Financiële sector fungeert niet meer als smeerolie voor de economie maar parasiteert steeds meer op de reële economie
“Snappen we de economie nog?”, vroeg hoogleraar economie Dirk Bezemer in een artikel, om meteen zelf antwoord te geven: “alleen wanneer financialisering serieus wordt genomen”. *)
Arthur Berkhout plaatste Bezemers vraag en antwoord aan het begin van zijn Inleiding tot het rapport Al het vaststaande verdampt. Daarin schrijft hij dat de financiële sector een steeds groter stempel drukt op de economie. Het gaat daarbij niet alleen om de rol van banken en institutionele beleggers. Ook veel grote bedrijven zijn actief in de financiële sfeer, omdat financiële transacties vaak meer opleveren dan het produceren van goederen en diensten.
De financiële sector fungeert niet meer als smeerolie voor de economie maar parasiteert steeds meer op de reële economie. Groei van de financiële sector – oftewel financialisering – gaat nu juist ten koste van de groei van de reële economie. Werkenden betalen hiervoor de prijs. Hun aandeel in de nationale ‘koek’ wordt kleiner, terwijl die ‘koek’ minder sterk groeit. De vakbeweging ziet zich door deze ontwikkelingen gesteld voor de vraag hoe de trend te keren?
Al het vaststaande verdampt maakt deel uit van een serie publicaties van het Wetenschappelijk bureau van de vakbeweging.
Beloning van inkomen uit bezittingen i.p.v. inkomen uit werk
Binnen de academische literatuur bestaat brede overeenstemming dat financialisering een potentiële verklaring is voor enkele problematische macro-economische tendenzen die in de afgelopen decennia, in de meeste ontwikkelde economieën, waar te nemen zijn. Tot die tendensen behoren:
- Afzwakkende productiviteitsgroei;
- Afnemende investeringen
- Stijgende schulden;
- Toenemende ongelijkheid
De gefinancialiseerde economie berust op de beloning van inkomen uit (financiële) bezittingen in plaats van op inkomen uit werk. De waarde van bezittingen stijgt steeds, terwijl loonkosten worden beperkt
Berkhout: “Financialisering betekent het institutionaliseren van een permanente waardestijging, waarbij de reële economie niet als bron van die waarde maar als de collateral van speculatie fungeert. Dat maakt het systeem kwetsbaar voor schokken. En zoals we hebben gezien in de nasleep van de kredietcrisis van 2008 zijn het de bezitlozen die die schokken opvangen. Om het welzijn van de werkenden ook in de toekomst veilig te stellen, moet definancialisering de hoogste prioriteit hebben”.
Het formuleren van handelingsperspectieven voor de vakbeweging ten aanzien van financialisering blijkt geen eenvoudige opgave.
Voorbeeld van geslaagde rol vakbond
Aan het slot van het rapport geeft Berkhout een voorbeeld van een geslaagde rol die de vakbonden hebben gespeeld. De leraren van de Amerikaanse stad Chicago hebben een strategie ontwikkeld in samenspraak met de bredere gemeenschap van stadsbewoners die allemaal baat hadden bij een meer sociaal beleid. Chicago’s openbare scholen werden geconfronteerd met een forse bezuiniging, die, zoals de vakbonden wisten te achterhalen, het gevolg was van een verkeerd uitgepakte speculatie met rentederivaten.
Berkhout: “Om die reden legden ze een uitzonderlijk breed eisenpakket op tafel. Er werden zelfs gedetailleerde eisen omtrent betaalbare huisvesting in opgenomen – iets waar de kansarme jongeren onmiddellijk van zouden profiteren. Uiteindelijk hebben de docenten op dit punt moeten inbinden. Maar op opvallend veel andere terreinen werd er winst behaald: loonsverhoging, kleinere klassen, een sociaal werker en een verpleger in ieder school, een intentieverklaring om meer financiële middelen naar scholen met achterstanden te doen gaan. Het stadsbestuur ging akkoord met het gebruiken van schoolterreinen als opvangplek voor ongedocumenteerden. En minstens zo opvallend is dat de dit jaar verkozen nieuwe burgemeester van Chicago, Brandon Johnson, als leraar en vakbondsman zelf afkomstig is uit de sociale beweging die al deze zaken heeft klaargespeeld.
Het is alleen op die golf van collectieve organisatiekracht dat een kandidaat heeft kunnen winnen die niet uit het politieke establishment komt, met ook nog een krachtig programma voor sociale rechtvaardigheid”.
“Hoe dat ook zij, een voorbeeld als dit laat zien dat vakbonden zelfs directe politieke macht kunnen verwerven wanneer ze zich organisch verbinden met uiteenlopende sociale bewegingen, en zich gezamenlijk inzetten voor de strijd om maatschappelijke verandering. En het brengt levendig in beeld hoe ver je kan komen met het BCG-principe**) dat de campagne niet stopt zodra er een akkoord met de werkgever is bereikt. Er kan tien jaar of meer overheen gaan, maar uiteindelijk hebben de leraren veel meer bereikt dan een verbetering van hun arbeidsomstandigheden: ze hebben de gevestigde belangen verslagen”.
Berkhout doet in zijn rapport enkele suggesties hoe de financialisering een halt kan worden toegeroepen.
Publicatie nr. 26: ‘Al het vaststaande verdampt’: Hoe financialisering de economie overneemt en wat de vakbeweging daartegen kan doen, door Arthur Berkhout, uitgave van De Burcht, Amsterdam, november 2023. Met een Voorwoord van Paul de Beer wetenschappelijk directeur Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging: www.deburcht.nl/wetenschappelijk-bureau/publicaties
Downloaden In PDF: https://beroepseer.nl
Stichting De Burcht: www.deburcht.nl
Noten
*) Dirk Bezemer: Financialisering kan verklaring zijn voor macro-economische ‘puzzels’, ESB, 18 maart 2021 106(4795S)
**) BCG-campagnes – Bargaining for the Common Good – kenmerken zich door een aantal principes, waaronder het uitbreiden van eisen voorbij lonen en arbeidsvoorwaarden, het betrekken van bondgenoten van buiten de werkplek, een militante aanpak, en het voortzetten van de campagnes ook nadat een collectieve overeenkomst is gesloten. Op deze manier kan een sociale strijd gevoerd worden die meer pluraal en veelomvattend is dan de binaire oppositie tussen werker en baas.
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie