moet betalen. Daarom mocht de gemeente Aa en Hunze de betrokken inwoner niet verwijzen naar de algemene voorziening.

De uitkomst van dit hoger beroep is dat de Centrale Raad alsnog bepaalt dat de betrokken inwoner de oude zorg terugkrijgt tot december 2017. Wel is de gemeente bevoegd om die zorg voorafgaand aan december 2017 alsnog te wijzigen of te beëindigen, voor zover de nieuwe regelgeving dat toestaat.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaken een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraken dan ook geen hoger beroep instellen.

Zie: Centrale Raad oordeelt: huishoudelijke hulp blijft taak gemeente, Centrale Raad van Beroep, de Rechtspraak, 18 mei 2016: www.rechtspraak.nl

Eerste overzichtsrapportage rondom de transitie van het Sociaal en Cultureel Planbureau

omslag overall rapportage sociaal domein 2015 rondom transitieSinds 1 januari 2015 is de gemeente – en niet langer het Rijk – verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die langdurige zorg nodig hebben; de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt én voor de jeugdzorg. In het op 18 mei 2016 gepubliceerde rapport Overall rapportage sociaal domein. Rondom de transitie schetst het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de ontwikkelingen voorafgaand aan de transitie en de stand van zaken er vlak na.

Meer dan 2 miljoen mensen in het sociaal domein

Uit het rapport blijkt dat ongeveer 1 op de 8 Nederlanders in 2015 gebruik maakte van een individuele voorziening in het sociaal domein. Van de ongeveer 2,1 miljoen mensen die in 2015 een individuele voorziening in het sociaal domein gebruikten, deed ongeveer 1/6 dit op basis van de Jeugdwet, 1/3 op basis van de Participatiewet en de helft op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De meerderheid gebruikt een voorziening op één van de drie decentralisatieterreinen: 7% gebruikt voorzieningen op twee of drie terreinen. Bij 12% van de huishoudens komen combinaties van voorzieningen op twee of drie terreinen voor.
Voor de gemeentelijke taken in het sociaal domein is via het Gemeentefonds in 2015 € 17,7 miljard aan financiële middelen beschikbaar gesteld, wat neerkomt op circa € 8.400 per gebruiker, respectievelijk € 1.050 per inwoner van Nederland.

Vooral kwetsbare mensen gebruiken voorzieningen in het sociaal domein

Vooral kwetsbare mensen gebruiken een voorziening in het sociaal domein: mensen zonder werk, met een laag inkomen, uit een eenoudergezin, met een lage opleiding en/of mensen met een slechte gezondheid. In 2013 maakte circa 20% van de huishoudens gebruik van een voorziening in het sociaal domein, maar bij lage inkomens was dit 54%, bij eenoudergezinnen 42% en bij uitkeringsontvangers 33%. Kwetsbare mensen hebben vaak te maken met meerdere problemen, die niet altijd gerelateerd zijn aan de drie decentralisatiewetten. Vooral financiële problemen komen vaak voor. Meer dan 2/3 van de personen die onder de participatiewet vallen of personen die meerdere voorzieningen gebruiken hebben ook financiële problemen.

Redzaamheid lager en kwaliteit van leven minder goed

Met name bij mensen die onder de Wmo vallen, is de zelfredzaamheid gering: minder dan 10% van hen kan de problemen zelfstandig oplossen (tegenover meer dan 60% van de mensen die geen voorziening gebruiken). Ook biedt bij 40% van de Wmo-gebruikers het eigen netwerk bij de meeste problemen onvoldoende hulp; dat geldt ook voor 20% van de multiprobleemhuishoudens (huishoudens met problemen op meer dan één van de wettelijke kaders). Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de inzet van een ondersteunend netwerk zijn begrensd doordat veel mensen slechts beperkt tijd hebben om zorg te verlenen of te ver weg wonen van de zorgvrager. Bovendien leent zwaardere problematiek zich minder makkelijk voor ondersteuning uit het eigen netwerk. De kwaliteit van leven van mensen die een voorziening in het sociaal domein gebruiken is minder goed dan die van mensen die geen voorziening gebruiken. Dat geldt met name voor gebruikers van een Wmo-voorziening en gebruikers van een participatievoorziening of een combinatie van voorzieningen.

Zorgcontinuïteit prioriteit

Rondom de transitie heeft continuering van de zorg en ondersteuning prioriteit gehad. Gemeenten zoeken nog naar de juiste verhouding tussen individuele en algemene voorzieningen en naar een goede inrichting van het bestuurlijk stelsel. De verscheidenheid in inrichting, zorgarrangementen en beschikbaarheid van gegevens tussen gemeenten is groot, wat het schetsen van een landelijk beeld bemoeilijkt. Gemeenten hebben de ambitie om een integrale, samenhangende dienstverlening tot stand te brengen, maar kijken ook naar oplossingen binnen de drie sectoren en de samenhang met andere aanpalende gebieden. In deze Overall rapportage kijkt het SCP breder dan uitsluitend naar de drie sectoren als het gaat om de kwaliteit van leven van mensen en de problemen waar ze mee te maken hebben, zoals financiële problemen of problemen met de taal.

Uitgaven in lijn met middelen

De gemeentelijke uitgaven voor het sociaal domein lijken in 2015 grotendeels in lijn met de middelen die hiervoor in het Gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld (€ 17,7 miljard). Op de totale uitgaven van € 17,9 miljard is volgens voorlopige cijfers een tekort gerealiseerd van circa € 150 miljoen. Bij de Jeugdwet en de Wmo 2015 is ongeveer € 360 miljoen minder uitgegeven dan mogelijk was, bij de Werk en Inkomen is ongeveer € 510 miljoen meer uitgegeven. Het tekort bij Werk en Inkomen wordt mede veroorzaakt door het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid en de extra uitgaven voor bijstand, die beide niet via het Gemeentefonds worden vergoed. Een opsplitsing van de uitgaven voor de Jeugdwet en Wmo 2015 is niet mogelijk omdat er posten zijn waarop uitgaven voor beide wetten zijn geboekt.

De Overall rapportage sociaal domein 2015 – Rondom de transitie is opgesteld op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Veiligheid en Justitie, onder redactie van drs. Evert Pommer en dr. Jeroen Boelhouwer. Van de publicatie is ook een samenvatting beschikbaar. Downloaden bij Sociaal en Cultureel Planbureau: www.scp.nl

Gemeenten half miljard in het rood op werk en inkomen, door Yolanda de Koster, Binnenlands Bestuur, 18 mei 2015: www.binnenlandsbestuur.nl

Flexwerk is uit de hand gelopen, aldus CNV-voorzitter Limmen naar aanleiding van nationale enquête van TNO/CBS

omslag nationale enquete arbeidsomstandigheden 2015 cbsHet aantal flexwerkers in Nederland blijft maar groeien. Maar verreweg de meesten van hen hebben daar niet zelf voor gekozen. Het is totaal uit de hand gelopen, zegt Maurice Limmen, voorzitter van vakbond CNV op 17 mei 2016 op BNR Radio.
Een op de vier werkenden is inmiddels flexwerker, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de eerste drie maanden van het jaar is het aantal flexwerkers in Nederland toegenomen tot ruim 1,7 miljoen.

Dat heeft volgens Tanja Traag van het CBS alles te maken met een groeiende vraag. “We weten natuurlijk dat steeds meer werkgevers een voorkeur hebben voor flexibele arbeid. Denk maar aan seizoensarbeid, het vervangen van zieke werknemers of zwangeren. En er is natuurlijk ook een segment op de arbeidsmarkt dat gespecialiseerde arbeid vereist. Ook daarvoor worden veel flexwerkers ingezet”.

‘Werkgeverssprookje’

Mooi voor de werkgevers, maar slechts een op de vijf flexwerkers zegt ook zelf behoefte te hebben aan flexibiliteit, of in elk geval geen behoefte te hebben aan zekerheid. De rest is eerder flexwerker uit nood. “Een zorgwekkende ontwikkeling”, oordeelt CNV-voorzitter Maurice Limmen. “Wat ik in ieder geval positief vind aan het onderzoek van vandaag, is dat het werkgeverssprookje dat mensen er zo bewust voor kiezen om flexwerker te zijn, wordt ontzenuwd”.
Met flexwerk is op zich niets mis, zegt Limmen, “maar wat je nu ziet gebeuren, is feitelijk dat het totaal uit de hand is gelopen”.

Flextoeslag

Het vaste contract moet weer de norm worden, vindt de CNV-voorzitter. Ook moeten flexwerkers vanwege de onzekerheid beter beloond worden. “Wat ons betreft zou er een flextoeslag moeten gelden voor flexwerkers. Dat betekent dat ze gewoon extra loon krijgen omdat ze ook grotere risico’s lopen dan mensen met een vast contract”.

Het CNV wil het probleem aan de cao-tafels proberen op te lossen, maar Limmen doet ook een oproep aan de politiek. “Als jullie niet het gelijke speelveld herstellen, zal deze ontwikkeling alleen maar verder en verder en verder en verder gaan”.

Voor downloaden rapport: Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2015- Methodologie en globale resultaten, TNO/CBS Rapport, Centraal Bureau voor de Statistiek, 17 mei 2016: www.cbs.nl

1 op de 5 flexwerkers heeft voorkeur voor flexibel werk, Centraal Bureau voor de Statistiek, 17 mei 2016: www.cbs.nl

Flexwerker houdt vaker werk, Centraal Bureau voor de Statistiek, 17 mei 2016:  www.cbs.nl

‘Werkgeverssprookje over flexwerker ontzenuwd’, door Marjan van den Berg, BNR Radio, 17 mei 2016. Hierop zijn de gesprekken met Maurice Limmen en Tanja Traag te besluisteren: www.bnr.nl

Zie ook: Zzp’ers zijn de dagloners van de 21ste eeuw. Overheid faciliteert uitbuiting, Blogs Beroepseer, 23 januari 2016: https://beroepseer.nl