Skip to main content

Redactie Beroepseer

Actieprogramma Werken in de zorg voor aanpak personeelstekorten in de zorg

omslag actieprogramma werken in de zorgExtra middelen voor leerwerkplekken en omscholen, 28 regionale actieplannen van onder andere werkgevers en onderwijsinstellingen en een landelijke campagne moeten er toe leiden dat de personeelstekorten in de zorg worden aangepakt. Dit staat in actieprogramma Werken in de zorg dat het kabinet op 13 maart 2018 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De gezamenlijke opdracht is luid en duidelijk: de personeelstekorten moeten in 2022 naar nul of daar dichtbij.

Het tekort aan medewerkers is een van de belangrijkste uitdagingen voor iedereen die iets te maken heeft met zorg en welzijn. In de zorg werken zo’n 1,2 miljoen mensen. Maar als we nu niet iets anders doen dreigt in 2022 een tekort van 100 tot 125 duizend medewerkers. Het kabinet zet daarom samen met werkgevers, scholen/opleidingen, medewerkers en overheden alles op alles om het tij te keren. Landelijk, en in de regio met concrete en ambitieuze actieplannen waarin de regionale opgave wordt beschreven en concrete en meetbare ambities en acties worden geformuleerd. Drie pijlers zijn daarbij belangrijk:

  1. Meer kiezen voor de zorg: meer leerlingen, studenten, zij-instromers en herintreders kiezen voor de zorg. Dat begint bij een beter imago van de zorg en weten wat het werk inhoudt.
  2. Beter leren in de zorg: iedere leerling en student kan rekenen op een stageplek. Zij maken door middel van vernieuwende stages kennis met de sectoren binnen de zorg. Meer leerlingen maken de opleiding af door inspirerend en uitdagend onderwijs. Voor het huidige personeel staat permanent leren en ontwikkelen centraal.
  3. Anders werken in de zorg: het werken in de zorg sluit beter aan bij de wensen van medewerkers. Medewerkers kunnen het aantal uren werken dat bij ze past (hogere deeltijdfactor). Medewerkers doen het werk waarvoor ze zijn opgeleid en zonder overbodige administratieve lasten. Zo blijft het werk leuk en wordt werkdruk en ziekteverzuim teruggedrongen. Door het herschikken van taken (jobcarving) wordt het werk beter verdeeld en geschikt gemaakt voor meer mensen, ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Geld voor omscholen en extra werkplekken

De komende jaren komt een bedrag van in totaal € 320 miljoen via de scholingsimpuls Sectorplanplus voor regionale plannen beschikbaar. Voor het eerste tijdvak, dat loopt van augustus 2017 tot 1 mei 2018, is 80 miljoen vrijgemaakt. In het eerste tijdvak is voor 1059 organisaties, uiteenlopend van huisartsenpraktijken tot grote verpleeg- en thuiszorginstellingen, geld gereserveerd, waarmee naar verwachting zo’n 58.500 scholingstrajecten kunnen worden uitgevoerd. Met dit geld kunnen werkgevers extra leerwerkplekken voor de instroom van zorgmedewerkers (zowel MBO en HBO) bieden, boventallige medewerkers omscholen en extra doorstroomplekken creëren. Voorwaarde voor deze middelen is dat een werkgever zich verbindt aan een van de regionale actieplannen.

Het kabinet gaat bovendien meer sturen op de realisatie en voortgang van de regionale arbeidsmarktplannen. Het geld voor verschillende tijdvakken komt pas beschikbaar nadat een onafhankelijke commissie zich over de plannen heeft gebogen en aan het ministerie van VWS een positief advies geeft. Ook bevordert de commissie kennisuitwisseling tussen regio’s en volgt zij de voortgang van de plannen.

Het actieprogramma staat niet op zichzelf. Het sluit aan op goedwerkende initiatieven die al lopen, zoals het Zorgpact en de Arbeidsmarktagenda 2023 Aan het werk voor ouderen.

Reacties – ‘Geen actieplan zonder de werkvloer’

Een dag na publicatie van het actieprogramma deed de beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorghende V&VN een oproep aan VWS: Geen actieplan zónder de werkvloer: “Met het Actieprogramma Werken in de Zorg en bijna 350 miljoen euro gaan de ministers Bruins en De Jonge en staatssecretaris Blokhuis van VWS de personeelstekorten in de zorg te lijf. Anders hebben we over 4 jaar een tekort van 125.000 mensen. V&VN is blij met de inzet van VWS, maar benadrukt: praat niet óver, maar mèt verpleegkundigen en verzorgenden over maatregelen”.

Heel goed dat de ministers en staatssecretaris met deze drastische aanpak komen, aldus V&VN-directeur Sonja Kersten: “Het is wel belangrijk om niet voornamelijk op nieuwkomers in te zetten, maar ook op het behoud van de mensen die het nu doen. En vooral: betrek verpleegkundigen en verzorgenden nadrukkelijk bij de maatregelen en acties”

Wat betreft de plannen voor 28 regio’s, waarbij partijen in een regio samenwerken zodat er voldoende opleidings- en stageplaatsen komen en een onafhankelijke commissie die moet bepalen of de RAAT-plannen (Regionale Actie Aanpak Tekorten) voldoende kwaliteit hebben: voor V&VN is de inbreng van verpleegkundigen en verzorgenden een voorwaarde voor het slagen van die plannen.

De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland schrijft als reactie op het actieprogramma in een brief aan de Minister van Volksgezondheid dat VGN het belang van de regionale aanpak onderschrift waarbij ze wel aantekent dat de kennis en inbreng van landelijke brancheorganisaties in dit plan onvoldoende worden benut. Directeur Frank Bluiminck in de brief: “De VGN neemt het initiatief in het versterken van de arbeidsmarkt en het onderwijs, zowel initieel als post initieel. Veel van deze initiatieven zijn verwoord in de kwaliteitsagenda gehandicaptenzorg. Wij rekenen daarom op uw steun voor deze landelijke op de sector toegeschreven initiatieven”

Klik hier voor downloaden actieprogramma Werken in de zorg, Rijksoverheid, 13 maart 2018: www.rijksoverheid.nl

Oproep aan VWS: geen actieplan zónder de werkvloer, V&VN, 14 maart 2018: www.venvn.nl

Aan het werk voor ouderen/Arbeidsmarktagenda: www.aanhetwerkvoorouderen.nl

Brief van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland aan Minister H.M. de Jonge van VWS op 13 maart 2018: https://www.vgn.nl

actieprogramma werken in de zorg infographic

 

Blogreeks in ESB over in de praktijk werkende economen en over wat nodig is aan hervorming in de economie-opleiding

ESB, het vakblad voor economen, is begonnen met een serie artikelen over Economen in de praktijk. In deze blogreeks geeft ESB het woord aan Rethinking Economics NL Zij interviewen economen die werkzaam zijn in de praktijk om inzichtelijk te krijgen wat nodig is in economieopleidingen om economen gedegen te equiperen. Rethinking Economics NL is een netwerk van studenten, academici en gepassioneerde denkers, die samenkomen om het economisch denken te diversifiëren en te vernieuwen.

De eerste aflevering behelst een interview met Hans Stegeman. Door zijn werkzaamheden bij vakbond FNV, het Centraal Planbureau en het economisch bureau van de Rabobank heeft Stegeman jarenlange ervaring als econoom in het veld. Op dit moment werkt Stegeman als Head of Research and Investment Strategy bij Triodos Investment Management, de beleggingstak van de Triodos Bank, terwijl hij ook werkt aan een proefschrift aan de Radboud Universiteit.

Eerste vraag: Kunt u iets vertellen over wat u doet als econoom?

Stegeman: “Naast het leiding geven aan een team en bijwonen van vele vergaderingen en andere ontmoetingen, doe ik als econoom voor ons beleggingsfonds reguliere updates over de macro-economische ontwikkelingen. Dan gaat het over standaardzaken als groeicijfers, en inflatie- en renteverwachtingen. Daarnaast schrijven we diepgaandere studies over verschillende onderwerpen. Wat zijn bijvoorbeeld de relevante ontwikkelingen in de landbouw- en voedselsector vanuit het perspectief van duurzaamheid? Bovenop dit soort vragen lichten we verschillende beursgenoteerde bedrijven door waar mogelijk in belegd gaat worden. We kijken dan naar wat ze doen, en of hun activiteiten bij onze missie passen — of ze effectief bijdragen aan de transitie naar een groene economie.

Wat mij betreft is dit allemaal onderdeel van economie. Wat economie dan precies is, is een lastige vraag om als econoom te beantwoorden. Ik heb zoveel met economen samengewerkt dat je soms niet helemaal meer ziet welk deel van je gedachtes en analyses typisch economisch is, en welke niet. Als je economie definieert als het maximaliseren van welvaart in een context van schaarste, dan kom je denk ik een heel eind.

Let wel: dit kan in sommige situaties over micro-economie gaan, en in andere gevallen juist over grote macro-economische vraagstukken. Economie is per definitie heel breed, maar economie is vooral een lens, een manier om naar de wereld te kijken — nog niet eens zozeer een instrumenten dat je gebruikt. Dat laatste is een afgeleide daarvan”.

Kwaliteiten van een econoom

Volgens Stegeman bestaat de ideale econoom niet, ook niet voor Triodos. Maar er zijn volgens hem wel enkele kwaliteiten die een econoom moet hebben om in de praktijk goed te functioneren: “Allereerst moet een econoom de vaardigheden bezitten om in de praktijk goed uit de voeten te kunnen […] Daarnaast benodigt een goede econoom — in de praktijk maar ook op de universiteit — reflectief vermogen op de normativiteit van zijn of haar eigen aannames […] Tenslotte dient een Triodos-econoom een brede kijk op economie te hebben. Economen die alleen nadenken over marktwerking en externaliteiten, en externaliteiten ook blijven benoemen als externaliteiten en die dus niet als heel belangrijk zien, die moet je dus niet bij Triodos hebben. We zijn bij Triodos hartstikke normatief over wat het doel van economische ontwikkeling zou moeten zijn — wij als economen trekken vervolgens onze gereedschapskist open waarmee we analyseren wat hiervoor nodig is. Door het zo normatief te maken, is dit in ieder geval glashelder. Dat zouden meer economen moeten doen”.

Een andere vraag betreft de opleiding economie. Wat zou er moeten verschuiven om goede praktische economen af te leveren?

Stegeman: “Een aantal dingen. In aanvulling op wat ik net zei, zou er, aanvullend aan geavanceerde micro-economie, meer aandacht besteed moeten worden aan simpele praktische zaken. Zo zou er aandacht moeten zijn voor instituties. Economen die na afstuderen bij een ministerie of bank gaan werken, weten, mede door de dominantie van Amerikaanse tekstboeken, nauwelijks hoe de Nederlandse institutionele context in elkaar zit. Daarnaast is een behandeling van de geschiedenis noodzakelijk. Waarom is Nederland bijvoorbeeld zo schokgevoelig? En hoe zijn we op dat punt gekomen?

Bovendien vind ik aandacht voor verschillende economische scholen belangrijk, zodat je laat zien dat neoklassieke economie niet per definitie de waarheid is. Dit moet standaard onderdeel van het curriculum worden, geen weggestopt keuzevak. Als je dit combineert met geschiedenis van het economisch denken, zie je hoe de economische theorie geëvolueerd is met hoe de economie eruit ziet. Als je dit als student leert herkennen, kan je een visie vormen op welke zaken vandaag belangrijk zijn, en hoe dit bestudeert en aangepakt kan worden. Uiteindelijk moet je het zelf bedenken — je moet economie snappen, maar niet iets opgelegd krijgen. Het opleiden van economen tot kritische, onafhankelijke denkers bereiken we onder andere door verbreding — zonder nuttige elementen van de opleiding af te wijzen zoals ze nu zijn.”

Lees het hele interview: Economen in de praktijk (1) Hans Stegeman: “Een echte econoom word je pas in de praktijk”, ESB, 9 maart 2018: https://esb.nu

Rethinking Economics NL: www.rethinkingeconomics.nl

economen in de praktijk esb rethinking economics

 

Advies van KNAW in rapport Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland: ˊWe moeten wel alert blijvenˊ

Er zijn geen signalen dat er in de wetenschap in Nederland structureel sprake is van zelfcensuur en beperking van diversiteit aan perspectieven, maar we moeten wel alert blijven. Zo kan de steeds grotere nadruk op maatschappelijk relevant onderzoek de academische vrijheid beperken.

Om een verscheidenheid aan perspectieven de ruimte te bieden, is een open organisatie nodig waarin wetenschappelijk debat wordt gewaardeerd. Diversiteit van ideeën hoeft er niet noodzakelijkerwijs op het niveau van onderzoeksgroepen te zijn: essentieel is dat diversiteit er wel is op landelijk niveau.

Dat schrijft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in het advies Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland.

De KNAW heeft zich naar aanleiding van een motie van de kamerleden Straus en Duisenberg gebogen over de vraag of er aanwijzingen zijn dat er in ons land sprake is van zelfcensuur of gebrek aan diversiteit in de wetenschap, en of er specifiek Nederlandse mechanismes zijn die de kans daarop vergroten.

Om goede en integere wetenschap te waarborgen heeft Nederland een systeem van wetten, gedragscodes en regelingen, waarin veel aandacht is voor thema’s als onpartijdigheid, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Dat systeem werkt best goed, constateert de Akademie, maar het is van belang om het actueel te houden en regelmatig te evalueren.

Bij de programmering van onderzoek ziet de KNAW wel risico’s. De samenleving krijgt steeds meer invloed op de onderzoeksvragen waarnaar de academische wereld onderzoek moet doen. Daardoor kan de ruimte voor onderzoeker-gedreven onderzoek in de knel komen. Ook projectfinanciering van wetenschappelijk onderzoek vormt, als de financier te veel invloed krijgt, een risico voor de academische vrijheid. Goede afspraken daarover (bijvoorbeeld doordat opdrachtgever en opdrachtnemer samen de Verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid ondertekenen) kunnen dat voorkomen.

Het advies benadrukt tevens het belang van een open organisatieklimaat binnen academische instellingen, waarin verschillen in perspectief en onderling debat worden gestimuleerd. Hierdoor ontstaat een diversiteit van ideeën waardoor de organisatie beter profiteert van divers samengestelde teams. In het onderzoeksbeleid moeten we per wetenschappelijke discipline streven naar diversiteit op landelijk niveau wat betreft onderzoeksbenadering en/of methodologieën.

De Akademie wijst op twee momenten waarop vooringenomenheid en het ongewenst beperken van ideeën het grootste risico vormt voor vrijheid van wetenschapsbeoefening: de benoeming van wetenschappelijk personeel, en het proces van peer review. De academische instellingen moeten zorgen voor een open vizier bij het opstellen van profielschetsen voor leerstoelen, voldoende externe inbreng in benoemingsadviescommissies, en transparante procedures.

Het briefadvies Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland is geschreven door de Commissie Vrijheid van Wetenschapsbeoefening van de KNAW, onder leiding van Nico Schrijver, hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit Leiden en Staatsraad (lid van de Afdeling Advisering van de Raad van State).

Klik hier voor downloaden briefadvies Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland, KNAW, 13 maart 2018: www.knaw.nl/

Bijeenkomst 22 mei 2018

Op dinsdag 22 mei 2018 is er ‘s middags een bijeenkomst in Den Haag over het advies, met aandacht voor de verschillende gedragscodes voor wetenschappers en het gebruik daarvan in de praktijk. Zie voor  meer info: www.knaw.nl/nl/actueel/agenda/vrijheid-van-wetenschapsbeoefening-in-nederland

 

Nieuw: Prijs voor publieke sociologie. Inzenden kan tot 1 april 2018

In 2018 wordt voor het eerst de Prijs voor publieke sociologie uitgereikt. Deze prijs is voor Nederlandse sociologen die zich op een interessante en vernieuwende manier engageren met een publiek. Dat publiek kan specifiek zijn, bijvoorbeeld omdat het een gezamenlijke zorg heeft, maar ook breed. De prijs kan naar een socioloog gaan die in een aansprekend essay een nieuw perspectief op een maatschappelijk probleem geeft. Maar het kan ook gaan om een dialoog met een protestbeweging, om een samenwerking met kunstenaars waarin gezocht wordt naar een nieuwe verbeelding van sociologische inzichten, of om een bijdrage aan een lesmethode voor professionals.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Het doel van de prijs is erkenning te geven aan zulke sociologische verbintenissen als belangrijk onderdeel van de wetenschap en om experimenten met zulk engagement te stimuleren.

Nederland kent een rijke traditie van publiek geëngageerde sociologie. Om die traditie te eren en nieuwe vormen van publieke sociologie te stimuleren stellen de Nederlandse Sociologische Vereniging en Sociale Vraagstukken deze nieuwe prijs in.

dag van de sociologie 2018De prijs bestaat uit 1000 euro. Ook publiceert het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken graag een interview met de winnaar. De uitreiking van de prijs vindt plaats op de Dag van de Sociologie op 14 juni 2018 op de Erasmus Universiteit Rotterdam.

De prijs is voor sociologen die minder dan tien jaar geleden afgestudeerd of gepromoveerd zijn. Dit is om erkenning en stimulans te geven aan juist jonge generaties, waarvoor de druk zich te concentreren op puur academisch werk het grootst is. De prijs staat open voor alle sociologen: zij hoeven niet te werken op een universiteit. Wel gaat het om sociologen die zich vanuit hun rol als socioloog engageren.

Voor wie wil meedoen: inzendingen voor 1 april 2018 sturen naar: redactie@socialevraagstukken.nl

Een inzending mag een voordracht zijn maar dat hoeft niet. Inzendingen bestaan uit een brief waarin kort uiteen wordt gezet wat de inzending behelst, op wie die is gericht en met wie wordt samengewerkt. En het werk zelf, of een illustratie daarvan: een stuk beeldmateriaal, een essay, een verslag van een belangrijke workshop.

Meer info bij Sociale Vraagstukken: Call voor inzendingen: de prijs voor publieke sociologie 2018: www.socialevraagstukken.nl

Sociologische bibliotheek

Dankzij een inititiatief van de Nederlandse Sociologische Vereniging zijn de archieven van alle Nederlandse sociologische tijdschriften gedigitaliseerd door de bibliotheek van de Rijksuniversiteit van Groningen (RUG).
Het project is afgerond in het najaar van 2017. In totaal zijn er 207 jaargangen, 10.494 documenten, 99.909 pagina’s gescand, geknipt, schoongemaakt, gecontroleerd, geïmporteerd en voorzien van metadata. De tijdschriften Mens(ch) en Maatschappij, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, Sociologische Gids, Beleid en Maatschappij en het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken zijn nu te vinden in het tijdschriftarchief van de University Press of Groningen. Zie: https://www.rug.nl

Nederlandse Sociologische Vereniging: www.nsv-sociologie.nl

U P D A T E

Winnaar sociologieprijs maakt debat smart city tastbaar, Sociale Vraagstukken, 14 juni 2018: www.socialevraagstukken.nl/

Prijs voor Publieke Sociologie voor Dorien Zandbergen, Stichting Gr1p, 3 juli 2018: https://gr1p.org/blog/2018/07/03/prijs-voor-publieke-sociologie-voor-dorien-zandbergen/

tijdschriftarchief

 

 

 

Britse journalist ging zes maanden undercover tussen de lage lonen-verdieners en schreef er een boek over

omslag hired james bloodworthDe Britse journalist James Bloodworth is op oproepbasis en tegen nulurencontracten zes maanden undercover gaan werken bij bedrijven als Amazon en Uber. Over zijn ervaringen heeft hij een boek geschreven: Hired: Six months undercover in low-wage Britain, waarin hij tot de slotsom komt dat er in onze maatschappij een permanente klasse van mensen bestaat die een angstig en onrustig leven leiden. Kenmerk daarvan is een bijna totale onderwerping aan de luimen van werkgevers. In zijn bespreking van het boek in dagblad The Guardian schrijft Nick Cohen dat elke keer als de media het onderwerp ‘gig-economie’ behandelen, het ook gaat over uitbuiting. In een gig-economie is tijdelijk werk heel gewoon en worden arbeidskrachten tijdelijk ingehuurd. In plaats van vaste banen zijn er kortlopende opdrachten. Volgens Cohen is er eerder sprake van een stukloon-economie of van een precaire – karige – economie met arbeid als onzekere en hachelijke factor. Maar, als we polemisch willen zijn, aldus Cohen, kunnen we het ook een roof-economie noemen, of de ‘baas neemt alles’ economie.
Het succes van Silicon Valley heeft ertoe geleid dat we nu de term ‘gig-economie’ hanteren en die suggereert dat mannen en vrouwen die geëxploiteerd worden gelijk zouden zijn aan rocksterren die zo nu en dan een verrassingsbezoek aan een club brengen en daar spontaan gaan musiceren om de volgende dag weer op te treden op het grote openluchtfestival van Glastonbury met meer dan honderdduizend bezoekers. We moeten geloven dat de werkkrachten vrije bohemiens zijn, niet gebonden aan de routine van hun saaie ouders

Als een versleten machine afgedankt

Tijdens het lopen door de kilometerslange gangen van Amazon in het Britse dorp Rugeley (Staffordhshire, Midden-Engeland), trof Bloodworth de gelijkenis tussen de gig-economie van vandaag en de Sovjet-economie van gisteren. Overal om zich heen zag hij aanmoedigingen voor werknemers om zich te verheugen op bde komende strijd. Het socialistisch realisme heeft plaatsgemaakt voor ondernemingsvooruitgang. Het warenhuis in Stafforshire is zo groot als tien voetbalvelden. Blije leuzen zijn te lezen naast foto’s van voorbeeldige werknemers: “We vinden het heerlijk om naar ons werk te gaan en we missen het als we niet hier zijn”.

Het taalgebruik moest ook worden aangepast. Bloodworths meerderen deelden hem mee dat hij het warenhuis geen ‘warenhuis’ mocht noemen, hij moest zeggen ‘voldoening gevend centrum’. In de periode waarin hij bij Amazon werkte heeft niemand daar langer gewerkt dan de negen verplichte maanden die recht geven op een vaste aanstelling.
Als een versleten machine werden de mensen na zes maanden afgedankt. Hun baas ‘ontsloeg’ hen niet, ze werden ‘vrijgelaten’. Overigens, de baas is ook geen baas, iedereen is ‘collega’.
Ook directeur Jeff Bezos van Amazon is een collega. En u ook, zei een vrolijke opzichter tegen Bloodworth. Het enige verschil is dat Bezos ruim zestig miljard dollar waard is, terwijl Bloodworth en collega’s om twaalf uur ‘s nachts bezweet en met zware benen en opgezette voeten met blaren door de gangen terugliepen. Alle contracten die hij heeft ondertekend waren nulurencontracten, van Amazon tot Carewatch in Blackpool, autoverzekeringsbedrijf Admiral in Wales en Uber in Londen.

Maar dit was ons allemaal al bekend. Waarom wordt Bloodworths boek dan alom zo geprezen, en zijn andere boeken over hetzelfde onderwerp alweer vergeten, vraagt Cohen zich af? Volgens hem komt dat onder andere door de realistische manier waarop Bloodworth zijn ervaringen en die van  zijn collega’s beschrjft. Als lezer ruik je de geur van goedkope verf, zie je de over de vloer wegschietende kakkerlakken en voel je het verlangen naar junkfood en goedkope drank na een afmattende ploegendienst.
Bloodworth noemt ook de manier waarop bemiddelingsbureaus Oost-Europeanen waarschuwen dat bij klachten over hun werkomstandigheden, er een heel leger landgenoten klaarstaat om hun plaats in te nemen.
Bloodworth en zijn collega’s verdienden ongeveer 250 Engelse pond per week. Het gemiddelde loon in Roemenië is iets meer dan honderd Engelse pond. Een van hen vertelde Bloodworth dat hij als een beest werkte en een nul was in Engeland. In Roemenië zou hij een nul zijn zonder genoeg te eten.

Op een dag worden we wakker

Volgens Bloodworth is het te danken aan de vooruitgang dat de meeste Britten niet willen werken bij werkgevers die hun behandelen als beesten. Hij wil de migranten niet ophemelen omdat ze het uithouden onder onaanvaardbare omstandigheden, maar haalt daarentegen uit naar stereotypische reacties op migratie. De gemiddelde Oost-Europeaan krijgt te maken met twee soorten mensen in Engeland: “degenen die willen dat je naar huis gaat en degenen die in brieven aan liberale kranten utwijden over wat voor geweldige harde werker je bent”.
Het hele punt is dat niemand in dergelijke omstandigheden behoort te werken. Lezers zouden daarom ook behoren te accepteren dat ze meer gaan betalen voor goederen en diensten dan nu het geval is.
Jason Mohyer-Lee van de vakbond Independent Workers Union of Great Britain waarschuwt aan het eind van het boek dat als we niet ophouden met de slechte behandeling van chauffeurs en bezorgers van Uber en Deliveroo, wij op een dag wakker worden en tot de ontdekking komen dat al onze arbeidsrechten ons zijn ontnomen. We zullen ons dan realiseren dat we een zielloos baantje hebben zonder zekerheid en zonder vooruitzichten.

Hired: Six Months Undercover in Low-Wage Britain – review, door Nick Cohen, The Guardian, 11 maart 2018: www.theguardian.com

Podcast over de nieuwe Wiv of ‘sleepwet’. Wat betekent de wet persoonlijk voor u?

wiv sleepwet hackenOp 21 maart 2018 vindt het referendum plaats over de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Informatiediensten (Wiv), ook wel Sleepwet, of Aftapwet genoemd. De oude Wiv stamt uit 2002; de overheid vond het tijd voor aanpassingen. Welke bevoegdheden krijgen de veiligheidsdiensten er nu precies bij? Wat is het verschil tussen slepen en hacken? Lang niet iedereen heeft zicht op wat er straks verandert. Slechts 1 op de 400 mensen blijkt te weten hoe de Wiv werkt.

Wist u dat uw pacemaker gehackt mag worden onder deze nieuwe wet? Of dat het medisch beroepsgeheim ernstig wordt aangetast. In tegenstelling tot advocaten, geldt voor artsen geen verschoningsrecht. Er is bewust voor gekozen om voor de vertrouwelijke communicatie tussen artsen en patiënten geen uitzondering te maken. De toegang tot de zorg komt door deze wet heel erg onder druk te staan. Iedereen moet naar een arts kunnen gaan zonder angst dat instanties in het dossier kunnen kijken.
Hoogleraar Bert-Jaap Koops: “De WIV geeft de diensten buitenproportionele bevoegdheden, zoals massaal verzamelen van DNA. De DNA-databank is de meest verrassende uitbreiding van de bevoegdheden van de geheime diensten. En de meest onnodige”.

Er verandert dus veel. De Haagse redactie van NRC Handelsblad dook onder leiding van presentator Lamyae Aharouay in de nieuwe wet en laat in de podcast Haagse Zaken #24: Waar gáát de wiv eigenlijk over? (Over jou) horen wat er allemaal verandert.

Wie overigens nog gelooft dat de discussie gaat om veiligheid tegenover privacy, mist de essentie. Ga niet mee in deze valse tegenstelling. Edward Snowden heeft eens gezegd: Als je beweert dat privacy er niet toe doet omdat je niets te verbergen hebt, is dat niet anders dan zeggen dat vrije meningsuiting er niet toe doet omdat je niets te zeggen hebt.
Het tegengaan van inperking van burgerrechten en vrijheden is essentieel. Privacy is de basis van een democratische rechtsstaat.

Zie ook: 

Meer informatie over de AVG en de sleepwet: https://www.vpn.nl/faq/avg 

Door de sleepwet worden we onveiliger, Daan Koot, Storify, 9 maart 2018: https://storify.com

Het referendum over de sleepwet. De DNA-verzameldienst, door Saskia Naafs en Emiel Woutersen, De Groene Amsterdammer, 28 februari 2018: www.groene.nl

Podcast Haagse Zaken #24: Waar gáát de wiv eigenlijk over? (Over jou), NRC, 10 maart 2018: www.nrc.nl/nieuws/2018/03/10/24-waar-gaat-de-wiv-eigenlijk-over-over-jou-a1595124
en op Facebook: https://m.facebook.com/NRC/videos/1412371548874728/?locale2=sw_KE

 

U  P  D  A  T  E

Ollongren houdt fabel over ontoegankelijke kabels in stand, Een betere wet, 14 maart 2018:  https://eenbeterewet.nl

 

Over een onbevreesd openbaar bestuur dat voorbereid is op verontwaardigde burgers. Lees de essaybundel #WOEST

omslag essaybundel woestIn de essaybundel #WOEST verkent de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB), mede op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), hoe de overheid het beste kan omgaan met de verontwaardiging van burgers en het grensoverschrijdend gedrag dat daar mogelijk het gevolg van is. Aan toonaangevende experts is verzocht hun licht over dit vraagstuk te laten schijnen. De bundel werd gepresenteerd in Debatcentrum De Balie in Amsterdam op 5 maart 2018 en was live te volgen op internet.

Met #WOEST wil de ROB meer inzicht bieden in de manier waarop verontwaardiging kan leiden tot bepaalde grensoverschrijdende gedragingen; wanneer verontwaardiging een uiting is van positieve betrokkenheid, wat de gewenste omgang is met verontwaardiging in de democratische rechtsstaat en over welke instrumenten – strategieën en technieken – de overheid zou moeten beschikken voor de juiste omgang met verontwaardiging.

In achttien essays belichten vijfentwintig experts het vraagstuk vanuit hun discipline: rechtsgeleerdheid, filosofie, geschiedenis, politicologie, sociologie, psychologie, ethologie, bedrijfskunde en bestuurskunde.

Verontwaardiging kan democratische rechtsstaat versterken

De voornaamste les die de overheid kan trekken uit de bijdragen is dat de overheid niet bang behoort te worden van de verontwaardiging van burgers maar daarentegen de verontwaardiging onbevreesd tegemoet behoort te treden. Dat biedt kansen. De verontwaardiging van burgers kan positief worden geduid, als uiting van grote betrokkenheid. Het laat immers zien waaraan burgers belang hechten en waarvoor ze in actie willen komen. Dat kan leiden tot maatschappelijk initiatief en politieke vernieuwing. De verontwaardiging van burgers kan de democratische rechtsstaat zelfs versterken als deze door mechanismes, zoals verkiezingen of referenda, in goede banen wordt geleid.

Voor politici, bestuurders en ambtenaren kunnen verontwaardigde burgers dus zowel kansen bieden als een gevaar vormen. De uitdaging is dat de overheid zich kwetsbaar en zelfkritisch durft opstellen als de situatie daar om vraagt, maar dat zij tegelijkertijd daadkrachtig dient te blijven staan en strijden voor de kernwaarden van de democratische rechtsstaat.

Aanleiding voor de bundel waren recente voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag van verontwaardigde burgers. Denk aan mensen die tijdens een raadsvergadering over de komst van een azc het gemeentehuis bestormen, demonstranten die andersdenkenden of de politie belagen, en burgers die de deur van een partijleider bekladden, auto’s van wethouders in brand steken of burgemeesters kogelbrieven sturen.

Inhoud #Woest – 18 essays, geschreven door 25 experts

Ontevredenheid onder burgers: Intuïtieve en weloverwogen onrechtvaardigheidsoordelen, door Michèlle Bal (sociaal psycholoog en werkzaam bij algemene sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht) en Kees van den Bos (hoogleraar sociale psychologie en hoogleraar empirische rechtswetenschap aan de Universiteit Utrecht).

Maatschappelijk onbehagen: Bron van boosheid? Door Eefje Steenvoorden (politiek socioloog en werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam).

Burgers op afstand? Naar een beter begrip van ontevreden burgers, door Roy Kemmers, Jeroen van der Waal en Willem de Koster (allen cultuursocioloog en werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam).

Protest voorspellen is zo eenvoudig nog niet, door Jacquelien van Stekelenburg (hoogleraar sociale veranderingen en conflict aan de Vrije Universiteit Amsterdam).

De kracht van beschaafd protest: Een 19de -eeuws perspectief, door Maartje Janse (historica en werkzaam aan Universiteit Leiden).

Hoeveel media kan de democratie verdragen? Door Henri Beunders (historicus en hoogleraar ontwikkelingen in de publieke opinie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam).

Over nut en nadeel van de democratie, door Sjaak Koenis (politiek filosoof en werkzaam aan de Universiteit van Maastricht).

Gewone geschillen, diepe disputen en polaristatie, door Jeroen de Ridder (filosoof en werkzaam aan de Vrije Universiteit Amsterdam).

Weerbare democratie, Europa en het vraagstuk van de antirechtsstatelijke partijen, door Bastiaan Rijpkema (rechtsfilosoof en werkzaam aan Universiteit Leiden).

Voorwaardelijk burgerschap, door Tamar de Waal (rechtsfilosoof en werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam).

De opstand van tweederangs burgers, door Herman van Gunsteren (emeritus hoogleraar politieke theorieën aan Universiteit Leiden).

Weerbare politiek? Door Alex Brenninkmeijer (bijzonder hoogleraar institutionele aspecten van de rechtstaat aan de Universiteit Utrecht en lid van de Europese Rekenkamer in Luxemburg).

Een weerbare onderklasse: Boze burgers die ‘zelfredzaam’ zijn geworden, door Pieter Tops (hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lector politie en openbaar bestuur aan de Politieacademie).

Van kennen naar handelen, door Rob Witte (politicoloog en werkzaam als teamleider onderzoek bij Art.1/RADAR) en Ron van Wonderen (sociaal psycholoog en werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut).

Conflict als democratische kans: Handelingsrepertoire voor publieke conflicten, door Nanke Verloo (politicoloog en werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam).

Naar een veerkrachtige relatie tussen burger en overheid: Handelingsperspectieven voor de pubieke professional, door Corina Hendriks (politicoloog) en Niels-Ingvar Boer (bedrijfskundige) beiden werkzaam bij het CAOP, het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein.

Ontstaan, escalatie en de-escalatie van collectieve geweldsuitbarstingen, door Otto Adang (etholoog en hoogleraar veiligheid en collectief gedrag aan de Rijksuniversiteit Groningen en lector openbare orde; gevaarbeheersing aan de Politieacademie).

Besturen na de storm, door Miranda de Vries (burgemeester van Etten-Leur en raadslid van de ROB. Eerder was zij burgemeester van Geldermalsen), Jan Steurrijs (gemeentesecretaris van gemeente Geldermalsen) en Max Vermeulen (griffier van gemeente Geldermalsen).

Klik hier voor een inleiding tot de essaybundel #WOEST – De kracht van verontwaardiging, onder redactie van Sarah L. de Lange & Jasper Zuure, 33 p., maart 2018: www.raadopenbaarbestuur.nl

Volledige uitgave: #WOEST – De kracht van verontwaardiging, onder redactie van Sarah L. de Lange & Jasper Zuure, 338 p., Amsterdam University Press, € 22,99: www.walburgpers.nl

Nummer 4 van het tijdschrift Bestuurskunde (2017) is gewijd aan sociale onrust, woede en onbehagen. Thijs Jansen schreef de bijdrage Woede en rechtvaardigheid – Liberale democratie als het einde of het einde van de liberale democratie? waarin hij werk bespreekt van Martha Nussbaum, Peter Sloterdijk, Slavoj Žižek and Pankaj Mishra. Zie: https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl/tijdschrift/bk/2017/4/Bk_0927-3387_2017_026_004_004

Per-Ivar Kloen over zijn ervaringen met tien jaar maakonderwijs: ‘Ze hebben mijn kijk op leren en onderwijs veranderd’

per ivar Kloen Per-Ivar Kloen heeft een uitgebreide blog geschreven over zijn ervaringen als leraar op de Populier, een middelbare school in Den Haag. Aanleiding is het tienjarig bestaan van het maakonderwijs op zijn school. In 2008 introduceerde de Populier de meesterproef bij het vak Natuur, Leven en Technologie. Het was de start van wat nu FAB-klas of maakonderwijs wordt genoemd: vanuit de uitdaging en vanuit hun eigen nieuwsgierigheid bedenken en maken leerlingen zelf dingen, al of niet met moderne technologie, èn met plezier.

Per-Ivar Koen op de site van Maker Education:
“In die 10 jaar ervaring heb ik veel geleerd. Eerst vielen hele duidelijke zaken op. Leerlingen zijn geconcentreerd en gemotiveerd bijvoorbeeld. Maar steeds meer vallen me de nuances op. De kleine meer verstopte zaken. Waarom is de ene opdracht goed en een andere niet? Wat zijn de succesfactoren? Het is iets wat me steeds meer bezig houdt. Die ervaringen met maakonderwijs heeft mijn beeld van leren en onderwijs veranderd. En het blijft veranderen…

In deze post belicht ik drie dingen die ik geleerd heb en hoe het mijn kijk op onderwijs heeft veranderd:

  • Leren is een sociale aangelegenheid
  • Geef ruimte aan leerlingen
  • Producten zijn een gestold leerproces

Leren is een sociale aangelegenheid

Wat ik heel mooi vind aan maken is dat leerlingen niet alleen op cognitie worden geschud. Er komen met maakopdrachten vaak andere leerlingen bovendrijven dan in mijn reguliere lessen. Of aspecten van leerlingen aan de oppervlakte die je nog niet eerder zag. Dat is niet gek. Er is behoorlijk wat nodig om goed te kunnen maken. Het maken geeft ruimte voor verschillende vaardigheden.

Nieuwe dynamiek
Daardoor lijkt er ook wel meer ruimte voor verschillende leerlingen. Iedereen kan wel iets goed. En dat verandert de dynamiek. Oude patronen vervagen, er ontstaat ruimte. Andersom werkt ook, door maken ontstaat er een andere sociale dynamiek. Misschien omdat niemand al weet hoe de uitkomst wordt van een maakproject, is iedereen meer gelijk aan elkaar.

Sociale structuur
In de FABklas, ons buitenschoolse project, is de enige structuur die we hebben een sociale structuur. We beginnen met elkaar en iedereen vertelt wat je wilt maken. Hierbij geef je aan of je hulp nodig hebt. En we eindigen met elkaar. Iedereen vertelt wat er die dag gemaakt is. Er zijn geen leerjaren en zo kan het zijn dat een meisje uit MAVO 2 de bediening van de lasercutter uitlegt aan een jongen uit VWO 5. Achteraf een gouden greep, denk ik. Wanneer ik terug denk aan de vele projecten die ik heb gedaan valt het ook op. In groepen waar het sociaal al goed in elkaar zit, wordt beter gemaakt.

Onderdeel van een netwerk
Als docent ben je niet altijd meer de expert tijdens het maken. Soms zijn leerlingen in een vaardigheid al verder dan jij. Zo had ik bijvoorbeeld ooit een leerling die 40 programmeertalen beheerste. Tel daarbij op dat bij de vrije opdrachten leerlingen ook dingen maken, spullen gebruiken, waarmee we nog geen ervaring hebben. Je bent en voelt je als docent regelmatig ook een leerling. Al heb je wel merkbaar meer ervaring (met leren) dan de leerlingen. Als docent sta je dus ook in dat sociale netwerk. Juist dat aspect vind ik interessant. Je leert met ze mee. Je bent echt in dialoog.

Leren is een sociale aangelegenheid
Tijdens mijn reguliere lessen ben ik nu veel scherper op dit aspect van het leren. Gek eigenlijk, maar ik maakte maar weinig gebruik van het sociale aspect van leren. Nu ik Graham Nuthall aan het lezen ben (“social relationships determine learning“) weet ik zeker dat dat een vergissing was. Leerlingen gebruiken elkaar om te leren. Ze leren van en met elkaar. Veel meer dan wij denken. Bij het maken heb ik dat pas voor het eerst goed gezien. Leren is een sociale aangelegenheid.

Geef ruimte aan de leerling

Dit is natuurlijk een open deur. Zeker in deze tijd waar gepersonialiseerd leren iets nieuws lijkt. Maar toch, hoeveel ruimte krijgen de leerlingen eigenlijk?

Lees de hele blog van Per-Ivar Kloen: Drie dingen die ik door maakonderwijs heb geleerd, Maker Education, 3 maart 2018: http://makered.nl

Plakken en knippen, website van Marten Hazelaar, Per-Ivar Kloen en Arjan van der Meij: http://plakkenenknippen.nl

De Makersbeweging: plezier in zelf dingen bedenken en maken, Groepsblog, Beroepseer, 9 februari 2014: https://beroepseer.nl

 per ivar kloen tien jaar maakonderwijs

 

Kunnen we fraude voorkomen door te appelleren aan beroepseer? Interview met Thijs Jansen en Margreeth Kloppenburg

omslag notariaat magazine beroepseerIn Notariaat magazine – het informatie- en opinieblad voor en over het notariaat – staat een interview van Lex van Almelo met redacteuren Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen van het boek Artikel 5 – De beroepseer van de accountant.

Een vraag is of we fraude kunnen voorkomen door te appelleren aan beroepseer? Het antwoord is: Ja, want je bent niet domweg bezig met het toepassen van regels, maar je beziet de essentie van de regel in de bredere context.
Maar wat is beroepseer precies?
Thijs Jansen: “Het is een drietrapsraket van eigenwaarde, beroepstrots en beroepseer. Eigenwaarde ontleen je aan het vermogen om complexe vaardigheden onder de knie te krijgen. Dat geeft je het zelfvertrouwen om je vervolgens te bekwamen in nieuwe complexe vaardigheden. Beroepstrots is dat iemand individueel op zoek is naar erkenning, waardering, complimenten en aandacht, zonder daarom te vragen. Bij beroepseer streef je collectief expliciet naar kwaliteit en formuleer je samen eisen waarop je afgerekend wilt worden door anderen. Je legt collectief de lat hoger en kunt en wilt daarop worden afgerekend. Veel beroepsgroepen zijn met beroepseer bezig, vaak defensief als reactie op toenemende regeldruk. Wij zeggen: wees proactief en verzet je tegen idiote eisen”.

Margreeth Kloppenburg: “De 53 maatregelen in het publiek belang, waarmee de accountancysector in 2014 kwam, gaan voorbij aan de kracht van de professional”.

Jansen: “Die moet zelf zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen. Wanneer je jouw beroepseer onvoldoende waarmaakt, gaan anderen zich met jou bemoeien en komen die met maatregelen die niet van jou zijn. Maar als je zelf met meer dan 50 maatregelen komt, denkt het publiek wellicht: wat hebben die accountants de afgelopen jaren in hemelsnaam gedaan dat er zo veel maatregelen nodig zijn?”

Kloppenburg: “Een hoogleraar vat het in ons boek als volgt samen: zou jij een auto kopen met 53 mankementen?”

Wat zijn die mankementen?omslag artikel5 beroepseer accountant kl
Jansen: “Accountantskantoren zijn zich steeds meer gaan richten op lucratief advieswerk en hebben de controle tot bijzaak gemaakt terwijl die van oudsher de kerntaak is. De kwaliteit van de controle heeft daaronder geleden en dat heeft geleid tot enorme schandalen”.

Kloppenburg: “Daardoor is het maatschappelijk vertrouwen in de accountant verminderd. De accountants hebben net als notarissen een wettelijke controletaak namens het maatschappelijk verkeer. Het is onbegrijpelijk dat accountants het zover hebben laten komen, terwijl zij zo’n eervolle taak in handen hebben”.

Lees het hele interview met Thijs Jansen en Margreeth Kloppenburg: Fraudepreventie: ‘Beroepseer vraagt om hard werken en enorm veel ambitie’, door Lex van Almelo, Notariaat magazine, no 2, maart 2018: www.knb.nl
Voor PDF klik hier.

Artikel 5. De beroepseer van de accountant, redactie Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen, een uitgave van Stichting Beroepseer, 250 p., 2017, 32,50 euro: https://beroepseer.nl

2018 Jubileumjaar

In 2018 bestaat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) 175 jaar. De KNB laat dit jubileum niet ongemerkt voorbijgaan. Onder het motto ‘Notaris, met recht het mooiste beroep!’ worden het gehele jaar door tal van bijeenkomsten en activiteiten georganiseerd. Bijvoorbeeld: van 15 tot en met 30 maart 2018 vinden er vijf regiobijeenkomsten plaats. Thema: fraudepreventie. Uitgenodigd zijn accountants om te praten over o.a. beroepseer. www.knb.nl

notariaat magazine fraudepreventie beroepseer gr

U P D A T E

Revival van de ethische professional, door Jeppe Kleyngeld, Accountantweek, 4 juli 2019: https://accountantweek.nl