Skip to main content

Redactie Beroepseer

Gesprek met oud-topambtenaar Roel Bekker over fouten en falen van de overheid

In de podcastserie Betrouwbare Bronnen spreken politiek journalist Jaap Jansen en historicus Pieter Gerrit Kroeger met Roel Bekker over de ongemakkelijke omgang van de overheid met fouten die vaak worden ontkend of gebagatelliseerd. Roel Bekker schreef er een boek over: Dat had niet zo gemoeten! Fouten en falen van de overheid onder het vergrootglas.

Bekker is oud-topambtenaar. Hij was onder meer plaatsvervangend secretaris-generaal bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, negen jaar secretaris-generaal op Volksgezondheid, Welzijn en Sport en programma-secretaris-generaal voor vernieuwing van de Rijksdienst. Ook was hij bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Leiden.

In het gesprek komen o.m. aan de orde de Belastingdienst, het Ministerie van Justitie, het ministerie van Volksgezondheid, de aanpak van de coronacrisis en de rol van de rechter.
Bekker pleit voor minder haast, minder beleid, minder beleidsambtenaren, meer aandacht voor uitvoerbaarheid en een beter personeelsbeleid: “Er moet een beperkt aantal beleidsambtenaren zijn. Toen ik vertrok bij de rijksoverheid waren het er 10.000. Het plan van de secretarissen-generaal waar ik toen verantwoordelijk voor was, wilde het terugbrengen naar 7.500. En nu zijn het er 12.000. Er is geen moer van terechtgekomen.”

Begin van het gesprek

Jaap Jansen: U heeft voor uw boek een honderdtal casussen bestudeerd waar het misging. Als ik ze even doorkijk ken ik er nog veel  uit de media en uit de Haagse wandelgangen. Maar als je dat allemaal op een rijtje ziet, dan lijkt het wel heel erg. Is het zo erg?

Roel Bekker: “Het lijkt erg omdat het in een boek heel veel is”.

Het zijn toch allemaal redelijk recente voorbeelden.

“Ik heb de laatste 25 jaar bekeken, het is een tamelijk willekeurige selectie. Het zijn zaken waar ik zelf weet van heb, die in kranten hebben gestaan. Maar met bijna alle gevallen heb ik op de een of andere manier iets te maken gehad. Dat is een tamelijk subjectief criterium natuurlijk. Het totale aantal zaken dat fout is gegaan op strategisch niveau, maar vooral ook op uitvoeringsniveau zal ongetwijfeld veel groter zijn maar dit overzicht is in mijn ogen een redelijke doorsnede”.

Is de kans dat dingen misgaan in overheidsorganisaties groter dan in andere organisaties?

“Ik geef wel aan dat bij de overheid een aantal factoren aan de orde is die de kans op fouten behoorlijk vergroot. Dat is zonder meer waar. Ik ken ook bedrijven waar de kans op fouten geminimaliseerd wordt en er veel aandacht is voor het tegengaan van fouten. Ik ben zelf president-commissaris van een grote oliemaatschappij in Nederland, Esso, en als je ziet hoe stringent daar wordt omgegaan met het voorkomen van fouten, dan kan de overheid daar nog wel een puntje aan zuigen”.

Denkt u, als ik dit allemaal had geweten wat ik nu bij Esso meemaak, hoe strikt daar bepaalde procedures zijn, dat had ik eigenlijk wel willen toepassen in mijn overheidsverleden?

“Ja. Ik heb zelf ook bij een bedrijf gewerkt, bij Twynstra Gudde als consultant, en ik heb veel van de dingen die ik daar geleerd heb meegenomen naar de overheid. Bijvoorbeeld projectmatig werken. Bij Twynstra Gudde en bij Esso zit het gewoon in het genetisch patroon. Daar sta je mee op en ga je mee naar bed. Als je kijkt hoe slordig dat bij de overheid gaat … Ik heb projectmatig werken bij de overheid wel eens aangeduid als het bouwen van de Sagrada Familia. Je begint ergens aan en het moet er vooral mooi uitzien. Als het klaar is weten we ‘t niet en wat het moet kosten al helemaal niet. Dat kan natuurlijk niet”.

In de jaren tachtig heb ik les gehad van Herman Tjeenk Willink als student en hij zei altijd: Je kunt de overheid niet met een bedrijf vergelijken. De BV Nederland bestaat niet. Dus er is wel degelijk een verschil.

“Dat is zo, overheid en bedrijf is al een onzinnige vergelijking, maar je kunt best functionele processen van een overheidsorganisatie vergelijken met functionele processen van een bedrijf. De Belastingdienst en een grote verzekeringsmaatschappij hebben ongeveer hetzelfde soort administratieve systeem”.

Ze moeten innen en uitkeren ?

“Ja, ze hebben een beperkt aantal parameters en vooral heel veel miljoenen rekeninghouders en belastingplichtigen. Elk geval is anders maar er zijn hele strenge regels, ook zeer rechtmatig, zowel bij een bank als bij de overheid. Je kunt er veel van leren, maar de tegenstelling overheid – bedrijf is onzin.
Een kenmerk van de overheid is dat die functioneert in een democratisch staatsbestel, gebaseerd op de grondwet, democratische controle, een politiek systeem dat daarmee belast is, zowel voor de beleidsbepaling als de beleidscontrole. Dat is in die vorm niet aanwezig in een bedrijf. Daar heb je weer heel andere dingen, een aandeelhoudersvergadering en een raad van commissarissen. Dat zijn ook bijzondere fenomenen, maar met name dat politieke systeem is wel een heel bijzondere factor die ook wel verklaart waarom sommige dingen heel ingewikkeld en moeizaam gaan bij de overheid”.

U zegt wel: de overheid zoomt bij de problemen uit, en dan ga je minder scherp zien, maar de media en de Tweede Kamer zijn juist geneigd in te zoomen op de problemen.

“De overheid heeft de neiging om te zeggen: ja er is wat fout gegaan, maar u moet wel letten op de brede context, hoe moeilijk het was, hoe politiek ingewikkeld. Bovendien is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen.
Kijk naar de reactie van de regering op de aandrang om te komen tot een evaluatie van de corona-aanpak. Het is nog veel te vroeg. Men heeft de neiging om uit te zoomen, te nuanceren, te relativeren. Ze zeggen wel dat het bij ons niet goed gaat, maar in Venezuela of in welk land dan ook gaat het nog veel slechter, terwijl de politiek en de media een soort met elkaar verbonden twee-eenheid zijn die inzoomen. Die richten zich op bepaalde gebeurtenissen en gaan daar heel gedetailleerd naar kijken en vervolgens zeggen: het deugt toch allemaal niet”.

En verliezen daarbij veelal het oog voor de context.

“Uitzoomen en inzoomen hebben beide hun voor- en nadelen. In het boek kies ik eigenlijk voor de vijftig millimeterlens. Niet voor de inzoomlens en niet voor de uitzoomlens, maar voor de vijftig millimeterlens. Gewoon betrouwbaar, een algemeen nuchter beeld maken en niet met effecten die je krijgt met inzoomen en uitzoomen”.

Ik wil zo met u gaan kijken of er algemene oorzaken te vinden zijn waarop het vaak misgaat in het overheidsapparaat. Wat opviel zoals u in het boek beschrijft, toen u ging kijken hoe de overheid functioneert. Bij heel veel beleid wordt het doel niet genoemd, het is niet meetbaar. Dat vind ik eigenlijk nogal schokkend, als dat bijna een patroon is.

“Ja dat is toch een duidelijk patroon en de Algemene Rekenkamer waar ik veel aan heb gehad bij het schrijven van dit boek – een heel nuttig en goed instituut – die signaleert het al heel erg lang. Soms zijn er geen doelen, soms zijn er geen meetbare doelen, soms verpakt men het beleid in een aantal ongelijkwaardige doelen. Een leuke categorie vond ik ook dat het doel van het beleid wel werd bereikt, maar niet door het beleid”.

Dat was per ongeluk bereikt?

“In ieder geval door andere factoren. Het is vermakelijk om te zien hoe men dan toch als beleidsmaker of politicus geneigd is om te wijzen op de eigen superieure aanpak, terwijl het vaak democratische factoren zijn, of andere factoren die bepalend zijn”.

Dat is heel menselijk hè?

“Ja dat is heel menselijk. Goed controleerbaar maken van je beleid maakt je natuurlijk ook kwetsbaar voor inzoomen”.

Klik hier en luister verder naar de podcast: Roel Bekker: Waarom bij de overheid dingen zo vaak fout gaan, 26 juni 2020, op de site van ART19 (klik linksboven op het pijltje): https://art19.com/shows/betrouwbare-bronnen/episodes/a2d44af3-4a3b-4ba1-bed9-7669047afacf

Huisarts Albert blikt terug op coronacrisis: ‘Maak van samenwerking weer leidend principe. Laat ons doen waar we goed in zijn’.

Patrick Albert, huisarts en lid van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VP-Huisartsen) blikt terug op de coronacrisis. Hij schrijft:

Nu de laatste kruitdampen van de corona-oorlog beginnen te verdampen, is het de moeite waard om terug te kijken hoe we deze stress-test hebben doorstaan.

Het begin was overrompelend. Door de afwezigheid van een deskundige aansturing werden we geconfronteerd met tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen en testmogelijkheden. Teveel verzorgenden, verpleegkundigen, huisartsen enz moesten hun werk doen zonder bescherming en hierdoor zijn vermijdbare besmettingen ontstaan. Er zijn toen twee cruciale stappen gezet:
De eerste was de regie teruggeven aan de deskundigen. De tweede was het opheffen van iedere belemmering, die samenwerking zou kunnen hinderen tot en met de onwerkbare privacy-regels.

Deze razendsnelle koerswendingen hebben er toe geleid dat in no time corona-hotels opgetuigd werden, corona-spreekuren op aparte lokaties voor de hele huisartsengroep gedaan werden en een zeer efficiënte landelijke scholing wekelijks gehouden werd. Ook een interessant fenomeen was het opdrogen van het “zorgconsumentisme”: opeens geen zorgsupermarkt meer waar voor iedereen altijd en overal iets te halen valt, maar we gingen weer noodzakelijke zorg leveren. Ondanks de enorme druk en onzekerheid, was het hartverwarmend om er eindelijk weer samen de schouders onder te zetten.

Dan dient zich nu de vraag aan: willen we weer terug naar de oude situatie, waarin we het roer weer terug moeten geven aan verzekeraars en elkaar als concurrenten moeten zien?

Laat ik een aantal zaken van voor de corona-uitbraak nog eens benoemen:

– Er was geen regie: In 2015, in de Amsterdamse Rode Hoed, is door de vier grootste verzekeraars volmondig toegegeven, dat ze niet op kwaliteit kunnen sturen, geen regie kunnen voeren. De enige sturing vindt dus plaats op financiële cijfers, die als “zinnige zorg” in de markt gezet worden. De overheid bleef maar roepen dat “de marktpartijen er zelf uit moesten komen”, wetende dat dat niet gaat lukken zolang er een totaal scheve machtsverhouding bestaat.

– Het fundament onder het huidige zorgstelsel is nog steeds de hypothese dat onderlinge concurrentie de beste zorg voor de beste prijs levert. De corona-crisis heeft aangetoond dat we alleen door volledige, ongehinderde samenwerking de beste zorg kunnen leveren. Interessant hierbij is het feit, dat op 27 juni 2019 de overheid besloten heeft om de ambulancezorg niet aan markt en regels voor aanbesteding bloot te stellen, omdat iedereen het recht heeft op goede spoedeisende ambulancezorg. Als het fundament niet deugt, kun je steeds weer reparaties uitvoeren, maar echt goed zal het nooit worden.

– Het machtsmiddel van de Aanmerkelijke Markt Macht zorgt ervoor dat we als deskundigen onze eigen contracten met de daarbij behorende realistische tarieven niet meer kunnen opstellen. Zelfs het in alle openheid praten over wenselijke tarieven is een riskante aangelegenheid. Vrijheid van meningsuiting is ondergeschikt aan financiële regels.

– Contracten worden steeds meer “fuikcontracten”: in het begin ziet het er redelijk uit, maar na verloop van tijd is het de zoveelste sigaar uit eigen doos.

– Zonder toetsing op uitvoerbaarheid worden allerlei bezuinigingen eenzijdig en dwingend opgelegd, waardoor er steeds weer onwerkbare situaties ontstaan.

Als de politiek echt bereid is om te leren van de afgelopen periode en de waardering voor onze inspanningen niet beperkt blijft tot een paar maanden dan is het nu tijd om de lessen in praktijk te brengen. En dan niet weer een compromis van een compromis, omdat dat het hoogst haalbare is in de politiek, maar een goed, toekomstbestendig stelsel, waar we weer blij van worden:

Geef de regie van de zorg terug aan de deskundigen

Natuurlijk is het belangrijk dat de zorg betaalbaar blijft en dat moet een blijvend punt van aandacht voor alle partijen zijn.  Maar dat bereik je niet door de dokter, de psychiater, de psycholoog, de fysiotherapeut enz. ondergeschikt te maken aan de boekhouder.
De overheid moet in het belang van de burger blijven toezien op prijs en kwaliteit. Dat kan alleen als er voldoende deskundigheid bij de overheid is, mensen uit het veld, niet alleen zorgeconomen, politicologen en bestuurskundigen. Als dat niet verandert blijft het een soort voetbalwedstrijd zonder scheidsrechter.

Maak van samenwerking weer het leidend principe

Geef ons net als de ambulancezorg het vertrouwen, dat we voor de beste kwaliteit gaan. Iedere burger, van Eijsden tot Rodeschool heeft recht op dezelfde hoogwaardige huisartsenzorg, uitgewerkt in één landelijk huisartsencontract voor een periode van minimaal 5 jaar.
Breng weer rust in de zorg en laat ons dat doen waar we goed in zijn.


Corona: Het Roer IS Om!, Patrick Albert, VP Huisartsen, 19 juni 2020: www.vphuisartsen.nl/corona-het-roer-is-om/

Naar een florerende, publieke universiteit met meer vrijheid en wetenschappelijke verwondering

De moderne universiteit is verworden tot leerfabriek en geobsedeerd door efficiëntie. Kritiek als deze horen we al langer van mensen binnen de universiteit. Hoe zou de ideale universiteit er volgens hen behoren uit te zien? Larissa Schulte Nordholt verdiepte zich in drie analyses van universitaire misère en het huidige universitaire systeem in haar artikel Verzet in de leerfabriek in de Nederlandse Boekengids. Schulte Hordholt is promovendus bij het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden.

WO in Actie

Een goed voorbeeld van verzet de afgelopen jaren is sinds 2017 de actiegroep WO in Actie die “opkomt voor de belangen van het universitair onderwijs en de verwevenheid met wetenschappelijk onderzoek, dat door forse, langdurige bezuinigingen en een snelle toename van het aantal studenten onder grote druk staat”.
WO in Actie heeft zich voornamelijk ingespannen om bezuinigingen terug te draaien en de gevolgen te benoemen, waaronder een zware werkdruk in het hoger onderwijs. Er zijn steeds minder universitair docenten die een steeds grotere hoeveelheid werk moeten verzetten, waardoor de kwaliteit van het onderwijs en de taak van de universiteit als maatschappelijk dienstverlener in het gedrang komen. Waar de onderfinanciering van het universitaire systeem dus een speerpunt vormt voor WO in Actie, gaat achter de roep om geld het ideaal van een brede publieke universiteit schuil.

Genadezesjes

In het in 2019 gepubliceerde boek Genadezesjes schreef Eelco Runia dat de universiteiten ontspoord waren. Een jaar voor publicatie van het boek had Runia, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen ontslag genomen. Waarom hij dat had gedaan beschreef hij in het opiniestuk Waarom ik ontslag neem bij de universiteit (NRC Handelsblad, 19 januari 2018).

Genadezesjes is, aldus Schulte Nordholt, een meedogenloze diagnose van het versleten universitaire stelsel in Nederland. Het boek bestaat uit “acht brieven aan verschillende groepen die in relatie staan tot de universiteit. Zo komen uiteraard docenten en studenten voorbij, maar ook de belastingbetaler en de bedrijfsarts. In die laatste brief ontvouwt Runia zijn visie op overwerken, een probleem dat ook WOinActie aankaart. Hoewel Runia, historicus en psycholoog, erkent dat de hoeveelheid burn-outs bij zijn collega’s in de eerste plaats te wijten is aan hun arbeidsomstandigheden, vindt hij ook in de psyche van wetenschappers een belangrijke oorzaak voor de vele overuren die ze draaien. Zij gaan ten onder aan hun solidariteit jegens elkaar en hun geloof in de wetenschap als roeping. Volgens Runia is de moderne Nederlandse universiteit bovendien verworden tot een fabriek die studenten zo snel mogelijk na binnenkomst als producten moet verwerken en wegwerken. Hij gebruikt hiervoor de term throughput. Docenten wordt alsmaar gevraagd studenten sneller het systeem door te loodsen. Tegelijkertijd is volgens de Vereniging van Universiteiten (VSNU) de rijksbijdrage per student tussen 2000 en 2017 gedaald met 25%. In combinatie met het hoge plichtsbesef van docenten verklaart dit de wildgroei aan burn-outs.

Toch is het belangrijkste terugkerende thema in Runia’s analyse van het dolgedraaide universitaire systeem niet de throughput van studenten, maar hoe de verhouding van ondersteunend en wetenschappelijk personeel volledig uit balans is geraakt. De groep managers zou parasiteren op het wetenschappelijke deel van de universiteit. Het aantal mensen dat als beleidsmedewerker of manager aan de slag gaat is met 44% gegroeid, terwijl het aantal ondersteunende banen – huismeesters, onderwijssecretariaat – licht is teruggelopen. Runia hekelt dan ook de hoeveelheid regels die voor docenten wordt opgesteld. Deze regels ontnemen hen niet alleen de wetenschappelijke vrijheid die zo onlosmakelijk aan het beroep verbonden zou moeten zijn, maar vreten ook waardevolle tijd”.

De problemen op de universiteit zijn volgens Runia veroorzaakt doordat docenten hun professionaliteit is afgenomen. De oplossing ligt voor de hand: docenten moeten weer autonomer mogen optreden, dan zal ook de overhead slinken.

Slow-scholarship

De Slow scholarship-beweging biedt ook een oplossing. De auteurs Maggie Berg en Barbara Seeber stellen in hun manifest The slow professor wetenschappers meer tijd zouden moeten krijgen om tot echt waardevolle ontdekkingen en inzichten te komen. Ze keren zich tegen de door efficiëntie en een hoge publicatiedruk geobsedeerde universiteit, die ervoor zorgt dat medewerkers vervreemden van hun werk.
De ‘langzame academicus’ zou de universiteit als instituut kunnen veranderen.

Het derde boek dat Schulte Nordholt onder handen nam is van Sara Ahmed: What’s the use?  Ahmed gaat in haar boek in op de termen ‘ nut en gebruik en betoogt dat efficiëntie en utilitarisme geen nieuwe uitvindingen zijn binnen de academische wereld. Ze werpt de mogelijkheid op dat de vraag waar de universiteit voor dient niet alleen een normatieve is, maar ook een pragmatisch-historische. Welke functie heeft de universiteit in het verleden vervuld? Het utilitarisme bood een reeks educatieve technieken om individuen vorm te geven door ze naar nuttige doelen te leiden.

Meer vrijheid

Schulte Nordholt: “Runia, Ahmed en Berg en Seeber roepen allen op tot meer vrijheid, maar kleden dat op verschillende manieren in. Ze streven naar een universiteit waar zelfreflectie en een brede academische vrijheid belangrijke waarden zijn. Niet in de laatste plaats omdat de publieke universiteit een controleur van de macht moet zijn. Om te voorkomen dat politieke doelen en economisch gewin bepalen welk soort onderzoek wordt gedaan, moeten we ongerichtheid omarmen. Dat betekent ruimte laten voor onderzoek dat niet meteen van nut lijkt, maar dat in de toekomst wel zou kunnen zijn. Ongerichtheid als vrijheid. De vrijheid om zelf invulling te geven aan wat nut betekent en wie waar baat bij heeft. Zulke vrijheid is alleen mogelijk wanneer verandering niet enkel van onderaf door individuen wordt bevochten, maar ook van boven door overheden.
( … )
Universiteiten moeten meer ruimte krijgen voor rust en bezinning, en meer geld om een nieuwe structuur werkbaar te maken. De boeken van Runia, Ahmed, Berg en Seeber ondersteunen de actieplannen van WOinActie, aangezien zij de vrije publieke universiteit hoog in het vaandel hebben staan. Een vrije publieke universiteit die floreert als niet economische vooruitgang, maar wetenschappelijke verwondering het hoogst haalbare is”.

Lees het hele artikel Verzet in de leerfabriek, door Larissa Schulte Nordholt, Nederlandse Boekengids, 29 juni 2020: www.nederlandseboekengids.com

WO in Actie: https://woinactie.blogspot.com

Floris Cohen presenteert ‘De ideale universiteit’, waar vaklui de dienst uitmaken, Blogs Beroepseer, 13 februari 2020: https://beroepseer.nl

Enquête onder 6.600 zorgmedewerkers wijst uit: coronacrisis heeft er bij hen flink ingehakt

De coronacrisis heeft op medewerkers in de zorg zwaar ingehakt. Een grote meerderheid van hen, 85 procent, vindt dat zorgpersoneel in die periode te zwaar belast is. De helft voelt zich fysiek en emotioneel uitgeput. Ruim een kwart overweegt minder te gaan werken of te stoppen. Er is veel ergernis over het gebrek aan concrete waardering voor zorgpersoneel.
Dat blijkt uit onderzoek onder ruim 6.600 medewerkers van ziekenhuizen, zorginstellingen en thuiszorg. Het onderzoek is uitgevoerd door het tv-programma Hollandse Zaken van Omroep MAX in samenwerking met vakbond FNV.
Van de zorgmedewerkers voelde meer dan de helft zich tijdens hun werk onveilig en onvoldoende beschermd. Meer dan een kwart heeft het werk tijdens de coronacrisis zelfs als traumatisch ervaren.

Waardering

Zorgpersoneel hunkert naar échte waardering, zo blijkt uit het onderzoek. De landelijke applausactie in maart gaf en geeft veel zorgverleners een dubbel gevoel, omdat een hogere beloning uitblijft. En juist meer salaris heeft voor de overgrote meerderheid (88 procent) de hoogste prioriteit. Daarnaast heeft zorgpersoneel dringend behoefte aan minder werkdruk, meer collega’s en minder bureaucratie.

Bonus twee keer zo hoog

En de op 25 juni 2020 aangekondigde bonus van € 1000? Die had volgens het zorgpersoneel bijna twee keer zo hoog moeten zijn: € 1850. En dan nog heeft een bonus alleen zin als er ook een stevige structurele loonsverhoging komt, vindt driekwart (74 procent).
Vakbond FNV eist 5 procent meer loon, met een minimum van € 200 extra per maand. De zorgmedewerkers vinden dat ze – gemiddeld – recht hebben op 7,6 procent erbij. .

Werkbelasting

Volgens FNV-vice-voorzitter Kitty Jong is de werkbelasting van zorgpersoneel ‘echt veel en veel te hoog’. Ze vindt het kwart dat overweegt minder te werken of te stoppen ‘schokkend’ met het oog op het toch al grote personeelstekort. En dan komt er mogelijk ook nog een tweede corona-golf aan, waarvoor veel zorgmedewerkers blijkens het onderzoek bang zijn.

Frustrerend: niet mogen staken

Uit het onderzoek spreekt veel onmacht en cynisme over de arbeidsomstandigheden en de waardering. Zo denkt driekwart (74 procent) na de corona-crisis te kunnen fluiten naar een loonsverhoging. Het frustreert een even grote groep dat ze als zorgmedewerkers niet mogen staken. En dat terwijl het gros (90 procent) vindt dat er hard met de vuist op tafel moet worden geslagen.

Hete herfst

Kitty Jong voorspelt een hete herfst en acties voor hoger loon in de zorg. De bonus is een begin. Maar er is meer nodig. ‘Nu ervaren veel zorgmedewerkers niet zozeer applaus, maar eerder een opgestoken middelvinger, vooral vanuit de politiek.

Televisie-uitzending zaterdag 27 juni 2020

Het televisieprogramma Hollandse Zaken van Omroep MAX besteedt in de uitzending van zaterdagavond 27 juni 2020 aandacht aan de waardering voor de zorg en laat zien hoe het zorgpersoneel terugblikt op de coronazorg: ‘Helden van de zorg’ terug bij af? Aanvang 20.35 u op NPO 2: https://pers.omroepmax.nl

Zorgpersoneel uitgeput door coronacrisis, Max Vandaag, 27 juni 2020: www.maxvandaag.nl

Downloaden Zorgenquête FNV, 25 juni 2020: https://beroepseer.nl

Zorg- en welzijnswerkers uitgeput door coronacrisis, door Peter te Lintel Hekkert, FNV, 27 juni 2020: www.fnv.nl

Geen plek voor grote problemen. Algemene Rekenkamer brengt oorzaken wachtlijsten GGZ in beeld

De Algemene Rekenkamer heeft de aanpak van wachtlijsten in de specialistische GGZ onderzocht. De opzet daarvan is zo breed, dat patiënten met zware psychische problemen, vaak veroorzaakt door een combinatie van aandoeningen, er niet mee geholpen zijn. Naar schatting moeten 11.000 van deze patiënten vier maanden of langer wachten tot de behandeling kan beginnen

Hoe complexer de problematiek, hoe langer de wachttijd

De Algemene Rekenkamer trekt de conclusie dat hoe complexer de problematiek is, hoe langer de wachttijd. Dat geldt zeker als een ernstige psychische aandoening gepaard gaat met andere problemen of als de patiënt verstandelijk beperkt is.

De schatting dat 11.000 mensen te lang moeten wachten op de start van de behandeling is gebaseerd op peilingen naar de wachtlijsten bij ggz-instellingen, die de koepelorganisaties GGZ Nederland en MeerGGZ in 2018 hielden. Het ligt zo’n 40 keer hoger dan de 250 à 300 patiënten waarmee de staatssecretaris van VWS rekent in het plan van aanpak dat hij in maart 2020 naar de Tweede Kamer stuurde. De Rekenkamer zegt daarom dat het risico bestaat dat dit plan ‘onvoldoende zal bijdragen aan het verkorten van de wachttijden’.

Jaarlijks doen 1,3 miljoen mensen een beroep op de ggz. Het overgrote deel van hen wordt op tijd geholpen. Dat neemt echter niet weg dat voor de relatief kleine groep van 11.000 mensen de consequenties van te lange wachttijden groot kunnen zijn.

De Algemene Rekenkamer wijst drie oorzaken aan voor te lange wachttijden:

Financiële prikkels in de bekostiging van de ggz maken het voor de zorgaanbieders aantrekkelijk om zich vooral te richten op patiënten met minder zware problemen.
Patiënten met een zware zorgvraag zijn aangewezen op geïntegreerde ggz-instellingen, waar professionals vanuit verschillende disciplines samenwerken. Juist in deze instellingen is een capaciteitsprobleem, onder meer door een personeelsgebrek.
Het is moeilijk om geschikte begeleiding te vinden voor patiënten die de specialistische ggz kunnen verlaten. Hierdoor blijven zij plaatsen innemen die eigenlijk vrij zouden moeten komen voor nieuwe patiënten.

Aanbevelingen

De Algemene Rekenkamer beveelt de staatssecretaris van VWS aan om met wachttijdbeleid te komen dat zich speciaal richt op de groep van 11.000 patiënten die te lang op behandeling moeten wachten.

Methoden en normen

Om antwoord te vinden op de vraag naar de resultaten van de aanpak van wachttijden in de specialistische ggz, heeft de Algemene Rekenkamer literatuuronderzoek gedaan, data geanalyseerd en vijftig interviews afgenomen met betrokkenen. Dat waren onder meer vertegenwoordigers van landelijke organisaties, aanbieders van ggz, patiëntvertegenwoordigers, huisartsen, zorgverzekeraars, gemeenten en betrokkenen in acht regio’s (in zes daarvan zijn taskforces actief om de wachttijden aan te pakken).

Downloaden rapport Geen plek voor grote problemen, Algemene Rekenkamer, 25 juni 2020: https://beroepseer.nl

Geen plek voor grote problemen. Aanpak van wachttijden in de specialistische ggz, Algemene Rekenkamer, 25 juni 2020: www.rekenkamer.nl

Eerste reflecties op effect van Coronacrisis op openbaar bestuur, democratie en rechtsstaat

In tijden van crisis wordt een bestuurder geheel in beslag genomen door de urgentie van de situatie. Er moeten beslissingen worden genomen, het liefst onmiddellijk. Daarbij moeten op dat moment strijdige belangen en waarden tegen elkaar worden afgewogen. Het ene besluit is goed voor het beschermen van die ene waarde (bijvoorbeeld gezondheid), maar een andere beslissing tast die juist aan en borgt een andere waarde (bijvoorbeeld welvaart, veiligheid of privacy). In een crisissituatie moet een bestuurder tegengestelde waarden tegen elkaar afwegen, dat moet hij snel doen en zonder dat hij over volledige
informatie beschikt.

Probeer in een dergelijke situatie ook nog maar eens ruimte te creëren – in hoofd of agenda – om te reflecteren. Om even uit het oog van de storm te stappen en jezelf af te vragen: wat gebeurt hier eigenlijk? Waar ben ik op het ogenblik onderdeel van? Wat maak ik hier mee? De paradox is dat reflectie tijdens crises enerzijds een haast onmogelijke opgave is en dat ruimte voor bezinning en analyse anderzijds onmisbaar zijn om een crisissituatie doeltreffend het hoofd te kunnen bieden. En dus is het zaak dat anderen die reflectie en bezinning organiseren.

De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) heeft een reader samengesteld met daarin de eerste reflecties op het effect van de Coronacrisis op het openbaar bestuur, de democratie en de rechtsstaat: Het openbaar bestuur voorbij Corona.
De lockdown die nodig was om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan, was twee maanden onderweg toen de Raad  besloot om aan bijna vijftig wetenschappers en bestuurders te vragen korte verkenningen op te stellen over de invloed van de huidige Coronacrisis op het functioneren van het openbaar bestuur, de democratie en de rechtsstaat. De Raad was vooral benieuwd naar beknopte observaties, notities, knelpunten en dilemma’s. Meer dan dertig auteurs waren bereid om binnen een week hun bijdrage te leveren.

Trots over slagkracht

Tal van auteurs wijzen erop dat deze crisis door het openbaar bestuur doeltreffend en met flinke slagkracht het hoofd is geboden. Daarbij wordt vooral gewezen op het succes van de Veiligheidsregio. Die bleek in staat snel en kordaat te handelen, met de burgemeester van de grootste gemeente in de regio als boegbeeld. Daarbij hielp het dat de Coronacrisis voor een deel ook een regionaal gesitueerde en gespreide crisis was. Enkele bijdragen stellen daarbij dat deze Coronacrisis definitief heeft bewezen dat de regio ‘here to stay’ is. De afgelopen maanden hebben bewezen dat de regio het schaalniveau is waar grote maatschappelijke opgaven met daadkracht kunnen worden aangepakt.

Zorgen over democratie en rechtsstaat

De paradox is dat de zorgen die tegelijk worden gesignaleerd over democratie en rechtsstaat ook verband houden met die Veiligheidsregio. De democratische omissie is erin gelegen dat de Veiligheidsregio geen bestuurslaag is met een gekozen volksvertegenwoordiging die het regionale bestuur kan controleren. De burgemeester van de grootste gemeente vervult de rol van voorzitter van de Veiligheidsregio, maar die zal niet alle Raden van de gemeenten die in zijn verzorgingsgebied vallen langs gaan om daar uitleg te verschaffen aan of verantwoording af te leggen in de plaatselijke gemeenteraad. Tal van gemeenteraden maar ook colleges van burgemeester en wethouders hebben werkloos moeten toezien hoe een andere en niet democratisch gekozen bestuurslaag de macht overnam en ingrijpende besluiten nam.

In het verlengde daarvan noteren enkele auteurs in hun bijdrage hun zorgen over de borging van tot voor kort als onaantastbaar geachte rechtsstatelijke principes. De vrijheden van (bijvoorbeeld) vergadering, godsdienst en ontmoeting werden op het hoogtepunt van de Coronacrisis tijdelijk ‘on hold’ gezet. Het maatschappelijke draagvlak daarvoor was groot, maar politieke controle en tegenspraak was aanvankelijk gering. Een adequate rechtsstatelijke borging vereist dat de inperking van grondrechten een goede onderbouwing krijgt en voor een beperkte tijd geldt waarbij vooraf duidelijk is voor hoe lang of onder welke voorwaarden die beperkingen weer kunnen worden opgeheven. Die duidelijkheid en kaders ontbraken en ontbreken in veel gevallen nog steeds.

Inhoudsopgave

Ter inleiding
Han Polman & Rien Fraanje

Deel I Algemene reflecties
Caspar van den Berg | De boel rechtsstatelijk een beetje bij elkaar houden
Paul Frissen | Aanbevelingen aan dienaren van de staat
Leonard Geluk | De ‘verroer-je-niet-samenleving’ is geen doel om naar te streven
Ira Helsloot | Er zal meer met minder moeten gebeuren op het veiligheidsdomein
Liza Mügge & Zahra Runderkamp | Diversiteit in besluitvorming
Trui Steen | De rol van de overheid ook tijdens crisis: hoe om te gaan met (conflicterende)
publieke waarden?
Bernard Steunenberg | Nederland digitaal in Coronatijd; een realitycheck
Katrien Termeer | De Coronacrisis als wicked problem

Deel II Openbaar bestuur
Meike Bokhorst | Permanente staat van crisismanagement vergroot behoefte aan lange
termijn gerichtheid van het openbaar bestuur
Mark Bovens | Blijvende verandering van functioneren van openbaar bestuur?
Martiene Branderhorst | Leed en lessen
Kees Breed | Post-corona: welke toekomst voor gemeenten?
Sandra Groeneveld | Grensoverschrijdende samenwerking in tijden van crisis
Paul ’t Hart | Tussen hoop en vrees: besturen na Corona
Albert Meijer | Coronacrisis, nieuwe technologie en openbaar bestuur
Mirko Noordegraaf | Openbaar bestuur in en na Covid19: meer maatschappelijke
intelligentie
Huri Sahin | Inclusief openbaar bestuur in crisistijd
Peter Verheij | Intelligente bestuurlijke en financiële verhoudingen
Kees Jan de Vet | Ineens was er één overheid
Miranda de Vries | Centrale sturing en decentrale uitvoering in tijden van crisis
Kutsal Yesilkagit | Het openbaar bestuur na Corona: terug naar normaal

Deel III Democratie
Marcel Boogers | Democratie na Corona
Geerten Boogaard & Martijn van der Steen | Lokale democratie onder druk
Frank Hendriks | Corona en democratie
Sarah L. de Lange | Democratische neergang in tijden van crisis
Monique Leyenaar | Corona en democratische besluitvorming

Deel IV Rechtsstaat
Jan Brouwer & Jon Schilder | Herziening staatsrecht noodzakelijk
Ernst Hirsch Ballin & Corien Prins | De publieke taken van een democratische rechtsstaat
Frank van Ommeren | En weer zwelt de reguleringsgolf aan…
Barbara Oomen | De rechtsstaat en Corona

Downloaden Het openbaar bestuur voorbij Corona, Raad voor het Openbaar Bestuur, 18 juni 2020: https://beroepseer.nl

Wat is de invloed van de Coronacrisis op het openbaar bestuur, de democratie en rechtsstaat?, Raad voor het Openbaar Bestuur, 18 juni 2020: www.raadopenbaarbestuur.nl

“Nu de grootste urgentie van de crisis – een oncontroleerbare toeloop op de ic’s – voorlopig is geweken, gaat de Coronacrisis een nieuwe fase in. Daarbij is het wenselijk dat de politiek zijn primaat weer pakt en de rechtsstaat voor een machtsbalans tussen de instituties zorgt”
(Han Polman, voorzitter ROB)

(Positieve) HRM-lessen. Wat zijn de gevolgen voor werk en werkenden in crisistijd?

Sinds eind maart 2020 publiceert de Vereniging voor Bestuurskunde in de videoreeks Special state of science drie maal per week een mini-college van een hoogleraar bestuurskunde. Wat zijn de lessen van het besturen en managen in crisistijd?
Het meest recente (24 juni) college is van Frank Hendriks, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Hij heeft het over De Coronacrisis en het institutionele filter. Hendriks buigt zich over de vraag hoe we verschillen in het Coronabeleid in West-Europese landen kunnen begrijpen.

Herwaardering voor professionals in publieke sector

Begin juni sprak Eva Knies over (positieve) HRM-lessen in crisistijd. Knies is hoogleraar strategisch human resource management (HRM) aan de Universiteit van Utrecht en verkent de gevolgen van de Coronacrisis voor werk en werkenden, met nadruk op de publieke sector.

Naast negatieve gevolgen – werkdruk, baanonzekerheid en baanverlies – heeft de Coronacrisis ook positieve gevolgen, en het zou mooi zijn als we dat overhouden aan de crisis. Ten eerste is er in maatschappelijk opzicht een herwaardering ontstaan voor professionals in de publieke sector, zoals artsen, verpleegkundigen en leraren. Naast financiële beloning is zulke waardering van groot belang voor publieke professionals.

Ten tweede is werk in meer organisatorisch opzicht ingrijpend veranderd: het vindt op afstand plaats, met grote verschillen tussen medewerkers. Leidinggevenden zijn dan belangrijk, om blijvend het gesprek aan te gaan en om uit te gaan van individuele behoeften.
Ten derde wordt er op individueel niveau meer gereflecteerd op werk en loopbaan, iets dat waardevol is, maar vaak niet gebeurt. Dat kan leiden tot carrièrebeslissingen. Al deze gevolgen zijn extra interessant, omdat de Coronacrisis geen sprint is maar een marathon. Dat maakt lange adem-aandacht voor het personeel – de human resources – prestaties en welzijn relevant.

De Vereniging voor Bestuurskunde (VB), opgericht in 1973, is een bloeiend forum van mensen die geïnteresseerd zijn in het reilen en zeilen van het openbaar bestuur. Onder hen bevinden zich onderzoekers, studenten, organisatieadviseurs, bestuurders en beleidsambtenaren uit alle lagen en sectoren van het openbaar bestuur. (www.youtube.com/channel/UCfhX7w1sMKapd5fDxw-WnPA/videos)

Overleg in Tweede Kamer over toekomst van ons geldstelsel

Op 24 juni 2020 spreekt de commissie voor Financiën in een notaoverleg over de toekomst van het geldstelsel. Minister Hoekstra van Financiën komt voor het overleg naar de Tweede Kamer.
Op de agenda staan de kabinetsreacties op het WRR-rapport Geld en schuld en het rapport van De Nederlandsche Bank over digitaal centralebankgeld en het schriftelijk overleg over de initiatiefnota van Tweede Kamerlid Alkaya (SP), getiteld 100% veilig sparen en betalen.

Nutsbank

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ heeft in 2015 voorgesteld om het scheppen van geld aan de overheid en niet aan de banken te laten. Het debat in de Tweede Kamer op 16 maart 2016 over het initiatief leidde tot een verzoek aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de voor- en nadelen van verschillende systemen van geldschepping te onderzoeken. De WRR zag in zijn rapport Geld en schuld in januari 2019 bezwaren tegen het plan van burgerinitiatief ‘Ons Geld’, maar onderkende ook de nadelen van het huidige geldsysteem. De raad pleitte daarom voor de oprichting van een nutsbank die zich alleen met betalen en sparen bezighoudt. De minister van Financiën heeft in juni 2019 aan de Kamer laten weten dat het kabinet onvoldoende redenen ziet om zelf een dergelijke bank op te richten.

Initiatiefnota veilig sparen en betalen

Het Tweede Kamerlid Alkaya (SP) stelt in zijn nota in december 2018 voor om een alternatief te bieden voor de dienstverlening van de commerciële banken met de oprichting van een publieke depositobank, waar burgers hun spaargeld kunnen onderbrengen. Verder bepleit hij een onderzoek naar een publieke betaalinfrastructuur naast de al bestaande systemen van de banken.

Digitaal centralebankgeld

De WRR noemt in zijn rapport ook de mogelijkheid van digitaal centralebankgeld als alternatief voor het betalingsverkeer van de private banken. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft de mogelijkheid van een eigen digitale munt dit jaar (2020) onderzocht, naar aanleiding van het plan van Facebook om een eigen cryptomunt, de Libra, in te voeren. DNB kan dan betaalrekeningen gaan aanbieden en ook sparen bij DNB mogelijk maken. Door de opkomst van digitaal betalen en daarmee een veel kleiner aandeel contant geld zijn de centrale banken hun belangrijke rol in het betalingsverkeer kwijtgeraakt. Een eigen digitale munt moet de toezichthouder weer een partij daarin maken. De minister van Financiën heeft in april 2020 aan de Kamer laten weten dat hij zich er samen met DNB voor gaat inzetten dat in Nederland een experiment wordt opgezet voor digitaal centralebankgeld, maar dat de eerste verantwoordelijkheid om in de Eurozone digitaal centralebankgeld mogelijk te maken bij het Eurosysteem/de ECB ligt.

Burgerinitiatief ‘Ons Geld’

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ werd genomen in 2015. Met meer dan 100.000 steunbetuigingen nodigde de Stichting Ons Geld de Tweede Kamer uit om eens kritisch te kijken naar het op schuld gebaseerde geldstelsel. De media en de Kamer wisten zich geen raad met de vraagstelling. Maar het initiatief werd een groot succes. De Kamer stemde unaniem voor een ‘veilige betaalrekening voor iedereen’. Ook vroeg ze om onderzoek naar het geldstelsel door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het burgerinitiatief leidde tot de consensus dat er een veilig alternatief moet komen voor de bankrekening.

Het overleg over de toekomst van het geldstelsel vindt plaats op woensdag 24 juni 2020 in de Oude Zaal van de Tweede Kamer en duurt van 14.00 tot 18.00 uur. Via de website van de Tweede Kamer is het overleg live te volgen. Zie: www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/uitgelicht/toekomst-van-het-geldstelsel

Livestream: Actualiteitenkanaal Tweede Kamer: www.tweedekamer.nl/vergaderingen/livedebat/actualiteitenkanaal

Lees meer over de geschiedenis van het burgerinitiatief Ons Geld op site van Stichting Ons Geld: https://blog.onsgeld.nu/de-toekomst-van-het-geldstelsel/

Ruimte voor en vertrouwen in zorgprofessional belangrijk thema in SER-nota ‘Zorg voor de toekomst’

De zorguitgaven gaan, bij ongewijzigd beleid, de komende twintig jaar verdubbelen. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we gebruik blijven maken van goede medische zorg?
De houdbaarheid van de zorg op lange termijn staat centraal in de verkenning Zorg voor de toekomst. De Sociaal-Economische Raad (SER) beveelt aan om meer in te zetten op preventie. “We zullen alle zeilen moeten bijzetten om iedereen zorg te blijven bieden”, zegt Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER. “Daarvoor zijn nodig: een sterkere positie voor de zorgprofessional, nieuwe technologie inzetten, preventie buiten de zorg versterken en steeds kritisch blijven kijken naar wat wel en niet vergoed wordt. En dan nog blijven er vragen open over de jeugdzorg en ouderenzorg”.

Gebrek aan autonomie en personeelstekort

Een van de vier thema’s van de nota betreft de zorgprofessional. Het gebrek aan autonomie van de zorgprofessional is een van de oorzaken van het personeelstekort in de zorg. Verpleegkundigen en ander zorgpersoneel zeggen al jaren dat zij meer zelf willen bepalen hoe zij hun werk doen. Jaarlijks komen er ruim 150.000 nieuwe krachten binnen maar vertrekken er ook 111.000 medewerkers. Bijna de helft van de nieuwe aanwas vertrekt binnen twee jaar.

Enkele passages over zorgprofessionals uit het rapport

Ruimte voor de zorgprofessional

In de discussie over de verschillende knelpunten op de arbeidsmarkt neemt de ruimte die de zorgprofessional (niet) krijgt een belangrijke plaats in. Zorgprofessionals zijn intrinsiek gemotiveerd om in de zorg te werken maar krijgen vaak te maken met administratieve lasten waar zij het nut niet van inzien, met personeelstekorten die leiden tot gaten in werkroosters en tot druk op de continuïteit en kwaliteit van de zorg en met moeite om werk en privézorg te combineren.

Ruimte wordt veelal omschreven als de toegestane handelingsruimte van een medewerker in relatie tot zijn of haar leidinggevende(n) met betrekking tot de aard, hoeveelheid en kwaliteit van diensten. Medewerkers met ruimte hebben volgens deze definitie discretionaire ruimte om professioneel te handelen. Wanneer er professionele ruimte is, wordt het handelen van de medewerker niet enkel bepaald door gestandaardiseerde procedures en regels, maar ook door kennis van de medewerker zelf.
De ‘ruimte’ in relatie tot de professional betekent dat er sprake is van een organisatiewijze die het vakmanschap van medewerkers tot zijn recht laat komen. In algemene zin wordt de ruimte voor een professional niet alleen bepaald door wat hij of zij ‘mag’, maar ook door wat de professional wil, weet en kan.

Als zorgprofessional meedenken

Uit literatuur en onderzoek komen een aantal beperkende factoren naar voren die de ruimte voor zorgprofessionals beperken. Regeldruk en administratieve lasten zijn een belangrijk oorzaak van gebrek aan ruimte. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden van administratieve lasten in de zorg. Zorgprofessionals zelf noemen nadrukkelijk overigens ook andere factoren.

Controle en bureaucratie zijn tot op zekere hoogte onvermijdelijk in het zorgstelsel. Verantwoordingspraktijk is nodig voor de patiëntveiligheid, om onrechtmatigheden en fraude te voorkomen, om ongewenste praktijkvariatie te voorkomen, en om informatie te verzamelen opdat patiënten een keuze kunnen maken voor een zorgverlener. Het helpt als zorgprofessionals begrijpen waarom in bepaalde gevallen over processen verantwoording (ervaren als regeldruk en administratieve last) moet worden afgelegd en als zorgprofessional kunnen meedenken over wat er vastgelegd moet en kan worden. Dit kan het gevoel van werkdruk reduceren. Een constructief gesprek hierover tussen leidinggevende en het team (ook over hoe het eventueel anders kan) kan hierbij helpen.

Bottom-up-benadering

Een van de kernmerken van de nota is de ‘bottom-up’- benadering. Dat wil zeggen dat rekening wordt gehouden met ervaringen van zorgprofessionals en van patiënten. Naast solidariteit speelt ook (institutioneel) vertrouwen een belangrijke rol in de (ervaren) houdbaarheid van het zorgstelsel en de steun daarvoor. Onderzoek van het NIVEL laat zien dat het vertrouwen in zorgprofessionals in Nederland groot is maar de laatste jaren wel iets afneemt. Het vertrouwen in zorgverleners is vooral groot onder burgers en patiënten, maar ook zorgverzekeraars hebben veel vertrouwen in zorgverleners. Het vertrouwen in zorgverzekeraars ligt echter een stuk lager. Opvallend genoeg lijkt dit onder zorgprofessionals aanzienlijk lager te liggen dan onder burgers.

Ook wordt er steeds meer duidelijk over hoe de crisis doorwerkt op de arbeidsmarkt voor de zorg en de positie van de zorgprofessional, eveneens een van de centrale onderwerpen in deze verkenning. Zorgprofessionals worden fysiek en emotioneel zwaar belast. Veel zorgprofessionals zijn zelf ziek geworden, het ziekteverzuim in de sector is hoog. Het herstelproces na de ziekte kan heel lang zijn en de gevolgen op lange termijn zijn vooralsnog onduidelijk. De problematiek met de persoonlijke beschermende middelen heeft gezorgd voor extra uitstroom uit de sector. Stages zijn stopgezet, met ook weer gevolgen voor de instroom van nieuwe mensen in de zorg. En het weer opstarten van de reguliere zorg en het risico op een tweede piek in COVID19 leidt tot een extra vraag naar zorgmedewerkers.

Hoge werkdruk en hoge administratieve lasten

De vraag naar zorg groeit en er is een groeiend tekort aan zorgprofessionals, met als resultaat een hoge werkdruk en een hoog ziekteverzuim. Zorgprofessionals hebben te maken met hoge administratieve lasten en regeldruk, waardoor zij onvoldoende tijd aan hun patiënt kunnen besteden. Zij zijn dagelijks onnodig veel tijd kwijt om te kunnen beschikken over de medische gegevens die zij nodig hebben voor hun belangrijke werk. Zij voelen zich niet altijd gewaardeerd, ervaren onvoldoende autonomie in hun werk of maken zich zorgen dat de menselijke maat verloren gaat. De Nederlandse arbeidsmarkt is krap, ook in de zorg. Deze personeelstekorten zullen de komende jaren naar verwachting nog groter worden. Voor het jaar 2022 wordt een tekort van 80.000 zorgmedewerkers verwacht waarvan ruim 60.000 in de verpleging, verzorging en thuiszorg. Arbeidsmarkttekorten vertalen zich weer in ongewenste wachtlijsten en daarmee voor patiënten in druk op de kwaliteit en op de toegankelijkheid van de zorg.

Dat is voor de zorgprofessionals, voor de werkenden en voor de samenleving als geheel niet houdbaar. Het risico is dat een groeiende groep mensen is die zorg nodig heeft die niet zal kunnen krijgen. Dit kan resulteren in wachtlijsten en dat mensen die dat zich kunnen veroorloven, hun eigen zorg gaan organiseren en schaarse zorgprofessionals aan zich binden. Dat is ongewenst in het huidige solidaire zorgstelsel waarin iedereen ongeacht inkomen toegang heeft tot betaalbare en toegankelijke zorg van goede kwaliteit.

Zorgprofessionals over de Nederlandse gezondheidszorg: Laat ons gewoon zorg verlenen

Verder hechten de zorgprofessionals belang aan juiste zorg op de juiste plek, en de juiste professional op de juiste plek. Men vindt het belangrijk om mensgerichte zorg te kunnen leveren. Naast dat de patiënt belangrijk is of centraal staat, moet ook de professional centraal staan. Die moet nee kunnen zeggen tegen bepaalde taken of tegen extra uren. Nog te vaak worden allerlei werkzaamheden bij de professional neergelegd, waardoor werk maar half gedaan kan worden, wat de werkdruk negatief beïnvloedt.

Voor de verkenning zijn ook enkele zorgprofessionals geïnterviewd over de vraag wat zij zelf belangrijk vinden als het gaat om de Nederlandse gezondheidszorg? Een van hen zegt: “Ik ben ook vakbondslid. Onlangs stond ik te demonstreren voor loonsverhoging. De verhoudingen in de zorg zijn echt scheef. Hoe kan het dat gehandicaptenzorg zo slecht wordt betaald, terwijl het werk zo veeleisend is? We hebben een vak geleerd, een hbo-diploma behaald, maar een basisschoolleerkracht verdient duizend euro bruto meer dan ik. Dat schuurt natuurlijk”.

Conclusie

Een volwaardige positie van de zorgprofessional is evenwel noodzakelijk voor een kwalitatief goede zorg. Kern daarbij is de relatie tussen de patiënt en de zorgprofessional alsook de relatie tussen zorgprofessional en leidinggevende. Om de positie van de zorgprofessional te borgen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldoen zoals de SER die eerder heeft geschetst. De relatie tussen zorggebruiker en zorgprofessional is vooral gebaat bij ruimte voor de zorgprofessional om vanuit ervaring en vakmanschap te kunnen werken, met professionele autonomie en zeggenschap over het eigen werk en tijd. Veel zorgprofessionals ervaren dat in de praktijk niet. De zorg wordt steeds complexer en onveiligheid en agressie komt vaak voor. Dit draagt bij aan het hoge aandeel werknemers die de zorg en welzijnssector volledig verlaten.
Het verloopcijfer in de jeugdsector is het hoogst van alle zorgsectoren. Zorgwekkend is ook dat met name het verloop (en verzuim) onder medewerkers binnen de eerste twee jaar van het dienstverband groot is.

SER -rapport Zorg voor de toekomst – Over de toekomstbestendigheid van de zorg, juni 2020: www.ser.nl

Zorg in Nederland: hoe houden we het betaalbaar? SER, 19 juni 2020: www.ser.nl/nl/actueel/Nieuws/zorg-in-nederland

Ser: Strenge regels voor zorgpersoneel doen meer kwaad dan goed, door Marco Visser, Trouw, 19 juni 2020: www.trouw.nl