Skip to main content

Binjamin Heyl

Mantelzorgers willen meer zeggenschap

Vandaag las ik een artikel in dagblad Trouw met als titel: Mantelzorgers willen meer zeggenschap. “Formele zorg moet aansluiten op de informele zorg”, aldus Annie Kamp van Mezzo, de organisatie van mantelzorgers  en vrijwilligers in de zorg. Zij redeneert als volgt: “Formele zorg moet aansluiten op de informele zorg en niet andersom”, want: “Mantelzorgers zijn gericht op het welbevinden van diegenen die zij verzorgen. De hulpverlener redeneert vanuit de indicatie: welke hulp nodig is, ook vanuit medisch oogpunt”.

Van een verpleegkundige/verzorgende kan niet verwacht worden dat die voor de zorgvrager boodschappen gaat doen of een stukje gaat wandelen terwijl er nog voor anderen gezorgd moet worden. Dat betekent natuurlijk niet dat de verpleegkundigen/verzorgenden niet gericht zouden zijn op het welbevinden van diegenen die zij verzorgen. Dat zij wel degelijk gericht zijn op het welbevinden van de zorgvrager en inderdaad binnen hun mogelijkheden, is voor mij een open deur.

Dat mantelzorgers meer specifieke, aanvullende, zorg kunnen verlenen aan degenen waarvoor zij willen zorgen, staat buiten kijf.  Eveneens staat buiten kijf dat deze aanvullende zorg geen luxe is en deze  behoefte alleen maar zal toenemen. Wanneer mevrouw Kamp echter stelt dat formele zorg moet aansluiten op de informele zorg, slaat zij de plank in mijn visie, volkomen mis. Het lijkt mij zinniger om te pleiten voor medezeggenschap binnen de gezondheidszorgorganisaties.

Binnen de gezondheidszorgorganisaties roepen alle betrokkenen: Het welbevinden van de zorgvrager staat centraal. Dat roepen de mantelzorgers, de professionals, de behandelaren, de managers, leden van de raad van bestuur, leden van de raad van toezicht. Wanneer je de websites bekijkt van zorginstellingen is het overal fantastisch. In de ene zorginstelling staat de zorgvrager nog centraler dan de andere.

De realiteit is anders want ook in de zorg gaat het om macht: macht behouden en bij voorkeur uitbreiden en de marktwerking draagt daar het nodige toe bij. De eigen bolwerken worden verdedigd en ‘buitenstaanders’ worden op veilige afstand gehouden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat niet de zorgvrager centraal staat, maar het verdedigen van het eigen bolwerk.
Het roepen om meer zeggenschap voor mantelzorgers lost dat probleem niet op en lijkt mij daarom geen zinvolle oproep. Het lijk mij zinvoller dat zorgvragers, mantelzorgers, professionals, behandelaren, managers en leden van de raad van bestuur om de tafel te gaan zitten en komen tot een samen-werkende, samen-lerende en samen-verantwoording dragende organisatie.

In het boek De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden  wordt daar nader op ingegaan. Hierin pleit ik voor een beroepsgroep voor optimale zorg- en dienstverlening waar ook zeker mantelzorgers bij horen te zijn: https://beroepseer.nl

Het grote zorgdebat: kiezen voor zorg

Op 28 mei 2010 was er in Driebergen het grote zorgdebat Kiezen voor zorg, georganiseerd door een samenwerkingsverband van diverse organisaties: AbvaKabo FNV, comité Zorg geen markt, CNV Publieke Zaak, FNV Vrouwenbond, de GGZ laat zich horen, PCOB, ANBO en CSO.

Ook vertegenwoordigers van de CG-Raad, verenigingen praktijkhoudende huisartsen, Nederlands Instituut voor psychologen en een aantal actiegroepen in de zorg leverden een bijdrage.

De politici die ‘ondervraagd’ werden waren: Fleur Agema (Partij voor de Vrijheid), Nicolette Bakker (Trots Op Nederland), Henk van Gerven (SP), Anja Hazekamp (Partij voor de Dieren), Ciska Joldersma (Christen Democratisch Appel), Renske Leijten (SP), Eelke van der Veen (Partij van de Arbeid), Michiel Verkoulen (Democraten66).

Ik was duidelijk onder de indruk van de bijdragen van Margo Trappenburg die sprak over solidariteit en Evelien Tonkens die sprak over kwaliteit. Ik was vooral onder de indruk dat hun betoog ging over mensen. Hetgeen in mijn beleving het de aanwezige politici aan ontbrak. Het leek er op dat de politici vanuit een heel andere wereld redeneerden en het woord zorgvrager kon af en toe vernomen worden en dan vooral vanuit de reacties uit de zaal. Ook het slotwoord van Alan Ralston die duidelijk sprak vanuit een ethische invalshoek wat betreft zijn visie op zorg.

Dit schrijven zal gestuurd worden naar de aanwezige politici met de nodige aantal vragen en hun reacties zullen integraal worden toegevoegd aan dit schrijven.

Daar de zorg voor mij erg belangrijk en dierbaar is, had ik me al aardig voorbereid toen ik naar deze bijeenkomst ging, zodat ik een en ander hierin verweef.

“Bijna alle partijen zien bezuinigingen in de zorg als onvermijdelijk. Over de manier waarop bezuinigd moet worden, verschillen de partijen van mening. Al zijn er ook overeenkomsten. GroenLinks, PvdA en ChristenUnie zijn voor het helemaal of grotendeels inkomensafhankelijk maken van de ziektekostenpremie.

De ChristenUnie wil sowieso meer inkomensafhankelijke regelingen, waarbij mensen met hoge inkomens meer gaan betalen voor zorg. Ook het eigen risico moet volgens Rouvoet inkomensafhankelijk worden. D66 wil het eigen risico afschaffen en daarvoor in de plaats een eigen bijdrage van 10% van elke zorgrekening invoeren, waarbij een inkomensafhankelijk maximum gaat gelden.
Verder wil Pechtold ‘dat mensen zelf gaan sparen, in de tijd dat ze geen zorg nodig hebben, voor de periode dat er wel zorg nodig is’.
De PvdA wil meer taken uit de AWBZ en de jeugdzorg overhevelen naar de gemeenten. Cohen legt uit waarom dat besparend werkt: ‘Gemeenten hebben meer zicht op de samenhang tussen zorg, onderwijs, werk en welzijn. Zo kunnen zij het beroep op zorg beter voorkomen’.
De VVD wil bezuinigingen via een kleiner basispakket, waarbij middelen die niet op medische behandeling of genezing zijn gericht of individueel verzekerbaar zijn, buiten het pakket blijven. Ook wil de VVD het eigen risico verhogen naar 300 euro per jaar. Balkenende en Halsema noemen heel nadrukkelijk ook de specialistensalarissen als bezuinigingspost.

Twee partijen nemen een duidelijk afwijkend standpunt in. Volgens de PVV en de SP hoeft er helemaal niet bezuinigd te worden, maar moet er juist extra geld bij.
Wilders: ‘Wij draaien de verhoging van het eigen risico terug en investeren 750 miljoen euro in tienduizend extra verpleegkundigen en een hoger salaris voor zorgmedewerkers’.
Dat geld haalt hij weg bij politici zelf, bij criminelen en ‘linkse hobby’s zoals de publieke omroep’.
Roemer zegt: ‘De SP kiest voor de zorg en niet voor bijvoorbeeld dure straaljagers en voor het subsidiëren van villa’s door de hypotheekrenteaftrek’…”

(Inc. inclusief, Magazine van de CG-Raad nr. 1 jaargang 1 juni 2010).

De aanwezige politici op deze manifestatie gaven niet aan wat zij waardevol vinden wanneer we te spreken komen over de zorg. Geen woord werd vuil gemaakt aan professionals die doorlopend geconfronteerd worden met toenemende werkdruk waarbij het beroepsethisch handelen onder toenemende druk komt te staan.
Zij wekten op zijn minst de schijn dat zij in een totaal andere denk- en gevoelswereld verkeren dan zorgvragers en zorgverleners.
De opmerking van Jaap van de Heuvel kan ik goed begrijpen toen deze stelde: dat het goed zou zijn als politici zich eens niet zouden bemoeien met de zorg.
Hier valt overigens wel het nodige op af te dingen, gezien het feit dat verpleegkundigen en verzorgenden in mijn visie mede verantwoordelijk zijn dat het allemaal zover heeft kunnen komen. In plaats van strijdgedrag te tonen door eensgezind in opstand te komen en eisen op tafel te leggen en deze af te dwingen, is ‘klaaggedrag’ en achter de feiten aanhollen toch ook een teveel voorkomend gedrag, waardoor verpleegkundigen en verzorgenden zich buitenspel zetten in het machtsspel dat binnen de gezondheidszorg volop woedt.

Ik ben sinds kort oud-verpleegkundige en ben ruim 47 jaar werkzaam geweest binnen de gezondheidszorg. Ik ben er trots op dat ik bleef wie ik was: ‘een ouderwetse verpleegkundige’.
Tijdens mijn B-opleiding 1962-1967 (ik begon als 16-jarige als aspirant-leerling-verpleger) hoorden wij niet van Emanuel Levinas, maar wij leerden wel dat je pas een goede zorgverlener kunt zijn wanneer je in het gelaat kijkt van de zorgvrager (hetgeen je ook tegenkomt in het ik-gij principe van Buber).
De betrokkenheid op de zorgvragers was groot en wel van hoog tot laag. Het hoofd Verpleging, de verpleegkundig- en geneesheer-directeur waren regelmatig op de werkvloer om te horen en te zien, te proeven en te ruiken wat er zich op de werkvloer afspeelde. Nee, ik verlang niet terug naar die ‘goeie ouwe’ tijd, maar constateer wel dat met het badwater wel degelijk het kind ook weggegooid is.

Ik vraag me af of politici niet lijden aan beroepsdeformatie, lijden aan beroepshospitalisatie.

– LIJDEN POLITICI AAN POLITIEKE BEROEPSHOSPITALISATIE?

Ik kan daar natuurlijk geen antwoord op geven, dat kunnen alleen de politici zelf. Wel kan ik aangeven wat ik onder het begrip politieke beroepshospitalisatie versta. Ik versta daar het volgende onder.
Dat men zo bezig is om politiek te bedrijven dat vergeten wordt dat het om mensen gaat, dat niet de zorgvrager centraal staat maar het versterken en handhaven van de eigen (partij)politieke positie.
Er wordt zo over geld gesproken alsof zorgvragers er zijn voor de centen, en de centen niet voor de zorgvragers. Dat geld een doel op zichzelf is en niet een middel, in plaats van dat de zorgvrager het doel is en geld het middel. Als men zo met geld bezig is, kan het niet verbazen dat er een moment komt dat politici hospitaliseren.
Vanuit geld redeneren en niet vanuit een bepaalde mensvisie, maar vanuit een bepaalde geldvisie. Dat normen en waarden en ethisch handelen bepaald worden door geld waardoor het niet kan verbazen dat er een verwrongen ethiek ontstaat binnen de Haagse politiek.

Opvallend was dan ook dat tijdens het debat niet naar het verleden gekeken werd. Hoe heeft het allemaal zover kunnen komen dat de zorg (vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw, ondanks de toenemende professionalisering) steeds verder onder druk kwam te staan. Alsof de politici geen verantwoording af kunnen leggen, of willen leggen over het gevoerde beleid van zeg de afgelopen tien jaar.
Wat hebben zij concreet gedaan om het afglijden van zorgverlening te voorkomen en (later) weer bij te stellen?
Het lijkt erop dat de politici zover zijn gehospitaliseerd dat zij geen controle meer hebben op de marktwerking, maar de marktwerking controle heeft over het denken en doen van politici.

Vandaar dat ik u in dit betoog een aantal vragen wil voorleggen die tijdens het debat niet aan de orde kwamen, maar m.i. wel van wezenlijk belang zijn:

– WAT IS UW MENSVISIE OP DE KWETSBARE (ZIEKE, GEHANDICAPTE, OUDER WORDENDE) MENS DIE HULP BEHOEFT?

– VANUIT WELKE CONCRETE NORMEN EN WAARDEN REDENEERT EN HANDELT U WANNEER WE TE SPREKEN KOMEN OVER PROFESSIONELE EN HUMANE ZORGVERLENING?

– HOE DIKWIJLS PER JAAR, EN HOEVEEL UREN, BEZOEKT U DE WERKVLOER OM IN HET GELAAT TE ZIEN VAN UW KWETSBARE MEDEMENS?

– WAT VOOR CONCRETE INVLOED HEBBEN DERGELIJKE ONTMOETINGEN OP UW VISIE: DE ZORGVRAGER STAAT CENTRAAL EN VERTAALT ZICH DAT CONCREET IN UW POLITIEK HANDELEN?

Laat ik nog even terugkomen op bezuinigingen. Zoals u bekend zal zijn, werden er begin jaren tachtig van de vorige eeuw bezuinigingsmaatregelen genomen.
Prof. Dr. C.P. Sporken, hoogleraar medische ethiek, sprak op een congres op 5 en 6 oktober 1982 de volgende woorden: “Wat is bij grensbepalingen inzake gezondheidszorg ethisch verantwoord?”
Hij kwam onder meer tot de conclusie: “De onbetaalbaarheid van de gezondheidszorg is geen absoluut gegeven, maar vertoont een duidelijke relatie met andere belangrijke overheidsuitgaven. De ethische vraag is daarom niet of er een gelimiteerd budget voor de gezondheidszorg mag zijn, maar of de afweging tussen gezondheidszorg en andere overheidstaken tot stand komt op grond van kritisch en ethisch verantwoorde waardering van humane waarden en belangen”
(Uit: Zorg over de zorgverlening, Binjamin Heyl, uitgeverij Service Post, Nieuwerkerk a/d IJssel, 2008).

De vragen die ik u ten aanzien hiervan wil voorleggen zijn de volgende:

– WELKE KRITISCH EN ETHISCHE KEUZES MAAKT U IN UW AFWEGING WAT BETREFT BEZUINIGINGEN VAN BELANGRIJKE OVERHEIDSUITGAVEN?

– WAARUIT BLIJKT DAT BIJ DE BEZUINIGINGEN OP DE GEZONDHEIDSZORG U ZICH LAAT LEIDEN DOOR HUMANE WAARDEN? WAARUIT BLIJKT DAT U ZICH, ETHISCH GESPROKEN, LAAT LEIDEN DOOR DE STELLING: DE ZORGVRAGER STAAT CENTRAAL ?

– VINDT U DAT DE ZORGVERLENING DERMATE PROFESSIONEEL EN HUMAAN WORDT UITGEVOERD DAT ER BEST BEZUINIGD KAN WORDEN EN BIJV. NIET OP DE HYPOTHEEKRENTEAFTREK?

– WAAROM BENT U HET WEL/NIET EENS MET HET VOLGENDE:

“In de gezondheidszorg bestaat er inmiddels grote zorg over de nadruk op efficiëntie. De verpleegkundige Binjamin Heyl schreef er een boek over: Zorg over de zorgverlening. Hij zegt: ‘Tegenwoordig gaat zoveel mogelijk in cijfers, maar zijn  die in het belang van cliënten?… Als de mens uit beeld verdwijnt, gaat er volgens mij wat mis’.

Zijn visie sluit aan bij de gedachte dat cijfers en categorieën slechts de versimpelde weergave zijn van een complexe werkelijkheid. Ze zijn een hulpmiddel en een houvast om te meten, maar mogen niet het doel op zichzelf worden.
‘Wordt er met mensen rekening gehouden of worden die in model gemept? Moet het systeem zich aan de cliënten aanpassen, of andersom?’

Moeten we de cijfers dan maar overboord zetten? ‘Natuurlijk niet’ vindt Heyl, ‘dan slaat het door naar de andere kant. Je moet efficiëntie en resultaten in de gaten blijven houden’…

(Sprank – voor professionals in werk, inkomen en sociale vraagstukken – nummer 5, juni 2009).

– WAAROM BENT U HET WEL/NIET MET MIJ EENS, WANNEER IK STEL:

In de zorg gaat het om een relatie tussen zorgvrager en zorgverlener en daarbij gaat het dus om betrokkenheid en om zorgzaamheid. De zorgverlener dient geen verschaffer van een product te zijn, maar dient vanuit zichzelf existentieel betrokken te zijn bij de zorg die hij verleent. Zorg verlenen betekent voor mij, ‘mij bekommeren om’. Wellicht klinkt het ouderwets wanneer ik daaraan toevoeg dat zorg verlenen ook inhoudt zorg dragen voor de zorgvrager.
In het zorg dragen zit ook een element van barmhartigheid. In de huidige discussie over wel of niet bezuinigen binnen de gezondheidszorg, wordt dit geluid niet tot nauwelijks gehoord. Verwijt ik de politici wel of niet terecht dat zij niet uitgaan van de zorgvrager, maar van economische termen?

– WAAROM IS HET VOLGENS U ETHISCH WEL/NIET VERDEDIGBAAR DAT:

– verpleegkundigen en verzorgenden gemiddeld 35-40% van hun werkzaamheden niet mogen besteden aan datgene waartoe zij opgeleid zijn, namelijk het verzorgen van mensen, maar gedwongen worden zoveel tijd achter de computer plaats te nemen en alles zo in te vullen dat de cijfers kloppen?

– de professionele autonomie ondergeschikt gemaakt wordt aan eisen en wensen van zorgmanagers?

– KAN HET U ECHT NIET VERBAZEN DAT JONGE MENSEN NIET BEPAALD STAAN TE TRAPPELEN OM ZICH TE LATEN OPLEIDEN TOT VERPLEEGKUNDIGE OF VERZORGENDE? KAN HET U ECHT NIET VERBAZEN DAT ZO’N 50% VAN VERPLEEGKUNDIGEN EN VERZORGENDEN ER WEL EENS OVER NADENKT OM UIT HET VAK TE STAPPEN?

– HOE HEEFT DIT ALLES VOLGENS U ZOVER KUNNEN KOMEN? WELKE ROL HEEFT DE POLITIEK DAARIN GESPEELD EN WAAROM SPEELDE ZIJ DIE ROL, MET WELK DOEL?

– WAT HEEFT UW PARTIJ CONCREET GEDAAN, ZEG DE LAATSTE TIEN JAAR, OM DE ZORGVRAGER CENTRAAL TE STELLEN EN ER ZORG VOOR TE DRAGEN DAT PROFESSIONALS HUN BEROEP OP HUMANE EN PROFESSIONELE WIJZE KUNNEN UITOEFENEN EN MET WELK CONCREET RESULTAAT?

Maar we zijn er nog niet. Ik wil u een artikel voorhouden dat ik las in het dagblad Trouw van vrijdag 28 mei 2010, geschreven door Jeroen den Blijker:

INSPECTIE KOMT OM  IN WERK -Wildgroei van klinieken door liberalisering gezondheidszorg

————De geliberaliseerde zorgmarkt biedt ondernemers mooie kansen. Of ze hun patiënt of cliënt ook kwaliteit leveren, kan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet controleren.
De IGZ komt daarvoor mensen tekort, zegt inspecteur-generaal Gerrit van der Wal. Zo komen er steeds meer tandheelkundige klinieken: ‘Hoeveel het er zijn, is onduidelijk, maar ze schieten als paddestoelen uit de grond’.

In deze klinieken werken vooral niet-tandartsen, officieel onder toezicht  van tandartsen. Hoe het is gesteld met de kwaliteit, de hygiëne en de vakbekwaamheid, is duister. Want de IGZ, die vierhonderd volledige arbeidsplaatsen telt, houdt toezicht op 25 wetten en kan de ontwikkelingen nauwelijks bijbenen. Zij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg in de breedste zin van het woord, van ziekenhuizen tot apothekers, maar ook van huisartsen.
De laatsten bijvoorbeeld kunnen één keer in de veertig, vijftig jaar een bezoek van de inspectie verwachten. Een tandarts of fysiotherapeut eenmaal per tweehonderd jaar. Daarom worden deze beroepsbeoefenaars vooral steekproefsgewijs gecontroleerd – of pas na een incident.

Deze werkwijze begint steeds meer te wringen, geeft Van der Wal aan.
Versoepelde regelgeving leidde afgelopen jaren bijvoorbeeld tot een wildgroei in de thuiszorg. Naar schatting komen er op jaarbasis duizend thuiszorgbureaus of bemiddelingsbedrijven bij.
Van der Wal: ‘In de thuiszorg wordt niemand een strobreed in de weg gelegd’.

De meeste zijn niet officieel geregistreerd. Ze zijn dus bij de inspectie onbekend, publiceren geen jaarverslagen en incasseren vooral geld uit de persoonsgebonden budgetten. Ze zijn actief op allerlei fronten.: ‘Wij hebben vorig jaar een pilotstudy gedaan naar dertig bedrijfjes en waren zeer verontrust’, zegt Van der Wal.
De zorg was in alle gevallen ver onder de maat.
Van der Wal heeft minister Klink al enige tijd geleden gevraagd om personele versterking: ‘Onze bezetting vind ik wel erg krap. Dat wringt, juist omdat iedereen het erover eens is dat een liberaliserende markt om stevig toezicht vraagt’, aldus Van der Wal.——–

– ZIJN POLITICI AL ZOVER GEHOSPITALISEERD DAT DIT SOORT WANTOESTANDEN KUNNEN ONTSTAAN, OF KAN DIT NIET OMSCHREVEN WORDEN ALS WANTOESTANDEN?

– HOE HEEFT HET ZOVER KUNNEN KOMEN EN WAT HEEFT UW PARTIJ CONCREET GEDAAN OM DERGELIJKE WANTOESTANDEN TE VOORKOMEN EN TERUG TE DRAAIEN EN MET WELK CONCREET RESULTAAT?

– MOET IK WELLICHT STELLEN DAT DE POLITICI NIETS TE VERWIJTEN VALT DAT DE ZORGVRAGER GEEN ZORGVRAGER MEER IS, MAAR ZORGCONSUMENT, KRITISCH EN BIJ DE HAND EN ER MAAR ZELF VOOR MOET ZORGEN DAT HIJ  NIET ‘BELAZERD’ WORDT? DAT HIJ ZICH DIENT TE REALISEREN DAT DE ZORGVERLENER GEEN ZORGVERLENER MEER IS, MAAR EEN VERKOPER DIE ZIJN PRODUCT AAN DE MAN WIL BRENGEN EN DE ZORGCONSUMENT ER ZIJN KOPJE GOED BIJ  MOET HOUDEN EN ZICH NIET MOET LATEN FOPPEN DOOR MISLEIDENDE RECLAME?

Ik vraag me werkelijk af wat dat nog allemaal te maken heeft met ethiek in de gezondheidszorg. Vraag me werkelijk af welke ethiek politici en beleidsmakers  hebben die betrokken zijn bij de gezondheidszorg.

Is mijn stelling onjuist, wanneer ik stel:

– POLITICI ZIJN DOOR HUN GEHOSPITALISEERD DENKEN EN HANDELEN GEKOMEN TOT EEN MISVORMDE EN VERWRONGEN ETHIEK.

Uw antwoorden op de door mij gestelde vragen tegemoet ziend,

teken ik met hoogachting en vriendelijke groet,

Binjamin Heyl,
oud-verpleegkundige, oud-leraar verpleegkunde, maatschappijleer en ethiek.

Kikkenstein 2026
1104 TA Amsterdam

 

Waarom ik tegen de marktwerking ben in de gezondheidszorg

In een andere blog heb ik al aangegeven dat in de jaren tachtig een geleidelijke omslag begon van een structuur van burgerschap naar een managementcultuur.

Na de ineenstorting van het communisme ontstond er in het Westen een euforie. Het kapitalisme had niet alleen gezegevierd, maar zou wereldwijd haar heilzame uitwerking hebben. Dat bracht met zich mee dat ook binnen de gezondheidszorg een ‘neoliberale’ reorganisatie doorgevoerd kon worden. De politiek was daar rijp voor en van professionals hadden politici niets te vrezen. Het zou allemaal bij ‘ketelmuziek’ blijven. Zo kon iedereen binnen de gezondheidszorg, van Raden van Bestuur tot de zorgvragers, als deel van een bedrijfsmatig productieproces gezien worden.

De taal die binnensloop maakte dat al duidelijk: projecten, divisies en managers. De verpleegkundig directeur werd, zonder verzet vanuit de verpleegkundigen, naar huis gestuurd en vervangen door de directeur bedrijfsvoering. En zo belandde de gezondheidszorg midden in de kapitalistische markteconomie. Ondanks de gevolgen die dat met zich mee brengt gaan enthousiaste politici en Raden van Bestuur er flink mee door onder het motto: Betere zorg tegen een betaalbare prijs. Hierdoor zien we een druk ontstaan op ons ethisch moreel die eist dat wij enerzijds goede zorg bieden en anderzijds (aantoonbare) prestatiedwang. Zo ontstaat er een spanningsveld tussen verantwoordelijkheid nemen voor de zorgvrager, voor hem instaan en de verlangens van de gezondheidszorginstelling die wenst te overleven in de losgebarsten concurrentiestrijd. We zien dat ook dat de computer steeds meer doel wordt en de zorgvrager middel, want de aantoonbare prestaties zullen en moeten in beeld gebracht worden, mede door het feit dat de de gezondheidszorginstellingen graag boven aan de lijst staan bij de zorgverzekeraars in het aanbieden van een goedkoop product.

Het kan niet verbazen dat deze ontwikkelingen een aanval zijn op de bezieling van de professionals. Hun praktijk wordt door dit rationaliseringsproces gesmoord. De jarenlang opgebouwde ervaringen van de professionals worden aan de kant geschoven als: niet meer van deze tijd. Dat dit tot algemene vervreemding leidt bij progessionals, schijnt er niet toe te doen. Dat probleem moeten de professionals maar zelf zien op te lossen en te verwerken. Dat zij zich niet serieus genomen weten, en hun beroepseer wordt aangetast doet er niet toe. Het communisme is verslagen het neo-liberalisme zal zegevieren met of zonder instemming van de professionals. Vroeger zaten wij als verpleegkundigen met de zorgvrager aan tafel, gingen wandelen, een dagje uit enz. Dat is niet de bedoeling. Dat kost geld. Belangrijker is met de rug naar de zorgvrager te zitten zodat hij je niet stoort terwijl je achter de computer zit, uiteraard in belang van de zorgvrager. Dat dit tot ontmenselijking leidt, lijkt mij een open deur. Dat politici weigeren om deze verontmenselijking om te buigen is hen wel degelijk aan te rekenen. Zij weigeren principieel de problemen los te zien van de eigen politieke belangen (zoveel mogelijk stemmers trekken) en deze problemen uit te tillen boven de eigen parijpolitieke belangen. Hiermee kan de vraag gesteld worden: hoeveel mensen mogen er binnen de gezondheidszorg, in de ogen van politici, geofferd worden aan de filosofie die zij in het leven hebben geroepen en met voortvarendheid hebben aangepakt na de val van het communisme?

De zorgvrager mag geen zorgvrager meer zijn die zorg, warmte en liefde verdient. Dat zijn woorden van een verleden tijd die niet meer toepasbaar zijn in onze moderne gezondheidszorg; daar is de zorgvrager een factor geworden van de markteconomie. Zo heeft de val van het communisme een hoge prijs.

Hoewel politici kunnen weten dat de marktwerking bizarre vormen heeft aangenomen: het managementapparaat slokt een steeds groter deel op van de instelling en er komen steeds weer nieuwe plannen, protocollen en controleprocedures onder het motto: ‘moderniseren’, maar het doel is om de professionals op te jagen tot nog meer efficiëntie en produktiewinst, en zij weigeren eensgezind hier een halt aan toe te roepen.

De politci hebben de marktwerking aan de gezondheidszorg weten op te leggen, in een snel tempo, zonder zorgvragers en professionals serieus te nemen. Zij weigeren dat tot de dag van vandaag. Maar het is nu toch wel duidelijk dat de marktwerking niet bepaald zaligmakend genoemd kan worden.

In de psychiatrie waren de zorgvragers nogal eens slachtoffer van een repressieve psychiatrie, nu worden zij slachtoffer van een technocratische marktideologie. Op het gebied van inspraak, en dat geldt eveneens voor de professionals, is voor hen niet of nauwelijks sprake. Is mijn stelling onjuist wanneer ik stel dat politci lijden aan een verwrongen en misvormde ethiek? Staan zij daarom voor een technocratische gezondheidszorg in plaats van een humane gezondheidszorg?

Het boek Intensieve menshouderij, geschreven door Jaap Peters en Judith Pouw, zou verplichte literatuur dienen te zijn voor politici, zorgmanagers en professionals. Hier wordt duidelijk gemaakt hoe de gezondheidszorg zich heeft ontwikkeld tot een intensieve menshouderij. Van intensieve veehouderij naar intensieve menshouderij. Hoe heeft het zover kunnen komen, vraag je je af. Dat kan omdat iedereen medeverantwoordelijk is en dus niemand.

Beide auteurs leggen de vinger op de zere plek. Hun waarneming is niet nieuw, is bekend bij professionals, zorgmanagers en politici. Die prompt allen in de verdediging schieten wanneer zij daar op aangesproken worden. Zoals gezegd: iedereen is verantwoordelijk, dus niemand. Door zorgmanagers en politici worden prachtige woorden gebruikt om de boel te sussen en prachtige statemensts afgegeven, en de professionals gedragen zich weer netjes, keurig en braaf zoals dat van ons verwacht wordt. En zo kon een intensieve menshouderij ontwikkeld worden binnen de gezondheidszorg. En als er geprotesteerd wordt door professionals, wordt dat afgedaan als ‘ketelmuziek’, neem ik aan.

Duidelijk is dat binnen de gezondheidszorg de topmanagers het beleid bepalen en dat de middenmanager deze aan de professionals mag gaan verkopen. Het is de middenmanager die met prestatie-indicatoren en spreadsheets, zonder goede kennis van de materie, losgelaten wordt op de professionals die het vervolgens ook niet meer begrijpen. De middenmanager zit gevangen tussen het topmanagement die bedrijfsdoelstellingen nastreeft en de professionals die zorgvragende doelstellingen willen realiseren. Dat dit leidt, net als bij de intensieve veehouderij, tot allerlei ziekten is een open deur, lijkt mij. Maar kennelijk zijn topmanagers en politci zo gedreven door ‘productie’ dat zij dat niet kunnen zien en ook niet willen zien, daar zij als regel toch met de rug naar de zorgvragers en de professionals staan. Niet de ontstane ziekten worden bestreden, maar de symptomen, zodat de intensieve veehouderij gewoon door kan gaan en de intensieve menshouderij zal zegevieren

Het kan anders, aldus beide auteurs. En ook de professionals kunnen meer doen dan alleen maar de schuld neerleggen bij de managers en de politiek. Maar ook de politici en zorgmanagers dienen hun verantwoording te nemen om de intensieve menshouderij af te schaffen en zij dienen zich niet te verschuilen achter de relatief grote groep passieve en lijdende professionals. Zij stellen duidelijk vast dat ook binnen de gezondheidszorg inmiddels de intensieve menshouderij tot een soort dogma verheven is. Dat dit leidt tot zieke professionals en managers schijnt niet te deren. Deze mensen worden niet ziek omdat zij werken, maar vanwege de manier waarop het werk is georganiseerd. Dan doet zich toch de vraag voor: wie zijn er allemaal ziek? De professionals, de managers, de beleidsmakers, de zorgverzekeraars, de inspecteurs, de politici of zij die in opstand komen? Als er maar geroepen wordt niet ‘wij’ zijn ziek, maar ‘zij’, kan op basis van een misvormde en verwrongen ethiek doorgegaan worden met de gezondheidszorg als een intensieve menshouderij.

Politici staan hier niet met schone handen. Zij kunnen weten wat er aan de hand is en het is hun morele plicht partijbelangen opzij te schuiven en een halt toe te roepen aan de intensieve menshouderij. Zij zijn tot de dag van vandaag daar op ernstig laakbare wijze in tekort geschoten. Toen de eerste druk uitkwam (2004) van Intensieve menshouderij, werden de auteurs door menigeen verweten dat zij wel erg chargeerden. Vandaag de dag kunnen wij stellen dat zij een vooruitziende blik hadden en waar het veel politici aan ontbreekt.

Sinds het productiedenken de macht heeft binnen de gezondheidszorginstellingen, mede met dank aan de politici, kunnen we stellen dat in ons land het moreel en de ethiek diep gezonken zijn, van intensieve veehouderij zijn we afgezakt naar intensieve menshouderij.

Bozed, een zinnig idee en realiseerbaar?

Op weg naar de Beroepsgroep Optimale Zorg- en Dienstverlening (Bozed). Zinnig en realiseerbaar?

2 mei 2010

Het lost niets op wanneer zorgvragers of hun vertegenwoordigers en professionals niet met elkaar samenwerken en wanneer managers en Raden van Bestuur met hun rug naar de zorgvragers en professionals staan.

In elke gezondheidszorginstelling stelt men van hoog tot laag dat de zorgvrager centraal staat. Alles draait dus om de hulpvrager. Wat ligt dan meer voor de hand dat binnen de gezondheidszorginstelling een BOZED wordt opgericht. Een beroepsgroep die vertegenwoordigd is door alle geledingen binnen de organisatie: zorgvragers, hulpvragers of hun vertegenwoordigers; verpleegkundigen, verzorgenden, behandelaars, managers, Raad van Bestuur en andere professionele hulpverleners, die gezamenlijk pijnpunten signaleren en vervolgens gezamenlijk naar wegen zoeken om deze naar tevredenheid op te lossen binnen de mogelijkheden die er zijn.

Op deze wijze kan voorkomen worden dat elke discipline voor zijn eigen toko opkomt waardoor het niet meer gaat over de zorgvrager, maar om eigen wensen gerealiseerd te krijgen. Werkelijk opkomen voor de zorgvrager kan alleen maar gezamenlijk en integraal. Wanneer hier niet voor gekozen wordt, worden zelf gebouwde bolwerken en bolwerkjes in stand gehouden wat niet in het belang van de zorgvrager is. Dat lijkt me een open deur.

Een ander belangrijk punt om BOZED op te richten is het feit dat het belangrijk is om een sterke lobby op te bouwen om in politiek Den Haag op te komen voor de zorgvrager. Wanneer raden van bestuur, behandelaren, verpleegkundigen/verzorgenden, patiënten-/cliëntenverenigingen ieder voor zichzelf lobbyen kan minder bereikt worden dan wanneer er gezamenlijk gelobbyd wordt onder het motto: wij streven gezamenlijk naar Optimale Zorg- en Dienstverlening.

Deze visie roept allen die bij de zorg betrokken zijn op tot een andere manier van denken. Het betekent een stuk van de eigen autonomie te delen met anderen en deze onder kritiek te durven plaatsen van anderen. Wanneer we naar de werkvloer kijken, kunnen we stellen dat zowel de zorg van behandelaars, verpleegkundigen en verzorgenden als de mantelzorgers en de verenigingen die opkomen, ieder vanuit de eigen deskundigheid hetzelfde nastreven. Optimale zorgverlening waar geluisterd wordt naar de zorgvrager waardoor de zorgvrager zich begrepen voelt en daardoor veiligheid en geborgenheid ervaart, zodat het leven van de zorgvrager als zinvol ervaren kan worden. Dit geldt zowel voor hen die in ziekenhuizen verblijven, of in een GGZ-instelling, verzorgingshuis, instelling als voor mensen met een verstandelijke beperking en/of lichamelijke handicap.

Dit kan alleen bereikt worden wanneer zorgverleners (behandelaars, verpleegkundige/verzorgenden, mantelzorgers) elkaar niet alleen serieus nemen maar eensgezind werken en de zorgvrager zien als ervaringsdeskundige. Alle zorgverleners hebben vanuit hun specifieke invalshoek een deskundigheid en worden gevoed door de zorgvrager te (h)erkennen als ervaringsdeskundige van wie zij veel kunnen leren.

Een integrale zorgverlening is basisvoorwaarde om tot een professionele zorgverlening te komen en daarbij wordt de stelling gehanteerd dat de zorgvrager ervaringsdeskundige is en niet alleen als iemand die aan onze zorgen is toevertrouwd. Het lijkt mij de taak van de Raden van Bestuur om een beleidsplan op te stellen die het mogelijk maakt om een BOZED binnen hun organisatie te initiëren en te implementeren.
Een BOZED waarin de ervaringsdeskundigen deel hebben en dat uitgangspunt is van het te voeren beleid binnen hun organisatie. Het is hun taak om managers hierover te instrueren en handvatten te bieden om dit op de werkvloer mogelijk te maken. Dat brengt ook met zich mee dat leden van de Raad van Bestuur en managers zich op de werkvloer dienen te begeven om dit uit te dragen, de professionals daartoe stimuleren en ondersteunen. Ook voor hen geldt dat de zorgvrager centraal dient te staan in plaats van de computer; ook voor hen geldt dat zij enorm veel kunnen leren van de zorgvragers als ervaringsdeskundigen.

Uit het boek van Gonny ten Haaft, Dokter is ziek – Als patiënt zie je hoe zorg beter kan (Uitgeverij Contact) kun je concluderen dat het ook voor managers en leden van Raden van Bestuur helemaal niet zo gek zou zijn regelmatig mee te werken op de werkvloer en goed te luisteren en te kijken wat er zich op de werkvloer concreet afspeelt. Uit dit boek blijkt dat verpleegkundigen, behandelaars, zorgbestuurders, een heel ander beeld hebben over hun wijze van functioneren dan zoals zij dat ervaren hebben toen zij patiënt waren. Zij ontdekten dat hun belevingsrealiteit duidelijk anders was als professional dan toen ze patiënt waren. Uit haar boek blijkt dat de ervaringsdeskundigheid van zorgvragers binnen de intramurale gezondheidszorg door de professionals niet onderkend wordt. Een pijnlijke constatering.
Gesteld  kan dan ook worden dat de zorgvragersvriendelijkheid veel minder vriendelijk is dan zorginstellingen en beleidsmakers beweren.

Zo stelt Herre Kingsma, medisch specialist en bestuursvoorzitter bij het Medisch Spectrum Twente, na opgenomen te zijn geweest: “Het is een mantra: We zeggen dat de patiënt centraal staat, maar we houden er ons niet aan. De dokter staat centraal en de verpleegkundige staat centraal”.
Alleen om die reden is het al belangrijk om mantelzorgers en de zorgvragers als ervaringsdeskundigen bij het afdelingsgebeuren te betrekken. Kritiek wordt onder meer geuit op de verpleegkundigen dat zij wel erg vaak het woordje “straks” gebruiken. Een woord dat niets voorstelt en waarmee de zorgvrager het bos wordt ingestuurd.
Wim de Die, bestuursvoorzitter van de Maartenskliniek ergerde zich mateloos aan het woordje “wij” dat verpleegkundigen te onpas gebruiken en sprak over een: “hoe-voelen-wij-ons-vandaag syndroom”, waar verpleegkundigen aan lijden.

Gepleit wordt voor een purser die opkomt voor de belangen van de zorgvrager, iemand die zich daadwerkelijk bekommert om de zorgvrager en zich verantwoordelijk weet voor de zorgvrager. Die in staat is om de relatie tussen zorgvrager en professional te verbeteren.

Wat verder opvalt is dat anders dan de aan de regering adviserende Raad voor de Volksgezondheid en Zorg stelt, de patiënt veel minder wilskrachtig en goedgebekt is, of goede vragen formuleert. Het blijkt dat een patiënt een ander mens is geworden dan toen hij gezond was. Zo zegt een arts in Medisch Contact: “Als patiënt ben je een ander mens”.
NRC Handelsblad concludeert: “Ook artsen raken verloren in de medische doolhof… de patiënt is helemaal niet zo mondig als de overheid roept” (25 maart 2010).
“Ik verloor mijn mondigheid”, zegt een verpleegkundige: “Als ik al niet mondig kan zijn, hoe moet dat dan zijn voor mensen die voor het eerst in een ziekenhuis liggen?”

Wat verder in Ten Haafs boek opviel was het feit dat deze professionals aan den lijve ervaarden hoe zij zich eenzaam en verloren voelden. Men ervaarde ineens wat het betekent een “geval” te zijn in plaats van een persoon met eigen emoties en verlangens. Zij constateren dan ook dat ziek zijn zwaar is en dat het “weten” daarvan heel anders is dan het aan den lijve ervaren. Gesteld wordt dan ook dat vakinhoudelijke kennis en technische vakbekwaamheid alleen onvoldoende zijn om een goede behandelaar, verpleegkundige, manager of lid van de Raad van Bestuur te zijn. “Voor warmte en zorg heb je veel ruimte nodig” (Trouw, 7 april 2010).

Waar het volgens de geïnterviewden aan ontbreekt in hun werk is goede communicatie, een vriendelijk woord tegen de zorgvrager. Onvoldoende afstemming tussen de verschillende disciplines als ook verzakelijking en bureaucratisering zijn belangrijke boosdoeners. Alles moet snel, doelmatig en goedkoop, want de instelling moet overeind blijven in een concurrerende markt.

Gesteld wordt verder: Om een goed professional te zijn waarbij de zorgvrager als ervaringsdeskundige centraal staat, schijn je zelf eerst die ervaring te moeten hebben gehad om dat te begrijpen. Dan ervaar je ten volle dat een zorgvrager afhankelijk en zwak is en niet mondig en sterk zoals ons voorgehouden wordt. Een zorgvrager gedijt bij aandacht, warmte en betrokkenheid. Ingezien werd dat, toen wij, voor wij ziek werden, met de beste bedoelingen dezelfde beoordelingsfouten maakten als degenen door wie wij verzorgd werden.

Een BOZED waarin de zorgvrager en ervaringsdeskundige in mee participeert kan de mogelijkheid bieden om uit de gesignaleerde impasse te komen. Of ervaringsdeskundigen, zorgverleners, managers en Raden van Bestuur daartoe bereid zijn is niet duidelijk. Duidelijk is wel dat zoals we nu bezig zijn niet in het belang is van de zorgvragers.

Raden van Bestuur en professionals gezamenlijk in opstand

Wanneer komen professionals en Raden van Bestuur eindelijk eens gezamenlijk in opstand? –

Halverwege de jaren tachtig zien we dat ook binnen de gezondheidszorg men wil komen tot ‘efficiënt organiseren’. Nadat het communisme was gevallen stond niets meer in de weg om voluit te gaan voor een ‘neoliberale organisatie’ binnen de gezondheidszorg. Niet de werkvloer staat inmiddels centraal, maar de managers en de Raden van Bestuur. De professionals, alsook de managers worden beschouwd als deel van een bedrijfsmatig productieproces, wat zich onder meer uit in technocratische taal. Het ‘produktiedenken en tijdschrijven’ zijn inmiddels een ideologie geworden binnen de gezondheidszorg. Tot op zekere hoogte is hier zeker iets voor te zeggen. Het is helemaal niet gek wanneer je geld ontvangt als gezondheidszorginstelling dat je op transparante wijze verantwoording aflegt. Maar het is volkomen doorgeslagen wanneer kolommen en staten het doel worden en niet langer het middel.

Niet de cliënt, zo schijnt, staat centraal, maar alles wat te meten is. Alsof het niet langer gaat om het contact tussen mens en mens; zorgverlener en zorgontvanger. Maar ja, dat is natuurlijk niet meetbaar en derhalve van ondergeschikt belang. Op deze wijze wordt het de professionals steeds moeilijker gemaakt om plezier in hun werk te hebben en daar zingeving aan te ontlenen. Dat niet alleen, maar zeker zo erg: Op deze wijze worden cliënten geofferd op het altaar van ‘produktiedenken en tijdschrijven’.
Dat hiertegen niet massaal door professionals en Raden van Bestuur in opstand gekomen wordt is beschamend. Op de werkvloer wordt steen en been geklaagd, vooral bij de koffie. Het is de schuld van de managers, de directie, Den Haag, maar niet bij ons, de professionele zorgverleners. De klaag- en angstcultuur is toegenomen. De enkeling die zich verzet, loopt het gevaar rake klappen te krijgen. Verpleegkundigen en verzorgenden zijn te braaf en te gehoorzaam. Weigeren in opstand te komen om op te komen voor zowel de aan hun toevertrouwde zorgvragers als hun professie.

De Raden van Bestuur zijn blij met deze houding van gehoorzame dienstbaarheid en zwijgen. En ook zij weigeren in opstand te komen om het voor de zorgvragers en professionals op te nemen. Zij zien het als hun taak besturen en managen. Zij willen rust in de tent en van verpleegkundigen en verzorgenden hebben ze nauwelijks iets te vrezen. Dat de zorgvrager hier de dupe van is, schijnt niet te deren. Ook de managers doen wat zij moeten doen en of dat wel dan niet in belang is van de zorgvragers is maar zeer de vraag. Iedereen schijnt zichzelf gevangen gezet te hebben in een opgericht eigen bolwerk. De prijs hiervoor wordt uiteindelijk betaald door de zorgvrager.

Tot wie, vraag je je menigmaal, als verpleegkundige af, dringt dit besef door en hoe valt deze ontwikkeling te doorbreken?
Politici hebben de neiging om de boel te sussen. En zien vervolgens niet in dat de doofpot inmiddels uitgroeit tot een beerput. Raden van Bestuur willen graag naar buiten toe de schone schijn ophouden. Managers doen hun werk en verpleegkundigen zijn, zoals vanouds: dienend in het wit: braaf, gehoorzaam, zwijgend, klagend en steunend. Dit ondanks de toegenomen professionalisering die niet blijkt uit hun houding. Zij zijn de grootste en machtigste groep binnen de gezondheidszorginstelling en het zijn zij die het voor de zorgvragers dienen op te nemen en in opstand te komen tegen de Raden van Bestuur om hen te dwingen om gezamenlijk met verpleegkundigen en verzorgenden in opstand te komen. Om gezamenlijk te eisen voor professionele en humane zorgverlening.

Verpleegkundigen en verzorgenden dienen niet te wachten voordat de Raden van Bestuur bereid zijn om hen zeggenschap te geven. Zij moeten het opeisen en eisen om gezamenlijk in opstand te komen.
Maar wie durft?
Sla ik de plank mis wanneer ik stel: Bijna niemand. Dat verpleegkundigen en verzorgenden en hun beroepsorganisaties niet de moed hebben om in opstand te komen? Waar zijn verpleegkundigen en verzorgenden bang voor? Bang om hun baan te verliezen? Bang om het zwarte schaap te worden in het team?
Sla ik de plank mis wanneer ik stel, dat de Raden van Bestuur rust in de tent willen hebben en dat zij van mening zijn dat hun directieven in gehoorzaamheid en zwijgzaamheid dienen te worden opgevolgd? Waarom zijn zo bang voor opstandige verpleegkundigen en verzorgenden? Zijn zij bang om hun macht te verliezen? Bang om hun goede naam te verliezen? Zijn zij bang de politiek op hun dak te krijgen, of de Inspectie?

Is mijn stelling juist: Dat zowel de professionals als de Raden van Bestuur bang zijn en daarom elkaar in een houdgreep houden? En dan doet zich natuurlijk de vraag voor: Gaat het nu wel of niet om de zorgvrager? Is deze bijzaak, of hoofdzaak? Deze vraag geldt ook politici: Gaat het om de zorgvrager of om het afleveren van een product?
Ik weiger de vinger te wijzen naar managers, Raden van Bestuur of de professionals op de werkvloer. Mijn vinger wijst naar alle betrokkenen.

Ook naar de patiëntenverenigingen die weigeren gezamenlijk in opstand te komen. Wat ik wel vind is dat de twee hoofdschuldigen zijn de professionals en de Raden van Bestuur. Van professionals mag worden verwacht dat zij professionele en humane zorg verlenen en van de Raden van Bestuur als eindverantwoordelijken dat zij dat in alle opzichten mogelijk maken.
De professionals en de Raden van Bestuur dienen niet elkaars tegenovergestelde te zijn, maar bondgenoten en dienen daarom gezamenlijk garant te staan dat er professionele en humane zorg verleend wordt. Beiden hebben de morele plicht om, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, gezamenlijk op te komen dat de zorgvrager centraal staat en niet het meetbare, maar juist het niet-meetbare. Het meetbare en het niet- meetbare moet in gezond evenwicht zijn en momenteel is deze volkomen uit balans. Het moet in de gezondheidszorg gaan om wat werkelijk telt: menselijkheid.
Binnen de gezondheidszorg is de verbinding tussen zorgvrager en zorgverlener cruciaal. Dat is het hart van de zorg.

De verbindingslijnen tussen zorgvrager en zorgverlener ziijn geminimaliseerd, alle professionalisering ten spijt. De professionals, de managers, de Raden van Bestuur, politici, patiëntenorganisaties proberen elkaar van alles in de schoenen te schuiven.

Maar ook de inspectie staat hier ook niet buiten. Wat is haar taak? Hoe transparant is zij? Wat beoordeelt zij en hoe beoordeelt zij? Wat doen zij met binnengekomen klachten? Vindt de controle die zij uitoefent voornamelijk op papier plaats? Op de papieren gegevens van management en Raden ven Bestuur?
Wat verstaat zij onder professionele en humane zorgverlening? Gaat zij uit van verbinding tussen zorgverlener en zorgvrager of staat vooral het meetbare centraal? Komt zij aangekondigd aan of niet aangekondigd en bezoekt zij alle afdelingen van de zorginstellingen?

En wat is de visie van politici op zorg?
Hoe definiëren zij goede gezondheidszorg? En is hun visie tijdens de verkiezingsstrijd anders dan die na de verkiezingsstrijd?
En hoe zit het met de zorgverzekeraars? Hoe kijken zij aan tegen professionele en humane zorgverlening? Gaat het hen om rationalisering (bezuinigen) of om professionele en humane zorgverlening?
Zowel de professionals als de Raden van Bestuur hebben kennelijk nog steeds niet door waar het om gaat.

Het gaat om macht, zo simpel ligt het. Degene die de macht hebben, bepalen het beleid, zij bepalen in hoeverre er professionele en humane zorg verleend wordt. Raden van Bestuur en de professionals hebben de macht om de broodnodige verbinding tussen zorgvrager en zorgverlener te herstellen. Zij kunnen dat alleen door de handen ineen te slaan en gezamenlijk in opstand te komen. Beiden hebben elkaar nodig en dienen naar elkaar bruggen te bouwen en niet met de rug naar elkaar te staan. Zij dienen gezamenlijk in opstand te komen, ondanks dat dit niet past in een poldermodel.

Mijn stelling is:

Zolang de professionals en de Raden van Bestuur niet samen optrekken en gezamenlijk professionele en humane zorg afdwingen, niet gezamenlijk afdwingen om de verbindingslijnen te herstellen tussen zorgverleners en zorgvragers, is er sprake van een gebroken en misvormde ethiek.
Professionals en Raden van Bestuur dienen gezamenlijk met elkaar open en eerlijk te spreken over de ethische uitgangspunten van hun beider beroep en een ethiek te ontwikkelen die de een niet buiten sluit, maar juist elkaar insluit.

Wanneer beiden erkennen dat er zaken duidelijk niet goed zijn, kunnen deze gezamenlijk opgespoord worden, en er een stappenplan gemaakt worden hoe daar intern uit te komen, en kan men ook gezamenlijk, jawel, in opstand komen en naar buiten treden.
Hier is durf voor nodig, moed en bezield zijn.
De voorwaarde hiertoe is dat Raden van Bestuur niet bang zijn dat de hele organisatie dan een levende organisatie wordt en niet een dode, waar alles strikt vastgelegd is en ieder zijn plaats kent en zodoende beheersbaar. Dat de professionals het uniform van dienen in het wit, in gehoorzaamheid en zwijgen durven uit te trekken. Een dode organisatie werkt verstikkend, dus dodend en brengt geen leven voort.

De vraag is: durven beiden dit proces aan? Wat mij betreft zullen ze dat moeten als de patiënt werkelijk centraal staat.

Beiden moeten de moed hebben om de patiënt centraal te stellen en niet het bedrijf; het bedrijf is doel en de patiënt het doel. En niet andersom. Het bedrijf dient gericht te zijn op zorgverlenen en niet om het bedrijf zichzelf boven de hulpvrager te plaatsen.
Ik geef toe. Ik ben een ouderwetse verpleegkundige. Vroeger lachte ik om het woord roeping.

En nu, denk ik, was dat woord echt zo gek? Ik kreeg mijn beoordeling hoe ik met de patiënten om ging, of ik hen wel goed verzorgde. En elk moment kon de verpleegkundig directeur binnenstappen, want die deed regelmatig zo zijn ronde om te zien hoe het was op de afdeling.
Tegenwoordig hebben leidinggevenden en Raden van Bestuur het druk met kennelijk echte belangrijke zaken. Zie ik mijn collega’s met de rug naar de patiënten zitten achter de computer. Hoe symbolisch: De verpleegkundige met zijn rug naar de patiënten gehoorzamend en zwijgend aan zijn superieuren.

Een pijnlijk beeld. Ik heb niets tegen computers, maar wel wanneer zij inmiddels, zo schijnt, doel zijn geworden en de patiënten middel.
Nee, ik zeg niet die goeie ouwe tijd, daar valt best het nodige van af te dingen. Maar om nu te zeggen dat het tegenwoordig allemaal zoveel beter is, is gewoon niet waar. Wat duidelijk beter was, was de solidariteit van directeur tot de professionals op de werkvloer en hen die aan hun zorgen waren toevertrouwd.
Dat kunnen we inderdaad zeker leren van het verleden. Wat we van die goeie ouwe tijd in elk geval wel kunnen leren is dat zorg geen product was.
De zorgvrager is geen consument die inkopen doet, maar is kwetsbaar en ziek of gehandicapt. De patiënt beschouwen als een consument en de gezondheidszorg als een fabriek die productie aflevert, getuigt van een verwrongen en misvormde ethiek.

En hier dienen professionals en Raden van Bestuur gezamenlijk tegen in opstand te komen. De zorgvrager centraal stellen, dwing je niet af door als Raad van Bestuur braaf achter ontwikkelingen aan te lopen die niet kloppen. De zorgvrager centraal stellen bereik je niet als zorgverlener door gehoorzaam en zwijgend in het wit te dienen. Dat bereik je door gezamenlijk in opstand te komen. Gezamenlijk in opstand komen in plaats van overleggen en nog eens overleggen (polderen).
Al dat gepolder heeft de gezondheidszorg echt geen goed gedaan. Het wordt echt tijd voor gezamenlijk opstaan en in opstand komen.

Stelling

In het dagblad Trouw van 22 april 2009 staat een stelling van mij. Wellicht zijn er collegae die met mij hierover willen discussiëren?

Zorg kan beter

Je kunt wijzen naar de ‘anderen’, als het gaat om slechte zorg in verpleeghuizen (Trouw, Brieven).

Maar ook de werkvloer weigert, of is niet in staat, humane zorg af te dwingen. Verpleegkundigen en verzorgenden moeten dat wel doen. Wij zijn bang, durven geen conflicten aan, zijn verdeeld; zijn gehoorzaam uitvoerend en hebben niet of nauwelijks invloed op wat er allemaal gebeurt en gaan vervolgens ach en wee roepen.

Ik durf de stelling te verdedigen:
De hoofdschuldige van alle dramatiek binnen de gezondheidszorg is de werkvloer zelf, omdat zij geen humane zorg afdwingt.

Binjamin Heyl,  Amsterdam

NOGMAALS OPEN BRIEF (VERVOLG)

De Raad van Bestuur heeft besloten niet op mijn Open brief te reageren en de heer Stassen van de afdeling communicatie verzocht om met mij contact op te nemen, met als doel dat ik ermee stop de Raad ven Bestuur lastig te blijven vallen (26-03-2009).
Mevrouw Bekkers kreeg van directeur bedrijfsvoering ketenzorg opdracht om bij mij te informeren of het wel goed met me ging sinds de sluiting van het SPDC Oost (30-03-2009).

Discussie voeren zit er dus niet in, voorstellen indienen heeft geen enkele zin.
Geen wonder dat het SPDC Oost gesloten werd en geen wonder dat ook een verpleeghuis nu weer in de volle negatieve publiciteit staat.
Raden van Bestuur, zo neem ik aan, hebben als regel zich in te dekken om vooral niet met gewone werkers werkelijk te communiceren en zijn kennelijk te fijn gebouwd om eens echt op de afdelingen te gaan kijken wat er speelt, laat staan meewerken enkele dagen per jaar. En ook bij het verpleeghuis dat nu in het nieuws staat, zien we dat de verpleegkundigen en verzorgenden de grote afwezigen zijn.

Deze eeuwenoude traditie van gehoorzaamheid en braafheid is er niet uit te krijgen zo schijnt, alle zogeheten professionaliteit ten spijt. Jammer dat te weinig verpleegkundigen, verzorgenden, patiëntenraden, patiëntenverenigingen en behandelaars bereid zijn om vanuit de werkvloer in opstand te komen om dehumanisering binnen de gezondheidszorg te stoppen.

En toch zal het van de werkvloer uiteindelijk dienen te komen. Hier ligt in feite de grootste macht om humane zorg af te dwingen en zolang dat dit niet gebeurt dient toch de vraag gesteld te worden: WAAROM WEIGEREN DE WERKVLOEREN HUMANE ZORG AF TE DWINGEN?

Open brief, Blogs Beroepseer, 1 februari 2009: https://beroepseer.nl/blogs/open-brief/

Vervolg open brief, Blogs Beroepseer, 14 februari 2009: https://beroepseer.nl/blogs/vervolg-open-brief/

Open brief (vervolg), Blogs Beroepseer, 31 maart 2009: https://beroepseer.nl/blogs/open-brief-vervolg/

HET IS WEER ZOVER

In Amsterdam, zo kunnen wij vandaag in Trouw lezen, is het weer kermis, om het cynisch te zeggen. In een verpleeghuis is het weer eens grondig mis. Maar niet getreurd. Volgens een verklaring van het bestuur wordt o zo hun best gedaan. Drie artsen zijn opgestapt en heffen hun klaagzang aan. Verpleegkundigen en verzorgenden zijn, traditiegetrouw, in geen velden of wegen te bekennen. Duidelijk is in elk geval: Noch de directe zorgverleners, noch de behandelaars waren in staat om gezamenlijk een strategie te ontwikkelen om de belangen van kwetsbare en weerloze mensen te verdedigen.

Kennelijk zal er veel geklaagd en gemopperd zijn en werd er vooral doorgegaan om conflicten te vermijden en natuurlijk, om de hulpvrager niet in de steek te laten. Kennelijk drong het ook hier tot niemand door dat door deze houding de hulpvragers in de steek gelaten werden en hun belangen allesbehalve verdedigd.
Ik vraag me dan ook af wat de beroepsethiek inhoudt van zorgverleners en behandelaren? Is men werkelijk niet in staat om gezamenlijk op te komen voor de belangen van kwetsbare en weerloze mensen?

Maar dat niet alleen. Wat is de beroepsethiek van managers, directieleden, leden van de Raad van Bestuur, alsook van inspecteurs, politici, beleidsambtenaren? Want dat dit huis en het SPDC Oost de enige instellingen zijn waar het niet deugde en niet deugt is te mooi om waar te zijn.
Voor mij is duidelijk dat er sprake is van een misvormde ethiek, een ethiek die niet van kwetsbare weerloze mensen uitgaat, maar door heel andere motieven geregeerd wordt.

In mijn boekje Zorg over de zorgverlening geef ik duidelijk aan dat de professionals op de werkvloer tekort schieten in het beschermen van en het opkomen voor de belangen van kwetsbare mensen. Ik geef daarbij suggesties aan om verantwoord in opstand te komen. De Raad van Bestuur van Arkin, waarbij ik werkzaam ben, doet er alles aan dat dit boekje niet bekend wordt bij haar medewerkenden.

Verbeeld ik mij dat de verpleegkundigen in opstand zouden komen? Nee, alles toedekken en bij het oude laten, dat voorkomt conflicten, wordt de vrede tussen de verschillende belangenpartijen gewaarborgd.
En zo kunnen we weer wachten op de volgende rel. Waar iedereen natuurlijk weer volgens het Pavlov model ontzet is, verbijsterd en ontsteld.

Nee, de beroepsethiek is aan revisie toe. Helaas zullen nog heel wat kwetsbare mensen die zich niet kunnen verdedigen, geofferd worden op het altaar van de verwrongen en misvormde ethiek van hen die liegen dat de belangen van kwetsbare mensen, die zich niet kunnen verdedigen, centraal staan.

Open brief (vervolg)

HET GESLOTEN NAAR BINNENGERICHT BOLWERK RAAD VAN BESTUUR VAN ARKIN

Geachte mevrouw Engbers, Directeur ketenzorg bedrijfsvoering,

Sjalom!

Ik heb u veertien dagen geleden aangekondigd dat ik deze brief als Open brief wil plaatsen en daarbij graag uw antwoord. Hoewel het schrijven bedoeld is voor de Raad van Bestuur van Arkin, weet u dat zij niet op vragen wenst in te gaan en dat ik mij tot u dien te melden, omdat u mijn direct leidinggevende bent.

Uit het ontvangen antwoord, dat ik hieronder bijsluit, blijkt dat ook u niet direct met mij wenst te communiceren en dat aan anderen overlaat. Ik ben dan ook zo vrij vast te stellen dat er sprake is van naar binnengerichte bolwerken zodra er sprake is van meningen en/of vragen die niet welkom zijn.
De Raad van Bestuur neemt hierin het voortouw. Alle statements die zijn afgegeven stellen nauwelijks iets voor.
Wanneer we kijken naar de zorginstelling Philadelphia zien we hoe daar de Raad van Bestuur zich niet of nauwelijks interesseerde voor de zorg aan verstandelijk gehandicapten. Ook de Raad van Bestuur AMC de Meren kan hetzelfde verwijt gemaakt worden, daar zij totaal geen belangstelling had hoe de zorgverlening die op SPDC Oost door velerlei oorzaken steeds verslechterde, op een ramp uitliep.
Dit kwam mede doordat zij niet wenste door niet haar soort mensen bekritiseerd te worden.

De huidige Raad van Bestuur doet exact hetzelfde.Zij wenst niet rechtstreeks met niet haar soort mensen te communiceren. Hiermee verklaart zij impliciet dat de Raad van Bestuur AMC de Meren niet gefaald heeft door kritiek van niet haar soort mensen naast zich neer te leggen.
In Psy (februari 2009) kan de heer Muller (voorzitter van de Raad van Bestuur) dan wel stellen, dat hij woedend was, maar uit een ingezonden reactie op dit artikel (08-03-2009) blijkt dat hij wel degelijk beter had kunnen weten:
“…De Ondernemingsraden van Mentrum Jellinek hebben meerdere malen aangedrongen op een uitgebreid onderzoek; dit werd elke keer afgewezen…”.

Verder had hij de moeite kunnen nemen om eens te komen kijken. Dan had hij met eigen ogen kunnen zien hoe smerig het daar was. Maar als je je ook afsluit van de werkvloer, dan kun je vervolgens wel boos zijn, maar dan stelt je boosheid niets voor. Door te zwijgen op mijn voorgaande brieven maakt de Raad van Bestuur duidelijk geen kritische vragen te willen horen vanuit de werkvloer en ook geen kritische vragen te beantwoorden.
We kunnen dan ook stellen dat de Raad van Bestuur niet bereid is om de organisatie om te buigen naar een transparante, samen lerende en samen verantwoording dragende organisatie.
Nu u als mijn direct leidinggevende ook op gestelde vragen en ideeën wenst in te gaan, wil ik u nog eens naderen middels een open brief.

1. Waarom weigert de Raad van Bestuur op mijn schrijven in te gaan, op basis van welke argumenten?

2. Waarom weigert u mijn schrijven te beantwoorden en op basis van welke argumenten?

3. Waarom vindt de Raad van Bestuur mijn voorstel om het boekje Zorg om de zorgverlening op de dag van de verpleging mei 2009 aan de werknemers van de werkvloer uit te reiken, alsmede aan managers, directieleden en aan haarzelf en hier thema’s uit te (laten) destilleren die op studiemiddagen uitgekristalliseerd kunnen worden in workshops en in aanwezigheid van verpleegkundigen, managers, directieleden en leden Raad van Bestuur, irrelevant en wat is haar motivatie hiervoor?

4 Waarom vindt de Raad van Bestuur het irrelevant en wat zijn haar motieven hiervoor, om zich te laten adviseren door verpleegkundigen en zorgvragers in haar beleidsvoorbereidende bijeenkomsten en dat zij vervolgens de werkvloer bericht dat haar voorgenomen beleid duidelijk een positieve weerslag heeft op de directe zorgverlening?

5. Waarom vindt de Raad van Bestuur het irrelevant om een keer een jaarvergadering te beleggen en daarin gezamenlijk met verpleegkundigen en hulpvragers evalueert waarom haar beleid concreet gericht is op het komen van optimale zorgverlening en tot een transparante, samen-lerende en samen verantwoording dragende organisatie?
Mocht het echter zo zijn dat zij het bovengenoemde wel relevant vindt, kunt u mij dan mededelen hoe zij daar gestalte aan wenst te geven en binnen welk termijn?

6. Waarom vindt de Raad van Bestuur het wel/geen zinnig idee dat leden van de Raad van Bestuur, directieleden, managers, leidinggevende, enkele dagen per jaar gewoon op de werkvloer, boventallig, meewerken?

Tot slot: mocht dit schrijven niet gepubliceerd mogen worden op basis van het Arkin protocol hoe om te gaan met de media, wilt u mij dan waarschuwen zodat ik niet het gevaar loop geschorst, dan wel ontslagen te worden.

Uw antwoord tegemoet ziend, teken ik met hoogachting en vriendelijke groet,

Binjamin Heyl

ONTVANGEN REACTIES: Op 25-03-2009 bericht ontvangen van de heer Stassen, afdeling Communicatie Arkin.

Geachte heer Heyl,

Namens Arkin kom ik graag in contact met u om uw mail te bespreken. U kunt mij belen of mailen.

Hem per direct beantwoord:

…Vanuit welke positie benadert u mij; benadert u mij namens Raad van Bestuur… en hebt u dan beslissingsbevoegdheden…Wat is het doel van onze te voeren correspondentie? Stel gerust uw vragen!… Gezien het feit dat mevrouw Engbers weigert mij te antwoorden, zie ik mij genoodzaakt dit per Open brief te doen. Ik zal dat alleen niet doen wanneer gesteld wordt dat dit schorsing, dan wel ontslag betekent. Dan zal ik mij verder beraden wat mij te doen staat…

Op 30 maart kreeg ik een telefoontje van mevrouw Bekkers, namens mevrouw Engbers, met de vraag of het goed met mij gaat, naar aanleiding van de sluiting SPDC Oost.
Ik heb haar medegedeeld omdat ik vind dat ik gedaan heb wat ik moest doen en het niet mijn verantwoording is dat met mijn klacht aan de Raad van Bestuur niets gedaan werd (2006).

WAT MOET JE HIERUIT CONCLUDEREN?
Wat mij betreft, klets jij maar aan met je vragen en ideeën. Wij zwijgen net zo lang tot jij vanzelf ophoudt.

1 copie aan Raad van Bestuur Arkin
1 copie de heer Stassen, afdeling Communicatie, Arkin

Open brief, Blogs Beroepseer, 1 februari 2009: https://beroepseer.nl

Vervolg Open brief, Blogs Beroepseer, 14 februari 2009: https://beroepseer.nl