Skip to main content

Redactie Beroepseer

1 op 7 Nederlanders geniet van werk

Betekenis in werk ontbreekt: 1 op de 7 Nederlanders geniet van werk

Persbericht, Leusden, 12 oktober 2007

Werknemer mist ‘betekenis’, bedrijven presteren daardoor minder. Betekenis in werk ontbreekt: slechts 1 op de 7 Nederlanders geniet van werk. Nederlandse werknemers zijn best tevreden met hun werk maar zijn minder te spreken over de organisatie en het management. Vooral blijkt de Nederlander werk niet of nauwelijks als betekenisvol te zien.

Dat blijkt uit het eerste nationale onderzoek naar de betekenis van werk gehouden door adviesbureau Turner in samenwerking met Mercer.

Turner ondervroeg in totaal 499 Nederlanders. Het onderzoek van Turner staat haaks op recente onderzoeken naar onder meer geluk op het werk. Het is uiteindelijk het salaris als de belangrijkste ‘betekenisgever’ wordt gezien.
Turner is zeer teleurgesteld met deze uitkomsten. “We bevinden ons nog steeds in een soort van postindustrieel tijdperk. De Nederlandse werknemer voelt zich nog steeds een loonslaaf en ziet te weinig uitdaging in z’n werk. Slechts 1 op de 7 Nederlanders hecht betekenis aan werk in de zin van persoonlijke groei en relevante bijdrage aan de samenleving. Gezien de huidige tekorten op de arbeidsmarkt heeft Nederland een probleem”, aldus Maaikel Klein Klouwenberg, directeur bij Turner.

Maaikel Klein Klouwenberg, arbeids- en organisatiepsycholoog: “Ik vind het schokkend om te zien hoe het werk wordt ervaren. We hebben een moreel-ethisch economisch probleem in Nederland. Het management wil vanaf dag één dat iemand in dienst komt, controle uitoefenen. We standaardiseren te veel. Uit ons onderzoek blijkt dat ‘betekeniswerkers’ harder werken, loyaler zijn, innovatiever zijn en dat het vakmensen zijn. Ik zou willen dat het werk weer als eervol en leuk wordt ervaren. Waar vakmanschap weer tot kunst wordt verheven. De machinist, de postbode en de onderwijzer werden vroeger gezien als vakmannen, nu als vervangbare middelen. Medewerkers worden niet gestimuleerd om verantwoordelijkheid te nemen, maar om uit te voeren….”
“De reden dat we dit onderzoek hebben uitgevoerd is dat wij nieuwsgierig zijn naar de diepere drijfveren van de werknemer. Zien zij werk als een noodzakelijkheid? Of halen ze er ook betekenis uit. En kun je er vervolgens als werkgever er voor zorgen dat je bedrijf een excellente prestatie levert? Iets wat knap lastig is als slechts 15% ‘betekeniswerkers’ zijn.”

Dat er nog veel werk is te verzetten blijkt wel uit de bevindingen van Turner:

– Slechts een kwart van de Nederlandse medewerkers geeft aan dat hun direct leidinggevende hen regelmatig coacht en ongeveer één derde speelt een actieve rol in de ontwikkeling van hun medewerkers.

– De helft van de respondenten heeft het gevoel dat hun organisatie goed gemanaged wordt en heeft er vertrouwen in dat de directie eerlijk communiceert. Slechts de helft geeft aan dat er regelmatig wordt gecommuniceerd terwijl dit wel als belangrijk wordt gezien.

– De Nederlandse werknemer voelt zich autonoom en voldoende toegerust om het werk uit te voeren. Meer dan 8 van de 10 medewerkers vinden dat ze voldoende gezag hebben en dat ze over de juiste instrumenten en tools beschikken om hun werk goed te verrichten. Bovendien vindt meer dan 70% dat ze uitgedaagd worden door hun werk. Echter, slechts 5 van de 10 medewerkers geven aan aangemoedigd te worden om verbeteringen aan te brengen en om te innoveren.

Klein Klouwenberg: “Hoewel het zo basaal klinkt moeten organisaties verantwoordelijkheid delen, vakmanschap in ere herstellen, waardering en aandacht geven en niet bang zijn om de controle te verliezen. En ja dat moet je wel gewoon netjes honoreren. Er zijn drie bewezen aanpassingen in organisaties nodig om betekenis van werk te stimuleren:
1.Geef verantwoordelijkheid, koester vakmanschap.
2.Pas managementstijl aan: geef waardering en laat controle (deels) los.
3.Betrek klant in groei: stimuleer direct klant contact voor de medewerker”.

Wat belangrijk is om te ontdekken is dat betekenis bijdraagt aan loyaliteit. De mate van betekenis die aan het werk wordt verleend heeft invloed op de getoonde inzet.
Respondenten die betekenis hechten aan sociale relaties en persoonlijke groeifactoren, vinden meer betekenis in het werk. 50% Van de Nederlandse werknemers heeft het gevoel een lange termijn toekomst bij de huidige werkgever te hebben en loopbaandoelen te kunnen realiseren.
Carrièretijgers vertrekken sneller.

Uit het onderzoek van Turner blijkt dat ambitieuze medewerkers die werken om te voorzien in een inkomen of in persoonlijke groei, eerder geneigd zijn de organisatie te verlaten dan de groep respondenten die werkt om te voldoen aan de behoefte van sociale zekerheid.

Voor meer informatie:

Maaikel Klein Klouwenberg

T: (033) 285 93 00

E: mkk@Turner.nl

I: www.turner.nl

Wim van de Merwe: VMBO docent, Niet roepen maar doen met het bedrijfsleven

Het is al vijf voor twaalf, vindt techniekdocent Wim van de Merwe van het Reggesteyn College in Rijssen: “Straks zijn we op de VMBO’s weer een aantal metaalafdelingen kwijt. Doodzonde.”

Hoe het anders kan

Het kan ook anders, bewijst Van de Merwe. Tijdens de WorldSkills 2005 staan expert Wim van de Merwe en werkgever Jan Lammers als één man achter hun deelnemend Vakkanjersteam.Veel bevlogener kom je ze niet vaak tegen. Wim van de Merwe steekt wekelijks aanzienlijk meer uren dan hij als docent heeft in zijn missie: techniek een beter imago bezorgen: “De tijdsinvestering is groot, maar daar geef ik niks om. Je moet niet alleen roepen hoe het beter kan, maar het ook laten zien. Het is allemaal niet zo moeilijk, als mensen er de noodzaak maar van inzien.”

Zijn geheim is een persoonlijke benadering. Voor alle partijen: bedrijven, scholieren, ouders en niet te vergeten de lokale en regionale media: “Zomaar een mailtje werkt niet. Je moet als praktijkdocent vertellen wat je allemaal doet en wat je bereikt met die jongens. Laten zien dat er aan de weg getimmerd wordt. Dan gaat het pas leven.”

Metaalontdekkingsplan

Zo krijgt Van de Merwe inmiddels volop medewerking van het lokale bedrijfsleven: “Ze sponsoren niet alleen machines, maar bieden naast stages ook bijbaantjes. En docenten kunnen er de nieuwste technieken leren.”
Ouders betrekt Van de Merwe onder meer met het metaalontdekkingsplan voor leerlingen van groep acht en zogenaamde ouderwerkavonden: “Ze trekken een overall aan en gaan frezen. Kunnen ze op een feestje eindelijk eens trots vertellen wat hun kind doet.”

Balkenende

Ook buiten de regio Twente is Van de Merwe volop actief. Hij trok vorig jaar de stoute schoenen aan en belde Ad Verbrugge (voorzitter Beter Onderwijs Nederland) om zijn verhaal te doen: “We bleken het uitstekend te kunnen vinden. Af en toe houd ik een voordracht voor hem over hoe het beter kan op het vmbo. We zijn samen ook bij de nieuwe staatssecretaris Marja van Bijsterveldt langs geweest om aandacht te vragen voor de vmbo-problematiek. En ik heb meegewerkt aan een boek voor het CDA. Tijdens de presentatie kwam ik premier Balkenende tegen. Toen hij kort daarop voor een verkiezingsbijeenkomst op onze school was, heb ik hem meteen mijn lokaal ingetrokken.”

Spannende les

De meeste tijd investeert de docent evenwel in zijn scholieren: “Ik zeg altijd: als jullie ervoor gaan, dan doe ik het ook. Ik wil ook geen les afdraaien, je moet het spannend maken. Raak ze waar hun interesse ligt. Kapotte skelter of mini-bike? Dan maken we die op school.

Deelname aan de Junior VakkanjerWedstrijden is de beloning voor de allerbeste leerlingen: “Die wedstrijden zijn een gouden zet. De deelnemers zijn niet meer van school weg te slaan. Het stimuleert alle leerlingen.”

Ambassadeur Van de Merwe benut de pr-kracht van Vakkanjers zo veel mogelijk: “Neem oud-leerling Arjan Smit, nu Nederlands kampioen CNC-frezen en student aan de Saxion Hogeschool. Da’s een fantastisch verhaal. Ik zet hem dus in als ambassadeur in op beurzen, ouderavonden en bij voorlichting op basisscholen. Dan nemen we een blok aluminium en het eindproduct mee: dit krijg je na zes uur op een machine van zeven ton. Dat maakt techniek tastbaar.”

Dit artikel is eerder verschenen in een special van Heroes magazine (juni 2007). Zie verder site Vakkanjers

Met DBC privacy van psychotherapeutische en psychiatrische cliënten bedreigd

PERSBERICHT, 17 september 2007

Privacy van psychotherapeutische en psychiatrische cliënten bedreigd. DBC-systeem onzinnig, tijdrovend, en fraudegevoelig. Psychiaters en psychotherapeuten laten in meerderheid niets heel van nieuw registratie- en declaratiesysteem.

Onlangs zijn de resultaten bekend gemaakt van een opinieonderzoek dat door DeVrijePsych (www.devrijepsych.nl) onder vrijgevestigde en in dienstverband werkende psychiaters en psychotherapeuten is verricht.  Het onderzoek betreft de opvattingen van ruim 600 respondenten over de door de overheid opgelegde vorm van registreren en declareren volgens de DBC-systematiek, (zie toelichting), die per 1 januari 2008 voor GGZ-instellingen, zelfstandig gevestigde psychotherapeuten en psychiaters als declaratiebasis verplicht is gesteld. Driekwart van de vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten acht echter de DBC-systematiek een gevaar voor de privacy van patiënten. De jaren 2006 en 2007 zijn zowel voor de psychiatrische instellingen als voor de vrijgevestigde beroepsbeoefenaren “proefjaren”.

Sinds 1 januari 2006 dienen, conform de regelgeving van de Nederlandse zorgautoriteit (Nza), onder beroepsgeheim vallende patiëntengegevens in DBC-vorm per internet bij het gouvernementele DBC Informatie Systeem (DIS) te worden aangeleverd. Dit geldt zelfs de gegevens van cliënten die hun behandeling geheel zelf betalen. De aanlevering geschiedt “geanonimiseerd”. Onduidelijk is of de gegevens desondanks tot natuurlijke personen kan worden teruggebracht. Per 1 januari aanstaande zullen DBC’s als declaratiebasis op patiëntennaam, dus niet geanonimiseerd, naar de verzekeraars verzonden moeten worden.

Verzekeraars zullen hiermee een zeer gedetailleerd gegevensbestand over individuele cliënten kunnen opbouwen.Uit de enquête blijkt dat de meerderheid van de vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten geen DBC’s registreert en aanlevert. En hiermee de regelgeving van de overheid feitelijk negeert. Degenen die dit wel doen melden daaraan zeeën van tijd te besteden: 10% zelfs meer dan 20% van de werktijd. Dus een dag per week of twee volle maanden per jaar.Degenen die in dienstverband binnen de psychiatrische en psychotherapeutische instellingen werkzaam zijn moeten doorgaans van hun directies DBC-registraties verrichten, maar doen dit zeer tegen hun zin en signaleren óók groot tijdverlies en/of ergernis: bij sommigen wordt één vijfde van de werktijd eraan besteed, bij 33% van de responderende dienstverbanders is het in ieder geval meer dan één tiende van de werktijd. Die tijd (minstens één dag per twee weken, een maand per jaar!) wordt onttrokken aan de patiëntenzorg. Maar ook als de werkgever secretariaatsmedewerkers heeft ingeschakeld voor de registratie, of de computersoftware zo heeft aangepast dat de beroepsgroep weinig tijd aan de DBC-registratie hoeft te besteden, wordt het systeem toch nog als storend ervaren. Meer dan 80% van beide groepen respondenten denkt namelijk dat het systeem onjuistheden en fraude in de hand werkt. In eigen commentaren geven enkele dienstverbanders aan door hun management aangespoord te worden veel “korte” DBC’s te registreren, want die brengen meer op dan weinig “lange”. Ook zijn er afdelingen waar onnodig veel laboratoriumonderzoek moet worden aangevraagd, want ook dat zet financieel zoden aan de dijk. De eigen commentaren die de respondenten bij de vragenlijst gaven, getuigden dan ook bijna allemaal van grote ergernis over de DBC’s en hun bedenkers. (zie www.devrijepsych.nl/Commentaren).

De DBC’s die voor psychiatrie en psychotherapie bedacht zijn berusten op een systeem dat geen complete diagnoses beschrijft, het DSM-systeem (zie toelichting) en geven geen inzicht in de behandelingen die nodig zijn. Driekwart van de psychiaters en 90% van de psychotherapeuten vindt de DBC-systematiek onzinnig. Een vijfde (!) deel van de vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten kondigt aan de praktijk te zullen staken als de DBC-systematiek feitelijk wordt doorgevoerd. Toelichting:Over DBC-systematiek Bij de overgang van het oude verzekeringsstelsel naar het nieuwe zorgstelsel werd een nieuw declaratiesysteem ingevoerd, het zogenoemde DBC-systeem (DBC=Diagnose Behandel Combinatie), waarbij de betaling van ziekenhuizen en specialisten door zorgverzekeraars zou moeten plaatsvinden op grond van de diagnose en de meest daarbij passende behandeling. De invoering ging gepaard met veel enthousiasme van beleidsmakers en er werden ettelijke honderden miljoenen Euro’s aan besteed. In theorie zou het systeem zeer “innovatief”, logisch en rechtvaardig worden en zou het een einde moeten maken aan ondoorzichtige declaraties. In de praktijk van ziekenhuizen en specialisten blijkt de DBC-systematiek een bureaucratisch wangedrocht: de declaraties zijn veel minder transparant dan vroeger en er is een enorme hoeveelheid bureauwerk bijgekomen voor administratief medewerkers, specialisten en ziekenhuizen waardoor geld en tijd onttrokken worden aan de werkelijke missie van de gezondheidszorg. De DBC-systematiek brengt veel verschrijvingen (dat zijn “vergissingen” en incidenteel echte fraude) met zich mee. Bij veel specialisten bestaat het gevoelen dat de veranderingen waren doorgedrukt zonder dat het Bureau (en het Hoofdbestuur) van de Orde van Medisch Specialisten de mensen uit het veld voldoende had gehoord en zonder dat zij zich de grote nadelen hadden gerealiseerd.

Op de werkvloer in de ziekenhuizen en bij de specialisten bestaat dan ook groot onbehagen dat regelmatig geuit werd in de media en in Medisch Contact, het weekblad van de KNMG. Laatste tranche van de DBC-dering: psychiatrie en psychotherapie: Tot op heden wordt de gehele Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) al meer dan 17 jaar betaald uit de AWBZ. Beleidsmakers wilden zoveel mogelijk eenvormigheid bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Daarom zou per 1 januari 2008 ook de financiering van de hele GGZ, dus van de psychiatrie en de psychotherapie (met uitzondering van langdurig ernstig zieken en zorgbehoeftigen) worden “overgeheveld” van de AWBZ naar de zorgverzekeraars. Op zich is dat niet slecht. Maar, vanuit die behoefte aan eenvormigheid, vinden beleidsmakers dat nu ook voor psychiatrische en psychotherapeutische verrichtingen DBC’s moeten worden ingevoerd.

Het DBC-systeem deugt op zich al niet (zie boven) maar bovendien berust de basis voor de voor de GGZ bedachte DBC’s niet op echte diagnoses, die óók altijd de oorzaak of oorzaken van het psychisch lijden definiëren, maar op een handboek dat slechts combinaties van symptomen weergeeft. Daarom kunnen behandelingen op geen enkele wijze verantwoord worden weergegeven: de ene depressie is immers de andere niet en aan dezelfde psychische verschijnselen kunnen bij de ene patiënt heel andere oorzaken ten grondslag liggen dan bij de andere, dus heeft de ene patiënt meer zorg of een andere behandeling nodig dan de andere, hetgeen niet gehonoreerd kan worden via het “eenheidsworstprincipe” van de DBC-systematiek met protocolbehandelingen.

Beleidsmakers blijken tevens te miskennen dat gegevens die in een psychiatrische of psychotherapeutische behandeling naar voren (moeten kunnen) komen met zeer stricte geheimhoudingsgaranties omgeven moeten blijven. Van het begin af aan heeft de DBC-systematiek onder psychiaters en psychotherapeuten veel weerstand ontmoet. De opiniepeiling van DeVrijePsych geeft weer wat door beleidsmakers al enkele jaren achteloos ter zijde wordt geschoven.Een soortgelijk, ook miljoenen verslindend project, PARTS geheten, liep in 2006 op de klippen. De bezwaren die tegen PARTS werden geformuleerd gelden onverkort voor de huidige DBC-systematiek.

Lees het allemaal op de site van DeVrijePsych.

Kaspar Mengelberg, psychiater-psychotherapeut
Wietse Velthuys, klinisch psycholoog-psychotherapeut

Trots zijn op mooi werk

Trots zijn op  mooi werk

Door Wilfried van der Bles

De lonen zijn er belabberd, de regelneven oppermachtig en werken doe je er met de stopwatch in de hand. (Voor)oordelen zijn er genoeg over het werken in de gezondheidszorg, het onderwijs en andere non-profitsectoren. Inderdaad, voor het grote geld moet je er misschien niet zijn. Maar er wordt wel met hart en ziel gewerkt door mensen die verknocht zijn aan ’hun’ school, of er voldoening uit halen om hun patiënten weer uit de put te krijgen. Het is mooi werk in de zorg en in het onderwijs.

De Stichting Beroepseer timmert al een paar jaar aan de weg met haar taaie gevecht tegen de verloedering van onderwijs en zorg. Inmiddels kan de stichting wijzen op de eerste successen: ’Hoe kunnen we de trots en daarmee de kwaliteit in ons werk terugkrijgen?’
De afgelopen maanden hebben duizenden mensen, werkzaam in de zorg en in het onderwijs, de website van de Stichting Beroepseer bestookt met suggesties om hun werk leuker en aantrekkelijker te maken.In haar taaie gevecht tegen de verloedering van onderwijs en zorg – sectoren die in een dodelijke greep zouden zijn gekomen van managers ten koste van het werkplezier van leraren, artsen, verpleegkundigen en verzorgenden – riep de stichting het personeel op zelf met ideeën te komen. Die zijn inmiddels doorgespeeld naar de ministers en staatssecretarissen van onderwijs en volksgezondheid.
Dat de politieke elite in Den Haag de boodschap van de stichting heeft begrepen blijkt uit hun videoboodschappen op diezelfde site (www.beroepseer.nl).
Maar vooral ook uit concrete acties. Zo adviseert een commissie onder leiding van Ser-voorzitter Alexander Rinnooy Kan minister Ronald Plasterk (onderwijs) om leraren beter te belonen naarmate ze hoger zijn opgeleid, een teken dat vakkennis weer op prijs wordt gesteld. En staatssecretaris Jet Bussemaker (volksgezondheid) presenteerde een actieplan tegen bureaucratie in de AWBZ, zodat ’professionals’ meer ruimte krijgen hun werkplezier te vergroten.Voor Thijs Jansen en Alexandrien van der Burgt, initiatiefnemers van de Stichting Beroepseer, zijn dit hoopvolle tekenen.

Van der Burgt, in het dagelijks leven consultant bij een organisatie voor loopbaanbegeleiding en outplacement: „Jet Bussemaker is een moedige vrouw. Helaas heeft ze te maken met situaties die ze ook niet zo maar van vandaag op morgen kan veranderen. Maar op diverse ministeries zijn er ambtenaren die het nu ook zien. Ze lopen stage bij mensen ’uit het veld’, uit onze achterban. Die ambtenaren leefden vaak in een eigen werkelijkheid en nu zien ze een keer wat er in het echt gebeurt. En het werkt ook andersom, want in het veld bestaan soms ook gekke ideeën over Den Haag. Niet alle ellende komt daarvandaan.
Zo bestond bij zorginstellingen het idee dat ze van Den Haag elk jaar een arboverslag moesten maken. Dat bleek niet waar te zijn.”

Twee jaar geleden, in 2005, verscheen onder de titel ’Beroepszeer’ een dik zomernummer van het blad Christen-Democratische Verkenningen, met bijdragen van de juriste Dorien Pessers, de cultuursocioloog Gabriël van den Brink, de filosoof Ad Verbrugge, en Thijs Jansen, de hoofdredacteur die nu moeilijke tijden doormaakt doordat het CDA hem uit zijn functie wil ontslaan, naar eigen zeggen omdat zijn blad te kritisch is over de partij. Teneur van alle artikelen in ’Beroepszeer’: er is een kloof tussen de top en werkvloer in zorg en onderwijs. Schaalvergroting, efficiencyslagen, richtlijnen, protocollen en een massa managers hebben wat eens trotse professionals waren – leraren, artsen, verpleegkundigen – gedegradeerd tot nederige uitvoerders van wat door de managers en bestuurders wordt verzonnen.
Waar is het respect voor hun vakkennis gebleven? Waar het zelfrespect, de beroepseer?
Om met Geert Mak te spreken die aan de bundel ook een bijdrage leverde: „Er is sprake van een groeiende korst van gewichtigdoenerige figuren die onze bedrijven, scholen en andere organisaties nutteloos belast, die parasiteert op winst en rendement, die ons uitvoerders het leven steeds zuurder maakt, de nieuwe nomenklatoera, de arrogante regentenkliek van deze tijd.”

Het is niet gezegd dat er in de zorg of het onderwijs geen mensen meer te vinden zouden zijn die met liefde en plezier hun werk doen (zie de portretten in deze bijlage), maar Jansen en Van der Burgt hebben een punt. Jansen wijst op onderzoek van de economie-hoogleraar Alfred Kleinknecht die aantoonde dat het aantal managers explosief is gegroeid: van twee procent in 1971 naar zes procent in 1998.
Nederland spant daarmee binnen Europa de kroon. In het onderwijs zijn leraren nu coaches die hun leerlingen competenties moeten bijbrengen in plaats van vakleerkrachten die kennis overdragen. In de zorg hebben verpleegkundigen vanwege hoge werkdruk geen tijd voor een praatje aan het bed. Door taakafsplitsing wordt van verplegenden en verzorgenden een soort lopende bandwerkers gemaakt. Ook artsen en specialisten ontkomen niet aan de beheersingsdrang van de politiek, de verzekeraars of van hun eigen bestuurders. Vergelijk dat eens met hoe het zo’n dertig jaar geleden was. Van der Burgt: „Toen had de professional veel status. De leraar, de dokter, de notaris, de burgemeester. Als je naar de dokter ging luisterde je naar hem. Nu is er internet. Patiënten vinden in no time de benodigde informatie. Ze zijn geëmancipeerde burgers. Dat leidt tot een andere, meer gelijkwaardige rol met de professional.”

Jansen ziet het nieuwe regentendom van de managers als resultaat van twee ontwikkelingen: „Enerzijds het streven naar efficiency en kostenbesparing. Anderzijds de emancipatie van de burger die hogere eisen ging stellen aan de dienstverlening. Het ging er dus om de kosten terug te dringen en tegelijk de burger meer kwaliteit te bieden.”
„De kwaliteit is als een stiefkind behandeld. Het is een misvatting te denken dat die erop vooruitgaat door meer regels en controle. Maak werknemers zelf verantwoordelijk voor hun werk. Dat levert meer kwaliteit op dan regels. Professionals moeten problemen kunnen analyseren in hun context. Die is niet in algemene regels te vatten. Een huisarts die een overspannen patiënt op zijn spreekuur krijgt, kan op ideeën komen waarin geen protocol of richtlijn voorziet. Hij kan weten: in het gezin van deze man is een gehandicapt kind waarmee de laatste tijd veel aan de hand is geweest. Richtlijnen en managers zijn dodelijk voor de creativiteit van de werkvloer.”

Misvatting twee is, aldus Jansen en Van der Burgt, dat kosten alleen zijn te besparen door efficiencyslagen, bezuinigingen, strenge regels en controle. „Die verpleegkundigen die geen tijd meer hebben voor een praatje aan bed. Zij kunnen in zo’n gesprek juist dingen signaleren die anders verborgen blijven. Die gesprekjes zijn niet te duur, maar juist kostenbesparend.” Jansen: „Voor echte gesprekken is geen tijd meer. Dat zie je overal. Politieagenten worden door hun managers gedwongen zoveel mogelijk boetes uit te schrijven. De politiek trekt nu geld uit om radicalisering van jongeren tegen te gaan. Maar wie zijn de ogen en oren van de samenleving? Dat zijn artsen, leraren en agenten. Gun hun daarvoor dan ook de tijd. Bedenk hoeveel kosten je daarmee kunt besparen.”

Jansen vreest dat de cultuur van wantrouwen, controle en afrekening het begin van het einde is van onze cultuur van respect voor de ander, of het nou de burger is of de werknemer. „Dat is onze diepste drijfveer. Wij verzetten ons tegen de verarming van de aandacht voor de ander, dat gebrek aan respect. Zo wordt een in eeuwen opgebouwde cultuur te grabbel gegooid.”

Van der Burgt: „Bureaucratie en marktwerking zijn verstikkend. Zie wat er gebeurt in de thuiszorg, waar verzorgenden met een vast dienstverband worden vervangen door goedkope alfahulpen zonder dienstverband. Schandalig! Het klopt juridisch en is economisch voordelig, maar moreel verwerpelijk.”

Wat nu? Nee, Jansen en Van der Burgt willen de marktwerking niet helemaal terugschroeven. Niet terug naar de jaren zeventig. Maar ze pleiten voor nieuwe, creatieve initiatieven. Zoals van de verpleegkundigen die zich in een coöperatie hebben georganiseerd en zich aan zorginstellingen verhuren, maar wel eigen baas zijn (www.buurtzorgnederland.com).

Jansen: „Zoiets zouden leraren ook moeten doen. Waarom geen maatschappen die zich aanbieden aan scholen? Zo blijven ze ook niet voor jaren plakken aan dezelfde school, kunnen ze nog eens verkassen.” Het zijn geen radicale dingen die de stichting wil. Jansen: „Wij doen niet aan vijanddenken. Onze kracht is om partijen met elkaar in gesprek te brengen. We stimuleren professionals om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en bestuurders om duurzaam verantwoord te ondernemen met respect voor de mens.”

Met toestemming overgenomen uit dagblad Trouw 8 september 2007: https://www.trouw.nl/home/trots-zijn-op-werk-mooi~a1041c85/

De zorg is geen koekjesfabriek: En nu is het afgelopen!

Door Margriet Scholtens, maatschappelijk werker verpleeghuis, voormalig indicatiesteller CIZ en wijkverpleegkundige; Bram Opschoor, indicatiesteller CIZ, voormalig wijkverpleegkundige; Peter Bakens, docent HBOV Haagse Hogeschool, voormalig wijkverpleegkundige.

Al heel lang ergeren wij ons aan de manier waarop in de zorg het kind met het badwater wordt weggespoeld. Onder het mom van een ‘moderniseringsoperatie’ kreeg de sector de afgelopen jaren de volle laag: een machtig leger van beleidsambtenaren en organisatiebureaus zorgde voor een waar clusterbombardement van ideetjes en nieuwe systemen op de verpleeg en verzorgingshuizen, delen van de geestelijke gezondheidszorg en de thuiszorgsector.
Met als gevolg een maanlandschap gevuld met kraters waarvan wij een aantal de revue laten passeren. In dit maanlandschap moet de uitvoerder van zorg zijn weg zien te vinden. Het is donker geworden, en koud, ook cliënten struikelen regelmatig. De politiek houdt ons voor dat de begroting van VWS al jaren een doorn in het oog van de belastingbetaler is. Stijgende uitgaven voor de gezondheidszorg zijn voor een belangrijk deel te verklaren door de groter wordende vraag en de uitdijende technologische mogelijkheden.

Om de kosten te beteugelen heeft de overheid de eerder genoemde megaoperatie uitgevoerd in een van de zogenaamde geldverslindende sectoren: de door de AWBZ gefinancierde zorgsector.

Onze 2 stellingen zijn:

1. Op care en preventie moet je niet bezuinigen. Care en preventie dienen gezien te worden als investeringen in een beschaafde maatschappij. Wil je bezuinigen op de gezondheidszorg, kijk dan naar de met kop en schouders meest geldverslindende partij: de Cure.

2. De experimenten met marktwerking en efficiencyverbetering zijn bedacht vanachter het veilige bureaublad. Er is veel te weinig geluisterd naar uitvoerders van zorg in de praktijk. Als het al nodig is om de efficiency te verhogen, laat dat dan over aan de mensen die er verstand van hebben. Ergo: het moet afgelopen zijn met deze geldverslindende hocus-pocus: de zorg is geen koekjesfabriek.

Hieronder volgen een aantal pregnante voorbeelden van volslagen absurde acties uit de kokers van de stuurlui aan de wal.

• Functiegericht indiceren: Opa kan niet meer alleen thuis wonen. Opname in een verpleeghuis is nodig. Daar heb je een indicatie voor nodig, zeg maar een briefje dat het echt nodig is, door een onafhankelijke instantie (het CIZ) opgesteld. Wat hebben de beleidsmakers bedacht? Dat deze indicatie in zogenaamde ‘functies’ moet worden uitgedrukt Dat wil zeggen, dat met behulp van een zeer gedetailleerd indicatie-instrument, wordt vastgesteld hoeveel uren, dagen , weken of jaren opa ‘recht’ heeft op een plaatsje in het verpleeghuis. Dat briefje wordt vervolgens in een geautomatiseerd systeem wat met regelmaat van de klok vastloopt (!) doorgestuurd naar het zorgkantoor (dat is de financier van de AWBZ) en dit zorgkantoor stelt het indicatieadvies formeel vast. Misschien werkt een dergelijke procedure in een koekjesfabriek, waar de lopende band voor 99% beheerst wordt. Maar in de zorgsector, waar je te maken hebt met mensen en hun terechte emoties, leidt een dergelijke Taylorisering (het in stukjes knippen van werkprocessen) tot enorme frustraties en Kafkaiaanse taferelen. Om een voorbeeld te noemen: voor intramurale voorzieningen is de hele functiegerichte indicering volkomen overbodig, want de afgelopen 2 ½ jaar blijft de financiering voor de in het voorbeeld genoemde verpleeg en verzorgingshuis gewoon zoals die altijd geregeld was: per bed of kamer (ongeacht of je veel of weinig zorg of begeleiding nodig hebt!)

• Volgend ideetje van de jongens en meisjes van VWS: de AZR oftewel de Algemene Zorg Registratie, onderdeel van de eerdergenoemde megaoperatie “modernisering AWBZ”. Een voorbeeld. Opa kan nog niet naar het verpleeghuis, maar heeft wel hulp nodig thuis. Maar liefst 7 functies worden hem toebedeeld (verblijf, behandeling, persoonlijke verzorging, ondersteunende èn activerende begeleiding, huishoudelijke hulp en een beetje verpleging). In gewoon Nederlands: opa wordt geholpen met wassen en aankleden, zijn huisje wordt schoongehouden en er wordt op gelet dat opa goed eet en drinkt, zijn medicijnen netjes slikt en af en toe ook naar buiten gaat. Deze gewone mensen taal is voor de dames en heren koekenbakkers natuurlijk te simpel. Vandaar die prachtige functies. Nu moet de thuiszorgorganisatie die door het zorgkantoor als gelukkige is uitverkoren om opa te gaan helpen (als ze überhaupt personeel hebben om dat te realiseren), de 5 functies die hen voor opa toegewezen worden per functie ‘bevestigen’ aan het zorgkantoor. Omdat het om opa gaat en niet om een kokosmacroon verandert er nog wel eens wat in wat hij nodig heeft. Voor iedere verandering is weer een nieuwe indicatie nodig, en elke wijziging in functies moet de thuiszorg (en/of andere zorgaanbieders) opnieuw melden. U moet zich voorstellen dat deze administratie uren per week kost aan iedere organisatie (van CIZ, zorgkantoor tot zorgaanbieders). Kostbare tijd die ook aan opa besteed had kunnen worden.

• De gezondheidszorg is een complexe sector met veel soorten hulpverleners en manieren van zorg verlenen. Daarom was het zo prettig voor opa en oma dat er de laatste jaren flink geïnvesteerd is in goede onderlinge samenwerking. In veel gemeenten leidde deze samenwerking tot zogenaamde zorgloketten, waar je als burger voor al je vragen terecht kon. Voor de jongens en meisjes van VWS , destijds aangevoerd door meester koekenbakker Hoogervorst, natuurlijk veel te saai en ouderwets. Het kan veel moderner en marktgerichter! En dus werd de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) uitgevonden, die niet de zorgaanbieders maar de gemeenten de regie over een aantal functies gaf. Met als gevolg dat opa voor het aanvragen van zijn wasbeurt en een plaatsje in een verpleeg- of verzorgingshuis naar het CIZ moet, maar voor zijn huishoudelijke hulp en zijn scootmobiel naar het loket van de gemeente. En de gemeente gaat natuurlijk niet met die ‘dure’ thuiszorgmedewerkers aan de slag, die huurt goedkoop personeel in. Gevolg: opa verliest zijn jarenlange vertrouwde Truus, bij wie hij met al zijn lief en leed terecht kon. Opa wordt nu geholpen door de snelle jongens van de Cemsto, en volgens de jongens en meisjes van VWS is hij daarmee veel beter af. Opa kocht toch ook altijd de koekjes die in de aanbieding waren?!

• Oma is inmiddels terug uit het ziekenhuis. Er is een tumor in haar darmen weggehaald en nu heeft ze een stoma. De indicatiesteller komt langs. Volgens de nieuwe beleidsregels van de jongens en meisjes van VWS heeft oma recht op de functie persoonlijke verzorging mits haar stoma ‘schoon’ is en de huid eromheen intact is. Is de huid in de omgeving van het stoma niet intact, dan mag er pas (de duurdere!) functie verpleging worden afgegeven. Een stoma is geen dwars gebakken amandelmop. De ene keer is de huid rustig, de andere keer minder. De jongens en meisjes van VWS hebben met hun laatste beleidsregel in ieder geval gezorgd voor dynamiek en turbulentie in de zorg! De aanvragen voor wijziging van indicatie vliegen de medewerkers van het CIZ om de oren. Koekje erbij?

• Een laatste vondst van de jongens en meisjes van VWS is de zogeheten knip in de GGZ: Voorheen was het zo dat opa of oma, of hun (klein)kinderen, als ze in geestelijke nood verkeerden, het eerste jaar zonder gedoe de functies verpleging en activerende begeleiding konden krijgen van organisaties die erkend waren voor 2003. Dat was heel verstandig, want het kan knap vervelend zijn om te moeten wachten op hulp als je bijvoorbeeld door omstandigheden de hand aan jezelf wilt slaan. Bij het inschakelen van organisaties die na 2003 ontstaan zijn moet je eerst een geldige indicatie halen bij het CIZ. En heb je verpleging nodig op grond van een psychiatrisch lijden dan kan dat zonder indicatie gegeven worden; heb je echter verpleging nodig vanuit een somatisch lijden dan moet je dat eerst aanvragen bij het CIZ. Die zogenaamde knip verwijst naar een tweedeling die al veel eerder bedacht is; Descartes is weer van stal gehaald: lichaam en geest worden opnieuw gescheiden! Niet te volgen, zowel voor hulpverlener als cliënt.

Tot zover een aantal voorbeelden van deze grove clusterbombardementen. Met als effect behoorlijk wat shock and awe, voor zowel cliënt als hulpverlener. Inmiddels zijn er de nodige initiatieven om het tij de keren.
De stichting Beroepseer bijvoorbeeld doet haar best om krachten vanuit het werkveld zelf te mobiliseren. In haar ‘100 dagen evaluatie’ doet ook staatssecretaris Bussemaker het boetekleed aan: er moet meer geluisterd worden naar de uitvoerders en de taal van de managers dient verlaten te worden. Recente berichten over de taakstelling van een aantal miljarden in de ouderenzorg staan echter haaks op deze met de mond beleden sympathiebetuiging.

De huidige komkommertijd lijkt een goede gelegenheid om nog eens krachtig een tegenoffensief in het leven te roepen. Wij roepen ieder, die zich herkent in de bovenstaande gekte, op om vanaf heden van zich te laten horen. Het is afgelopen met het prijsschieten op deze sector.
Laat de jongens en meisjes van het ministerie en de dure bureaus zich maar lekker omscholen en het zwaar gehavende leger van de uitvoerders in de zorg maar komen versterken!

Presentatie “Actieplan AWBZ” van het Ministerie van Volksgezondheid

De Stichting Beroepseer was aanwezig op 28 augustus 2007 bij de presentatie van het “Actieplan AWBZ” van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – VWS.

Staatssecretaris Jet Bussemaker lichtte het Actieplan toe en zei dat het belangrijkste thema van het plan het terugdringen van de bureaucratie in de gezondheidszorg is. Daartoe is een “Meldpunt bureaucratie en regeldruk” op de website van het Ministerie opengesteld en komt er binnenkort een “Vliegende brigade” die knelpunten van de bureaucratie gaat aanpakken in de instellingen.
Het Ministerie heeft ook praktijkstages ingevoerd waarin VWS-medewerkers een of twee dagen meelopen met professionals op de werkvloer om een beter beeld te krijgen van de effecten van beleid en regels in de praktijk.
De Stichting Beroepseer ziet in dat laatste vooral een mooi resultaat van haar inspanningen in het afgelopen jaar om mensen op de werkvloer en het ministerie dichter bij elkaar te brengen.

Lees Verslag van de presentatie “Actieplan AWBZ” van het Ministerie van Volksgezondheid op 28 augustus 2007: Bureaucratie wordt aangepakt: https://beroepseer.nl/publicaties/Verslag%20Actieplan%20AWBZ.pdf

Bundeling zorg- en onderwijsreacties verstuurd naar bewindslieden

De reacties van de mensen uit de zorg en het onderwijs op de video-oproepen van de bewindslieden Klink, Bussemaker (VWS)en Plasterk en van Bijsterveldt (OCW) zijn door ons samengevat en met een complete bundeling van alle bijdragen verstuurd aan de bewindslieden. U kunt deze documenten zelf lezen of downloaden bij “Publicaties”.

We verwachten zeker dat er nog een persoonlijk antwoord gaat komen van de bewindspersonen! Alle reacties tesamen geven een goed beeld van de beroepsZeerpunten en de beroepsEeroplossingen in zorg en onderwijs. Iedereen die een bijdrage heeft geleverd willen wij hiervoor heel hartelijk bedanken. U heeft de moed gehad om uw mening op internet bekend te maken. Het was een nieuwe en unieke mogelijkheid om rechtstreeks met de bewindspersonen te communiceren. Wij raden iedereen aan om door te gaan met te vertellen over je werk, waar ben je trots op en wat staat je in de weg.

Blijf je uitspreken over de kern van je werk. Gebruik onze dialoog site. We gaan er aan werken om de site voor u nog beter toegankelijk te maken. En we zulen u op de hoogte blijven houden van de beroepseerontwikkelingen op VWS en OCW. Laatste nieuws, inmiddels is VWS begonnen met het organiseren van stages voor de ambtenaren bij mensen op de werkvloer in de zorg. Blijf de site volgen voor nieuwe berichten of lever zelf weer een bijdrage!

Op naar het echte werk in de zorg

op_naar_het_echte_werk_in_de_zorgBegin 2007 organiseerden Stichting Beroepseer, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Bureau met Waarde de bijeenkomst Op naar het echte werk in de zorg. Wat zijn in de zorg de specifieke belemmeringen om met enthousiasme te werken? Wat moet er veranderen?

Gesprekken met en tussen professionals uit de zorg.

 

Interview met Jet Bussemaker, staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport

jet bussemaker1 mei was in 2007 niet alleen de Dag van de Arbeid maar ook de Dag van Beroepseer. Die dag startte Beroepseer de actie Adviseer het kabinet over beroepseer op de website www.beroepseer.nl. In een persoonlijke videoboodschap deden vier bewindslieden rechtstreeks een oproep aan al degenen die in de knoop zitten met hun beroepseer om te reageren en suggesties en ideeën aan te dragen over hoe het beter kan.

De videoboodschappen kwamen van Minister Plasterk en Staatssecretaris Van Bijsterveldt van het Ministerie van Onderwijs en van minister Klink en Staatssecretaris Bussemaker van het Ministerie van Volksgezondheid. De bewindslieden begonnen de oproep met hun eigen definitie van beroepseer.
Tot 19 juni 2007 kon men reageren, waarna alle binnengekomen reacties werden gebundeld en samengevat in Beroepseer-punten en Beroepseer-oplossingen en met een begeleidende brief naar de ministeries gestuurd.
De bundelingen van reacties en het antwoord van de ministeries zijn elders te vinden op de website www.beroepseer.nl

De films zijn opgenomen door Arthur van der Sarre en Raoul de Zwart van Inbetween Video Productions.

De titels zijn:

– Samenvatting en bundeling reacties Onderwijs, ontvangen in het kader van de actie ´Adviseer het kabinet over beroepseer´ in mei 2007.

-Samenvatting en bundeling reacties Zorg, in het kader van de actie ´Adviseer het kabinet over beroepseer´ in mei 2007.

– Minister Klink en staatssecretaris Bussemaker (VWS) reageren op BeroepsEer videoreacties. 12 juni 2007.

– Plasterk en Van Bijsterveldt (OC&W) reageren op BeroepsEer videoreacties. 19 juni 2007.