Skip to main content

Redactie Beroepseer

Vertrouwen in vakmanschap kan de zorg ‘ontregelen’. Petrouschka Wind-Werker laat zien hoe je dat doet

Op een dag verving Petrouschka Wind-Werker een zieke collega in een strategie-overleg. Haar gloedvolle betoog over vertrouwen in vakmanschap leidde tot een aanpassing in de strategische koers en tot een omslag in het denken over leren tijdens het werk.
Petrouschka Wind-Werker is adviseur Lerende Organisatie bij het Leerhuis van het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam met zo’n 6500 medewerkers, allemaal vakmensen. Ze is daar, zoals ze het zelf zegt, ‘een radertje in een grote machine’. Zij is voorstander van het Rijnlandse managementmodel.

In een artikel in het tijdschrift O & O – Opleiding en Ontwikkeling (nr 1, 2022) schrijft Petrouschka Wind-Werker over de manier waarop vertrouwen in vakmanschap de zorg kan ‘ontregelen’. Zij laat de lezer meekijken in de praktijk van het OLVG-ziekenhuis, dat per april 2021 gestopt is met het afnemen van toetsen van de Voorbehouden- en Risicovolle Handelingen (VBH/RVH). Dat gebeurde na het besef dat steeds maar weer toetsen niet zinvol bleek.

Petrouschka: “Sinds ongeveer 25 jaar verplichten ziekenhuizen, maar ook andere zorginstellingen, hun zorgprofessionals om periodiek hun bekwaamheid aan te tonen door middel van een praktijktoets; al dan niet voorafgegaan door een theorietoets. Iedere zorginstelling moet daarvoor een toets- of scholingsbeleid hebben en daar uitvoering aan geven. Dat vraagt de nodige investeringen, zoals een Learning Management System (LMS), een vaardigheidslokaal met fantomen en oefenmateriaal, beschikbaarheid van praktijktoetsers, inzet van opleidingsadviseurs, vaardigheidsdocenten, het ontwikkelen van actuele theorie- en praktijktoetsen, etc.

In OLVG hadden we dit allemaal goed georganiseerd. Althans, we dachten dat we een goed systeem hadden neergezet om het aantonen van bekwaamheid te faciliteren. Maar tot onze verbazing constateerden we in 2018 dat wij evenwel niet voldeden aan de norm van aangetoonde bekwaamheid. Wat hadden we niet goed gedaan, vroegen we ons af”.

Bezwaren tegen de praktijktoetsen

“Een van de opvallendste redenen – zo bleek toen we ons er verder in gingen verdiepen – was dat het laten afnemen van een praktijktoets een behoorlijk beslag legde op de tijd van de zorgprofessional. De praktijktoets vond meestal plaats onder werktijd en dat betekent meer werk in minder tijd doen, werk overdragen, tijd om naar een praktijklokaal te lopen, wachttijd, de praktijktoets doen, teruglopen. Voor een enkele praktijktoets was de zorgprofessional al gauw een uur kwijt. Alles bij elkaar geteld kostte het afnemen van praktijktoetsen (inclusief de tijd van de assessor, die ook zorgprofessional is) onze organisatie zo’n 3.200 uur verlettijd per jaar. Tijd die niet besteed kan worden aan patiëntenzorg.

Bovendien vonden zorgprofessionals dat het ‘toetsen om het toetsen’ was. Het laten zien van een handeling in de gestandaardiseerde omgeving van een praktijklokaal, met behulp van oefenmateriaal (een fantoom genoemd) doet immers geen recht aan de complexiteit van de realiteit, waar sprake is van tijdsdruk, rumoer, gespannen patiënten, etc. Terwijl juist het beargumenteerd kunnen afwijken van een protocol een teken van vakmanschap en bekwaamheid is”.

Het roer gaat om

Kortom, er werd veel tijd en energie gestoken in het organiseren, afnemen en verwerken van toetsen. Maar hoe verhielden deze inspanningen zich tot het onderhouden van belangrijke competenties, zoals samenwerking, klinisch redeneren, communicatie, methodische overdracht of handelen in acute situaties?

Het systeem bleek verworden tot een nodeloos ingewikkelde, controle-gestuurde, tijdrovende en niet-realistische manier van toetsing, om te voldoen aan (de interpretatie van) een wettelijke verplichting.
De tijd was rijp voor verandering:  Anders gaan denken over controle en de kosten daarvan,  anders gaan kijken naar bekwaamheid en anders gaan doen. Het roer ging om waarbij de belangrijkste koersverandering was dat niet controle leidend moet zijn, maar vertrouwen in vakmanschap.

Vanuit het Leerhuis OLCG werd een duurzaam fundament gelegd voor nieuw beleid en nieuwe uitvoering, afgestemd op de wensen en behoefte van zorgprofessionals.
‘Vertrouwen in vakmanschap’ werd een leidend principe om administratieve last en regeldruk te verminderen. Het principe is opgenomen in de strategische koers. En, met vertrouwen in vakmanschap als leidende principe, kan men er ook op vertrouwen dat professionals heel goed in staat zijn gezamenlijk de kwaliteitsnormen van de zorg te bepalen en na te streven.
Het ontwerpen en schrijven van het nieuwe beleid – Aantoonbaar bekwaam – genoemd heeft een jaar geduurd. In de praktijk komt het neer op leren op de werkvloer, waar het leren en aantonen van bekwaamheid – zoals het hoort – tijdens het werk gebeurt. De zorgprofessional bepaalt zelf op welke wijze hij bekwaamheid wil aantonen en registreert dit ook zelf in het portfolio.

De impact van het nieuwe beleid is intussen geëvalueerd tijdens en na een pilot en er is een enquête gehouden onder alle – 212 – deelnemende verpleegkundigen.

Een greep uit de uitkomsten:

  • De gemiddelde bekwaamheid in VBH/RVH steeg van 45% naar 80%
  • Zorgprofessionals tonen verantwoordelijkheid ten aanzien van het getoonde vertrouwen en er is vertrouwen in elkaar
  • De keuzevrijheid en mogelijkheden van beleid Aantoonbaar Bekwaam worden positief ontvangen en doen recht aan professionaliteit
  • Een ruime meerderheid van de respondenten ervaart minder studie- en controledruk
  • Het kunnen maken van eigen keuzes in het versterken en aantonen van bekwaamheid draagt bij aan de autonomie van de professional

Petrouschka besluit haar artikel met een belangrijke les die ze heeft geleerd: Als blijkt dat zaken vastlopen of gaan tegenwerken is het tijd om de regels ter discussie te stellen en de dingen anders te gaan doen, daarbij steeds het doel in het oog houdend.

Lees het hele artikel van Petrouschka Wind-Werker, Hoe vertrouwen in vakmanschap de zorg kan ‘ontregelen’, O&O / NR 1, 2022: beroepseer.nl

Rijnlands managementmodel: www.delimes.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Moondance

Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding van professionals in het onderwijs

Wat kan ‘aandachtige betrokkenheid’ in pedagogische zin voor het onderwijs betekenen? Om dat te onderzoeken besloot Lisette Bastiaansen de praktijk van het onderwijs in te duiken. Ze bezocht leraren, leerlingen en leidinggevenden op vijftien verschillende scholen in het primair en voortgezet onderwijs. In januari 2022 promoveerde zij op het proefschrift Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Promotor was onderwijspedagoog Gert Biesta, hoogleraar Public Education aan Maynooth University in Ierland. Tussen 2015 en 2019 was Biesta geassocieerd lid van de Onderwijsraad.

De kernvragen van het onderzoek: Hoe, wanneer, waarom en in welke vorm zijn leraren aandachtig betrokken bij hun leerlingen? Welke betekenis geven zij aan die aandachtig betrokkenheid en kan die betekenis  überhaupt wel gegeven worden? Hoe belangrijk is aandachtige betrokkenheid voor leraren, gezien vanuit hun persoonlijke opvattingen over professionaliteit? En hoeveel ruimte hebben ze binnen het huidige tijdsgewricht om die aandachtige betrokkenheid bij de leerling ook daadwerkelijk gestalte te geven?
Lisette Bastiaansen is als gastdocent verbonden aan de Masteropleiding Pedagogiek van de Hogeschool Arnhem Nijmegen en werkt als zelfstandig begeleider/coach op het gebied van interpersoonlijke communicatievraagstukken binnen het onderwijs. Zij werkte jarenlang als docent en studieloopbaanbegeleider bij HBO-instelling Fontys. Daar kreeg zij het idee een masteropleiding pedagogiek te gaan volgen.

Wij hebben als school een opdracht hier

Op de site van de Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs – Verus, staat een interview met Bastiaansen waarin zij over haar motivatie zegt: “In de klas heb je altijd kinderen met wie het niet goed gaat. Zo was er een leerlinge met een moeilijke thuissituatie. Zij liep vast in de opleiding. Ik vroeg me af of en hoe we haar als school konden en moesten helpen, hoe en waarbij we aandachtig betrokken konden en moesten zijn. Dit was de derde opleiding die ze probeerde. We konden haar toch niet gewoon óók weer op straat zetten? Wat mij betreft hebben we als school een opdracht hier. Een opdracht om haar te leren om op eigen benen in de wereld te kunnen (be)staan, los van haar familie, haar geschiedenis en thuissituatie. Om haar te ‘leren’ dus om zelf iemand te zijn.

Ik besloot de masteropleiding pedagogiek bij de HAN te volgen met de vraag in mijn achterhoofd: Wat staat je te doen als leraar bij dat op eigen-benen-in-de-wereld-brengen van jonge mensen en waar gaat je aandacht en betrokkenheid dan naar uit? Je wil geen therapeut zijn, maar wel leraar. Er was nog te weinig beschreven hoe dit relationeel in zijn werk gaat en wat hierbij komt kijken. Want als jij een kind ‘ziet’, waar kijk je dan naar? En zie je dan het zelfde als ik?”

En zo werd het thema voor haar proefschrift geboren. Er was al wel veel onderzocht en geschreven over de instrumentele kant van de relatie tussen leraar en leerling. Bijvoorbeeld over hoe een goede relatie bijdraagt aan het verbeteren van de prestaties, maar veel minder over de pedagogisch-relationele kant ervan. “Dus de kwestie van het op eigen benen laten staan van een jong mens in de wereld, in relatie tot anderen en wat daar relationeel bij komt kijken. Dat was nog nauwelijks onderzocht. Bij het pedagogisch-relationele handelen van leraren gaat het in essentie over het uitnodigen, uitdagen en verleiden van leerlingen om op een volwassen manier om te gaan met hun eigen vrijheid. Hoe dóe je dat? Wat vraagt dat in relationele zin van een leraar en van een school? En wat zou het kunnen brengen?’’

Drie bewegingen

‘Aandachtige betrokkenheid’ bestaat volgens Bastiaansen uit drie bewegingen die de pedagogische grondhouding van leraren vormen:

  • Aandachtig zijn: een binnenkomende beweging. De ander werkelijk ontvangen.
  • Aanwezig zijn: een innerlijke beweging. Wakker zijn in het hier en nu.
  • Betrokken zijn: een uitgaande beweging. Bijdragen aan het-op-eigen-benen-leren-staan

Via het aandachtig betrokken handelen van leraren krijgt een leerling de kans om te oefenen met het op een volwassen manier omgaan met de eigen vrijheid.

Juweeltjes en kruimeltjes

In een bespreking van het proefschrift op de site van het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken – Nivoz, schrijft Frederike de Jong – docente levensbeschouwing en filosofie – dat de door Bastiaansen beschreven portretten – van vijf leraren, vijf leerlingen en vijf leidinggevenden – uit het boek ‘juweeltjes’ zijn: “Ze zijn een feest om te lezen. Daarbij geven ze inzage in de wijze waarop ‘aandachtige betrokkenheid’ zich in het dagelijkse (school-) leven al dan niet manifesteert en wat daarvoor nodig is”.

Deze juweeltjes beschrijven hoe de aandachtig betrokken grondhouding vorm krijgt in de klas. Bastiaansen: “Ik heb het over alledaagse aandachtsgeleiders. Werkelijke aandacht en betrokkenheid vraagt niet om het inrichten van speciale coachingsuren of iets dergelijks. Het kan gewoon via de lesinhoud lopen, via een goed diepgaand gesprek bijvoorbeeld. Het gaat eigenlijk over kleine momentjes, vaak haast onzichtbare mini-manifestaties van aandacht, die op het eerste oog niet opvallen. Ik noem het kleine kruimeltjes: ze zijn bijna niet zichtbaar en tegelijk onmisbaar. Dat kan zitten in een klein contactmoment op de gang, een kort gesprek over iemands hobby of een aai over je bol”.

Met lijf en leden in het hier en nu

In de onderwijspraktijk manifesteert aandachtige betrokkenheid zich dus subtiel. Aandachtige betrokkenheid is niet is af te dwingen, zegt Bastiaansen. Niet in organisatievormen, niet door het vast te leggen in visies of missies, maar ook niet in het individuele handelen van leraren. “Ik maakte ook lessen mee van een leraar die met zijn ziel en zaligheid liefdevol aandachtig betrokken aanwezig wilde zijn bij leerlingen, maar hij was zo hard aan het proberen dat het gekunsteld overkwam en dat hij niet meer met lijf en leden in het hier en nu was. Daar gaat het namelijk over: over het werkelijk met lijf en leden aanwezig willen, durven en kunnen zijn. Dat gaat over ontvangen en over afstemmen op je binnenste en van daaruit op de wereld. Dat kun je niet afdwingen, wel oefenen. Alleen een leraar die werkelijk aanwezig is, nodigt leerlingen uit om ook tot aanwezigheid te komen”.

Lees het hele interview met Lisette Bastiaansen: Vanuit aandachtige betrokkenheid lesgeven: kleine interacties die veel in beweging brengen, Verus, 9 maart 2022.
Daarin worden voorbeelden gegeven van portretten – momenten van aandachtige betrokkenheid in de klas, alsmede een link naar een download van gedeelten uit het proefschrift: www.verus.nl/actueel/nieuws/vanuit-aandachtige-betrokkenheid-lesgeven-kleine-interacties-die-veel-in-beweging

Hoe ‘aandachtige betrokkenheid’ zich in het dagelijkse leven op school manifesteert en wat daarvoor nodig is: 15 onderwijsportretten, door Frederike de Jong, Nivoz, 11 april 2022: https://nivoz.nl

Podcast: “#50 Lisette Bastiaansen over aandachtige betrokkenheid: ‘Ik denk dat het gaat over samen mens-zijn. En daar steeds bij terug durven komen”: https://podcastluisteren.nl/search?q=%2350%20Lisette%20Bastiaansen%20

Het proefschrift is in boekvorm uitgegeven: Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding, door Lisette Bastiaansen, Garant Uitgevers, 2022.

Symposium met workshops op 18 mei 2022

Op woensdag 18 mei 2022 is er een symposium met elf workshops in Nijmegen, speciaal gewijd aan ‘aandachtige betrokkenheid’. Lisette Bastiaansen geeft daar een lezing. Aanvang 12.30 uur. Adres: HAN VDO, Groenewoudseweg 1, Nijmegen.
Entree: € 40,- of  € 80,-.

“Waar gaat jouw aandacht en betrokkenheid in de relatie met jouw leerlingen naar uit? Wat is aandachtige betrokkenheid eigenlijk? Wat vraagt het? En wat is de betekenis ervan? Om deze vragen draait het tijdens het symposium ‘Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding’”.

Het symposium is een gezamenlijk initiatief van de Masteropleiding Pedagogiek (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), Stichting NIVOZ, LOEPP netwerk van Leraren Onderzoeken Eigen Pedagogische Professionaliteit en Lisette Bastiaansen. Het symposium is bedoeld voor leraren, lerarenopleiders en andere pedagogische professionals. Ook studenten binnen deze vakgebieden zijn welkom.

Volledig programma, meer info en aanmelden op HAN: www.han.nl/agenda/2022/05/symposium-aandachtige-betrokkenheid-als-pedagogische-grondhouding/#

Ronde 5 van enquête over leven, werken en COVID-19 in de EU gelanceerd. Deelnemen aan onderzoek kan tot 2 mei 2022

Eurofound*) is begonnen aan de de vijfde ronde van de digitale enquête over leven, werken en COVID-19. Sinds begin 2020 wordt deze enquête gehouden in de Europese Unie. Doel ervan is het in kaart brengen van de verstrekkende gevolgen van de pandemie voor EU-burgers.

Helaas schetsen de bevindingen tot nu toe een somber beeld. In het voorjaar van 2021 bereikte het geestelijk welzijn in alle leeftijdsgroepen het laagste niveau sinds het begin van de pandemie. Vooral jongeren werden hierdoor getroffen. Het vertrouwen in instellingen kelderde en in heel Europa voelden burgers de verdeeldheid die de sociale en economische gevolgen veroorzaakten, terwijl een slinkend aantal de crisisondersteunende maatregelen als rechtvaardig en efficiënt beschouwde.

De rol van Eurofound is er evenwel niet alleen om vast te stellen wat er is gebeurd, maar ook om op feiten gebaseerde analyses te verstrekken die kunnen helpen bij het formuleren van beleid. Eurofound benadrukt dat COVID-19 een katalysator kan zijn voor fundamentele veranderingen voor de toekomst van Europa. In plaats het ‘herstellen’ van een crisis zoals tien jaar geleden, kunnen wij onze verwachtingen bijstellen en ons begrip van wat we door samenwerking kunnen bereiken, opnieuw vorm  geven.

De langetermijneffecten van de pandemie op leven en arbeid worden onderzocht aan de hand van dit nieuwe onderzoek, waarbij vooral wordt gelet op de manier waarop de lockdowns de arbeidsmarkt en de digitalisering de werkplek hebben veranderd, COVID-19 de bedrijfscontinuïteit heeft beïnvloed en de crises van invloed is geweest op gelijkheid en cohesie in Europa.
De uitbraak van COVID-19 in Europa mag dan geleidelijk aan geschiedenis worden, de langetermijngevolgen van de pandemie voor arbeid en leven van de burger zijn nog maar net begonnen.

De vijfde ronde van de digitale enquête loopt van 29 maart tot 2 mei 2022. Doel is de laatste ontwikkelingen in kaart brengen: Hoe is het leven in Europa de afgelopen twee jaar veranderd?
De uitslag van de enquête geeft beleidsmakers een zo actueel mogelijk beeld van alle taken die hen te wachten staan in verband met herstel na de pandemie.

De enquête

Eurfound verzoekt deelnemers alle vragen te beantwoorden. Als u het antwoord op een vraag niet weet of geen antwoord wenst te geven, klik dan op “weet niet/beantwoord liever niet” om door te gaan naar de volgende vraag.
Het onderzoek is voor personen van 18 jaar en ouder. Deelname is geheel vrijwillig. De antwoorden worden anoniem verwerkt.

Deelnemen aan de enquête: https://s2survey.net/eurofound/index.php?l=dut&q=Wave5_public&htR=AwA%3D

COVID-19 dossier van Eurofound : www.eurofound.europa.eu/topic/covid-19

Noot
*) Eurofound is het EU-agentschap dat zich richt op het delen van kennis ten behoeve van de ontwikkeling van beter sociaal, arbeidsgerelateerd en werkgelegenheidsbeleid. Meer informatie over Eurofound op: êêwww.eurofound.europa.eu.

Overheidsalmanak heet voortaan Register van Overheidsorganisaties

De Overheidsalmanak heet sinds kort Register van Overheidsorganisaties. Het register biedt toegang tot informatie van alle (ongeveer) 1.600 overheidsorganen in Nederland.

Jarenlang kon je in de Overheidsalmanak zoeken naar namen, adressen en andere contactgegevens van Nederlandse overheidsorganisaties en naar persoonsgegevens van leidinggevenden binnen de Nederlandse overheid.

Meer gegevens overheidsorganisaties

De laatste jaren zijn er in het register steeds meer gegevens van overheidsorganisaties opgenomen, waardoor het register nu veel meer inhoudt dan de oorspronkelijke almanak. In het register vind je, naast de contactgegevens, ook bijvoorbeeld de taken en bevoegdheden en samenhang met andere organisaties van onder andere alle Nederlandse gemeenten, provincies, waterschappen, ministeries, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

Completere bron

In de toekomst worden nog meer gegevens in het register opgenomen. In 2022 worden alle domeinnamen die overheidsorganisaties hebben geregistreerd toegevoegd. Hiermee wordt het Register van Overheidsorganisaties een steeds completere bron voor iedereen die informatie over overheidsorganisaties zoekt.

Het Register van Overheidsorganisaties wordt beheerd door het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Naast het register van overheidsorganisaties is er ook een register van organisaties buiten de Nederlandse overheid: politieke partijen, internationale overheidsorganisaties of Europese organisaties.

Register van Overheidsorganisaties: https://organisaties.overheid.nl/

Organisaties buiten de Nederlandse overheid: www.overheid.nl

Almanak heet nu Register van Overheidsorganisaties, Digitale overheid, 23 februari 2022: www.digitaleoverheid.nl/

Zie ook: Allmanak, zoeken naar contactgegevens overheden en politici: https://allmanak.nl/
Waarom deze Allmanak: https://allmanak.nl/waarom

 

Foto bovenaan is van Ro Ma

Is ons onderwijs nog wel bestuurbaar? Arnold Jonk belicht zwaktes en sterktes van ons onderwijssysteem die tijdens de coronacrisis zichtbaar werden

Het onderwijs heeft een urgent sturingsvraagstuk, constateert Arnold Jonk in zijn artikel Plastic daadkracht op de site van onderwijsvakblad Didactief. Arnold Jonk is bestuurder in het Amsterdamse basisonderwijs bij ‘Samen Tussen Amstel en IJ’ (STAIJ). Eerder werkte hij bij de onderwijsinspectie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Jonk: “De bestuurbaarheid van ons onderwijs is al langer een vraagstuk. Problemen in de ontwikkeling van basisvaardigheden en kansengelijkheid, het lerarentekort dat inmiddels onbeheersbaar lijkt geworden, pogingen om het curriculum te vernieuwen die stranden op governance-conflicten: tijdens Corona zijn de zwaktes en sterktes van ons onderwijssysteem volop aan het licht gekomen. Opnieuw is aangetoond dat ons onderwijs een urgent sturingsvraagstuk heeft”

Jonk ingaat uitgebreid in op de gebreken van ons onderwijsstelsel. Een voorbeeld uit de periode van de eerste lockdown:

“Hoe houdt zo’n systeem zich in crisistijd? En leren ervaringen in crisistijd eigenlijk iets over hoe het systeem zich buiten die crisis zou kunnen verbeteren?

Eerste sluiting
De eerste sluiting van de scholen verliep chaotisch. Zondag 15 maart 2020 hoorden we officieel van de overheid dat de scholen de dag erna moesten sluiten. We moesten dus direct overgaan op afstandsonderwijs. Daarna kwamen we erachter dat ook scholen verantwoordelijk bleken voor de opvang van kinderen met ouders in cruciale beroepen. Dat was even schrikken. Leerkrachten moesten naast afstandsonderwijs ook de kinderen van ouders in cruciale beroepen opvangen. Hoe moesten we dat organiseren? Daar kwam bij dat de lijst met cruciale beroepen voor veel interpretaties vatbaar bleek.

De zichtbaarheid van belangenorganisaties rond het onderwijs die eerste dagen was heel laag. De indruk was sterk dat er niet of nauwelijks werd overlegd met vakbonden of de sectorraden in het onderwijs. Het ging primair over het OMT, de minister-president en de minister van VWS. Zij namen de besluiten. En er werd gecommuniceerd over het onderwijs in maatschappelijk instrumentele termen.
Toen op vrijdag 13 maart het Kabinet sprak over te grote maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een eventuele schoolsluiting, werd dat opgevat als: ‘Dat is te lastig, want dan moeten ouders thuisblijven en dan komt de economie stil te liggen.’

De meeste onderwijsprofessionals kun je moeilijk kwader krijgen. Zij zijn gericht op de ontwikkeling van kinderen en herkennen de school niet als een kinderbewaarplaats, van praktisch nut omdat er nu eenmaal gewerkt moet worden. Later herhaalde minister Hugo de Jonge die faux pas met het argument dat een tweede schoolsluiting ouders zou dwingen thuis te blijven. Je kunt je voorstellen wat een dergelijke uitspraak met het draagvlak voor kabinetsbeleid in de onderwijssector doet. Zo’n uitspraak deprofessionaliseert de leerkracht. Hij voelt zich niet serieus genomen”.

Ventileren

Een treffend voorbeeld van zogenaamde daadkracht gaat over ventileren:

“Klaslokalen zijn vrij klein en verse lucht is schaars. Wie een groep 8 inloopt, ruikt het meteen. Het belang van goede ventilatie werd gedurende de coronacrisis steeds duidelijker. Dan is het jammer dat veel scholen te maken hebben met achterstallig onderhoud, of met lokalen waarvan de ramen niet open kunnen. Dit probleem speelt al jaren. Per saldo is er te weinig geïnvesteerd, waarbij het een boeiende vraag is wiens schuld dat is. Maar daar heb je in een pandemie natuurlijk weinig aan.

Op 1 oktober 2020 verstuurde OCW een persbericht waarin 300 miljoen beschikbaar werd gesteld voor dit doel. Dat wekte verwachtingen die niet zijn uitgekomen. Er moest immers sprake zijn van 70% cofinanciering door gemeenten, die vrijwel allemaal door hun geld heen waren. Of lange procedures moesten optuigen om te kiezen tussen scholen die vrijwel allemaal betere ventilatie nodig hadden.

Het is een voorbeeld van plastic daadkracht, of politiek via beeldvorming. Je kunt je moeilijk voorstellen dat het ministerie zich niet realiseert dat een regeling met gemeentelijke cofinanciering nooit op tijd tot extra ventilatie gaat leiden. Dat hij dan toch de wereld in wordt gestuurd, is schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen het ministerie en beleidsveld”.

De conclusie van Jonk: “Opnieuw is aangetoond dat ons onderwijs een urgent sturingsvraagstuk heeft. Echt tevreden kan nu niemand zijn. Waar die sturing versterkt moet worden (op gemeenteniveau, bestuursniveau of landelijk) zal afhangen van
persoonlijke opvattingen. Het is daarmee een politieke vraag. Dat het moet gebeuren staat wel vast”.


Plastic daadkracht
, door Arnold Jonk, Didactief, 29 maart 2022: https://didactiefonline.nl/blog/arnold-jonk/plastic-daadkracht

Plastic daadkracht is een ingekorte versie van het essay Yossarian leeft. De onderwijspraktijk in tijden van Corona dat Jonk eerder schreef voor de Essaybundel institutionele verhoudingen tijdens en na crisistijd, een uitgave van de Rijksoverheid. In de bundel wordt ingegaan op de rol van instituties die hebben geholpen bij het laten draaien van de samenleving tijdens de pandemie-crisis en de vraag wat ervan geleerd kan worden voor de toekomst.
Meer info op Domeinoverstijgende herstelopgaven DG Samenleving en COVID-19, Rijksoverheid, 23 december 2021: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/12/23/domeinoverstijgende-herstelopgaven-dg-samenleving-en-covid-19

NZa publiceert Monitor Ouderenzorg Trendanalyses met zorgbreed actieplan voor ouderenzorg

Om de ouderenzorg toegankelijk en betaalbaar te houden pleit de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor een integrale benadering. Door samenwerking tussen zorgverleners, zorgverzekeraars, zorgkantoren én de overheid kan duurdere en zwaardere zorg worden voorkomen. Het is nodig dat de overheid de integrale benadering ondersteunt vanuit de bekostiging en zorgt voor verdere versterking van het sociaal domein.

De betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg voor ouderen staat steeds meer onder druk. Eén van de oorzaken is de dubbele vergrijzing. Dit betekent dat het aandeel ouderen de komende jaren zal toenemen ten opzichte van de rest van de bevolking, én dat de gemiddelde leeftijd binnen de groep 65-plussers ook stijgt door de toename van 80-, 90- en 100-plussers. In 2012 waren er nog 2,7 miljoen 65-plussers, in 2041 zullen dat er 4,7 miljoen zijn. Tot 2060 blijft het aantal schommelen rond 4,7 miljoen. Het aandeel 65 – 79-jarigen zal sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe.

De gemiddelde leeftijd stijgt en de complexiteit van de zorgvraag van ouderen neemt toe. Ook is er sprake van een oplopend personeelstekort in de (ouderen)zorg. Tenslotte staat de mantelzorg onder druk. Er zijn steeds minder 50- tot 74-jarigen als mantelzorger beschikbaar voor het aantal 85-plussers. Dit stelt ons voor de vraag hoe we de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de ouderenzorg, ook voor komende generaties, kunnen waarborgen.

Integrale benadering

In de monitor heeft NZA het zorggebruik en de zorguitgaven van ouderen in de verschillende zorgsectoren tussen 2015 en 2019 in kaart gebracht. Hieruit blijkt onder meer dat de gemiddelde zorguitgaven stijgen naarmate iemand ouder wordt. De verschillen in zorggebruik zijn groot: zo maken zelfredzame ouderen aanzienlijk minder gebruik van de zorg. De komende jaren zal het aantal 65-plussers én de gemiddelde leeftijd binnen deze groep verder toenemen. Om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden, is het nodig ouderen zodanig te ondersteunen dat de behoefte aan zwaardere en duurdere zorg zo lang mogelijk wordt uitgesteld of wordt voorkomen. Hierbij is samenwerking en afstemming tussen de verschillende zorgverleners essentieel. Deze monitor is een vervolg op de monitor Zorg voor ouderen uit 2018, waarin NZa de ontwikkelingen in de ouderenzorg tussen 2012 en 2016 in kaart bracht.

Het is aan de verzekeraars om de gewenste inhoud en organisatie binnen de regio te vertalen naar de inkoop en contractering in de verschillende domeinen. De NZa kijkt hoe ze de integrale benadering vanuit de bekostiging kan ondersteunen. Ook kortdurende zorg en het inzetten van een specialist ouderengeneeskunde kunnen ziekenhuisopnames voorkomen of een opname in een Wlz-instelling vertragen. (Wet langdurige zorg).
Het is dan ook belangrijk dat deze zorg een goede plek krijgt binnen de eerstelijn en dat zorgverzekeraars hierop inzetten in de contractering en sturing in de regio. Bij advance care planning kijken oudere, familie en zorgverlener samen naar welke zorg past bij de oudere en diens (gezondheids)situatie. Dit voorkomt niet-passende zorg.

Versterken sociaal domein

Ook een sterk en proactief sociaal domein kan verergering van de zorgvraag vertragen of voorkomen. Bijvoorbeeld door het vroegtijdig oppakken van signalen en het voorkomen van vereenzaming. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) moet daarvoor de rol van het sociaal domein nadrukkelijk verder verstevigen en zo inrichten dat dit domein de groei van de ouderen nog beter opvangt. Daarbij is het wenselijk dat gemeente, zorgverzekeraar en zorgkantoor samen bijdragen aan preventie. Het moet dan ook mogelijk zijn om vanuit de Zvw (Zorgverzekeringswet) en Wet langdurige zorg (Wlz) te investeren in preventieve maatregelen in het sociaal domein. Bijvoorbeeld om een valpartij (en dus heupfractuur) te voorkomen.

Monitor Ouderenzorg – Trendanalyses, deel 2, NZa, 7 april 2022: https://puc.overheid.nl

Bijlage: Monitor Ouderenzorg – Trendanalyses, deel 2, NZa, 7 april 2022: https://puc.overheid.nl

 

 

Als we niet ingrijpen zal 75% van zorgverleners hun beroep verlaten rond het jaar 2025

In zijn artikel voor het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes gaat Jack Kelly in op een onderzoek naar de toekomst van de gezondheidszorg: Unless We Future-Proof Healthcare, Study Shows That By 2025, 75% Of Healthcare Workers Will Leave The Profession.
Kelly is CEO en oprichter van WeCruitr, een Amerikaans start-up bedrijf met een missie die het zoeken en vinden van een baan menselijker en aangenamer wil maken. Dat wil zeggen, mensen met elkaar in contact brengen, zonder tussenkomst van robots en kunstmatige intelligentie.
Wij denken over het algemeen dat artsen en verpleegkundigen nooit hun beroep zullen verlaten omdat ze een roeping hebben, een beroep voor het leven. Hun werk is veeleisend, maar de voldoening die het geeft anderen te helpen, gecombineerd met de maatschappelijke status en de honorering, zorgen ervoor dat professionals altijd trots op hun beroep zijn. Maar, de tijden zijn veranderd. De burn-out waaraan zij al langere tijd lijden, is nog erger geworden tijdens de coronapandemie. De stress is toegenomen door allerlei oorzaken en het gevolg is dat velen niet anders kunnen dan ermee ophouden.

Om een idee te krijgen in welke mate trends en veranderingen de toekomst van de gezondheidszorg gaan beïnvloeden, heeft Elsevier Health wereldwijd een onderzoek ingesteld. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport Clinician of the Future: a 2022 report. Elsevier Health levert aan klanten informatie en geeft analyses van prestaties van professionals werkzaam in de gezondheidszorg, de wetenschap en de technologie. Voor het onderzoek Clinician of the Future heeft Elsevier Health samengewerkt met marktonderzoeksbureau Ipsos.

Het onderzoek

Aan bijna 3.000 artsen en verpleegkundigen uit 111 landen is gevraagd hoe de gezondheidszorg er over tien jaar zal uitzien – en hoe men toekomstige uitdagingen het hoofd kan bieden.

Jan Herzhoff, voorzitter van Elsevier Health, in een reactie op het rapport: “Artsen en verpleegkundigen spelen een vitale rol in de gezondheid en het welzijn van onze samenleving. Door ervoor te zorgen dat zij worden gehoord, kunnen zij de steun krijgen die zij nodig hebben om in deze moeilijke tijden betere patiëntenzorg te leveren […] We moeten de discussie gaan verleggen van het bespreken van de huidige problemen in de gezondheidszorg naar het leveren van oplossingen die helpen de resultaten voor de patiënt te verbeteren. Uit ons onderzoek is duidelijk gebleken op welke gebieden zij ondersteuning nodig hebben; we moeten nu handelen om de zorgverlener van de toekomst te beschermen, te equiperen en te inspireren”.

Markante punten uit het rapport

Er is nog nooit zoveel behoefte van zorgverleners geweest hun stem te laten horen. Uit het wereldwijde onderzoek blijkt dat 71% van de artsen en 68% van de verpleegkundigen van mening is dat hun baan de afgelopen tien jaar aanzienlijk is veranderd; velen zeggen dat hun baan slechter is geworden.

Een op de drie zorgverleners overweegt tegen 2024 de huidige functie op te geven en in sommige landen zou zelfs de helft van deze groep de gezondheidszorg voorgoed verlaten. Dit komt bovenop het bestaande wereldwijde tekort aan zorgpersoneel. Zorgverleners blijven ernstige verschijnselen van vermoeidheid en burn-out vertonen sinds Covid-19 tot pandemie werd verklaard.

Volgens de enquête beaamt meer dan de helft van de artsen en verpleegkundigen wereldwijd (56%) dat patiënten de afgelopen tien jaar meer mogelijkheden hebben hun eigen ziekten en aandoeningen te managen. Ondanks de toename van het gebruik van technologie en consulten op afstand vindt 82% van de zorgverleners dat de zg. ‘soft skills’ – zoals luisteren en empathie – de laatste tien jaar steeds belangrijker zijn geworden voor zorgverleners. Artsen gaven ook aan dat ze weinig tijd hebben. Slechts de helft (51%) van de artsen vindt dat de tijd die ze met patiënten kunnen doorbrengen voldoende is om hen goede zorg te geven.

Voor een positieve wending en het opvullen van de leemten, wijzen de zorgverleners op de volgende prioriteiten:

  • Verbetering van technologische vaardigheden
  • Meer aandacht voor de relatie patiënt – zorgverlener
  •  Uitbreiding van personeel in de gezondheidszorg

Marion Broome, professor verpleegkunde aan de Amerikaanse Duke University in een reactie: “Hoewel bekend is dat veel verpleegkundigen hun beroep opgeven vanwege een burn-out, is ook bekend dat de pandemie anderen heeft geïnspireerd om in de zorg te gaan werken vanwege een sterk verlangen naar zinvol werk. We moeten de volgende golf van zorgverleners omarmen en ervoor zorgen dat hun intrede een succes wordt. Onze toekomst als samenleving hangt ervan af”.

De zorgverlener van de toekomst volgens het rapport:

  • De zorgverlener van de toekomst werkt samen met zijn of haar patiënten en is bedreven in het gebruik van gezondheidsgegevens en geavanceerde klinische inzichten om weloverwogen beslissingen te nemen.
  • Zij communiceren op verschillende manieren met patiënten, van beperkte virtuele check-ins tot persoonlijke consulten bij de patiënt thuis. Hun patiënten hebben veel meer controle over hun eigen medische dossiers en gezondheidsgegevens. Om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen heeft de zorgverlener van de toekomst meer tijd vrijgemaakt voor het bijhouden van nieuwe, digitale technologieën.

Zorgverleners blijken over het algemeen nog steeds zeer gemotiveerd te zijn om hun werk goed te doen. Leo Anthony Celi, directeur klinisch onderzoek van het Laboratory of Computational Physiology aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) over zijn beroepskeuze: “Mijn moeder was verpleegster en zij heeft een grote invloed gehad op mijn beslissing om voor het medische beroep te kiezen. Op de Filipijnen (waar ik opgroeide) wordt geneeskunde beschouwd als een zeer prestigieuze carrièrekeuze. Alleen het priesterschap overtreft het beroep van arts als het gaat om wat Filipijnse ouders willen dat hun zonen worden”.

Erlinger, een vrijwillige arts in Austin, over zijn beroepskeuze: “Ik ben geneeskunde gaan studeren om mensen te helpen. Hoe simpel dat ook klinkt, voor mij was het waar. Ik waarder de relatie en geniet ervan, ik help graag mensen wanneer ik kan. Om die reden heb ik ervoor gekozen een vrijwilligerskliniek te steunen. Ik wilde graag een langdurige relatie opbouwen met patiënten en hun familie.
[…]
Ik zie patiënten die worden beschouwd als de ‘werkende armen’, of de meer dan 80% van de onverzekerde Amerikanen. Ze hebben een of meer banen en zijn desondanks niet in staat een ziektekostenverzekering te betalen. De meeste onverzekerde mensen werken hard, maar hebben geen baan met een ziektekostenverzekering en dat is een vreselijke situatie voor hen en hun gezin. Ik wil hen graag helpen zich zekerder te voelen bij het onder controle houden van hun chronische ziekten en aandoeningen, zodat de kwaliteit van hun leven verbetert. Het is dankbaar werk en ik werk samen met gelijkgestemde professionals die iets terug willen doen voor hun gemeenschap”.

Teveel aandacht voor kosten

Verspreid in het rapport staan diverse statements. Die op pagina 39 luidt: Er is te veel aandacht voor kosten in plaats van zorg.
Waar hoorden we dat eerder? In het boek Het alternatief voor de zorg staan voorbeelden van manieren waarop de zorg anders kan worden georganiseerd. Ook wat kosten betreft. Als statement staat er: Als je focust op kosten, gaat de kwaliteit omlaag; als je focust op kwaliteit gaan de kosten omlaag. Het boek sluit af met een manifest waarin de gewenste nieuwe koers in de gezondheidszorg wordt samengevat.
Het rapport van Elsevier Health kan worden toegevoegd aan de lijst boeken en artikelen die blijk geven van de urgentie van een nieuwe koers inslaan in de gezondheidszorg. Met de zorgverleners  sporen ze aan: “Geen getreuzel meer. Ga over tot actie”.

Downloaden Clinician of the Future: a 2022 report, Elsevier, maart 2022:
www.elsevier.com/__data/assets/pdf_file/0004/1242490/Clinician-of-the-future-report-online.pdf

Unless We Future-Proof Healthcare, Study Shows That By 2025, 75% Of Healthcare Workers Will Leave The Profession, door Jack Kelly, Forbes, 15 maart 2022: www.forbes.com

Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie, door Jos de Blok, Herman Suichies, Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen (red.), 2015: https://beroepseer.nl/het-alternatief-voor-de-zorg/

Inzenden van werk voor meedingen ‘Cross Media Awards 2022’ kan t/m 15 april

Wie in aanmerking wil komen voor een van de prijzen van de Cross Media Awards 2022 kan cases*) inzenden tot en met 15 april. De prijzen worden uitgereikt aan de inzenders van de beste crossmedia cases van het jaar.
De Cross Media Awards – voor het eerst uitgereikt in 2013 – is de enige vakprijs die crossmedia centraal stelt. De cases worden in interview-vorm opgebouwd en aan de jury voorgelegd. Inzenders kunnen bij iedere case aangeven of deze mag worden gepubliceerd op relevante vakmedia als Nederlands MediaNieuws en Marketing Report. Daarmee levert Cross Media Awards als een van de weinige vakprijzen daadwerkelijk een bijdrage aan de ontwikkeling van het vak. Tegelijkertijd maakt dit dat alle inzenders een podium kunnen krijgen en niet alleen genomineerden en winnaars.

Crossmedia is een uit de de marketing- en communicatiewereld afkomstig begrip. In het algemeen wordt ermee bedoeld dat meerdere soorten media geïntegreerd gebruikt worden om een eenduidige boodschap uit te dragen. De verschillende soorten media zijn: televisie, radio, internet, sociale media, mailings.
Crossmedia is een van de belangrijkste middelen waar exploitanten, bureaus en adverteerders gebruik van maken. Het is niet overdreven te stellen dat een groot deel van de dynamiek in de media wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van crossmedia.

De organisatoren van de Cross Media Award, Bas Vlugt en Peter Wybenga, presenteerden begin april 2022 de jury, bestaande uit twee deeljury’s: de bureau-jury en de exploitant-jury, ieder bestaand uit acht leden. Voorzitter van de jury is John Olivieira.

De prijsuitreiking van editie 2022 vindt plaats op dinsdag 8 juni 2022 in de Kromhouthal in Amsterdam.
De winnende cases worden gepubliceerd in het Het grote Marketing & Media Jaarboek 2022 – dat dit jaar voor het eerst verschijnt. De printuitgave ziet het levenslicht tijdens het Media100 & Marketing100 Event begin december 2022.

Noot
*) Cases: media-uitingen, voorbeelden, werkstukken

Meer info Cross Media Awards 2022 op: https://crossmediaawards.nl

Nederlands Medianieuws: https://nederlandsmedianieuws.nl

Genomineerden en winnaars 2021: https://crossmediaawards.nl/nominatiesenwinnaars2021/

U P D A T E

Genomineerden en Winnaars 2022: https://crossmediaawards.nl/nominatiesenwinnaars2022/

 

Uitkomst onderzoek Sociale samenhang en welzijn CBS: Vertrouwen in Tweede Kamer steeg in 2020 en daalde in 2021

Het vertrouwen in instituties is in 2020 vergeleken met de jaren daarvoor gestegen, vooral het vertrouwen in de Tweede Kamer nam toe, tot 53 procent. Wel is dit, net als bij het vertrouwen in ambtenaren en politici, in de loop van 2021 afgenomen. Het vertrouwen in de meeste andere instituties en in de medemens nam wel verder toe. Dit blijkt uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat sinds 2012 onder ruim 75 duizend personen van 15 jaar of ouder is gehouden.

Van alle instituties nam het vertrouwen in de Tweede Kamer de laatste jaren het sterkst toe. Waar in de periode 2012-2016 jaarlijks gemiddeld genomen zo’n 35 procent van de inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder vertrouwen had in dit politieke instituut, en gemiddeld 41 procent in 2017-2019, zei 53 procent in 2020 vertrouwen in de Tweede Kamer te hebben. Vorig jaar daalde het vertrouwen wel weer tot 42 procent. In het vierde kwartaal zei maar 35 procent vertrouwen in de Tweede Kamer te hebben. Het vertrouwen in politici laat een vergelijkbaar patroon zien.

Het vertrouwen in de Europese Unie is toegenomen naar 48 procent in 2020, 10 procentpunt meer dan in 2012. In 2021 steeg dit verder naar 53 procent. Ook het vertrouwen in de pers stijgt gestaag; in 2020 was dit 39 procent, in 2021 was dit 46 procent.

Meer vertrouwen in instituties

Een duidelijke meerderheid van de inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder gaf in 2020 aan gezaghebbende instituties te vertrouwen. Het grootste vertrouwen was er in de politie (78 procent), rechters (77 procent) en het leger (72 procent). Ten opzichte van 2019 is dit met respectievelijk 3 (politie), 4 (rechters) en 5 (leger) procentpunt toegenomen. Sinds 2012 groeide het vertrouwen in deze instituties met ongeveer 10 procentpunt.

In 2021 is het vertrouwen in de politie en rechters verder toegenomen en is het vertrouwen in het leger niet veranderd.

Stijging vertrouwen in medemens

In 2021 zei 66 procent de medemens te vertrouwen, een jaar eerder was dat 63 procent. In de periode 2012–2014 was dat 58 procent, 60 procent in 2015–2016 en 62 procent in 2017-2019. In het tweede kwartaal van 2020, aan het begin van de Covi-19 pandemie, veranderde het vertrouwen vergeleken met een kwartaal eerder niet. In de tweede helft van 2021 steeg het vertrouwen naar 67 procent.

Vertrouwen in Tweede Kamer steeg in 2020 en daalde in 2021, CBS, 31 maart 2022: www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/13/vertrouwen-in-tweede-kamer-steeg-in-2020-en-daalde-in-2021