Skip to main content

Redactie Beroepseer

Consumenten maken weinig kans met indienen klacht bij Tuchtrecht Banken

Stichting Tuchtrecht Banken is verantwoordelijk voor de uitvoering van het tuchtrecht in de bankensector, als onderdeel van de wettelijk verankerde Bankierseed*). De stichting is op 1 april 2015 ingesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken.
Drie jaar na de invoering van Tuchtrecht Banken blijken consumenten veelal bakzeil te halen met hun klachten bij het tuchtorgaan. Hoewel particulieren verreweg de meeste klachten melden, blijkt de Stichting tot dusver vooral zaken te behandelen die door de sector zelf worden aangedragen. Dat blijkt uit een inventarisatie door actualiteitenprogramma EenVandaag, gepresenteerd op 3 mei 2018.
Consumenten kunnen een klacht indienen tegen individuele bankmedewerkers die de fout ingaan. Zij hebben de afgelopen jaren allemaal de bankierseed afgelegd, waarmee ze beloven de daaraan gekoppelde gedragsregels na te leven.

Rekeninggegevens bekijken zonder toestemming

De Tuchtcommissie Banken deed tot dusver uitspraak in 21 zaken. 18 keer werd een klacht (deels) gegrond bevonden, twee keer ongegrond en één keer niet ontvankelijk. In 11 gevallen was het vergrijp dermate ernstig dat een beroepsverbod werd opgelegd, de langste voor de duur van 18 maanden. Twee bankiers mogen 12 maanden niet in de bancaire sector werken, zes medewerkers een half jaar en nog twee anderen gedurende drie maanden. Zes bankmedewerkers kregen een berisping.
Het gaat bijvoorbeeld om medewerkers die rekeninggegevens bekeken zonder dat zij daar toestemming voor hadden of op naam van een klant een creditcard aanvroegen voor eigen gebruik

De overige 4 zaken waarin de tuchtcommissie uitspraak deed werden door consumenten gemeld. In 3 gevallen gebeurde dat pas na herziening van een aanvankelijke afwijzing van hun klacht. Ook 34 andere consumenten vroegen om herziening van hun afwijzing, maar kregen nul op het rekest.

Volgens hoogleraar rechtspleging Jonathan Soeharno, gespecialiseerd in tuchtrecht, was voorzien dat consumenten weinig kans zouden maken. Het tuchtrecht is er primair voor bedoeld om de sector schoon te houden. Met andere woorden, om de normen en waarden binnen de bancaire sector te bewaken. Volgens hem is het er niet primair voor bedoeld om de consumenten te beschermen: “Het was te voorzien dat consumenten weinig kans zouden maken. Het tuchtrecht bij banken werkt toch anders dan bij advocaten of artsen. Met hen heb je een persoonlijke vertrouwensrelatie. Als je advocaat of arts in de fout gaat kan je hem of haar rechtstreeks aanspreken. Bij banken gaat de besluitvorming over veel meer schijven. Dat maakt het lastig individuele medewerkers daarop aan te spreken. Je zou dat oplossen als je ook banken als organisatie tuchtrechtelijk kan aanklagen”.

Tweede Kamerleden van SP en PvdA willen uitleg van minister Wopke Hoekstra van Financiën over het beperkte aantal consumenten dat tot de tuchtcommissie weet door te dringen. Het CDA wil de Stichting Tuchtrecht Banken zelf vragen tekst en uitleg te komen geven in de Kamer.

Noot
*) In januari 2013 legden beleidsbepalers in de financiële dienstverlening een eed af in Den Haag. Een unicum in de wereld. De bestuurders beloofden met de eed dat ze zich goed zullen gedragen en altijd zullen opkomen voor de belangen van hun klanten. In Nederland is de bankierseed sinds 1 januari 2013 verplicht voor hooggeplaatsten in de financiële sector.

Consumenten vangen bot bij Tuchtrecht Banken, door Floris Prenger, Een Vandaag, 3 mei 2018: https://eenvandaag.avrotros.nl

De Bankierseed, Tuchtrecht Banken: https://www.tuchtrechtbanken.nl/de-bankierseed

Kamerstuk 2018Z08370 m.b.t bericht over botvangen consumenten bij Tuchtrecht Banken, Tweede Kamer, 4 mei 2018: www.tweedekamer.nl

Eed voor financiële sector, door Marijn Duintjer Tebbens, Een Vandaag, 10 januari 2013: https://eenvandaag.avrotros.nl

Voorzitter Kwaliteitsraad van Zorginstituut Nederland Jan Kremer: ‘Meten kan een schijnkwaliteit opleveren, die het zicht op echte kwaliteit belemmert’

Kwaliteit is niet objectief en makkelijk meetbaar, maar afhankelijk van tijd, plaats en personen. Dat stelt Jan Kremer, hoogleraar patiëntgerichte innovatie in het Radboud umc en voorzitter van de Kwaliteitsraad van Zorginstituut Nederland (ZIN).
Bart Kiers refereert in zijn artikel op de site van magazine Zorgvisie naar het door zorginstelling Cordaan georganiseerde congres in Amsterdam op 20 april 2018 waar Kremer een van de sprekers was en dat ging over de toekomst van de zorg voor ouderen en mensen met een beperking.

Patiënten voelen zich te veel behandeld als een gemiddelde

Kremer: “Patiënten voelen zich te veel behandeld als een gemiddelde. Professionals zien dat het huidige kwaliteitsdenken niet altijd goede zorg betekent voor hun patiënten. Het dogma is nu dat wetenschappelijk bewijs bepaalt wat goede zorg is en dat we de uitkomst op afstand kunnen meten. Alsof kwaliteit iets statistisch is, simpel en objectief meetbaar. Alsof er één manier van doen is die bij alle patiënten de beste is. Alsof het een kwestie is van simpelweg de best practice standaardiseren. Dan verkrijgen we voor iedereen de beste kwaliteit van zorg.

”Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Alle patiënten zijn anders. Meten kan een schijnkwaliteit opleveren, die het zicht op echte kwaliteit belemmert. Professionals verzetten zich steeds meer tegen het huidige dogma. Het werken volgens strakke protocollen laat onvoldoende ruimte om bij individuele patiënten te doen wat juist is. Professionals doen dan toch maar wat het protocol voorschrijft. Anders krijgen ze gezeur. Of nog erger, claims. Aan het meten en verbeteren is inmiddels een hele industrie verbonden waarin misschien wel meer mensen werken dan er medisch specialisten zijn. Het is een wereld die losraakt van de praktijk. Wetenschappers praten in een ingewikkeld vakjargon en gebruiken complexe meetinstrumenten. Zorgprofessionals en patiënten herkennen zich daar niet meer in”.

Lees het hele artikel Jan Kremer: ‘Kwaliteit is niet objectief en makkelijk meetbaar’, door Bart Kiers, Zorgvisie, 4 mei 2018: www.zorgvisie.nl

Het nieuwe moralisme: Zelfcensuur en verdachtmakingen in het hoger onderwijs. Staat academische vrijheid onder druk?

Het ene na het andere postmoderne cultuurverschijnsel begint in Californië en bereikt via Engeland het Europese vasteland. Zo ook het nieuwe moralisme: In naam van een ‘veilige leeromgeving’ worden aanstootgevende stemmen in het hoger onderwijs steeds vaker geweerd. Wat betekent die trend voor het vrije debat? Voor je het weet bestaat er alleen nog tolerantie voor de éígen mening.

In maandblad Vrij Nederland van mei 2018 analyseert Thijs Broer het doorgeschoten moralisme en het verschijnsel van de safe learning environment, een veilige leeromgeving, een term ontleend aan het Amerikaanse vocabulaire van safe spaces. In Nederland zijn nog geen voorbeelden bekend van ruimtes aan de universiteiten waar studenten met knuffeldieren kunnen bijkomen van ontregelende gesprekken, zoals in Californië en Engeland, maar volgens de Brits-Hongaarse socioloog Frank Furedi dreigen de universiteiten door dit soort zelfcensuur uit naam van ‘de veilige leeromgeving’ sluipenderwijs als geheel tot safe spaces te worden omgebouwd, waarin elk controversieel geluid wordt gesmoord, “en dat is eigenlijk nog veel erger”.

Ook de managementcultuur, schrijft Thijs Broer, in het hoger onderwijs speelt een rol. Voorheen waren universitaire bestuurders in de Angelsaksische wereld maar ook in Nederland in de academische vrijheid geschoolde wetenschappers, maar zij hebben steeds vaker plaats moeten maken voor al dan niet professionele managers die bij publieke ophef niet het principiële debat aangaan, maar snel grijpen naar communicatie-handboeken: om ‘reputatieschade’ te beperken, moeten ‘foute’ beslissingen onmiddellijk worden erkend – zelfs als ze niet fout zijn, terwijl studenten steeds meer worden gepamperd als fijngevoelige consumenten. “Studenten hebben universiteiten nodig die ze opleiden voor een leven in vrijheid en onafhankelijkheid”, zegt Furedi, “en geen veilige omgeving die ze degradeert tot consumenten die bescherming nodig hebben”.

Eerste tekenen

Voorvallen aan de Universiteit van Amsterdam, de Rietveld Academie en de Universiteit van Tilburg zijn de eerste tekenen van een ontwikkeling die het Nederlandse hoger onderwijs nog maar net heeft bereikt.
Een voorbeeld. Toen emeritus hoogleraar Harrie Verbon in november 2017 een nogal onbehouwen column schreef in het Tilburgse universiteitsblad Univers waarin hij voorstelde op te houden met de ‘heksenjacht’ rond #MeToo, want “waarom hebben de klagende vrouwen het gedrag van Weinstein en Saville niet dertig jaar geleden aan de kaak gesteld?” kwam er prompt een open brief van ruim veertig docenten die de redactie van Univers in het Engels maanden publiekelijk excuses te maken en het college van bestuur opriepen ‘in the strongest terms’ afstand te nemen van de column, want veel studenten waren ‘very upset’. Dat alles om een ‘safe working and learning environment for everyone’ zeker te stellen.

Ook de universiteitsbestuurders in Tilburg voelden zich niet geroepen krachtig stelling te nemen voor de journalistieke en academische vrijheid. Integendeel: het college nam afstand van de column, waarna Harrie Verbon zich terugtrok als columnist. En de hoofdredacteur van Univers, die had geweigerd Verbon te laten vallen, werd enige weken later door het universiteitsbestuur op non-actief gesteld nadat de redactieraad het vertrouwen in haar had opgezegd vanwege de redactionele koers, waarbij halfhartig werd vermeld dat de Verbon-discussie ‘slechts deels en zijdelings’ een rol had gespeeld, ‘zonder te willen ontkennen dat 41 collega’s blijkens een open brief vonden dat de redactie de column niet had mogen plaatsen, of had moeten censureren’.

Thijs Broer eindigt zijn verhaal met Amade M’charek, hoogleraar antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, die de polarisatie onder activistische studenten van nabij meemaakt. Zij verzet zich tegen iedere simplificatie en organiseert al jaren debatten met studenten en sprekers van binnen en buiten de universiteit over racisme en sociale ongelijkheid, zonder te zwichten voor de polarisatie, de verdachtmakingen en de zelfcensuur: “Dat is de enige manier”, zegt M’charek. “Als je niet meer bereid bent met elkaar het debat aan te gaan én je te verdiepen in andere opvattingen dan die van jezelf, gaat de academische vrijheid op de helling. Dan zijn we nog veel verder van huis”.

Lees het hele artikel Het nieuwe moralisme – Hoe zelfcensuur het academische debat op de helling zet, door Thijs Broer, Vrij Nederland, mei 2018: www.vn.nl

Ook te beluisteren als podcast (30 min.)

vrij nederland nieuw moralisme mei2018

Wie kan het beste leidinggeven aan de organisatie? De expert of de generalist?

leiderschapVolgens docent Amada Goodall van de bedrijfseconomische opleiding Cass Business School in Londen zijn experts – we noemen ze ook specialisten – de beste leiders en niet de generalisten, de managers die breed zijn opgeleid. Ze baseert zich op de door haar verzamelde gegevens over artsen die aan het hoofd van een ziekenhuis staan, wetenschappers die een universiteit runnen en basketbalspelers die een team aanvoeren.

Ze geeft ook advies over wat je moet doen als je een generalist bent die gemanaged wordt door een expert, of een expert die gemanaged wordt door een generalist. Goodall heeft, met anderen, artikelen geschreven als If your boss could do your job, you’re more likely to be happy at work en Why the best hospitals are managed by doctors.

Het blijkt dat mensen met een expert of specialist aan het hoofd – iemand met vakkennis- en ervaring – veel meer betrokken zijn bij hun werk dan mensen met een generalist aan het hoofd. Generalisten zijn mensen die besturen en leiding geven maar niet het eigenlijke werk doen, een operatie verrichten of een goal schieten  bijvoorbeeld.

De waarde bepalen van de vaktechnische leider en daaraan ruchtbaarheid geven, is volgens Goodall van cruciaal belang. Vooral in onze tijd.
In een interview met Sarah Green Carmichael voor HBR IdeaCast, de podcast-service van het Amerikaanse economische vaktijdschrift Harvard Business Review, vertelde Goodall dat bedrijven die bekend staan om het goede werkklimaat hoogstwaarschijnlijk worden geleid door een expert. Toen Goodall en haar onderzoeksteam eenmaal had vastgesteld dat experts inderdaad betere leidinggevenden zijn op universiteiten, in ziekenhuizen en in de sport, ging ze kijken naar het waarom.

Onderzocht werden gegevens van 35.000 Amerikaanse en Britse werknemers en werkgevers. Daaruit bleek dat als een baas de aard van het werk van zijn werknemers begrijpt, nauwkeurig is te voorspellen in welke mate werknemers tevreden zijn met hun werk.
Managers die vakman zijn, zijn betere leiders en het blijkt dat de oorzaak daarvan ligt in beter communiceren en makkelijker inschattingen kunnen maken. Daardoor zijn deze leidinggevenden ook beter in staat te helpen. Ze kunnen de werknemer aanmoedigen en meehelpen vooruit te komen in de carrière, een belangrijk element van voldoening vinden in het werk.

Gebrek aan inhoudelijke kennis

Het belang van vakkennis in leidinggevende functies valt niet meer te ontkennen. Tot soortgelijke conclusies als Goodall kwam het expertisecentrum In the LEAD van de faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen dat een commentaar schreef naar aanleiding van een in 2017 verschenen onderzoeksrapport over de reorganisatie van de Belastingdienst*). Dat rapport schetste een onthutsend beeld van deze overheidsdienst met de conclusie dat de bestuurlijke, infrastructurele en culturele gebreken binnen de Belastingdienst, in combinatie met de reorganisatie, de continuïteit van de belastinginning in gevaar brengen. Een van de belangrijkste constateringen was het falen van het leiderschap van de dienst, en dan met name het gebrek aan inhoudelijke kennis van de fiscaliteit bij de top.

Het lijkt er wel op of de persoon die een beroep heeft geleerd en veel ervaring heeft opgedaan in de praktijk, niet meer meetelt bij overheid. In april 2018 verweet een hoveniersbedrijf de overheid, een belangrijke opdrachtgever van de hovenier, dat door alle regelgeving en de focus op de laagste prijs het respect voor het vak van hovenier en groenvoorziener was verdwenen. Aanbestedingen worden procedureel, ondeskundig en onpersoonlijk; de afstandelijkheid van de gemeente gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit.

Dat vakkennis bij de overheid dreigt te verdwijnen, bevestigde een bericht eind december 2017. Het Financieele Dagblad schreef: “Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft niet genoeg vakkennis om belangrijke infrastructurele ontwikkelingen in goede banen te leiden“.  Het zou te maken hebben met de grote wens van de Tweede kamer om een slankere overheid te krijgen, maar volgens In the LEAD ligt de oorzaak elders.

Procesmanagement

In the LEAD reageerde indertijd op het rapport over de Belastingdienst en schreef over de oorzaken die tot deze situatie bij de overheid hebben geleid: “Van oudsher werd in organisaties de beste vakman automatisch de baas. Maar organisaties professionaliseerden hun management, omdat duidelijk werd dat goed leiderschap en management cruciaal zijn voor het presteren van organisaties. Dit leidde er gaandeweg toe dat in veel organisaties het belang van inhoudelijke expertise voor leidinggevenden van ondergeschikt, of zelfs van generlei belang meer werd geacht. Bij de Rijksoverheid is in 1995 de Algemene Bestuursdienst opgericht. Belangrijke reden hiervoor was het doorbreken van verkokering. Sommige topambtenaren zaten zo lang op hun functie dat een wel erg sterke identificatie met hun beleidsterrein optrad. Interdepartementaal overleg leek vaak op het overleg tussen soevereine staten. De versterkte uitwisseling van topambtenaren heeft zonder meer bijgedragen aan een beter functioneren van de rijksoverheid en het begrip tussen departementen is erdoor toegenomen.

In die periode werd er ook ingezet op het ontwikkelen en promoten van leidinggevenden die vooral goed moesten zijn in zogenaamd ‘procesmanagement’: het leidinggeven aan interne processen. Managers hebben in dit model niet zo zeer verstand van rechtssystemen, infrastructuur, economie, onderwijs of defensie, maar weten wel hoegenaamd alles van sturing op output, het begeleiden van veranderprocessen, et cetera. Management wordt daarbij gezien als een vak, dat leidinggevenden kunnen uitoefenen zonder veel verstand te hebben van de beleidsterreinen van een ministerie: je hoeft geen jurist te zijn om bij het ministerie van Justitie te werken. Inhoudelijke kennis strekte niet meer tot aanbeveling en de ‘generalist’ die overal inzetbaar is werd koning.

Centraal aangestuurde banencarrousel

De consequentie voor de rijksoverheidsmanagers anno 2017 is dat zij een beperkt aantal jaren bij een departement een leidinggevende functie uitoefenen, en hun carrière daarna vervolgen bij een ander ministerie of dienst. Deze banencarrousel wordt centraal aangestuurd vanuit de Algemene Bestuursdienst, waar alle hoogste ambtenaren binnen de rijksoverheid toe ‘behoren’. Dit alles wordt dus gedaan vanuit de filosofie dat goed management a) belangrijk is, en b) juist vaardigheden en kwaliteiten betreft die grotendeels los staan van de inhoud. Wij zijn het met het eerste punt hartgrondig eens, maar het tweede element in deze benadering is achterhaald, onjuist en schadelijk voor organisaties, zo blijkt uit recente studie over de reorganisatie bij de Belastingdienst, als ook uit wetenschappelijk onderzoek”.

In the LEAD concludeert dat de huidige wijze waarop managers binnen de overheid geselecteerd worden en carrière maken, een herontwerp verdient, waarbij het belang van expert-leiderschap binnen de Rijksoverheid meer centraal komt te staan.

 Noot
*)  Onderzoek naar de besluitvormingsprocedures binnen de Belastingdienst, Rapport van de Commissie Onderzoek Belastingdienst, Rijksoverheid, 27 januari 2027:  https://beroepseer.nl

 

Why Technical Experts Make Great Leaders, podcast Harvard Business Review, 24 april 2018: https://hbr.org

If Your Boss Could Do Your Job, You’re More Likely to Be Happy at Work, door Benjamin Artz, Amanda Goodall, Andrew J. Oswald, HBR Review, 29 december, 2016: https://hbr.org

Why The Best Hospitals Are Managed by Doctors, door James K. Stoller, Amanda Goodall, Agnes Baker, HBR Review, 27 december 2016: https://hbr.org

Als je proces maar goed zit? Het failliet van het procesmanagement bij de overheid, Janka Stoker, Harry Garretsen en Tjibbe Joustra, In the LEAD, Rijksuniversiteit Groningen, 2 juni 2017: www.rug.nl

Uitnodiging Installatie Alternatieven-kabinet De Blok op 31 mei 2018

logo beroepseer kleinBegin 2018 heeft Stichting Beroepseer het initiatief genomen tot de oprichting van het Alternatieven-kabinet.
Het Alternatieven-kabinet, onder leiding van Jos de Blok, bestaat uit professionals die hun kennis, ethiek en ervaring en die van andere professionals inzetten om tot sociaal-duurzame alternatieven te komen, gebaseerd op vertrouwen, vakmanschap en menselijk contact. Het Alternatieven-kabinet wil laten zien hoe het beter, slimmer en duurzamer kan en  burgers en professionals, die nu in de schaduw staan, in het zonnetje zetten.

Op donderdag 31 mei 2018 wordt om 20.00 uur het Alternatieven-kabinet geïnstalleerd in Utrecht. De kabinetsleden stellen zich voor, presenteren de visie van het Kabinet en geven uitleg over de manier waarop het Kabinet wil bijdragen aan het creëren van een podium van alternatieven voor uiteenlopende maatschappelijke vraagstukken. Het Alternatieven-kabinet doet dat niet alleen, maar gaat graag in gesprek met de aanwezigen: studenten, professionals, initiatiefnemers en organisaties die met het Alternatieven-kabinet de schouders eronder willen zetten.

Maatschappelijke vraagstukken waarop het Alternatieven-kabinet zich de komende tijd richt

  • Jeugdhulp. Het zou allemaal beter en goedkoper worden, maar drie jaar na de introductie van de Jeugdwet is daar weinig van te merken. Onderzoeken laten zien dat kinderen momenteel niet de zorg krijgen die zij verdienen doordat een groot aantal gemeenten en zorgaanbieders onder druk staan en moeten bezuinigen. Ze zijn vooral bezig met de eigen belangen. De chaos in de aanbestedingen voor jeugdzorgaanbieders is het gevolg van een heuse tarievenoorlog. Het is tijd voor een alternatief.
  • Tweedeling in het onderwijs. Uit onderzoeken van o.a. de onderwijsinspectie blijkt dat de kansenongelijkheid in het onderwijs al jaren toeneemt. Vooral praktisch opgeleide leerlingen zijn hiervan de dupe. Op twaalfjarige leeftijd worden VMBO-leerlingen gescheiden van HAVO- en VWO-leerlingen en die komen elkaar daarna ook net meer tegen. Deze scheiding tussen hoog- en praktisch opgeleiden is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen, zowel in de fysieke wereld als online, waarin iedereen in zijn eigen bubbel zit. Zo ontstaan er verschillende, van elkaar gescheiden gemeenschappen op basis van intelligentie: nieuwe ongelijkheid.

Doel van het Alternatieven-kabinet is het ontwikkelen van duurzame alternatieven voor deze twee vraagstukken, het bundelen van bestaande alternatieven en het gezamenlijk campagne voeren voor structurele veranderingen en verbeteringen. Het Kabinet nodigt iedereen uit die kan en wil bijdragen aan het succes van de campagnes.

Programma 20.00 – 22.00 uur

  • Opening
  • Introductie Kabinetsleden
  • Visie en werkwijze Alternatieven-kabinet. Jos de Blok.
  • Introductie maatschappelijke vraagstukken waar het Alternatieven-kabinet zich de komende tijd op richt:
    – Jeugdhulp met Tim Robbe
    – Tweedeling in het onderwijs met Corine Korrel
  • Jason Bhugwandass is ervaringsdeskundige jeugdzorg en blogger (www.expex.nl/person/jason-bhugwandas). Hij draagt op deze avond twee columns voor: de eerste is probleemstellend, de tweede column schetst een alternatief.
  • In gesprek met elkaar en de Kabinetsleden over de manier waarop het initiatief een succes kan worden: input voor werkwijze en inventariseren wie kan en wil meedoen.

Aanmelden

Wie erbij wil zijn en de installatie van het Kabinet wil bijwonen, kan zich aanmelden door het sturen van een e-mail aan Maurits Hoenders: m.hoenders@beroepseer.nl
Vermeld in de e-mail voornaam, achternaam en of u wilt bijdragen aan een van de campagnes. Voor vragen kunt u ook op dit adres terecht.
Deelname is kosteloos.

Samenstelling Alternatieven-kabinet

De Kabinetsleden zijn professionals met een grote staat van dienst die vanuit hun vakmanschap een scherp oog hebben voor wat er maatschappelijk speelt en wat er wel en niet werkt in de dagelijkse praktijk. Zij spreken vanuit een brede betrokkenheid en morele verantwoordelijkheid vrijmoedig over diverse maatschappelijke thema’s. Ze zijn inventief en functioneren graag als vertolker van maatschappelijke zorgen.

 Jos de Blok  Oprichter en directeur van Buurtzorg
 Jelmer Evers  Leraar en onderwijsactivist
 Alan Ralston  Psychiater bij Dijk en Duin en Castricum (Parnassia)
 Toosje  Valkenburg  Huisarts en lid van het comité ’Het roer moet om’
 Corine Korrel  Oprichtster Beroepenfeesten VMBO on Stage
 Hans Wilmink  Was werkzaam op Ministerie van BZK, nu betrokken bij activiteiten Beroepseer
 Tim Robbe  Aanbestedingsjurist en advocaat bij Victor Advocaten
 Bennie Beuvink  Politiecoach in Twente
 Amber Bindels  Zet zich in voor beweging Wij staan op! ter verbetering positie mensen met een beperking
 Shukria Ibrahim  Sociaal-maatschappelijk werker/student Bestuurskunde en overheidsmanagement Saxion Hogeschool

 

Datum en locatie Installatie 

Datum en tijd: Donderdag 31 mei 2018, van 20.00 – 22.00 uur; inloop vanaf 19.30 uur
Locatie: Social Impact Factory, Vredenburg 40, Utrecht

Samenwerking Alternatieven-kabinet & Social Impact Factory

De Social Impact Factory (SIF) in Utrecht is gericht op sociaal ondernemerschap, van startups tot (semi) publieke organisaties. Hier werken, vergaderen en ontmoeten mensen elkaar. Het Alternatieven-kabinet en SIF werken samen: Het Alternatieven-kabinet komt bijeen en vergadert in de Socal Impact Factory en de SIF zorgt voor ruimtes en faciliteert.

Klik hier voor meer achtergrondinfo over het Alternatieven-kabinet

 

Anton Maes over het Onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg en de consequenties voor de huisarts

Op de site Zorgenstelsel – met nieuws over de relatie tussen zorg en stelsel – geeft Anton Maes commentaar op het onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg*) en gaat hij in op de consequenties voor de huisarts. Maes was van 1985 tot juli 2016 werkzaam als praktijkhoudende huisarts. Hij schrijft:
“De spanning stijgt in huisartsenland nu er een hoofdlijnenakkoord ligt met de medisch-specialistisch zorg (MSZ), waarmee hun achterban nog wel mee akkoord moet gaan. Want in dit akkoord MSZ wordt meerdere malen genoemd dat er een transformatie moet gaan plaatsvinden richting het leveren van de juiste zorg op de juiste plek door de juiste professional op het juiste moment tegen de juiste prijs. Deze transformatie houdt volgens het akkoord in:

  1. Het voorkomen van (duurdere) zorg
  2. Het verplaatsen van zorg, (dichter) bij mensen thuis als dat kan dan wel verder weg (geconcentreerd) als het moet
  3. Het vervangen van zorg door andere zorg

Voor ziekenhuizen die meegaan in de gewenste transformatie naar de juiste zorg op de juiste plek, dan wel naar krimp bewegen, is voor de periode 2019 tot en met 2022 incidenteel transformatiegeld (425 miljoen euro) beschikbaar. Het akkoord stelt dat het belangrijk is dat dit proces plaatsvindt. Maar hoe dit gebeurt en wat wordt afgesproken gebeurt decentraal. Waarbij zorgverzekeraars ’vanuit hun rol in het zorgstelsel ruimte nodig hebben om te kunnen sturen op zowel het volume als op de prijs’. Mijn hoop dat eindelijk in de ziekenhuiszorg wordt ingezet op het kostprijsprincipe is met dit akkoord vervlogen, het blijft de komende vier jaar gewoon handel.

in budget:

Onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2019 t/m 2022, excl. indexatie

Huidig budget MSZ Miljoenennota 2018  – 21.841 mln.

Budget MSZ 2019 met max. volumegroei – 22.833 mln. (groei max. 0,8%)

Budget MSZ 2020 met max. volumegroei –  22.984 mln. (groei max. 0,6%)

Budget MSZ 2021 met max. volumegroei –  23.095 mln. (groei max. 0,3%)

Budget MSZ 2022 met max. volumegroei –  23.088 mln. (groei 0,0%)

Een groot deel van het extra budget zal opgaan aan personele kosten, ICT-zorginfrastructuur en nieuwe technologie. Dit betekent dat ziekenhuizen in een tijd van stijgende zorgvraag mee zullen (moeten) gaan in de krimp (minder opnames, kortere ligduur etc.). Met ook minder verrichtingen? Met vergrijzing en extramuralisering en een krimpscenario in het ziekenhuis, denk ik dat “de juiste plek” uit dit akkoord veelal thuis zal zijn, en dat hier “de juiste professional” niet zelden de huisarts zal zijn. Extra werk voor de huisarts dus, daar waar de huisarts nu al vraagt om extra steun: méér tijd voor de patiënt langs de weg van praktijkverkleining, een gewogen ondersteunend team, een oplossing voor het ANW-probleem, reductie administratieve lasten, méér praktijkhouders. En dat in een tijd dat er een Toekomstvisie moet komen en er besluiten moeten worden genomen over de mate van regionalisering.
Opmerkelijk ook in het MSZ-akkoord het feit dat de komende vier jaar de medisch specialisten buiten de werkingssfeer blijven van de Wet Normering Topinkomens. Naast de vele agendapunten van huisartsen (zie verder hiervoor de recente position paper LHV & InEen, blijft (helaas) ook actueel de jaarlijkse budgetonderschrijding”.

Klik hier voor verder lezen  Akkoord medisch-specialistische zorg heeft ook voor huisarts consequenties, door Anton Maes, 29 april 2018: http://zorgenstelsel.nl

*) Download hier Onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2019 t/m 2022, Rijksoverheid, 26 april 2018: www.rijksoverheid.nl

U P D A T E

Politiek en hoofdlijnenakkoorden, door Anton Maes, 30 april 2018: http://zorgenstelsel.nl/politiek-en-hoofdlijnenakkoorden/

akkoord medisch specialistische zorg heeft ook voor huisarts consequenties

Prof. Gert Biesta pleit in oratie voor herstel van vakgebied pedagogiek

oratie biesta tijd voor pedagogiekHet vakgebied pedagogiek is de afgelopen decennia in de Nederlandse academische context in de marge terecht gekomen. Gert Biesta pleit voor herstel van dit unieke vakgebied in zijn oratie Tijd voor pedagogiek: Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming.
Gert Biesta hield op 11 april 2018 hield zijn inaugurele rede als bijzonder hoogleraar Pedagogische dimensies van onderwijs, opleiding en vorming met bijzondere aandacht voor processen van humanisering en persoonsvorming aan de Universiteit voor Humanistiek. Deze leerstoel wordt gefinancierd door het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken (Stichting NIVOZ).

Biesta: “Ik sta hier vandaag met gemengde gevoelens. Dat is niet omdat ik een inaugurele rede uitspreek op een leeftijd waarop menig hoogleraar al aan een afscheidsrede begint te denken, maar omdat datgene waar het in deze rede om gaat – de pedagogiek – in de Nederlandse academische context nogal in de marge is geraakt en omdat mijn eigen biografie daar nauw mee is verbonden. Er lijkt in Nederland in de afgelopen decennia een academische monocultuur tot stand te zijn gekomen die weliswaar veel produceert en hoog scoort, maar waarvan de intellectuele bandbreedte tamelijk smal is. Dat heeft zijn weerslag op definities van wetenschappelijkheid, die zich vooral richten op het gebruik van bepaalde methoden en op publicatie in Engelstalige tijdschriften. Maar het heeft vooral ook invloed op de wetenschappelijke, maatschappelijke en politieke ‘speelruimte’ waarbinnen academici hun werk kunnen doen”.

Vorming tot persoon-willen-zijn

Biesta liet in zijn oratie in drie stappen zien waarin de unieke bijdrage van de pedagogiek is gelegen: “Ik doe dat ten eerste door de pedagogiek te karakteriseren als een betrokken handelingswetenschap en te benadrukken dat datgene waar de pedagogiek op is betrokken het vraagstuk van volwassen-zijn is. Daarmee hoop ik in tweede slag een wijdverbreid misverstand over pedagogiek en persoonsvorming uit de wereld te kunnen helpen door te laten zien dat het bij persoonsvorming niet gaat om de vorming-van-personen naar een bepaald beeld of ideaal, maar om vorming tot persoon-willen-zijn. Ik plaats de pedagogiek daarmee expliciet in de traditie van het personalisme; een traditie die in Nederland bijvoorbeeld is te vinden in het werk van Kohnstamm, Langeveld en Imelman en in Duitsland in veel detail is ontwikkeld door Winfried Böhm. Daarmee komt in beeld dat het in de pedagogiek om existentiële vragen gaat: vragen over hoe we als mensen proberen te leven en samen te leven. In een derde stap laat ik dan zien wat dit betekent voor de pedagogische paragraaf in het onderwijs, waarbij ik een pleidooi hou voor subjectiverend onderwijs en een ‘flipped’ curriculum, en dit pleidooi in verband breng met het vraagstuk van de democratie.

Ik sluit af met twee agenderende opmerkingen: een pleidooi om de sterke aandacht in het onderwijs op de ‘buitenkant’ te pareren met aandacht voor innerlijkheid; en de suggestie om opvoeding en onderwijs niet als toepassingsgebieden voor humanistische waarden of een humanistische levensbeschouwing te zien, maar de vraag te stellen wat het pedagogische zelf eigenlijk zichtbaar maakt over mens-zijn en menselijkheid. Maar ik begin mijn betoog met een anekdote waarin op heel compacte wijze de thema’s die ik in deze rede naar voren wil brengen te vinden zijn”.

Klik hier voor verder lezen van Tijd voor pedagogiek.Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming, door prof. dr. Gert Biesta, uitgave van Universiteit voor Humanistiek, 2018: www.uvh.nl

Tijd voor pedagogiek: download oratie Gert Biesta, Universiteit voor Humanistiek, 12 april 2018: www.uvh.nl

 

Archivering van website Stichting Beroepseer door Koninklijke Bibliotheek

KBDe website van Stichting Beroepseer – https://beroepseer.nl – wordt sinds 10 maart 2018 door de Koninklijke Bibliotheek (KB) gearchiveerd. De KB heeft een selectie gemaakt van Nederlandse websites om voor de lange termijn te bewaren voor toekomstig onderzoek.

Websites bevatten vaak waardevolle informatie die niet analoog verschijnt en die ten gevolge van de grote ‘omloopsnelheid’ het risico loopt voorgoed verloren te gaan. Dat websites als ‘digitaal erfgoed’ het behouden waard zijn, is internationaal erkend in het Unesco Charter on the Preservation of the Digital Heritage uit 2003. Het signaleert dat digitaal erfgoed verloren dreigt te gaan en dat het bewaren daarvan voor gebruik door de huidige en toekomstige generatie onderzoekers zeer urgent is.

Als nationale bibliotheek is de KB wettelijk verantwoordelijk voor het verzamelen, beschrijven en bewaren van in Nederland verschenen publicaties, al of niet elektronisch. De KB ziet het als haar taak om ook websites duurzaam te bewaren en raadpleegbaar te houden voor toekomstige generaties en ze te behoeden voor verlies door bijvoorbeeld technologische veroudering. Om die reden archiveert de KB websites die als verzameling een representatief beeld geven van de Nederlandse cultuur, geschiedenis en samenleving op het internet.

Internationaal vooraanstaande positie op gebied van digitalisering

De Koninklijke Bibliotheek, gevestigd in Den Haag, is opgericht in 1798. De bibliotheek ontving haar huidige naam in 1806 van Koning Lodewijk Napoleon. De instelling is sinds 1993 een zelfstandig bestuursorgaan, gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
In 2016 bevonden zich in de KB 7 miljoen stuks bibliotheekmateriaal. Dat komt overeen met ruim 115 kilometer plankruimte voor onder meer boeken, kranten, tijdschriften, handschriften en pamfletten. De collectie beslaat vrijwel de gehele Nederlandse letterkunde, van grote aantallen middeleeuwse handschriften tot en met de meest recente publicaties. De KB verzamelt ook e-boeken (2.500 nieuwe in 2016), digitale tijdschriftartikelen (2,6 miljoen nieuwe artikelen in 2016) en slaat jaarlijks honderden gehele websites op.

De afdeling Research & Development van de KB houdt zich bezig met internationaal vooraanstaand onderzoek op het gebied van digitale technologie, duurzaam behoud en toegankelijkheid van zowel papieren als digitaal erfgoed. Projecten zijn het eerder genoemde Het Geheugen van Nederland, het digitaliseringsproject Staten-Generaal Digitaal en het structureel onderzoek naar digitale duurzaamheid. Als een van de weinige instituten heeft de KB een operationeel digitaal depot – het e-Depot – waarin digitale publicaties duurzaam kunnen worden bewaard.
De KB neemt op het gebied van digitalisering internationaal een vooraanstaande positie in.

Meer over webarchivering bij de KB op de website: www.kb.nl/organisatie/onderzoek-expertise/e-depot-duurzame-opslag/webarchivering

omslag de kracht van het netwerk kb

De kracht van het netwerk.
Beleidsplan 2015-2018,

Koninklijke Bibliotheek,
Den Haag, 2014
www.kb.nl

 

 

omslag digitaal gouddelven kb


Digitaal gouddelven bij de KB
,
door Ewoud Sanders,
Koninklijke Bibibliotheek,
Den Haag, 2015

www.kb.nl

 

VvAA mobiliseert zorgverleners rond (Ont)Regel de Zorg: De kracht van het collectief

Na de succesvolle Schrapconferentie in november 2017 hebben honderden zorgverleners in het eerste kwartaal van 2018, samen met een brede representatie uit het zorgveld, vastgesteld welke regels wat hen betreft kunnen worden geschrapt met als direct resultaat meer kwaliteit van zorg en tijd voor de patiënt. Deze 62 ‘schrappunten’ zijn 27 maart 2018 onder grote belangstelling aangeboden aan minister Bruins voor Medische Zorg.
De schrapconferentie was georganiseerd door (Ont)Regel de Zorg, een initiatief van de huisartsenactiegroep Het Roer Moet Om (HRMO) en de beroepsvereniging voor zorgprofessionals VvAA.
Het Roer Moet Om liet in 2015 voor het eerst van zich horen en luidde in maart de noodklok over de onacceptabele administratie – en regeldruk in de huisartsenzorg.
De VvAA bestaat bijna 95 jaar en telt ruim 120.000 leden.

De VvAA wil uit naam van haar leden – de zorgverleners – de missie van (Ont)Regel de zorg breed gaan uitdragen en voert daarvoor campagne via de media. Zorgverleners doen een oproep en vertellen aan collega’s wat zij doen om de regeldruk te verlagen. Ze vragen het initiatief te steunen en zelf een bijdrage te leveren aan het reduceren van onnodige administratie.

Willem Veerman, huisarts en vicevoorzitter van VvAA en lid van de stuurgroep (Ont)Regel de Zorg: “Wij zorgverleners zijn een heel belangrijk onderdeel van de oplossing. Om écht verandering teweeg te brengen moeten we de beweging van (Ont)Regel de zorg verbreden. Op deze manier laten we als zorgverleners aan elkaar en aan heel Nederland zien wat er gebeurt als we de handen ineen slaan”.

‘Stem’ van zorgverlenend Nederland

De VvAA heeft zich sinds een aantal jaren nadrukkelijker als ‘stem’ van zorgverlenend Nederland opgeworpen en beroepsgroepoverstijgende thema’s aangekaart, zoals de vrije artsenkeuze en (Ont)regel de Zorg. Willem Veerman: “Dit zijn stuk voor stuk onderwerpen die als een rode draad door de zorgketen lopen en voor onze leden in verschillende beroepsgroepen een enorme impact hebben op de uitoefening van hun vak. Daarom past dit soort activiteiten, naast onze kennis, diensten en advies, naadloos in onze missie om onze leden te ondersteunen met alle zaken die niet direct met hun vakuitoefening te maken hebben, maar deze wel beïnvloeden. Als collectief van ruim 120.000 zorgverleners kunnen we hierin bij uitstek een aanjagende, ondersteunende en verbindende rol pakken. Wij faciliteren de discussie, zorgen dat onderwerpen op de agenda komen en blijven staan”.

Zie onderaan de video met het pleidooi van Alan Ralston, psychiater: “Ik begin vast met het volledig opnieuw registeren van terugkerende patiënten”.

VvAA mobiliseert zorgverleners rond (Ont)Regel de Zorg, Arts en Auto, 18 april 2018: www.artsenauto.nl

Lees ook het interview met Willem Veerman, vicevoorzitter van VvAA, en Freek Roelofs, lid hoofddirectie van VvAA Groep B.V.: De kracht van het collectief, Arts en Auto, 18 april 2018: www.artsenauto.nl

Zeven zorgsectoren overhandigen lijst met zestig schrappunten aan minister Bruins voor Medische Zorg, Blogs Beroepseer, 27 maart 2018: https://beroepseer.nl