Skip to main content

Redactie Beroepseer

Theo Jansen, kunstenaar van het jaar 2018

theo jansen 3 thumbIn de documentaire De jongensdroom zien we hoe de creaties van Theo Jansen, gedreven door de wind, zich voortbewegen op het strand tussen Kijkduin en Scheveningen. Ieder jaar, in de lente en de zomer, test Jansen zijn nieuwste strandbeesten uit aan de Nederlandse kust. Het levert een spectaculair schouwspel op.
Theo Jansen mag zich in 2018 Kunstenaar van het jaar noemen. Hij is de winnaar van de jaarlijkse verkiezing, georganiseerd door Stichting Kunstweek. Het publiek kan kiezen uit een lijst van 100 beste kunstenaars; er zijn circa 40.000 stemmen uitgebracht.

theo jansen 4aJansen (1948) werkt al vijfentwintig jaar aan zijn strandbeesten, vervaardigd van pvc-buizen, kabelbinders – plastic riempjes – en zeil.
De documentaire gaat over de vraag wat Jansen bezielt om een groot deel van zijn leven te besteden aan het realiseren van nieuwe levensvormen, de strandbeesten. Wat speelt zich af in zijn hoofd? Waar komt die gedrevenheid vandaan?
We horen Jansen vertellen hoe zijn strandbeesten evolueren. De nieuwste zijn rupsen, zonder scharnierende gewrichten en zodoende minder kwetsbaar bij het lopen op zand.theo jansen 2

We zien een vakman bezig aan een technisch meesterwerk, imaginaire minibeesten en kolossale beesten. Jansen: “Ik ben een nieuwe natuur aan het scheppen, een nieuwe diersoort aan het toevoegen”.
Zie onderaan een video-introductie tot Jansens werk: Strandbeest Evolution 2017. Duur vier min.

De documentaire De jongensdroom over Jansens carrière, kunst en privéleven werd in 2015 op het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) vertoond. De film werd op televisie uitgezonden op 9 november 2017 op NPO 2. Duur 54 min. Zie: https://www.npostart.nl/het-uur-van-de-wolf/09-11-2017/VPWON_1283146

“Hugo de Jonge is de man die vindt dat arts en verpleegkundige leidend moeten zijn, niet het systeem of de regels”

Kan het zijn dat er een andere wind gaat waaien in het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VSW)? Volgens huisarts en straatdokter Marcel Slockers kan dat gaan gebeuren. In zijn blog op de site van Medisch Contact schrijft hij dat  …Hugo de Jonge de man is die vindt dat de arts en de verpleegkundige leidend moeten zijn, en niet het systeem of de regels: “Met gekromde tenen in zijn kleurrijke schoenen hoorde Hugo de Jonge de verhalen aan op het straatdokterspreekuur in Rotterdam. Hoe bezoekers van ons spreekuur net dat zetje kregen dat nodig was om dakloos te raken door de systeemfouten van zorgverzekeraars, sociale dienst en nog meer overheid. Hoe ongunstige levensverhalen strandden in een fuik van regels en bezwaren. Het liet hem niet onbewogen.

Gesteund door een al even bewogen burgemeester Aboutaleb, wond toen nog wethouder Hugo de Jonge er bij het ministerie van VWS geen doekjes om dat daklozen uit de zorgverzekering knikkeren echt niet kan. Zijn vasthoudendheid leidde tot noodmaatregelen, die VWS samen met de GGD uitwerkte”.

Slockers schrijft verder over De Jonge’s pleidooi voor maatregelen bij kwetsbaar ouderschap en het stellen van de juiste vragen. De minister schijnt ook tegen kritiek te kunnen.

Slocker roept alle partijen in de gezondheidszorg op met de nieuwe minister grote stappen te zetten in zinvolle zorg voor alle kwetsbaren. Als wethouder van Rotterdam heeft hij blijk gegeven pal te staan voor mensen die dreigen tussen wal en schip te raken.

Mooie schoenen en simpele vragen, door Marcel Slockers, Medisch Contact, 30 oktober 2017: www.medischcontact.nl

In Nederland worden muziekarchieven bedreigd. Het is hopen op een verlicht moment bij de beleidsmakers

omslag opslaan en vernietigen oskampBijna waren er in Hilversum vijf kilometer aan partituren uit de archieven van het Muziekcentrum van de omroep (MCO) in de papierversnipperaar terechtgekomen.
Het archief van het in Den Haag gevestigde Nederlands Muziek Instituut (NMI) is op het nippertje gered door de Haagse gemeente. Maar andere muziekarchieven in Nederland leiden een onzeker bestaan met een ongewisse toekomst.
In oktober 2017 werd het boek Opslaan en vernietigen; muziekarchieven bedreigd van Jacqueline Oskam gepresenteerd op een symposium in Den Haag over de toekomst van muziekarchieven. Jacqueline Oskamp is journalist en publiceerde eerder Radicaal gewoon. Bestaat er zoiets als Nederlandse muziek? (2003), Onder stroom. Geschiedenis van de elektronische muziek in Nederland (2011) en Een behoorlijk kabaal. Een cultuurgeschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw (2016).

Tengevolge van het in 2013 begonnen afbraakbeleid op cutluurgebied van staatssecretaris Halbe Zijlstra van OCW ontvingen drie belangrijke muziekarchieven geen enkele rijkssteun meer.Het ergst getroffen werd het Muziekcentrum Nederland (MCN), tot 2013 het kennis- en promotiecentrum voor Nederlandse professionele muziek. Het bestaat niet meer. Delen van de collectie werden op het nippertje ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam.

Gebrek aan langetermijnvisie

Ria Warmerdam bespreekt in het vakblad voor informatieprofessionals IP het boek van Oskam dat uitgegeven is door Ambo/Anthos met steun van Stichting Erfgoed Nederland. Warmerdam werkt op de catalogusafdeling van de Centrale Bibliotheek Utrecht: “Het is op zich al een blijde verrassing dat er een boek over de status van Nederlandse muziekarchieven verschijnt. Toen Halbe Zijlstra in 2013 met zijn hakbijl door het culturele landschap trok, en bekende orkesten, ensembles en gezelschappen op diverse creatieve manieren de noodklok luidden, sneeuwden de resten van de muziekarchieven een beetje onder. De branche is nu eenmaal minder zichtbaar, minder bekend en vooral minder sexy.
Als muziekbibliothecaris en lid van de Nederlandse Vereniging van Muziekbibliotheken en -archieven (NVMB) heb ik samen met mijn vakgenoten verbijsterd en verontwaardigd de gevolgen van de bezuinigingen van dichtbij meegemaakt. Sterker nog, onze vereniging heeft van menig lid afscheid moeten nemen omdat zijn of haar bibliotheek of archief verdween, fuseerde of verdampte. De branche is dan ook erg gebaat met de aandacht die dit boek genereert.

Het gebrek aan sexappeal voert Oskamp aan als een van de bedreigingen. Ze meent dat er zo achteloos wordt omgegaan met ons muziekverleden omdat klassieke muziek niet sexy is. Sterker nog, klassieke muziek van eigen bodem is niet populair. Zo trots als we op Rembrandt en Mondriaan zijn, zo marginaal wordt er over Sweelinck of Peter Schat gedacht. In de economische crisistijd werden de kunsten bovendien bestempeld als een linkse hobby van de rijken waar algemene publieke middelen niet naartoe zouden moeten gaan.
Daarnaast heeft de samenleving te kampen met een gebrek aan langetermijnvisie. De politiek denkt niet verder dan de volgende verkiezingen en treedt graag neoliberaal terug om de markt zijn werk te laten doen. Dat leidt tot ad-hocbeslissingen waarbij het overzicht verloren gaat. Muziekarchieven zijn zo mogelijk nog minder sexy en bungelen onderaan de prioriteitenlijstjes.

Mensen met enorm veel kennis ontslagen

Juist archieven zijn gebaat bij een langetermijnvisie, stelt Oskamp. Je kunt je best afvragen wat zinvol is om te bewaren en wat niet, maar je kunt nooit anticiperen op de vragen die in de toekomst gesteld zullen worden. Dat het oeuvre van ‘Notenkraker’ Peter Schat op dit moment niet zo relevant meer lijkt, wil niet zeggen dat dat over honderd jaar nog zo gevoeld wordt. En, door alle onrust en bezuinigingen is er ‘institutioneel geheugenverlies’ opgetreden. Er zijn veel mensen met enorm veel kennis ontslagen, de collecties zijn ingekrompen of in ontoegankelijke kelders opgeslagen”.

Lees de hele bespreking van Ria Warmerdam: Bespreking ‘Opslaan en vernietigen; muziekarchieven bedreigd’, IP, vakblad voor informatieprofessionals, 8 november 2017: https://informatieprofessional.nl

Klik hier voor info over boekpresentatie Opslaan en vernietigen in Den Haag in oktober 2017.

Opslaan en vernietigen – Muziekarchieven bedreigd, door Jacqueline Oskamp, uitgeverij Ambo|Anthos, 2017: https://jacquelineoskamp.nl/opslaan-en-vernietigen/

Nederlandse scholieren beschikken over minder burgerschapscompetenties in vergelijking met buitenlandse leeftijdsgenoten

omslag burgerschap voortgezet onderwijsNederlandse jongeren weten minder over democratie dan leeftijdsgenoten in vergelijkbare landen. Dat blijkt uit de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS), een internationaal onderzoek naar burgerschap onder leerlingen in het voortgezet onderwijs, waarvan de resultaten op 7 november 2017 zijn gepubliceerd. Het Nederlandse deel van het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Kohnstamm Instituut, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Kennis lager dan in andere landen

De kennis van burgerschap en de democratische rechtsstaat van leerlingen is gelijk aan het internationale gemiddelde, maar lager dan dat van scholieren in landen die op Nederland lijken, zoals België (Vlaanderen) of Denemarken. Ook zijn de verschillen in kennis over burgerschap tussen leerlingen hier groter dan in veel andere landen. Zo heeft één op de drie leerlingen in Nederland veel burgerschapskennis, en één op de drie leerlingen juist (heel) weinig burgerschapskennis. Net als in vergelijkbare landen beschikken meisjes over meer burgerschapskennis dan jongens.

Betrokkenheid en gelijke rechten

Nederlandse leerlingen zijn relatief minder politiek betrokken en hechten weinig belang aan verkiezingen; ze zijn minder van plan later te gaan stemmen. Meer dan in veel andere landen, vinden jongeren in Nederland het ‘respecteren van het recht op een eigen mening’ het belangrijkste aspect van burgerschap. Opvallend is dat Nederlandse leerlingen gelijke rechten voor de verschillende etnische groepen in een land het minst ondersteunen. Over Europa zijn ze weer relatief positief.

Scholen doen weinig aan burgerschapsonderwijs

In vergelijking met andere landen doen scholen in Nederland weinig aan burgerschap. Scholen mogen burgerschapsonderwijs zelf vormgeven en geven daar verschillend vorm aan. Een relatief laag percentage Nederlandse leraren voelt zich bekwaam om les te geven over verkiezingen of de grondwet. Hun leerlingen kritisch leren denken, vinden ze makkelijker.

Kloof tussen leerlingen met lager en hoger opgeleide ouders

Tussen leerlingen uit gezinnen met lager en hoger opgeleide ouders bestaan grote verschillen in burgerschapscompetenties. Die verschillen zijn er bij kennis, maar ook bij steun voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, voor gelijke rechten van verschillende etnische groepen en voor Europese samenwerking. Ook de verschillen tussen vmbo-leerlingen en havo/vwo leerlingen zijn groot.

Migratieachtergrond van leerlingen maakt verschil

Leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder burgerschapskennis dan overige leerlingen, maar dat verschil is in Nederland kleiner dan in andere landen. In steun voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen is geen verschil. Wel vinden leerlingen met een migratieachtergrond vaker dat etnische groepen gelijke rechten moeten hebben. In Nederland is ook de maatschappelijke participatie van leerlingen met en zonder migratieachtergrond gelijk, maar leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder vertrouwen in maatschappelijke instituties en zijn minder van plan later te stemmen.

Stabiel

De meningen van Nederlandse scholieren over burgerschap zijn weinig veranderd, zo laat een vergelijking met de uitkomsten uit 2009 zien. Er is wel sprake van een groei in burgerschapskennis, zoals die eveneens in vrijwel alle landen heeft plaatsgevonden. In Nederland geldt dit echter alleen voor havo- en vwo-leerlingen.

Over het onderzoek

De International Civic and Citizenship Education Study (ICCS 2016) is uitgevoerd in 24 landen. In Nederland deden ruim 2.800 leerlingen mee uit de tweede klas van zo’n 100 scholen voor vmbo/havo/vwo. Het onderzoek in Nederland is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam en het Kohnstamm Instituut.
De uitkomsten zijn gepubliceerd in het boek Burgerschap in het voortgezet onderwijs. Nederland in vergelijkend perspectief door Anke Munniksma, Anne Bert Dijkstra, Ineke van der Veen, Guuske Ledoux, Herman van de Werf horst, Geert ten Dam, uitgever Amsterdam University Press, 198 p., november 2017. Klik hier voor downloaden.

iccs 2016

Zorgverzekeraars komen afspraken niet na over extra geld voor de huisartsenzorg. Huisarts Bart Bruijn vertelt

huisarts bart bruijn een vandaag 6nov2017Zorgverzekeraars geven het beloofde geld aan huisartsen niet vrij. Huisarts Bart Bruijn uit Streefkerk vindt het een grof schandaal: “Ik loop vast met veel van mijn patiënten.Het zit me heel hoog”. Bruijn is te gast in het televisieprogramma EenVandaag van 6 november 2017 dat gaat over zorgverzekeraars die hun afspraken niet nakomen over extra geld dat beschikbaar zou zijn gemaakt voor de huisartsenzorg. De overheid heeft 200 miljoen euro vrijgemaakt om de zorg voor kwetsbare, thuiswonende ouderen en patiënten in achterstandswijken te versterken. Volgens de huisartsenorganisaties geven een aantal verzekeraars dit geld toch niet vrij.

Het extra geld is volgens huisartsen noodzakelijk om hun werk goed te kunnen blijven doen. Bruijn: “Er zijn steeds meer ouderen die ook meer zorg nodig hebben omdat ze langer thuis wonen. Toen ik hier twintig jaar geleden kwam werken hadden we in het dorp de eerste patiënt die 90 was geworden. Inmiddels heb ik 13 patiënten van boven de negentig. Zonder extra geld krijgen wij nu niet de kans om deze ouderen goede zorg te bieden”.

Volgens voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging Ella Kalsbeek doet eenderde van de zorgverzekeraars niet wat er is afgesproken. Daarmee snijden de zorgverzekeraars zichzelf in de vingers: “Als zij er niet in slagen de huisarts zijn werk goed te laten doen dan zul je zien dat de zorg uiteindelijk duurder wordt. Als de huisarts geen tijd meer heeft om bijvoorbeeld naar een oudere patiënt toe te gaan, en die moet toch geholpen worden, dan komt die in het ziekenhuis terecht. Dat is vele malen duurder”. Het is niet alleen ontzettend jammer en teleurstellend, maar het is ook onverstandig van de zorgverzekeraars, besluit Kalsbeek.

Volgens brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is het bedrag van 200 miljoen het maximale dat kan worden uitgegeven als dat echt nodig is. Of het nodig is, daar kunnen huisartsen en zorgverzekeraars natuurlijk van mening over verschillen, zegt voorzitter André Rouvoet van ZN. Rouvoet wijst erop dat er slechts een aantal verzekeraars is dat zich niet aan de afspraken houdt. Van een landelijk probleem is volgens hem geen sprake. Hij zegt in gesprek te zullen gaan met de verzekeraars waar wel problemen zijn geconstateerd.

Stel je voor dat we ermee ophouden zorgverzekeraars grote afdelingen met PR te laten betalen

Bruijn merkt tenslotte op dat zorgverzekeraars moeten ophouden met reclamemaken: “Stel je voor dat we ermee ophouden zorgverzekeraars grote afdelingen met PR te laten betalen, van de zorgpremie. En ik stel voor dat de zorgverzekeraars de centen eindelijk eens uitgeven aan waar het hoort: de zorg”.

Een jaar geleden, in november 2016,  stond er op de site van Het Kontakt Alblasserwaard een artikel van Geurt Mouthaan over Bart Bruijn die “van zijn hart nooit een moordkuil maakt”. Bruijn is een betrokken arts en houdt ervan commentaar te leveren op zaken die de zorg aangaan, bijvoorbeeld via Twitter, en hij heeft al eerder op televisie verteld wat hem bezig houdt. Hij volgt de ontwikkelingen in de zorg op de voet.
Mede daardoor werd hij in april 2016 door Tweede Kamerlid Renske Leijten (SP) uitgenodigd voor wat later de startbijeenkomst van het Nationaal ZorgFonds bleek. “Het is een initiatief van de SP waar ik erg blij mee ben, maar zelf ben ik absoluut geen SP-er”, benadrukt hij. “Sterker nog, negentig procent van de betrokkenen is niet van deze partij. Dit draait puur om een beter en betaalbaarder zorgstelsel in ons land […]
Wat gaat er goed, waar gaat het mis; die informatie hebben we gebruikt voor de opzet van een Nationaal ZorgFonds, waarin geen plaats is voor zorgverzekeraars”.

Er mocht er iemand bezwaren maken tegen een ZorgFonds omdat er dan een overheidsinstantie bij komt, let op wat Bruijn daarover zegt: “Kijk naar Rijkswaterstaat en de waterschappen; die functioneren perfect. Bij de Belastingdienst gaat het pas mis na de reorganisatie, waarbij ze geprobeerd hebben er een bedrijf van te maken”.

Huisartsen krijgen beloofde geld zorgverzekeraars niet, EenVandaag, 6 november 2017: https://eenvandaag.avrotros.nl

Streefkerkse huisarts Bart Bruijn één van drijvende krachten Nationaal ZorgFonds, door Geurt Mouthaan, Het Kontakt Alblasserwaard, 9 november 2016: www.hetkontakt.nl

Tegenlicht Meet Up over zelfsturing: Zorgeloos leven volgens Jos de Blok

meet up tegenlicht jos de blok thumbSinds Jos de Blok in 2006 Buurtzorg Nederland heeft opgericht, is de manier van werken in de thuiszorg veranderd. Er is een een alternatief voor de thuiszorg gekomen die was verzand in productie en systeemdenken. De kern van Buurtzorg zijn de zelf-organiserende teams van circa twaalf mensen die zonder managers hun werk doen en zelfstandig hun beroep uitoefenen. De Blok vindt managers overbodig: “Managen is flauwekul. Je moet mensen gewoon hun werk laten doen. Je kan toch een veel leukere baan bedenken die veel zinvoller is dan wat je nu doet als manager”.

Begrijp hem goed. In een tweet laat Jos te Blok weten dat hij hoopt dat… “mijn opvattingen over management in Tegenlicht niet persoonlijk worden opgevat”.

Voor de aanpak van Buurtzorg is wereldwijd aandacht zoals onder meer te zien is in de televisiedocumentaire over Jos de Blok en Buurtzorg die in oktober 2017 door VPRO Tegenlicht op NPO 2 werd uitgezonden: Zorgeloos leven volgens Jos de Blok. Naar aanleiding van deze documentaire is er op verschillende plaatsen in Nederland in het najaar van 2017 een zg. Tegenlicht Meet Up georganiseerd. De eerste vond plaats in Amsterdam, in Pakhuis De Zwijger op 17 oktober 2017.

Van de Meet Up is een video-opname gemaakt: Tegenlicht Meet Up #108: Zorgeloos leven volgens Jos de Blok: https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2017-2018/zorgeloos-leven-volgens-jos-de-blok.html

Wat betekent het nieuwe regeerakkoord van Rutte III voor het VMBO? Corine Korrel reageert

Corine Korrel, oprichtster van het VMBO On Stage Beroepenfeest, heeft gereageerd op het nieuwe Regeerakkoord van het kabinet Rutte III. Korrel heeft het Regeerakkoord vooral bekeken op de betekenis voor de VMBO-jongeren. Wat ze mist in het Regeerakkoord is onder meer visie en waardering.

Het VMBO On Stage Beroepenfeest wordt regionaal georganiseerd. Leerlingen van het voorbereidend middelbaar beroepsonders en beroepsbeoefenaren gaan bij die gelegenheid in gesprek met elkaar over hun beroep en werk, en maken afspraken voor de toekomst,. Ze regelen bijvoorbeeld een stageplaats of een dienstverband tijdens of na de opleiding. Het On Stage Beroepenfeest stimuleert direct contact van mens tot mens, het  is onderdeel van Korrels missie: een sterke positie voor VMBO-leerlingen en verbetering van het imago van het VMBO.

“Dit zie ik niet terug in het Regeerakkoord”

Korrel: “Het VMBO loopt vaak voorop in onderwijsontwikkelingen. Nergens is zo veel veranderd en ontwikkeld in de afgelopen jaren als in het VMBO. Nergens is de begeleiding van leerlingen zo intensief als in het VMBO. Nergens in het VO is de band met het bedrijfsleven al zo sterk. En nergens is de diversiteit zo groot wat betreft niveau, afkomst, talenten en vaardigheden en sociaal economische achtergrond, waardoor veel maatwerk nodig is. De combinatie van praktijk en theorie wordt nergens ter wereld zo uitgevoerd als in het VMBO in Nederland. Dit alles maakt het VMBO uniek en wellicht de meest dynamische en ook complexe onderwijsvorm die er is. En de grootste.
Toch is in vele opzichten de positie van VMBO-scholen minder gunstig dan die van HAVO en VWO. Het grootste deel van kwetsbare jongeren met een hoger risico op uitval, armoede, kansenongelijkheid, uitsluiting en achterstand zitten op het VMBO. De maatschappelijke context van het VMBO is erg groot, dit zie ik niet terug in het Regeerakkoord en wordt te weinig weerspiegeld in (de verdeling van) de middelen en faciliteiten die het VMBO ter beschikking staan. Lumpsum genereert ongelijkheid in het onderwijs. Gelijke kansen worden ook gecreëerd door gelijke middelen en faciliteiten voor VMBO tov HAVO/VWO”.

Klik hier voor meer lezen van Mijn reactie op het Regeerakkoord, door Corine Korrel, november 2017.

reactie corine korrel regeerakkoort rutteIII

 

Nieuwe interactieve factsheets over onderwijs

De VSNU, vereniging van universiteiten, heeft een aantal nieuwe interactieve factsheets gepubliceerd over de hoge kwaliteit van onderwijs, de aansluiting op de arbeidsmarkt, toegankelijkheid van onderwijs en studiesucces van studenten. Eerder verschenen er interactieve factsheets over onderwerpen die te maken hebben met internationalisering en financiën. De komende maanden zullen er nog factsheets over (aspecten van) HR en onderzoek gepubliceerd worden.

Begin 2017 heeft de VSNU een nieuwe vorm ontwikkeld om de feiten en cijfers over universiteiten voor een breder publiek toegankelijk te maken: de interactieve factsheets over de belangrijkste thema’s voor de universiteit. De factsheets bevatten tekst en data over het onderwerp. De data zijn in interactieve grafieken en visuals gegoten. Gebruikers kunnen de informatie waarnaar zij op zoek zijn zelf ophalen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een specifiek jaartal of een specifieke groep studenten.

De VSNU wordt gevormd door de veertien Nederlandse Universiteiten en behartigt de belangen van de universiteiten naar kabinet, politiek, overheid en maatschappelijke organisaties.

Bekijk de factsheets: VSNU publiceert nieuwe interactieve factsheets, 30 oktober 3017: http://vsnu.nl en http://vsnu.nl/nl_NL/interactieve-factsheets.html

 

vnsu studiesucces factsheet 2017

 

Zorgverzekeraars lijden helemaal geen verlies, ze fingeren geldgebrek

zorgverzekeraars fingeren geldgebrekIn het vakblad voor artsen Medisch Contact, schrijft Henk Maassen in zijn artikel Zorgverzekeraars fingeren geldgebrek dat de jaarrekeningen van zorgverzekeraars niet in de rode cijfers staan en dat de verzekeraars geen geldgebrek hebben ondanks de berichten die het tegendeel suggereren. Op 25 april 2017 meldde NOS Nieuws dat de vier grootste zorgverzekeraars van Nederand in 2016 een verlies hadden geleden van in totaal 334 miljoen euro. Er werd ook alvast op gewezen dat premies in de nabije toekomst wel eens fors zouden kunnen stijgen. Verzekeraars in rode cijfers: zorgpremie 2018 omhoog? luidde de kop boven een artikel op ZorgWijzer (25 april 2017).

We zijn nu een half jaar verder. Het NOS-journaal van 31 oktober 2017 berichtte dat het Centraal Planbureau (CPB) heeft berekend dat de gemiddelde premie voor een zorgverzekering deze kabinetsperiode in totaal met 311 euro omhoog gaat. In 2021, aan het einde van deze kabinetsperiode, betaalt iedereen ongeveer 133 euro per maand voor een basisverzekering.
Maassen verwijst in zijn artikel naar columnist Marcel Levi die in hetzelfde nummer van Medisch Contact glashelder uitlegt dat zorgverzekeraars helemaal geen verlies maken, maar alleen maar “een cosmetisch negatief resultaat creëren omdat ze elk jaar een enorme voorziening nemen op een mogelijk verlies in het volgende jaar (wat er telkens niet is)”.
Voor alle zorgverzekeraars tezamen zouden die voorzieningen optellen tot een bedrag van ruim 1,5 miljard euro per jaar. Daar kun je veel leuke dingen mee doen. Levi baseert zich op de inzichten van Frida van den Maagdenberg, lid van de raad van bestuur van het AMC, waar ze onder meer belast is met financiën en bedrijfsvoering.

Tekorten aanvullen doen ze helemaal niet vanuit de reserves

Volgens Van den Maagdenberg wekken zorgverzekeraars “volstrekt ten onrechte” de indruk dat ze inboeten op hun reserves om de zorgpremie laag te houden. “Ze maken tot nu toe ieder jaar winst op de zorgkosten – dus de premie-inkomsten zijn hoger dan de zorgkosten – en uit die winst kunnen ze het jaar daarna de premie lager houden. Daarvoor nemen ze een voorziening op, die niet ten laste komt van de reserves, zoals ze zelf beweren, maar wordt gefinancierd uit de winst”.
Ter adstructie wijst ze erop dat uit de ‘Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2017’ van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat de verzekeraars in 2014, 2015 en 2016 een ‘voorziening lagere premie’ hebben opgenomen (van respectievelijk 105,145 en 108 euro per volwassen verzekerde). In die scan lees je bovendien dat die voorziening wordt gefinancierd uit de winst van het ene jaar voor een lagere premie in het jaar daarop.

Zo staat het ook in de Marktscan 2016: “De zorgverzekeraars hebben de nominale premie in 2014 en 2015 gematigd om zo een deel van de gunstige resultaten terug te geven aan hun verzekerden”. Frida van den Maagdenberg benadrukt: “Hier staat dus dat dit niet ten laste van de reserves kwam, en dat kan ook niet want in een latere paragraaf blijkt dat die juist zijn toegenomen”.  Merkwaardig is daarom dat de NZa in de marktscan van 2017 iets heel anders concludeert: “De verzekeraars hebben in 2016 verlies gemaakt op de basisverzekering. Dit komt onder andere doordat verzekeraars de toename in zorguitgaven niet volledig vertalen naar een premiestijging, maar het tekort deels aanvullen vanuit hun financiële reserves. Dit doen ze al enige jaren. Als het kapitaal dicht bij de kapitaaleis komt, zullen zorgverzekeraars de premies moeten verhogen om daarmee de kosten te dekken”.
Van den Maagdenberg: “Tekorten aanvullen doen ze helemaal niet ‘al enige jaren’ vanuit de reserves. Nogmaals: dat doen ze vanuit de resultaten – dus: vanuit de winst – en dat is toch echt wat anders dan een reserve”.In een reactie doet de NZa dit af als “een kwestie van semantiek”.

De reserves zijn met zo’n 3 miljard gestegen

Van den Maagdenberg kan de gang van zaken niet anders duiden dan dat verzekeraars “hun resultaten drukken en dat ze dat framen als het interen op hun reserves. Dat wekt de indruk dat hun solvabiliteit in gevaar kan komen, maar dat is helemaal niet het geval: jaren achtereen nemen ze ten laste van de winst een voorziening op, en dus gaat de solvabiliteit weliswaar minder omhoog, maar niet omlaag!”

Verzekeraars moeten zoveel reserve (dus: kapitaal) aanhouden zodat ze ook onder extreem slechte marktomstandigheden aan hun verplichtingen kunnen voldoen.
Van den Maagdenberg: “De kapitaalseis bedraagt bijna 7 miljard, de daadwerkelijke reserves bedragen bijna 11 miljard. Dat is ongeveer 4 miljard boven de minimumeis en 2 miljard boven de door de verzekeraars zelf vastgestelde buffers. In 2016 was de solvabiliteit 155 procent. Sinds de invoering van de zorgverzekeringswet zijn er geen verliezen geleden, maar zijn de reserves met zo’n 3 miljard gestegen”.

Volgens Van den Maagdenburg is er 4 miljard ruimte om de premies te verlagen als je uitgaat van de minimumnorm, en 2 miljard ruimte als je uitgaat van de door de zorgverzekeraars zelf gehanteerde buffers.
Mathijs Romme van Zorgverzekeraars Nederland vindt dat voorzieningen nodig zijn en dat zorgverzekeraars een veilige marge moeten aanhouden. Dat vinden ook Erik Schut van de Erasmus Universiteit en econoom Marcel Canoy.

Lees het hele artikel Zorgverzekeraars fingeren geldgebrek, door Henk Maassen in Medisch Contact 44, 2 november 2017: Klik hier.