Skip to main content

Redactie Beroepseer

Wat is het beste academische economieonderwijs na de crisis?

No 10 van het tijdschrift voor politieke economie TPEdigitaal is gewijd aan het academische economieonderwijs na de crisis. Het inleidende artikel is geschreven in de vorm van een dialoog tussen David Hollanders en Sander Onderstal. Hollanders is docent finance aan de Universiteit van Tilburg. Onderstal is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.

SANDER: “Valt het jou ook op dat er de laatste tijd veel ophef is over het academische economieonderwijs?”
DAVID: “Jazeker. Piet Keizer (2015), Ewald Engelen (2015), Joris Tieleman (2015), Frits Bos (2015), Irene van Staveren (2016ab) en Joris Tieleman en Sam de Muijnck (2016) hebben allemaal hun steentje bijgedragen aan de discussie. En in Hollanders (2015) doe ik ook een duit in het zakje”.
SANDER: “In zekere zin is het verrassend dat er zoveel aandacht is voor een relatief kleine opleiding als Economie. Bij ons aan de UvA studeert een veelvoud aan studenten af in bedrijfseconomie en bedrijfskunde. Ik lees zelden opiniestukken in de krant over deze opleidingen”.
DAVID: “De ophef heeft er mijns inziens mee te maken dat inzichten uit de economische wetenschap een centrale rol spelen in het overheidsbeleid en dat de lessen uit de crisis van 2007 – 2008 niet geleerd lijken te zijn. Ik denk dat het academische economieonderwijs nog steeds een te nauwe blik heeft: teveel aandacht voor wiskunde en te weinig voor de zaken die er echt toe doen. Ik zou er in ieder geval voor willen pleiten dat studenten Economie weer belangrijke denkers als Keynes, Marx en Polanyi bestuderen”.
SANDER: “Ik zie je punt over te veel wiskunde. Tegelijkertijd zie ik er weinig heil in studenten lastig vallen met achterhaalde ideeën. We verwachten toch ook niet dat een student Natuurkunde de ideeën van de oud-Griekse filosoof Zeno van Elea serieus neemt?”
DAVID: “Wie?”
SANDER: “Zeno van Elea. Zeno ontwikkelde de paradox van Achilles en de schildpad. De paradox zou moeten aantonen dat alle beweging die wij observeren een illusie is”,

Verder in de dialoog zegt Hollanders dat volgens hem het economieonderwijs verschraalt als we de studenten niet aanmoedigen af te stappen van het gedachtengoed van de mainstream: “Alleen op deze manier komen ze tot waarheidsvinding en kunnen ze deze wereldkundig maken, ook al wijkt deze af van wat gangbaar is in de wetenschap of in de maatschappij”.

Aan het slot van de dialoog besluiten beiden een themanummer te maken. Een uitnodiging werd verstuurd aan een aantal orthodoxe en hetereodoxe economen om hun licht te werpen op het academische economieonderwijs. Dat leverde het volgende resultaat aan reacties op:

Inhoud van TPEdigitaal, december 2016 

Inleiding: Academisch economieonderwijs na de crisis. David Hollanders en Sander Onderstal

Paternalisme als reden voor overheidsingrijpen in een cursus welvaartseconomie. Ben Vollaard

Experimenteren met klaslokaalexperimenten. Jeroen Hinloopen

Pluralisme voor studenten ontwikkelingseconomie. Irene van Staveren

Een IS-LM model met een bankensector. Jochen Mierau en Mark Mink

Buiten-economische kritiek op het academisch arbeidseconomieonderwijs. David Hollanders

Vijf argumenten voor veel wiskunde in het academische economieonderwijs (en vijf mogelijke tegenwerpingen). Sander Onderstal

Economieonderwijs in balans: kiezen en samenwerken. Lans Bovenberg

Klik hier voor downloaden Themanummer: Academisch economieonderwijs na de crisis, TPEdigitaal, jaargang 10 no. 4, december 2016: www.tpedigitaal.nl

Meer info TPEdigitaal: www.tpedigitaal.nl

Zie ook: Economieonderwijs vereist andere prioriteiten, door Sander Onderstal en David Hollanders, Me Judice, 12 december 2016: www.mejudice.nl

tpe digitaal december2016

December-actie Beroepseer: 2 boeken voor de prijs van 1

beroepseer actie 2De verkiezing van Trump en de Brexit illustreren het toenemende populisme in de wereld. Met de Tweede Kamerverkiezingen in zicht is de vraag waar wij in Nederland voor kiezen, populistisch of moreel gezag?

De Stichting Beroepseer kiest voor moreel gezag. Om deze boodschap te ondersteunen hebben wij een kerstaanbieding. Bij aankoop van het essay Ambtelijk vakmanschapen moreel gezag voor € 19,99, krijgt u een gedrukt exemplaar van de bundel Moraliteit in actie cadeau.

Het essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag pleit voor het herstel van vertrouwen in de politiek, herstel van overheidsgezag en het actief benutten van morele gezagsbronnen. In de bundel Moraliteit in actie valt te lezen hoe tien succesvolle sociale voortrekkers – onder wie Jos de Blok, Jaco van Hoorn en Barend Rombout- moreel gezag in de praktijk brengen.

Wilt u gebruikmaken van de actie, neemt u dan contact op met Corné van der Meulen via: c.vandermeulen@beroepseer.nl. Verzending is gratis. De actie is geldig tot en met 1 januari 2017.

Meer over Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag: https://beroepseer.nl

Meer over Moraliteit in actie: https://beroepseer.nl

Machtspositie van zorgverzekeraar leidt tot opheffing Leidse coöperatie van huisartsen

Het samenwerkingsverband van tien Leidse huisartsen Cello (Coöperatie Eerste Lijn Leiden en Omstreken) houdt na acht jaar op te bestaan. Voor negen mensen die in dienst zijn van Cello is ontslag aangevraagd. Voor zeven van hen, praktijkondersteuners en administratieve krachten, is inmiddels een andere baan geregeld. De circa 25.000 patiënten waarvoor Cello actief was, behouden hun eigen huisarts, maar raken in veel gevallen hun vertrouwde praktijkondersteuner kwijt.

Financieel was het overeind houden van de coöperatie niet meer op te brengen, verklaart bestuurslid, huisarts Walter Schrader. In het Leids Dagblad vertelt hij aan Marieta Kroft: “We krijgen van de zorgverzekeraars nooit de vergoeding waar we recht op hadden, onder andere omdat Cello een initiatief is van huisartsen met een eenmanspraktijk. Wij zitten niet onder één dak. Zorgverzekeraars vinden dat de zorg in de eerste lijn moet worden ondergebracht in groepspraktijken’’.
De eerste lijn is de directe zorg die een patiënt kan krijgen, dus zorg zonder doorverwijzing.

Schrader was een van de oprichters van Cello in 2009. “Scal Medische Diagnostiek stopte met de zorg voor chronische diabetespatiënten. Twintig jaar ervaring dreigde te worden weggegooid. Met een stuk of twaalf huisartsen hebben we toen besloten de diabeteszorg over te nemen’’.
Hoewel de coöperatie gelijk al financiële tegenwerking ondervond, zetten de huisartsen hun initiatief door. Er kwamen in hun pand een fysiotherapeut, diëtisten en er kwamen meer praktijkondersteuners voor chronische longzorg en kwetsbare ouderen. “We waren de eerste huisartsen die een praktijkondersteuner GGZ (geestelijke gezondheidszorg, red.) introduceerden’’.

Daarnaast kwamen allerlei andere initiatieven van de grond. Cello wilde dicht bij de mensen in de wijk staan en meer doen aan preventie. Onder het credo ’wat goed is voor 30.000 patiënten, is ook goed voor 300.000 patiënten’, ontwikkelde de coöperatie meertalige informatiebrieven en behandelprotocollen voor patiënten met verschillende aandoeningen. Ze kwamen voor iedereen beschikbaar.

Schrader vertelt dat Cello ook een voorloper was op het gebied van de E-health ofwel de zorg met behulp van het internet en de lancering van de ’prima-pas’, een elektronisch patiëntendossier waarbij de patiënt zelf bepaalt wie inzage krijgt in zijn medisch dossier.

Opheffing Cello op vrijdag 16 december 2016 om 17.00 uur

Cello heeft een negatief saldo van 40.000 euro. Om de zorgverzekeraars in staat te stellen het bedrag aan Cello alsnog te vergoeden heeft Cello de zorgverzekeraars uitgenodigd naar het adres van Cello, Doezastraat 1 in Leiden, te komen op vrijdag 16 december om 17.00 uur, het officiële moment van opheffing van de coöperatie*).

*) Cello huisartsen Leiden laat Zorgverzekeraar rekening betalen, Cello huisartsenzorg,  14 december 2016: www.leidenhuisarts.nl

Stekker uit coöperatie Leidse huisartsen Cello, door Marieta Kroft, Leidsch Dagblad, 14 december 2016: www.leidschdagblad.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site Leidsch Dagblad).

U P D A T E

Het doek valt voor Leidse coöperatie Cello, ZorgenZ, door Corina de Feijter, 23 januari 2017: https://zorgenz.nl/doek-valt-leidse-cooperatie-cello/

Honderd werknemers en zelfstandigen vertellen over hun werk en beroep

Het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic heeft over een periode van enkele maanden honderd interviews met Amerikaanse werknemers en zelfstandigen gepubliceerd die gaan over de waarde en betekenis van hun werk. Zo waren er interviews met een conciërge, actrice, boerin, pizzakoerier, schrijver van overlijdensberichten, treinconducteur, personeelsmanager en nog vele anderen. Titel van de serie: Inside Jobs – Hear what American workers have to say about their jobs.
De opzet van de serie was aanvankelijk aan de cijfers van maandelijkse rapporten van het Amerikaanse Ministerie van Arbeid een menselijk gezicht te verbinden. De interviewreeks stond onder leiding van twee redacteuren: Adrienne Green en Bourree Lam. In The Atlantic geven beiden een toelichting.
Lam: “In het verleden hebben we gesprekken gehad met mensen met een niet-alledaagse baan. Vorig jaar bijvoorbeeld had ik een interview met een gepensioneerde gijzelingsonderhandelaar. Hoe vermakelijk het ook was hem advies te horen geven over onderhandelingstactieken wat betreft salarisverhoging, op een gegeven moment dachten we niet meer aan ongewoon werk maar aan heel gewoon werk dat meestal niet het nieuws haalt. We wilden praten met Amerikanen uit verschillende sectoren en staten met een verschillende achtergrond qua opleiding en bevolkingsgroep”. De veelal abstracte cijfers werden genegeerd en tevoorschijn kwamen werknemers en zelfstandigen met hun verhaal over hun beroep en hun werk.

Ze lieten me nadenken over mijn eigen gedrag

Adrienne Green begon de serie met de bedoeling zoveel mogelijk te weten te komen van mensen die te lijden hebben onder de situatie waarin ze verkeren en waarover bedrijfsjournalisten zo vaak schrijven: hoe is het te behoren tot een minderheid op de werkvloer? Hoe de balans te vinden tussen werk en ouderschap? Hoe niet overbodig te worden op het werk in tijden van overgang?
Green: “We zijn erin geslaagd onze verhalen te vinden, bijvoorbeeld van de drie vrouwelijke advocaten die hun eigen bedrijf zijn begonnen, of de mijnwerker die bezig is zich aan te passen aan schone energie. Het meest werd ik geraakt door mensen met werk dat door het grote publiek niet bijzonder gevonden wordt. De conciërge bijvoorbeeld die, heel treffend, het respect van mensen voor zijn werk gelijk stelde aan hun vermogen hun eigen afval op te ruimen. Of mensen die buiten de traditionele economie staan, zoals de huismoeder die moeite had met het vinden van haar plek in een feministische beweging die de nadruk legt op prestaties van werkende vrouwen”.

Green raakte onder de indruk van de openhartigheid van de geïnterviewden over hun twijfels, bijvoorbeeld of hun werk wel of niet aansluit bij hun gevoel van eigenwaarde. Ze was ook onder de druk van het gemak waarmee ze ideeën aandroegen over hoe hun werk verbeterd zou kunnen worden: door een hoger loon, meer mensen zoals zijzelf, of meer tijd voor een leven naast hun  werk.

Lam: “Het interview met Mohamed Zaker, de conciërge op de universiteit van Harvard, komt elke keer weer bij me boven als ik iets weggooi. Ik heb sindsdien echt niets meer op de grond laten vallen dat een concierge zou moeten opruimen. Van een ding ben ik me door de serie zeer bewust geworden en dat is de manier waarop de geïnterviewden mij lieten nadenken over mijn eigen gedrag en de directe invloed daarvan op andere mensen. Ze hebben me precies uitgelegd wat ze doen. Ook kreeg ik te horen hoe gemakkelijk je fatsoenlijk gedrag kunt aanleren. Ik vind het zorgwekkend dat we te weinig aandacht schenken aan de mensen om ons heen. Misschien omdat we vinden dat we zelf worden genegeerd”.

Lam vindt dat we geen peiling nodig hebben (hoewel er wel een bestaat) om erachter te komen of een baan of carrière iemand een gevoel van identiteit geeft en of werk ook heel persoonlijk kan zijn: “In Azië, waar ik mijn carrière ben begonnen was een baan meestal maar een baan. Mijn familie zei tegen me de dingen niet zo persoonlijk te nemen op m’n werk: het is maar werk. Maar door deze interviews ben ik gaan beseffen dat bij mensen werk en identiteit nauw verweven zijn”.
Een andere ontdekking voor Lam was dat beroepsverenigingen een belangrijke rol spelen. De mensen zijn enthousiast als ze met vakgenoten kunnen praten en van elkaar kunnen leren.
Deel uitmaken van een beroepsgroep buiten kantoor wordt erg gewaardeerd: “Er zit ook een aspect aan van zelfverwerkelijking. We hoorden steeds weer dat dit werk niet voor iedereen geschikt was, maar wel voor hun. Dat betekent volgens mij dat veel Amerikanen betrokken zijn bij hun organisatie. Het gaat om een ‘wij’-gevoel, dat buiten familie, geloof en werkplek staat”.

We nemen een heel wezen in dienst

Green merkt tenslotte op dat werk een organiserend beginsel blijkt in het leven van Amerikanen. Werk bepaalt hun plaats in de maatschappelijke hiërarchie en in welke mate zij voor zichzelf en degenen die afhankelijk van hen zijn een fatsoenlijk leven kunnen verschaffen. Hoewel dit voor de meeste Amerikanen geldt, nuanceerden geïnterviewden ook de balans tussen hun ‘werk-zelf’ en hun ‘echte zelf’. Voor sommigen begon het echte leven pas na werktijd, voor anderen was werk een alles verterende uitbreiding van hun wezen. Sommigen noemden hun bedrijf of project ‘hun kind’.

Het is niet zo moeilijk ervan uit te gaan dat mensen verheven motieven hebben wat hun werk betreft, zoals andere mensen helpen of bijdragen aan het algemeen belang. Maar veel mensen werken voor brood op de plank om hun gezin te kunnen onderhouden, of om dingen te kunnen doen die ze graag doen.
De grootste les die Green heeft getrokken uit de interviews is dat het goed is als werk een onderdeel vormt van je hele wezen, van wat je tot mens maakt. Eén interview blijft haar zeker bij. Het betreft een interview met Jeni Strand, een personeelsmanager uit Fargo, North-Dakota. Strand merkte op “dat we steeds meer begrip krijgen voor het feit dat we een heel wezen in dienst nemen. We nemen hun gezin in dienst, hun geschiedenis, de dingen die gebeuren in hun leven. We aanvaarden steeds meer dat mensen niet alles achter zich laten bij de deur”. Niemand laat zichzelf achter bij de toegangsdeur bij het betreden van de werkplek. Bij geen van de honderd geïnterviewden was dat het geval. “Dat maakte dit project ook zo interessant voor mij”, aldus Green.
Onze identiteit wordt bepaald door verschillende factoren, en werk is er een belangrijk onderdeel van.

What we learned from interviews with 100 American workers, Adrienne Green and Bourree Lam, The Atlantic, 6 december 2016: www.theatlantic.com

Inside jobs. Hear what American workers have to say about their jobs, The Atlantic: www.theatlantic.com/projects/inside-jobs/

honderd interviews the atlantic

Verslag bijeenkomst over het onbehagen van burgers met Bas Heijne en Gabriël van den Brink

Het onbehagen van burgers beheerst het publieke debat. De ontevreden kiezer zou het vertrouwen in de politieke elite verloren zijn en daardoor naar populistische alternatieven zoeken, treffend geïllustreerd door onder meer de Brexit en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten.

Op 29 november 2016 gingen Bas Heijne en Gabriël van den Brink hierover in gesprek in boekhandel Douwes in Den Haag onder leiding van Thijs Jansen. Beiden hebben een boek over het onbehagen in de maatschappij geschreven.
Van Heijne verscheen in september 2016 Onbehagen. Nieuw licht op de beschaafde mens. Van de Brink publiceerde zijn Onbehagen in de politiek in 1996.

Lees hier het verslag van die bijeenkomst: Twintig jaar Nederlands onbehagen met Bas Heijne en Gabriël van den Brink.

omslag onbehagen

Een vitale democratie delegeert vertrouwen en verantwoordelijkheid naar mensen op de werkvloer

In de column van Hans Goslinga in Trouw over Den Uyl en zijn vooruitziende blik, schrijft hij over de oorzaken van het wegzakken van de Partij van de Arbeid. In de tijd van Den Uyl, zestig jaar geleden, was de PvdA nog sterk met vijftig Kamerzetels. Den Uyls voorganger Willem Drees was als premier begonnen met de opbouw van de verzorgingsstaat. In de tijd van Den Uyl steeg de welvaart en ging er ‘een nieuwe wereld open voor de massa, al was het maar op de bromfiets’.

Bij die materiële voorspoed was volgens Den Uyl wel een fundamentele democratisering geboden om te voorkomen dat de burger vervreemd zou raken van de wereld die hem omringde. De waarschuwing waarmee hij in 1957 zijn visie op de nieuwe opgave van zijn partij besloot, was vooruitziend: ‘Alleen als we de burger de kans geven verantwoordelijkheid te dragen, zal hij niet revolteren’. Den Uyl betoogde ook dat vrijheid pas inhoud krijgt als zij de oneindige waarde van elke mens gestalte geeft. Je kon de gelijkwaardigheid niet afdwingen en met verlies van wezenlijke vrijheid tot uitdrukking brengen, schreef hij. ‘Dan blijft de gelijkheid, doch de waardigheid is verloren’.

Maatschappelijke revolutie

Goslinga vraagt zich of af de fundamentele democratisering die Den Uyl beoogde, is mislukt? Zijn antwoord: “Ik vrees dat het antwoord bevestigend moet zijn. Van verscheidene mensen op de werkvloer hoor ik dat zij de lol in hun werk verliezen door een doorgedraaide verantwoordingsplicht, die hen berooft van hun autonomie, beroepseer en zelfrespect, en die bovendien een papieren werkelijkheid creëert die zich steeds verder verwijdert van de sociale werkelijkheid. Niet het vertrouwen regeert, maar het wantrouwen.
Het probleem reikt dus verder dan de formele kaders van de democratie. Het heeft dan ook weinig zin de oplossingen in vormen van directe democratie te zoeken – dat is een halve eeuw lang vruchteloos geprobeerd. Niet een politieke revolte, aangedreven door tinnegieters en klaplopers, is nodig, maar een maatschappelijke revolutie die vertrouwen en verantwoordelijkheid delegeert naar de mensen op de werkvloer en zo bijdraagt aan een sterk burgerethos, dat een onmisbare voorwaarde is voor een vitale democratie”.

Lees de hele column van Hans Goslinga, Den Uyl zag revolte al van ver aankomen, Trouw, 11 december 2016: www.trouw.nl

Interview met Jos de Blok van Buurtzorg over 10 jaar stichting Beroepseer, en over de toekomst

logo tien jaar beroepseerIn 2016 is het tien jaar geleden dat stichting Beroepseer is opgericht. In die tien jaar heeft de stichting zich met hart en ziel ingezet om professionals in de (semi-)publieke sector te ondersteunen en te bemoedigen om naar eer en geweten hun werk te kunnen doen.
Door middel van publicaties, blogs, video’s, Goed Werk Hub-bijeenkomsten, Beroepseer-ateliers en Goed Werk-trajecten heeft de stichting duizenden professionals bereikt en geïnspireerd.
Dit jubileum is een mooie gelegenheid om terug te kijken wat tien jaar Beroepseer heeft opgeleverd en de balans op te maken. Daarnaast willen we vooruitkijken: waar staan we? Welke ontwikkelingen zien we om ons heen? Waar willen we vanuit stichting Beroepseer aan bijdragen en hoe?

Ter gelegenheid van het jubileum van Beroepseer vinden verschillende activiteiten en bijeenkomsten plaats. Een van deze activiteiten is een reeks interviews met voortrekkers van stichting Beroepseer waarin ze terugblikken op de afgelopen 10 jaar, maar ook hun licht laten schijnen over de uitdagingen voor de toekomst.

Interview met Jos de Blok

De negende en laatste gast in deze reeks is Jos de Blok, oprichter (in 2006) en directeur van Buurtzorg Nederland, een met kleine teams werkende organisatie – bestaande uit (wijk)verpleegkundigen en wijkzieken-verzorgenden – die zorg levert aan huis.

De Blok heeft Buurtzorg opgezet omdat hij vond dat bestuurders en managers de zaken onnodig complex maken. Hij ging daarbij uit van een eenvoudige basis: laat mensen gewoon hun werk doen, neem het vakmanschap van de buurtverpleegkundige als uitgangspunt: “Goede zorg draait om ‘gewoon weer normaal doen’. Dat hebben we afgeleerd. Iedere professional wil van nature goed werk doen en bijdragen. Als je weer de goede dingen gaat doen, is er minder zorg nodig en gaan de kosten omlaag”.
Vakmanschap draait volgens De Blok om zicht hebben op de resultaten en daarover verantwoording kunnen afleggen: “De enige vraag die relevant is: welke zorg hebben mensen nodig? We zijn begonnen met een klein team in Enschede. Inmiddels zijn er meer dan 800 Buurtzorgteams actief”. Buurtzorg heeft geen managers, wel een aantal coaches die teams bijstaan als daar behoefte aan is.

De Blok vindt dat Stichting Beroepseer er in deze tien jaar in is geslaagd om, over sectoren heen, professionals met elkaar in gesprek te krijgen, ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren: “Dat heeft een goede functie gehad. Ook is het thema beroepseer stevig op de politieke agenda terechtgekomen”.

Volgens De Blok liet Beroepseer met het boek Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! zienaan de hand van concrete voorbeelden – welke alternatieven er zijn. Hoe een eenvoudig alternatief het onderwijs weer terug kan geven aan de vakmensen: “Het boek had een impact op het veld en heeft invloed gehad op de politiek, beleidsmakers en docenten zelf”.
Wat uitdagingen betreft voor de komende jaren merkt hij op: “Ondersteun concrete initiatieven die echte verandering teweegbrengen. In de volgende fase moeten we het alternatief verder vormgeven in de zorg, het onderwijs, bij de politie en in andere sectoren. De grote opdracht is: maak het concreet, maak het zichtbaar. Vertaal het naar schaalbare, makkelijk toepasbare manieren zodat je snel school en massa kunt maken. En blijf de politiek beïnvloeden. Dit alles vraagt om een meer activistische houding van professionals. De stichting Beroepseer kan daar een belangrijke rol in blijven vervullen”.

Klik hier voor interview
met Jos de Blok
 jos de blok interv

Voorgaande interviews over 10 jaar Stichting Beroepseer:

1. Interview met politiechef Jaco van Hoorn. Klik hier.
2. Interview met Barend Rombout van Bureau Frontlijn. Klik hier
3. Interview met hoogleraar Rechtstheorie Dorien Pessers. Klik hier.
4. Interview met hoogleraar Gabriël van den Brink. Klik hier.
5. Interview met rechter Leendert Verheij. Klik hier.
6. Interview met politieman Bennie Beuvink. Klik hier.
7. Interview met psychiater Alan Ralston. Klik hier.
8. Interview met leraar René Kneyber. Klik hier.

Engelsman Porsz spoort mensen op die hij veertig jaar geleden op straat fotografeerde. Hoe zien ze er nu uit?

omslag reunions chris porszIn de jaren zeventig en tachtig bracht paramedicus Chris Porsz veel tijd door op straat in Peterborough, een stad in het oosten van Engeland. Hij maakte daar foto’s van voorbijgangers, van punkers tot politiemensen. De amateurfotograaf maakte portretten van het leven dat open, sympathiek en eerlijk oogt.

Nu, bijna veertig jaar later is Porsz – hij staat bekend als een paramedische paparazzo, teruggekeerd naar de plaatsen waar hij zijn foto’s genomen heeft. Deze keer is hij niet alleen een portrettenmaker maar ook een scherpzinnig speurder.

Porsz heeft, met Jo Riley, een boek samengesteld van zijn foto’s en verhalen. De toepasselijke titel is: Reunions. Zie hieronder een paar voorbeelden en ga naar de website van Porsz voor meer info over Reunions, manier van bestellen en andere info over bijvoorbeeld cameragebruik: www.chrisporsz.com

Zie ook: Man tracks down people he photographed in the street 40 years ago to recreate their pictures, door  Sara Barnes, My Modern Met, 14 november 2016: http://mymodernmet.com


chris porsz1a

chris porsz2

chris porsz3

chris porsz4

chris porsz5