Skip to main content

Redactie Beroepseer

Beroepen in beeld: video’s voor opleiding, stage en beroep

beroep in beeldDe onafhankelijke Stichting ROC.nl, opgericht in 1998, heeft tot doel het onderwijs toegankelijker te maken en het educatieve landschap in kaart te brengen voor een zo breed mogelijk publiek. Op de site kunnen bezoekers actief op zoek gaan naar informatie over een opleiding, stage of toekomstige carrière. Video’s laten zien wat voor beroepen er allemaal zijn en wat er voor nodig is om er een te leren.

In enkele minuten krijg je een indruk van een beroep en kom je te weten wat de voor- en nadelen zijn in de dagelijkse praktijk. Elke video wordt begeleid door een tekst met uitgebreide en nuttige informatie.
Een greep uit de bijna tweehonderd beroepen die op video zijn te bekijken: 3D-modelleur, ambachtelijk schoenmaker, ambulance-verpleegkundige, pedagogisch medewerker kinderopvang, piloot, rijwielhersteller, trappenmaker, landschapsarchitect, verloskundige, trimmer, verzorgende, video-editor, winkelslager, zwermonderwijzer, koerier, restaurator kunstvoorwerpen, fotograaf, duikinstructeur, notarieel medewerker, radiodiagnostisch laborant, offset drukker, opticien, ontwerpend meubelmaker, meubelstoffeerder, longfunctie-analyst, grondstewart, groenstylist.

De beroepen zijn ingedeeld naar sector. In de sector horeca kun je bijvoorbeeld kijken hoe een bartender zijn of haar werk doet, een hotelmanager of een patissier. Vragen stellen kan ook. Over bedrijfsopleidingen, cursussen, MBO, HBO, thuisstudie of leerweg. Daarnaast zijn er aankondigingen van open dagen op scholen en instituten en voorlichtingsbijeenkomsten door heel Nederland. Een proefles makelaardij, boekhouden of binnenhuisarchitectuur bijwonen kan ook. In de video hieronder een voorbeeld van het beroep van interieurbouwer.

Voor bekijken van de video’s, zie Beroep in beeld op ROC.nl: https://www.roc.nl/default.php?fr=vid&type=BBB

 

Interview met leraar René Kneyber over 10 jaar stichting Beroepseer, en over de toekomst

logo tien jaar beroepseerIn 2016 is het tien jaar geleden dat stichting Beroepseer is opgericht. In die tien jaar heeft de stichting zich met hart en ziel ingezet om professionals in de (semi-)publieke sector te ondersteunen en te bemoedigen om naar eer en geweten hun werk te kunnen doen.
Door middel van publicaties, blogs, video’s, Goed Werk Hub-bijeenkomsten, Beroepseer-ateliers en Goed Werk-trajecten heeft de stichting duizenden professionals bereikt en geïnspireerd.
Dit jubileum is een mooie gelegenheid om terug te kijken wat tien jaar Beroepseer heeft opgeleverd en de balans op te maken. Daarnaast willen we vooruitkijken: waar staan we? Welke ontwikkelingen zien we om ons heen? Waar willen we vanuit stichting Beroepseer aan bijdragen en hoe?

Ter gelegenheid van het jubileum van Beroepseer vinden verschillende activiteiten en bijeenkomsten plaats. Een van deze activiteiten is een reeks interviews met voortrekkers van stichting Beroepseer waarin ze terugblikken op de afgelopen 10 jaar, maar ook hun licht laten schijnen over de uitdagingen voor de toekomst.

Interview met leraar René Kneyber

De achtste gast in deze reeks is René Kneyber. Hij is docent wiskunde aan het Oosterlicht College in Nieuwegein. Daarnaast is hij lid van de Onderwijsraad en columnist voor dagblad Trouw. Hij heeft een eigen uitgeverij opgericht voor boeken over onderwijs: Phronese. Kneyber is sinds 2013 bestuurslid van de stichting.

Kneyber werd in 2011 door mede-oprichter van Stichting Beroepseer, Thijs Jansen uitgenodigd voor een debat over prestatiebeloning in het onderwijs, georganiseerd door studenten. Vanwege Kneybers publicaties over orde houden in de klas, vroeg Jansen hem als redacteur bij te dragen aan de bundel Gezagsdragers. De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers dat in 2012 verscheen: “Dat was de eerste keer dat ik met de stichting Beroepseer in aanraking kwam. Sindsdien ben ik meer en meer gegrepen door het gedachtegoed van de stichting, en het belang van goed werk voor een goed functionerende maatschappij: professionals die goed onderwijs, goede zorg, goede rechtspraak, goede publieke dienstverlening verzorgen. Na Gezagsdragers kwam Thijs met het idee dat ik samen met Jelmer Evers, die ik toen nog niet kende, een boek voor het onderwijs zou maken. Jelmer en ik bleken het goed met elkaar te kunnen vinden en er ontstond een vruchtbare samenwerking. In oktober 2013 verscheen Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! We waren verrast door de enorme impact en populariteit van het boek. Ik denk dat Aleid Truijens het in haar recensie voor De Volkskrant kernachtig verwoordde: frisse bevlogenheid in een vermoeide sector”.

Kneyber vertelt over de invloed van het boek in de praktijk die niet gering is. Bijvoorbeeld: “Samen met politici hebben we een aantal punten opgesteld die we gerealiseerd wilden zien op basis van het boek. Die zijn als motie ingediend bij de bespreking van de begroting van het Ministerie van Onderwijs. Een concreet voorstel dat werd geaccepteerd is het LerarenOntwikkelFonds. Jaarlijks wordt vijf miljoen euro beheerd voor en door leraren. Docenten kunnen een aanvraag doen met een concreet onderwijsidee. Docenten van de Onderwijscoöperatie, een beroepsorganisatie van leraren, beoordelen deze voorstellen. De belangstelling groeit elk jaar en draagt concreet bij aan het experimenteren met nieuwe ideeën op de werkvloer”.

Het gedachtegoed van stichting Beroepseer is volgens Kneyber springlevend en actueler dan ooit. Het wordt inmiddels breed gedragen: “Aandacht voor professionaliteit, beroepseer, ruimte voor reflectie en dialoog wordt niet langer als luxe gezien. Ze blijft kritisch benoemen waar beroepseer en ruimte voor goed werk onder druk staat. Met de goed werk-aanpak worden professionals in organisaties ondersteund om het eigenaarschap over de kwaliteit van het werk terug te pakken en daarvoor te gaan staan”.

 

rene kneyber

Klik hier voor interview met René Kneyber

 

 

 

Voorgaande interviews over 10 jaar Stichting Beroepseer:

1. Interview met politiechef Jaco van Hoorn. Klik hier.
2. Interview met Barend Rombout van Bureau Frontlijn. Klik hier
3. Interview met hoogleraar Rechtstheorie Dorien Pessers. Klik hier.
4. Interview met hoogleraar Gabriël van den Brink. Klik hier.
5. Interview met rechter Leendert Verheij. Klik hier.
6. Interview met politieman Bennie Beuvink. Klik hier.
7. Interview met psychiater Alan Ralston. Klik hier.

Hoogleraar Ingrid Robeyns over de vraag of wetenschappelijke kennis wel voldoende terecht komt in de samenleving

Op het Academische filosofieblog Bij nader inzien schrijft Ingrid Robeyns, hoogleraar Ethiek van Instituties aan de Universiteit van Utrecht, over de opvatting dat wetenschappelijke kennis onvoldoende in de samenleving belandt. Ter verdediging voert zij twee stellingen hiertegen op:

1. of die kennis in de samenleving terecht komt is niet altijd te meten.
2. als de overheid graag wil dat wetenschappelijke kennis maatschappelijke waarde krijgt, laat de overheid daar dan de voorwaarden voor scheppen.

Drie voorbeelden

Robeyns: “De overheid vindt dat de wetenschappelijke kennis die aan universiteiten ontwikkeld wordt, te weinig in de samenleving belandt. Maar hoe weet de overheid dat? Wellicht zijn er ergens maatstaven beschikbaar – onze collectieve obsessie om alles te meten maakt dat we ook hierover wel ergens indicatoren hebben. Maar veel van de wetenschappelijke kennis die universitaire medewerkers hebben, en ontwikkelen, wordt ter beschikking gesteld aan de samenleving op manieren die nergens gemeten of geteld wordt: de informele valorisatie – die niet in oplagecijfers of geldbedragen weer te geven is, maar wel met een narratief (al is de vraag nog wel of we dat moeten willen).

Laat mij drie eenvoudige voorbeelden geven.
Eerste voorbeeld: vorige week dinsdag had ik een skype-gesprek met Demos Helsinki. Deze denktank wilt van ‘capabilities en gezondheid’ een van hun speerpunten maken, maar ze hebben allerlei vragen over hoe je de capability-benadering toepast in dit soort werk. Daar heb ik een uur met hen over gebrainstormd, en alle vragen die ze hadden beantwoord.

Tweede voorbeeld: Op donderdag belde een oud-studente op, die nu stage loopt bij een politieke partij, en die als onderdeel van haar stage over politieke ethiek en zorg wilt nadenken. Zonder veel moeite kon ik haar wat suggesties geven wie over dit onderwerp interessante zaken heeft geschreven, en na ons gesprek stuurde ik haar nog wat wetenschappelijke publicaties op. Een half uurtje van mijn tijd, wat haar dagen, wellicht weken zoeken naar de juiste literatuur bespaart.

Derde voorbeeld: enige tijd terug had ik in een reeks lange emails vragen beantwoord van een freelance journaliste van de New York Times, die een artikel over gender en basisinkomen wou schrijven. Ik kon haar schetsen hoe de verschillende argumenten eruit zien, hoe de academische discussie over dit vraagstuk zich ontwikkeld heeft, en beantwoordde de vragen die ze nog over had.

Deze kennisverspreiding is waardevol, omdat het een aannemelijk multiplicator-effect heeft: ik praat met één of een paar mensen, maar uiteindelijk komt dit ten goede aan de kennis die beschikbaar wordt voor honderden of tienduizenden mensen (hoeveel lezers zou de NYT hebben?). Het lijkt me dus onverstandig dit soort verzoeken om uitleg of advies te weigeren, indien tijd het enigszins toestaat.

Hypergedetailleerde verantwoording werkt doorgaans averechts

Ga ik al deze gesprekken en e-mails nu ergens in een verslag van mijn werkzaamheden opschrijven? Natuurlijk niet. Dat zou een vorm van verslaglegging zijn die niet alleen zeer onproductief is en de schaarse tijd opeet (want: wat levert het op?). Maar het is ook een kwestie van ‘expressive values’: welke goede redenen hebben we om dit soort boekhoudingen bij te houden? Er zijn redenen om het niet te doen – zoals: moet Big Brother echt alles weten wat we doen? En kunnen we wetenschappers niet vertrouwen dat ze met gezond verstand van zaken zelf kunnen bepalen wat valorisatiekansen zijn, en wat niet? Tenslotte zijn wetenschappers professionals, en die hebben een beroepseer hoog te houden; dat betekent dat ze bepaalde taken op zich nemen, omdat ze begrijpen dat dit deel uitmaakt van de (maatschappelijk bepaalde) invulling van hun beroep, ook al is er niemand die hen controleert of direct aanstuurt. Micro-managen en vragen om hypergedetaileerde verantwoording werkt doorgaans averechts”.

Lees de hele blog De wetenschap naar de samenleving: twee stellingen over informele valorisatie, door Ingrid Robeyns, Bij nader inzien, 25 oktober 2016: https://bijnaderinzien.org

Robeyns concludeert dat de hoeveelheid ‘valorisatie’ of ‘maatschappelijke dienstverlening’ vanuit de wetenschap onderschat wordt, ja zelfs drastisch onderschat. Vervolgens pleit zij o.m. voor verlaging van de werkdruk, minder bureaucratie en ruimte en mogelijkheden voor betere informele valorisatie.

Dialoog tussen Esther Gerritsen en arts in Frankfurt over humaniteit en zakelijkheid

Esther Gerritsen schrijft wekelijks een column in de VPRO Gids. In no 45 van 5 november 2016 schrijft ze over haar bezoek aan een arts in Frankfurt. Dat bezoek kwam in de plaats van een afspraak met een Franse uitgeefster die ze zou ontmoeten op de Frankfurter Buchmesse, dit jaar gehouden van 19 tot 23 oktober. Reden voor Gerritsens doktersbezoek was het op reis meenemen van de verkeerde pillen.
In het gesprek dat zich tussen de arts en de schrijfster ontspon gebruikte de arts ‘grote woorden’. Hij zei in het Engels: “There is business and there is humanity”, waarmee hij maar wilde zeggen dat menselijkheid en zakendoen niet bij elkaar passen. Hij voegde er even later nog aan toe: “Sometimes humanity comes before business”.

Lees de column van Esther Gerritsen waarom hij dat zei:  Frankfurt, VPRO-Gids no 45, 5 november2016: www.vpro.nl

Over Esther Gerritsen: zie uitgeverij De Geus: www.singeluitgeverijen.nl

frankfurt esther gerristen\\

De voordelen van niet-hiërarchische organisaties voor onzelfzuchtig en eerlijk samenwerkingsgedrag

Onrechtvaardige structuren, zoals hiërarchieën, roepen zelfzuchtig gedrag op, terwijl meer egalitaire structuren leiden tot billijker resultaten. Dit suggereren drie academici van de Universiteit van Utrecht naar aanleiding van hun bevindingen na een onderzoek: Tahereh Rezaei Khavas, promovenda; Stephanie Rosenkranz, hoogleraar en Bastian Westbrock, universitair docent.

Ze schrijven in hun rapport Rechtvaardig en onrechtvaardig gedrag in verschillende contexten, te downloaden op het ESB-communicatieplatform, dat in de economische theorie altijd wordt aangenomen “dat mensen louter hun eigenbelang nastreven en financiële voordelen uitruilen tegen kosten. Vandaar dat de homo economicus zijn eigen materiële payoff, het nut van zijn consumptiegedrag of zijn winst als producent tracht te maximaliseren. Vanuit de gedragseconomie is er echter steeds meer bewijsvoering die laat zien dat menselijke besluitvorming wordt aangestuurd door een verscheidenheid aan psychologische factoren. Dit bewijsmateriaal suggereert, dat mensen niet uitsluitend door eigenbelang worden gedreven, maar zich ook bekommeren om het welzijn en gedrag van anderen. Hoewel motieven zoals altruïsme en naastenliefde vanzelfsprekend lijken als we liefdadigheid bezien, spelen niet-egoïstische motieven ook een rol bij het coöpereren en gezamenlijk produceren in markten en binnen bedrijven”.

Nieuwe theorieën

Gedragseconomen komen met nieuwe theorieën over het gedrag van de mens zowel binnen het kader van de dagelijkse realiteit als bij laboratoriumexperimenten. Settings die schijnbaar identieke keuzes bieden, kunnen leiden tot ander gedrag als ze worden gepresenteerd binnen verschillende frames of contexten. De drie academici hebben om die reden hun onderzoek uitgebreid om mensen met voorkeuren die rekening houden met anderen te kunnen bestuderen: Hoe belangrijk zijn voorkeuren die met anderen rekening houden in de individuele besluitvorming? Hoe belangrijk is context bij het verklaren van hoe rechtvaardig mensen zich gedragen? Moeten we het model van de homo economicus maar helemaal vaarwel zeggen, of zouden er ook omstandigheden kunnen zijn waarin zulke other-regarding voorkeuren (die rekening houden met anderen) geen rol van betekenis spelen? En zo ja, langs welke dimensies kunnen we dergelijke omstandigheden dan typeren?”

De onderzoekers ontdekten bijvoorbeeld dat “als mensen zich bezighouden met rechtvaardigheid (of afkerig zijn van ongelijkheid) ze utiliteitsverlies lijden wanneer ze een meer of minder dan billijk deel van het resultaat ontvangen. Dit utiliteitsverlies zou bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van gevoelens van respectievelijk schuld en afgunst.
Een laboratoriumexperiment – het collectieve goederenspel – toonde aan dat mensen ook schijnbaar rechtvaardig gedrag kunnen vertonen. Uiteindelijk komen de onderzoekers tot hun theorie van de marginale rechtvaardigheidsoverwegingen: alle deelnemers waren rechtvaardigheidsgericht, hoewel slechts marginaal.

Het bereiken van rechtvaardige resultaten in markten en bij teamwerk

Aan het slot van hun rapport vroegen de onderzoekers zich af hoe ze hun bevindingen zouden moeten interpreteren in het licht van het huidige debat over de toenemende ongelijkheid in de westerse samenleving. Volgens hen zijn er “twee kanten aan onze bevinding dat rechtvaardig gedrag wordt afgezwakt door de sociale structuur op micro-niveau. Er is ten eerste een behoefte om onrechtvaardige sociale structuren te veranderen en zo tot meer billijke verdelingen van overschotten te komen, en er bestaat ten tweede ook een duidelijk potentieel om dit doel te bereiken.

Eerdere studies hebben zich al gebogen over het nut van evenwichtige markten, met aan weerszijden een gelijk aantal kopers en verkopers. Er is aangetoond dat dit niet alleen de efficiëntie van de markt ten goede komt, maar ook stimuleert tot rechtvaardige onderhandelingsresultaten. Onze studies breiden de reikwijdte van deze conclusie uit tot een (intra‑)organisatiecontext, waarin veel van het werk bestaat uit de gezamenlijke productie van een gedeeld goed. Studies […] suggereren dat ‘zwartrijden’ vaker voorkomt in P2P- ofwel peer-to-peer-netwerken (dat wil zeggen in sociale netwerken voor de uitwisseling van informatiemiddelen zoals video’s, bestanden enzovoort) die als vaste en gecentraliseerde netwerken zijn georganiseerd, dan in gedecentraliseerde of puur ongestructureerde P2P-netwerken. Deze laatste resulteren doorgaans – in tegenstelling tot de meer gecentraliseerde structuren – in gelijkere bijdragen van collega’s en een gelijkere uitruil onderling.

Onze experimentele resultaten geven een verklaring voor deze bevinding: rechtvaardigheidsoverwegingen, zelfs als die slechts marginaal zijn, lijken voldoende te zijn om aan te zetten tot eerlijk gedrag en minder ‘zwartrijden’ in gedecentraliseerde structuren. Op een meer algemeen niveau wijzen onze resultaten op het voordeel van de niet-hiërarchische organisaties als het gaat om de vraag welke institutionele vorm het meest bevorderlijk is voor een coöperatief, onzelfzuchtig en eerlijk samenwerkingsgedrag”.

Rechtvaardig en onrechtvaardig gedrag in verschillende contexten, Tahereh Rezaei Khavas, Stephanie Rosenkranz en Bastian Westbrock, ESB communicatieplatform voor economie en beleid,13 oktober 2016: https://esb.nu
PDF: https://esb.nu/binaries

Brief VvAA aan Eerste Kamer: Inzage in medisch dossier zonder toestemming patiënt in strijd met mensenrechten

Zorgverzekeraars zonder toestemming van de patiënt toegang geven tot medische dossiers is strijdig met het mensenrecht op privacy. Dat schrijft VvAA – ledenorganisatie en dienstverlener voor de zorg – in een brief aan leden van de Eerste Kamer. Op 8 november 2016 bespreekt de Eerste Kamer de Wet marktordening gezondheidszorg, die zorgverzekeraars die mogelijkheid geeft. VvAA, waarbij ruim 120.000 zorgverleners zijn aangesloten, heeft naar aanleiding van een ledenraadpleging en eigen expertise en inschatting van de VvAA juristen, Spong Advocaten gevraagd het wetsvoorstel juridisch te toetsen.

De Tweede Kamer stemde onlangs al in met de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg, Kamerstuk 33 980). Deze wetswijziging maakt het mogelijk dat zorgverzekeraars bij alle zorgaanbieders bij een controle rechtstreeks en zonder toestemming van de patiënt patiëntengegevens kunnen opvragen mits aan wettelijke voorwaarden is voldaan. Hierdoor krijgen zorgverzekeraars toegang tot patiëntgegevens. VvAA-juristen stelden hun vraagtekens bij de houdbaarheid van het voorstel in het kader van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Na een second opinion komen de juristen van Spong Advocaten ook tot de conclusie dat de wet in strijd is met artikel 8 van dit verdrag.

Privacyschending

De minister heeft het ‘probleem’ dat zij met de wetswijziging wenst aan te pakken onvoldoende onderbouwd, zo stelt advocaat Sidney Smeets van Spong Advocaten. “Zorgfraude is verwerpelijk, maar is geringer dan aanvankelijk gedacht.” Bovendien is een financieel belang per definitie geen principieel belang. “Het belang van de patiënt op privacy weegt zwaarder: medische diagnoses raken de kern van het privéleven van de betrokkenen. Medewerkers van zorgverzekeraars vallen niet onder het medisch beroepsgeheim en zo ontstaat een onaanvaardbaar risico van privacyschending.”

Ook stellen de juristen dat het aantasten van het medisch beroepsgeheim niet noodzakelijk is om fraude te bestrijden. “Bestaande instrumenten worden niet of onvoldoende benut”, stelt Smeets. “Zorgverzekeraars hebben ook nu al zeer vergaande bevoegdheden dossiers te controleren. Wanneer er een redelijk vermoeden van fraude is, kan het onderzoek aan politie en justitie worden overgedragen. De rechter toetst dan per geval of het medisch dossier van een patiënt mag worden ingezien. In de praktijk doen zorgverzekeraars dit echter zelden. Verdere uitholling van het medisch beroepsgeheim is niet noodzakelijk.”

Onderzoek: vertrouwen wordt geschaad

Uit onderzoek van VvAA onder ruim 23.000 leden bleek dat 95 procent van de zorgverleners vindt dat de Senaat het wetsvoorstel moet verwerpen. 97 Procent van de zorgverleners vindt dat patiënten om toestemming moet worden gevraagd voordat zorgverzekeraars toegang krijgen tot patiëntgegevens.

“Vanwege het beroepsgeheim vertrouwt de patiënt erop dat alles wat hij zegt niet aan derden bekend wordt, tenzij hij hiervoor toestemming heeft gegeven”, zegt Edwin Brugman, directeur Kennismanagement en Netwerken van VvAA. “Als een patiënt weet dat verstrekte informatie bij zijn zorgverzekeraar terecht kan komen, bestaat het risico dat hij de behandelaar niet alle relevante informatie verstrekt met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van de zorg. Het komt nu al voor dat zorgverleners patiënten achteraf inlichten over de informatieverstrekking aan zorgverzekeraars. Dit veroorzaakt onrust bij de patiënt en in sommige gevallen een vertrouwensbreuk tussen hem en de
zorgverlener.”

Uitholling beroepsgeheim

“Deze wijziging wordt gepresenteerd als een sluitstuk van een bredere beweging om meer grip te krijgen op de ontwikkeling van de kosten in de gezondheidszorg”, zegt Brugman. “Het is uitholling van het medische beroepsgeheim. De gevolgen van de beweging als geheel zijn groot en verstrekkend. Het raakt aan de kern van de zorgverlening: de relatie behandelaar-patiënt, de privacy van de patiënt en daarmee de rechten van de mens en de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg in Nederland.”

Over de Wet marktordening gezondheidszorg

De Tweede Kamer stemde onlangs in met een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Met de nieuwe wet krijgen zorgverzekeraars nog verdergaande bevoegdheden om patiëntgegevens in te zien zonder dat patiënten daarvoor toestemming hoeven geven. De minister hoopt met de wetswijziging fraudebestrijding tegen te gaan.

Brief VvAA aan de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, 28 oktober 2016: Klik hier.

Peiling Medisch Beroepsgeheim onder VvAA-leden, begin oktober 2016: Klik hier.

Het medisch beroepsgeheim als mensenrecht, door Mr. S.F.J. Smeets, Spong Advocaten: Klik hier.

Dinsdag 8 november 2016, commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS): https://www.eerstekamer.nl/commissievergadering/20161108

VvAA: www.vvaa.nl

 

Brief van voorzitter beroepsvereniging Rutten over de grote commotie rond de vertrekregeling bij de Belastingdienst

Belastinginspecteur Erik Rutten plaatste op de website van de vereniging waarvan hij voorzitter is, de Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF), een aan de leden gerichte brief over de commotie rond de vertrekregeling bij de Belastingdienst.
Vanaf de zomer van 2016 verschenen er berichten in de media dat er vanwege een riante vertrekregeling veel meer mensen zouden vertrekken bij de Belastingdienst dan aanvankelijk de bedoeling was. De bedoeling was dat er tot 2023 vanwege digitalisering 5000 banen zouden verdwijnen. Vanaf oktober 2016 bleek dat er zich in korte tijd veel meer belangstellenden, ruim 7800 mensen hadden aangemeld voor een gesprek over een vertrekregeling. Daarnaast werd bekend dat met de regeling ruim 700 miljoen euro gemoeid zou zijn, een bedrag waarvan staatssecretaris Wiebes niet op de hoogte was. Hij moest zich hierover verantwoorden in de Tweede Kamer op 12 oktober.

Veel geschreeuw in politiek en pers

De bekendmaking van de vertrekregeling in de openbaarheid heeft volgens Rutten geleid tot “veel geschreeuw in politiek en pers, vaak gebaseerd op halve waarheden, onbegrip en selectieve waarneming”.
In zijn brief legt Rutten gedetailleerd en helder in zes punten uit wat er nu precies aan de hand is, wat de leiding van de Belastingdienst beoogd heeft met de vertrekregeling, het resultaat in de praktijk, wat er verkeerd is gegaan en wat er nu gedaan moet worden om schade te voorkomen. Overigens, de politiek zelf mag volgens hem ook wel eens toegeven een aantal vergissingen te hebben gemaakt, o.a. wat betreft de verhoging van de AOW leeftijd.
Hij betreurt het dat er een verkeerde indruk is gewekt: “Het odium van een riante regeling raakt ergens alle medewerkers als een maatschappelijk verwijt. Dit is te betreuren en was bij een goede uitleg niet nodig geweest”.
Rutten wil ook kwijt dat medewerkers van de Belastingdienst geen graaiers zijn en dat er geen corruptiecultuur heerst.

Brief Wiebes en vertrekken, door Erik Rutten, 20 oktober 2016: www.vhmf.nl (niet meer te lezen op website).
Brief is  te lezen op pagina 5 van het decembernummer 2016 van Informatief: https://www.vhmf.nl/images/stories/informatief/Informatief2016-84w.pdf

brief wiebes en vertrekken rutten

 

29 november bijeenkomst: Twintig jaar Nederlands onbehagen, met Bas Heijne en Gabriël van den Brink

omslag onbehagen 2

Dinsdag 29 november 2016 vindt er een bijeenkomst plaats met Bas Heijne en Gabriël van den Brink in Den Haag over Twintig jaar Nederlands onbehagen.
In september 2016 verscheen het essay Onbehagen. Een nieuw licht op de beschaafde mens van de hand van Bas Heijne, schrijver, essayist, en columnist voor NRC Handelsblad.
in 1996 verscheen van Gabriël van den Brink het boek Onbehagen in de politiek. Een verkenning van de tijdgeest tegen het einde van de eeuw.


logo tien jaar beroepseer

Uitnodiging

Twintig jaar 

Nederlands onbehagen

met Bas Heijne en Gabriël van den Brink

Op dinsdag 29 november 2016 vindt er een bijeenkomst plaats met Bas Heijne en Gabriël van den Brink in Den Haag over Twintig jaar Nederlands onbehagen.

In september 2016 verscheen het essay Onbehagen. Een nieuw licht op de beschaafde mens van de hand van Bas Heijne, schrijver, essayist, en columnist voor NRC Handelsblad. Zijn belangrijkste conclusie is dat de beschaving, de idealen van de Verlichting, het realiteitsprincipe van Freud, onder druk staan. Het realiteitsprincipe is het besef dat je rekening dient te houden met anderen. De natuurlijke neiging van de mens om zijn lusten en agressie te botvieren wint terrein en wordt gevoed door beloften van de commercie en de politiek dat onze wensen onmiddellijk vervuld zullen worden. Het populisme à la Trump en Wilders is een exponent van deze hyper-individualistische cultuur. Wat volgens Heijne ontbreekt is een bedding, een ideaal van Verlichting, een overtuigend, verbindend verhaal.

Beschaving, onbehagen en agressie vormen tevens de rode draad in het werk van Gabriël van den Brink, hoogleraar aan het Èthos Centrum van de Vrije Universiteit, Amsterdam. Tot 2015 was hij hoogleraar aan de School voor politiek en bestuur van de Universiteit van Tilburg. In 1985 schreef hij al een artikel over Freuds onbehagen in de cultuur en in 1996 het boek Onbehagen in de politiek. In het in 2016 verschenen boek Waarom morele vragen politiek urgent worden en het essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag (met co-auteur Thijs Jansen) analyseerde hij de groeiende kloof tussen politiek en maatschappij en de noodzaak deze te dichten door morele waarden en vragen in de politiek te herwaarderen. Daarmee kan de politiek geloofwaardigheid, draagvlak en gezag terugwinnen.

Op deze bijeenkomst worden Heijne en Van den Brink uitgebreid geïnterviewd door Thijs Jansen, mede-oprichter en directeur van Stichting Beroepseer en onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg.

Volgende vragen komen aan de orde: Hoe ziet het beeld van twintig jaar onbehagen in Nederland eruit? Verdwijnt het realiteitsprincipe inderdaad naar de achtergrond? Wat is het belang van moraliteit? Wat is het antwoord op het huidige onbehagen? Naast het interview is er voldoende ruimte voor interactie en reacties uit het publiek.

Deelname aan deze bijeenkomst is kosteloos. Recent verschenen, en hierboven genoemde titels, waaronder Heijne’s essay Onbehagen. Nieuw licht op de beschaafde mens, zijn ter plekke verkrijgbaar.

U kunt zich aanmelden voor deze bijeenkomst bij Maurits Hoenders per e-mail: m.hoenders@beroepseer.nl
of  per telefoon 06-19405356

Datum en tijd: Dinsdag 29 november 2016, van 19.30 – 21.30 uur; inloop 19.00 uur
Plaats: Boekhandel Douwes, Herengracht 60, Den Haag
Entree: Gratis

omslag onbehagen bas heijne omslag onbehagen in de politiek omslag ambtelijk vakmanschap en moreel gezag