Skip to main content

Redactie Beroepseer

FNV-onderzoek: te veel managers en tijdschrijven slecht voor vakmanschap

Tijdschrijven en veel managementlagen belemmeren werknemers in hun vakmanschap. Dat blijkt uit onderzoek dat de vakcentrale FNV op 11 juni 2010 presenteerde op een conferentie in Den Bosch. De vakbeweging maakt zich zorgen dat stroperigheid en een overdaad aan regels het vakmanschap hinderen.

‘Vakmanschap is plezier en voldoening in het werk en managers gaan daar niet altijd even slim mee om. Je wil toch ook trots zijn op je werk? Dat kan beter’, zegt FNV-bestuurder Leo Hartveld.

Tijdschrijven

Tijdschrijven heeft volgens het onderzoek – uitgevoerd door ADV Market Research – de meest negatieve invloed op de kwaliteit van het werk. Eenderde van de ondervraagden zegt het verplicht registeren van werktijden lastig te vinden bij het uitoefenen van hun vak. Hierbij vallen de jeugdzorg (59 procent) en het mbo (44 procent) bijzonder op.

Managementlagen

Uit het onderzoek blijkt ook dat hoe meer managementlagen een organisatie telt, hoe moeilijker het voor werknemers wordt om goed te functioneren. Als een directie het merendeel van het werk bepaalt, zegt bijna 60 procent van de ondervraagden dat hun vakmanschap niet tot zijn recht komt.

Zelfstandigheid, samenwerking en voldoening

Werknemers weten ook wat er voor nodig is om hun vak beter uit te oefenen. Bijna de helft van de ondervraagden geeft aan meer zelfstandigheid, een betere samenwerking en meer voldoening over  de inhoud van het werk belangrijk te vinden. Ze verlangen van hun vakbond steun bij deze veranderingen.

Werkdrukvermindering

Gevraagd hoe de FNV hen kan ondersteunen in hun vakmanschap antwoorden de meeste ondervraagden: ‘Door afspraken te maken met werkgevers over lonen, werkdrukvermindering en het tegengaan van bureaucratie.’

Vakmanschap Onderzoeksresultaten, in opdracht van FNV, ADV Market Research, maart 2010: https://beroepseer.nl

Boekenreeks Beroepseer

Het gezag van de wethouder

omslag het gezag van de wethouderIn opdracht van de Wethoudersvereniging onderzochten Corné van der Meulen en Thijs Jansen van Stichting Beroepseer wat er nodig is voor een gezagsvol optreden.
In Het gezag van de wethouder. Een ambachtelijke uitdaging gaan de auteurs op zoek naar het gezag van wethouders in de 21e eeuw. Zij gaan daarbij in op vragen als: Wat is het verschil tussen macht en gezag? In hoeverre vinden wethouders zelf dat zij gezag hebben? Maar vooral: Welke bronnen kunnen wethouders aanwenden voor een gezagsvol optreden? Relevante vragen voor een bijzonder en soms ook ingewikkeld ambt, waarin gezag of juist het ontbreken daarvan een grote rol speelt.

Er wordt vaak gezegd dat vroeger min of meer automatisch werd geluisterd naar wethouders. Maar is dat eigenlijk nog steeds zo, of is daar de afgelopen decennia verandering in gekomen? De forse toename in het aantal vallende wethouders in de laatste jaren doet in ieder geval niet vermoeden dat het er goed voor staat met het gezag van wethouders. Veertig wethouders zijn in 2017 overgestapt naar een andere baan. In de bestuursperiode 2012 – 2017 vertrok liefst één op de vijf wethouders onvrijwillig en vroegtijdig.

Inhoud
Voorwoord door Ton Roerig, voorzitter Wethoudersvereniging
1. Inleiding
2. Modern gezag in context
4. Gezagsbronnen voor de wethouder
5. Gezagsbronnen onderzocht
6. Gezagsvol optreden door persoonlijkheid en geloofwaardigheid
7. Conclusie
Plus zeven bijlagen waaronder een verantwoording van het onderzoek, een vragenlijst en een checklijst die wethouders kunnen gebruiken om in de praktijk met gezagsvraagstukken om te gaan.

Het gezag van de wethouder. Een ambachtelijke uitdaging, door Corné van der Meulen en Thijs Jansen, uitgave van Wethoudersvereniging en Stichting Beroepseer, 75 p., 2018

Het gezag van de wethouder is in eerste instantie exclusief beschikbaar voor aantredende wethouders. Vanuit de Wethoudersvereniging ontvangen zij bij hun aantreden een exemplaar cadeau.
Voor meer informatie over het boek kunt u contact opnemen met Corné van der Meulen: c.vandermeulen@beroepseer.nl

Artikel 5 – De beroepseer van de accountant

omslag artikel5 beroepseer accountant grArtikel 5 gaat over de beroepseer van de accountant en goed werk. Het boek begint met drie citaten van niet-accountants die een appèl doen op de accountant en zijn beroepseer: Jeroen Dijsselbloem, minister van Financiën tijdens kabinet Rutte II; Rutger Jeuken, officier van Justitie en Barbara Baarsma, lid van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. In de inleiding wordt uitgelegd wat beroepseer betekent, hoe beroepseer haar werk doet binnen professionele groepen en waarom men zuinig moet zijn op het eergevoel van professionals.
De centrale vraag van deze bundel is: hoe staat het op dit moment met de beroepseer van de accountant en wat is er (nog meer) nodig om de accountant te helpen in zijn streven goed werk te leveren in dienst van de maatschappij?

Deel I van de bundel geeft een overzicht voor lezers die wat minder goed zijn ingevoerd in het onderwerp accountancy en graag bijgepraat willen worden.
In deel II wordt wat langer stilgestaan bij de vraag in hoeverre de accountant nog een eervolle professie heeft. Na die analyse wordt dieper ingegaan op een aantal ontwikkelingen die gaande zijn in de wereld en die mogelijk van invloed zijn op accountants en hun werk.
In deel III wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag of die ontwikkelingen nu een bedreiging vormen of een kans. Een accountant dient zich te verhouden tot meerdere bronnen van regelgeving en moet zuivere afwegingen maken in de dagelijkse praktijk: daarin toont zich de meester. Wat verwachten belanghebbenden van een accountant in de praktijk als wet- en regelgeving hem in de steek laten of achterblijven bij de ontwikkelingen?
Deel IV gaat om de ruimte die de accountant nodig heeft om zijn werk goed te doen. Die ruimte is sterk afhankelijk van het aantal partijen dat wil meebepalen wat goed werk is. In hoeverre zijn al die goede bedoelingen behulpzaam in de beroepspraktijk? Hoe ervaren accountants die professionele ruimte? De resultaten van een verkennend onderzoek geven daarin meer inzicht.
Deel V probeert een bodem te leggen onder een aantal recente initiatieven binnen het onderwijs. Hoe kan men investeren in de vorming van goede accountants? Hoe doe je dat?
Deel VI behandelt een aantal denkrichtingen om te komen tot scherpere keuzes omwille van het publieke belang.

De beschouwing aan het slot biedt zes uitgangspunten voor een routeplan voor de toekomst van de accountant vanuit het perspectief van beroepseer: een accountant die het publieke belang dient en met gezag zijn verantwoordelijke werk wil en kan doen. Deze accountant vindt zijn werk eervol en stelt hoge morele en technische eisen aan zijn eigen doen en laten, omdat hij in de ogen van anderen en uit zichzelf wil bijdragen aan dat publieke belang. Hij houdt daarbij actief rekening met wat relevante anderen daarvan op zijn best zouden kunnen verwachten. Die anderen kunnen collega’s zijn en de beroepsorganisatie, maar ook de AFM, de aandeelhouders, maatschappelijke organisaties, burgers of het parlement.

Artikel 5 biedt een rijke bundeling aan bijdragen met voornamelijk positieve inzichten, scherpe analyses en verhalen van mensen binnen en buiten de accountancysector.
Redacteur Margreeth Kloppenburg verwoordt aan het begin – zij is geen accountant – waarom zij zoveel belangstelling voor het vak heeft. Ze schrijft dat “de legitimiteit van het handelen van de accountant voortkomt uit zijn (wettelijke) taak om op te komen voor het publieke belang. Het is wellicht dan ook verstandig om, vanuit ons als publiek gezien, tenminste iets van interesse op te brengen voor dat werk, aangezien wij daar kennelijk een belang in hebben”.
Boeiend is te lezen over het ontstaan van het vak accountant en de behoefte van de maatschappij aan een onafhankelijke controleur en vertrouwenspersoon.

Enkele namen van auteurs aan deze bundel: Arnout van Kempen, Thijs Smit, Martin Martinoff, Marcel Pheijffer, Thérèse Grohnert, Roger Meuwissen, Wim Gijselaers, Henk Scheffers, Frédérique Six, Young Profs, Eric Smit, Boudewijn de Bruin, Arnold Schilder, Christopher Humphrey.

Klik hier voor voor complete inhoudsopgave van Artikel 5 – De beroepseer van de accountant.

Artikel 5 – De beroepseer van de accountant, onder redactie van Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen, een uitgave van Stichting Beroepseer, 250 p., 2017. Te bestellen voor € 32,50 bij Beroepseer Vrije boeken: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Lees voor een aantal citaten uit het boek de blog van een van de auteurs van het boek:, Marcel Pheijffer op Accountant, 29 december 2017: www.accountant.nl

In de media en recensies

Testimonial “De beroepseer van de accountant”, Thomas van Tiel, directeur Kennis en Ontwikkeling Auditdienst Rijk, Ministerie van Financiën, juli 2018: https://beroepseer.nl

Boek Artikel 5 pleit voor herstel beroepseer accountants, Hogeschool Utrecht, 24 januari 2018https://onderzoek.hu.nl

MKB-accountant moet beroepseer hervinden: “Je hebt mensen nodig die opletten”, door Charles Sanders, Accountantweek (AW),17 januari 2018: https://accountantweek.nlberoepseer-hervinden

Accountants hebben hun ei van Columbus allang: de beroepseer. Interview met Margreeth Kloppenburg en Arnout van Kempen, door Jeroen Piersma, Het Financieele Dagblad, 15 januari 2018: Klik hier

Goed werk voor academici

omslag goed werk voor academici midAan de universiteit ligt sterk de nadruk op onderzoekscompetitie. Hierdoor is een ratrace ontstaan waarin bepaalde wetenschappers sterk in het voordeel zijn: de ambitieuze onderzoekers die strategisch aan hun carrière werken, voornamelijk met hun eigen ‘papers’ bezig zijn en relatief weinig voor hun collega’s doen. Ze hechten zich nauwelijks aan de gemeenschap waarvan ze deel uitmaken, laat staan dat ze iets voor hun maatschappelijke omgeving willen zoen.

Goed werk voor academici wijst competitie niet af, maar pleit voor een betere balans: meer oog voor samenwerken, variatie en maatschappelijke relevantie.

Aan het boek werkten mee:
– Rosalie Belder, politicoloog en o.m. beleidsmedewerker bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
– Jurriaan Jansen, masterstudent biomedische wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht.
– Bas Mali, senior docent/onderzoeker aan de Politieacademie.
– Barend van der Meulen, hoofd Onderzoek bij het Rathenau Instituut en hoogleraar Evidence for Science Policy aan de Universiteit van Leiden.
– Corné van der Meulen, werkzaam bij de Stichting Beroepseer. Volgde de opleiding Vraagstukken van beleid en organisatie aan de Universiteit van Utrecht.
– Martin Sommer, politiek redacteur bij De Volkskrant.

Redacteuren:
– Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte bij Èthos aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, tot december 2015 hoogleraar Maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.
– Thijs Jansen, mede­oprichter en directeur van Stichting Beroepseer, onderzoeker/docent aan de Universiteit van Tilburg.
– Wout Scholten, junior onderzoeker bij het Rathenau Instituut in Den Haag.

Klik hier voor inhoudsopgave van Goed werk voor academici.

Goed werk voor academici, een uitgave van Stichting Beroepseer, 222 p. 2016.
Te bestellen voor € 24,95 bij www.beroepseer.vrijeboeken.com
Ook verkrijgbaar in de boekhandel.

Recensies

Recensie: Goed werk voor academici, door Daan Rutten, Univers, 7 oktober 2016: https://universonline.nl

Hoe kan de publicatiedwang minder worden in de wetenschap?, door Sanne Blauw, de Correspondent, 11 september 2016: https://decorrespondent.nl

 

Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag

omslag ambtelijk vakmanschap en moreel gezag boeken beroepseerDe invoering van een ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut is nodig om tegenwicht te bieden aan het dominante kortetermijndenken van politieke bestuurders. Dat is de kernboodschap van het essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, geschreven door Gabriël van den Brink, hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en Thijs Jansen, mede-oprichter en directeur van de Stichting Beroepseer en senior-onderzoeker aan de School voor Politiek en Bestuur van de Universiteit van Tilburg. Volgens de auteurs moet het nogal vrijblijvende debat tot nu toe over ambtelijk vakmanschap verbonden worden met de dringende noodzaak om de overheid moreel gezag te bezorgen: “In de moderne samenleving zijn volop morele gezagsbronnen aanwezig. Politieke bestuurders maken hier echter stelselmatig geen of weinig gebruik van, vanwege machtskwesties en kortetermijnbelangen”.
Om ambtenaren in staat te stellen werk te maken van moreel gezag, bepleiten de auteurs de invoering van een ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut.

De auteurs stellen in het essay dat de belangrijkste functie van ambtelijk vakmanschap het creëren, ontwikkelen en in stand houden van overheidsgezag is. Dat is hoog nodig, want volgens de auteurs is er sprake van een heuse gezagscrisis bij de overheid. In tegenstelling tot de communis opinio blijkt moreel gezag in deze tijd van groot belang te zijn. Burgers hechten er sterk aan, maar deze gezagsbron wordt (met name) door de politiek-bestuurlijke gezagsdragers vaak onderbenut. De auteurs spreken van een ‘morele leegte in de partijpolitiek’. In Den Haag dient de ‘wil van het volk’ als vrijbrief voor ‘doorzettingsmacht’, waarbij de doelen uit regeerakkoorden de middelen heiligen. Rechtsstatelijke tegenwichten worden in toenemende mate genegeerd, verzwakt of handig omzeild.
Uitvoerende organisaties worden opgezadeld met onuitvoerbaar beleid. Uit affaires, parlementaire enquêtes en rapporten van onder andere de Nationale Ombudsman rijst bepaald niet een beeld op van een overheid die behoorlijk bestuurt en leert van fouten. De vele affaires van het afgelopen jaar onderstrepen dit beeld (PGB-alarm, Teevendeal en bonnetjesaffaire, Fyra, ICT-enquête).
Van beleidsambtenaren en uitvoerende ambtenaren wordt door politieke bestuurders loyale medewerking geëist. Ondanks mooie termen als ‘co-creatie’ en ʻdoe-democratie’ lijkt de klassieke Weberiaanse visie op ambtenaren – volstrekte gehoorzaamheid aan de politieke bestuurder – nog onverminderd in zwang te zijn.

Om morele gezagsbronnen structureel te kunnen benutten moet het vakmanschap van ambtenaren een sterkere positie krijgen, door “het creëren van een breed ambtelijk statuut waaraan zij ook een zeker recht op ambtelijk vakmanschap kunnen ontlenen”.
Een stevig ambtelijk statuut bestaat wat de auteurs betreft uit een samenstel van waarden dat richting kan geven aan goed ambtenaarschap en dat helpt de weg te wijzen naar duurzamer en gezaghebbender optreden van de overheid. Dit statuut dient waarden te bevatten die uitdrukking geven aan de publieke missie (bijvoorbeeld onafhankelijkheid, rechtsstatelijkheid, rechtmatigheid, rechtvaardigheid) en aan de professionele missie (bijvoorbeeld deskundigheid, dienstbaarheid, doelmatigheid en eerlijkheid) van het ambtelijk werk.

Op 27 september 2016 bespreekt de Eerste Kamer het voorstel voor de Wet normalisering rechtspositieambtenaren van de kamerleden Steven van Weyenberg (D66) en Mona Keijzer (CDA). Doel hiervan is het zoveel mogelijk elimineren van de arbeidsrechtelijke verschillen tussen personeel in de overheidssector en de marktsector. In dat kader heeft de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Plasterk, eerder aan de Tweede Kamer een ambtenarenstatuut toegezegd waarin ‘de aspecten van het ambtelijk vakmanschap’ zullen worden vastgelegd. De planning is erop gericht dit gereed te hebben op het moment dat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking treedt. Tot op heden is nog onduidelijk hoe de minister dat statuut wil vormgeven.

Het essay bestaat uit drie delen:
Deel 1: De gezagscrisis van de overheid en het lot van ambtelijk vakmanschap (diagnose).
Deel 2: Wat voor gezag heeft de overheid nodig? Het toenemend belang van moreel gezag (remedie).
Deel 3: Hoe ambtenaren kunnen bijdragen aan het morele gezag van de overheid. Een pleidooi voor een ambtelijk statuut (realisatie).
Voorwoord van Sjaak van der Tak, burgemeester van Westland, en van auteurs.

Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen, uitgave van Stichting Beroepseer, 96 p., 2016, € 19,99,
Klik hier om essay te bestellen: www.beroepseer.vrijeboeken.com

Recensie: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, TPC Online, 9 november 2016: www.tpconline.nl

De morele dimensie van ambtelijk vakmanschap, door Dave van Ooijen, Groepsblog Beroepseer,
14 juli 2016: www.beroepseer.nl

Boekverslag: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Davied van Berlo, De Ambtenaar,
1 juni 2016: www.deambtenaar.nl

 

Moraliteit in actie

omslag moraliteit in actieSociale voortrekkers zijn ondernemende mensen met een sociaal hart. Ze werken effectief aan de vitale lokale samenleving en laten zich daarbij niet ontmoedigen door het systeem. Ze doorbreken routines, rekken systemen op en worden gedreven door de overtuiging dat het anders en beter kan en zal. Daarnaast weten de aanwezige krachten in een wijk of buurt aan te boren.
Moraliteit in actie. Wat sociale voortrekkers gemeenten kunnen leren bevat interviews met dertien voortrekkers. Deze interviews vormden een onderdeel van werksessies die in het kader van het programma Vitale lokale samenlevingen ‘op locatie’ plaatsvonden bij de sociale pioniers in 2015 en 2016.
Het boek bevat naast de interviews een essay van Cor van Beuningen, directeur van stichting Socires over de opgedane inzichten: Sociale voortrekkers en de vitale lokale samenleving, en een analyse van prof. Gabriël van den Brink: Lessen in realisme – Wat sociale voortrekkers ons te zeggen hebben.

Uitgangspunt van het programma Vitale lokale samenlevingen is de gedachte dat de brede decentralisatie-operatie van de maatschappij behalve een hoop gedoe – mede door de bezuinigingen die ermee gepaard gaan – ook veel kansen biedt voor initiatieven van onderop en de vitalisering van de lokale samenleving. Maar dan is het wel zaak om die kansen te pakken, anders is die decentralisatie niet veel meer dan een verschuiving binnen de overheid die verder op de oude voet blijft opereren.

Inhoudsopgave van Moraliteit in actie:

  • Woord vooraf 7
  • Sociale voortrekkers en de vitale lokale samenleving. Cor van Beuningen 9
  • Kwetsbaren in de samenleving. Met Jan van Opstal, Netwerk DAK 15
  • Werken in en met de buurt. Met Loes Leatemia en Ramon Schleijpen, Lokale Lente, Amsterdam 19
  • Bestuur en politiek. Met Marijke Verstappen, gemeentesecretaris in Wageningen 25
  • Participatie en samenredzaamheid van burgers. Met Rob van Pagée, Eigen Kracht Centrale 33
  • Meedoen. Met Henk Oosterling, Rotterdam Vakmanstad, Rotterdam 45
  • Sport als motor voor maatschappelijke participatie. Met Stijn Verhagen en Eelco Koot, Hogeschool Utrecht 57
  • Effectieve armoedebestrijding. Met Barend Rombout, Bureau Frontlijn, Rotterdam 69
  • Aan de slag tegen eenzaamheid en sociaal isolement. Met Fred Beekers en Rob Kars, Resto VanHarte 83
  • Vertrouwen en intermenselijke relaties met burger cruciaal voor goede politie. Met Jaco van Hoorn, Nationale politie eenheid Zeeland West-Brabant 97
  • De ondernemer en de instelling. Met Jos de Blok, Buurtzorg Nederland 111
  • Lessen in realisme – Wat sociale voortrekkers ons te zeggen hebben. Gabriël van den Brink 125
  • Personalia 155

Uitspraken van een viertal voortrekkers:

Rob van Pagée: “We moeten weg uit het institutie-denken. Het systeem doet meestal de dingen voor mensen, of aan mensen, maar lang niet altijd met mensen. Het gevolg daarvan is dat veel menselijke kracht onbenut en ongebruikt blijft”.
Ramon Schleijpen: “Ik herinner me nog heel goed dat we die avond moesten voorbereiden en dat we tegen alle ambtenaren zeiden: Laat de plannen die je hebt nu in de la liggen. Ga gewoon eens praten met mensen, en luisteren, in plaats van dat je vraagt: Kunnen jullie akkoord zijn met wat wij bedacht hebben?”
Barend Rombout: “Het belangrijkste is dat we een fatsoenlijke overheid zijn. Bepaalde dingen doe je gewoon niet. Dat noem ik basisfatsoen. De redelijkheid en het maatwerk moeten weer terug”.
Jos de Blok: “Buurten is beter dan zorgen. Het is essentieel dat we weer teruggaan naar de relatie, naar contact maken met de mensen in de wijk en vanuit een vertrouwensrelatie iets opbouwen”.

Klik hier voor downloaden e-boek Moraliteit in actie, door Gabrièl van den Brink, Cor van Beuningen, Alexandra Gabrielli, Hans Groen en Thijs Jansen (juni 2016, 160 pagina´s).

 

Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie

Omslag het alternatief voor de zorg klein2De bundel Het alternatief voor de zorg – een initiatief van stichting Beroepseer en de vereniging van zorgprofessionals VvAA – is samengesteld door Jos de Blok, directeur en oprichter van Buurtzorg Nederland;  Herman Suichies, huisarts en bestuurslid van de Vereniging van Praktijkhoudende Huisartsen; radiologe Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen, directeur en medeoprichter van Stichting Beroepseer. De samenstellers vinden dat er snel grote veranderingen nodig zijn in de gezondheidszorg. De zorg draait namelijk teveel om geld en spreadsheets.

Uit onderzoek waarover het boek publiceert blijkt dat Nederlandse ziekenhuizen jaarlijks 20 procent van het budget kwijt zijn aan overheadkosten. Geld dat niet aan zorg wordt besteed. Onderzoekers Jeffrey Stevens en Corné van der Meulen berekenden dat van elke vijf euro die er naar ziekenhuiszorg gaat, er één euro opgaat aan bureaucratie. Opvallend is dat grote ziekenhuizen nauwelijks efficiënter kunnen werken dan kleine ziekenhuizen. Met bijna 25 miljard euro is ziekenhuiszorg de grootste kostenpost binnen de gezondheidszorg. Als de resultaten van het onderzoek gegeneraliseerd worden zou dat betekenen dat ongeveer 5 miljard van het totale budget van ziekenhuizen opgaat aan bureaucratie.

De samenstellers zijn ook kritisch over de rol van zorgverzekeraars. Vier op de vijf zorgverleners heeft een klein of zeer klein vertrouwen in de goede intenties van zorgverzekeraars, zo blijkt uit onderzoek van het Nivel onder ruim 2.000 zorgprofessionals dat in het boek wordt gepresenteerd. Bijna drie kwart van de zorgprofessionals geeft bovendien aan weinig vertrouwen te hebben in de deskundigheid van zorgverzekeraars. Het vertrouwen daalde sinds 2006, het jaar dat de zorgverzekeringswet werd ingevoerd, met tien procent. Naarmate zorgverleners meer invloed van zorgverzekeraars ervaren, neemt de kans dat zij weinig vertrouwen hebben in zorgverzekeraars toe, zo stellen de onderzoekers.

De kern van het boek is dat goede en betaalbare zorg alleen mogelijk is als het gehele zorgstelsel dienstbaar is aan de relatie tussen patiënten en zorgverlener. De blik in het zorgstelsel is nu gericht op de macht daarboven, maar moet zich naar de werkvloer verplaatsen. Om die reden bevat het boek interviews met patiënten en hun zorgverleners. Verder staan er in het boek analyses van situaties in diverse sectoren en artikelen met ervaringen en ideeën over hoe het alternatief eruit moet zien.
Uit de besproken voorbeelden in het boek blijkt dat de zorg anders kan worden georganiseerd: “Laten we met zijn allen eens ‘omdenken’. Daar zijn inmiddels al genoeg aanknopingspunten voor. De organisaties die erin slagen werkelijk te organiseren vanuit het oprechte en authentieke besef wat er nodig is voor concrete, individuele goede zorg, boeken in alle opzichten voortreffelijke resultaten…
Hun zorg kost minder dan de ‘traditionele’ organisaties met veel zorgbureaucratie en management. Er zit ons inziens veel in de volgende praktische wijsheid: ‘Als je focust op kosten, gaat de kwaliteit omlaag; als je focust op kwaliteit gaan de kosten omlaag’.”

Het alternatief voor de zorg sluit af met een manifest waarin de gewenste nieuwe koers is samengevat.

Klik hier voor de inhoudsopgave van Het alternatief voor de zorg.

Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie, onder redactie van Jos de Blok, Thijs Jansen, Herman Suichies, Lewi Vogelpoel, Uitgeverij Boom Amsterdam, 347 p., november 2015, € 25,-

omslag het kleine alternatief voor de zorg
In maart 2016 is een verkorte versie
(tweede druk) verschenen:
Het kleine alternatief voor de zorg
voor € 17,50.
Bestellen kan bij Beroepseer:
www.beroepseer.vrijeboeken.com

In deze verkorte uitgave zijn niet opgenomen de gedichten:
Koude kleren van Elma van Haren
Beschiet het papier van Arnoud van Adrichem
Bureau voor de ander van Arjen Duinker
Artikelen:
– Humaniteit en doelmatigheid in de zorg: twee kanten van dezelfde medaille?
door Hans Maarse en Dirk Ruwaard
-Van erkend professional naar potentiële overtreder. Veranderende rolverwachtingen van zorgprofessionals in 15 jaar dbc-beleid, door Andrea Frankowski
– Hoe de dominante economische beleidsblik de morele motivatie van artsen systematisch ontkent,
door Nicolas Da Silva
– Overpeinzingen bij een gewone werkdag in de geestelijke gezondheidszorg, door Alan Ralston
– ‘Het liefste ziekenhuis van Nederland’ 2. Anders kijken, leren en doen in de zorgpraktijk.
Interview met Rita Arts en Marcel Boonen
– ‘Het liefste ziekenhuis van Nederland’ 3. Over menslievende zorg in de complexe context van een ziekenhuis. Interview met Marlies Overdijk
– Indicatoren? Gewoon opnieuw beginnen, maar nu ‘van binnen naar buiten’, door Wim Schellekens

Recensies

Boek: Het kleine alternatief voor de zorg, door Joke van der Meer, Onderwijs en Gezondheidszorg, september 2016: https://onderwijsengezondheidszorg.nl

Goede en betaalbare zorg is haalbaar, door Bèr Pleumeekers, Huisarts en wetenschap, 31 juli 2016.
Klik hier.

Terug naar de menselijke maat, door Huib de Vries, Reformatorisch Dagblad, 20 juli 2016: Klik hier.

Exceptionalisme, Arts en Auto, 28 juni 2016: www.artsenauto.nl

Het alternatief voor de zorg, Zorgvisie, 31 maart 2015. Klik hier.

Het alternatief voor de zorg, NBD Biblion, vakblad voor de bibliotheek- en mediatheekbranche, 2 maart 2016. Klik hier.

Perestrojka in de zorgsector, Maatwerk, vakblad voor professionals in sociaal werk no 1, februari 2016. Klik hier.

Recensies Het alternatief voor de zorg: ‘Een met bevlogenheid en visie samengesteld boek’. ‘Verplichte kost voor bemoeiclubs’, Groepsblog Beroepseer, 22 februari 2016. Klik hier.

Pleidooi voor revolutie in de zorg, Sociale Vraagstukken, 17 november 2015: www.socialevraagstukken.nl

Het alternatief voor de zorg’, felle aanval op het zorgstelsel, door Eelke van Ark, Follow the money, 17 november 2015: www.ftm.nl

Flip the system

omslag flip the systemFlip the system – Changing education from the ground up, onder redactie van Jelmer Evers en René Kneyber, werd in juli 2015 gepresenteerd op het 7e Wereldcongres Education International in Ottawa, Canada.

Het boek is de internationale uitgave van het in 2013 verschenen boek Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!
Leraren en onderwijskundigen uit alle delen van de wereld pleiten er in dit boek voor de economische benadering van het onderwijs en de afrekencultuur achter ons te laten en daarvoor in de plaats te kiezen voor een meer menselijke, democratische benadering. Dat wordt “flipping the system” genoemd en dat betekent dat leraren wereldwijd zelf de regie nemen over het onderwijs en zelf aan het roer gaan staan, in plaats van slechts uitvoerders te zijn van wat anderen allemaal bedenken voor het onderwijs. Van onderop beginnen met verandering van het onderwijssysteem.

Het boek begint met een citaat van de zestiende eeuwse Franse jurist en schrijver Étienne de la Boétie die in zijn boek Discours de la servitude volontaire – Vertoog over de vrijwillige slavernij – schreef dat de gewoonte ons vormt en op den duur grote macht over ons heeft: “Het verhaal gaat dat Mithridates zichzelf had aangewend vergif te drinken. Op dezelfde manier leren wij onszelf het vergif van de slavernij te slikken zonder dat het ons bitter smaakt“.

Een greep uit de auteurs van Flip the system: Andy Hargreaves, Pasi Sahlberg, John Bangs, David Frost, Mat Esterman uit Australië, Eva Hartell uit Zweden, Elisa Guerra uit Mexico, John Yeo uit Singapore, Gert Biesta, Dick van der Wateren en Alderik Visser uit Nederland. Er zijn interviews met Thijs Jansen over de kwaliteit van professionaliteit, Arjan van der Meij over maakonderwijs, Artiom Soloveychik uit Rusland en Hyejin Bak uit Korea.

Flip the system: Changing education from the ground pp, Jelmer Evers, René Kneyber (Editors), uitgeverij Routledge/Taylor & Francis, 306 p., 2015, £19.99

 

Het alternatief II – De ladder naar autonomie

omslag het alternatief iiHet alternatief II is het vervolg op de in 2013 verschenen bundel Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! In het eerste deel proberen leraren, wetenschappers en leerlingen een antwoord te formuleren op de afrekencultuur waar scholen onder gebukt gaan. Enerzijds is het boek een verwijt aan de beleidsmakers die vanuit een neoliberale ideologie jarenlang hebben ingezet op marktmechanismen om het onderwijs te verbeteren. Anderzijds wijst Het alternatief ook met een beschuldigende vinger naar de leraren zelf, die zich wel heel gemakkelijk voegen naar de pressies die van buitenaf het onderwijs perverteren, waarbij de term ‘vrijwillige slavernij’ en ‘gedresseerde aap’ tot de verbeelding spreken.
De conclusie van deel I bevat een antwoord op de afrekencultuur om het systeem te flippen. Leraren moeten niet langer verantwoording afleggen aan de lagen die zich boven hen bevinden, maar de rest van het systeem moet verantwoording afleggen aan de beroepsgroep.

Is het eerste deel een pleidooi voor professionele autonomie van de leraar en voor collectieve zelfsturing, zich richtend op de kwaliteit van de uitoefeing van het beroep en goed onderwijs voor leerlingen, in het tweede deel onderzoeken leraren en wetenschapers hoe ze het systeem kunnen flippen en wat er nodig is voor een stevige beroepsgroep, wil die van enige betekenis zijn voor de inrichting van het onderwijs. Het gaat erom hoe scholen en leraren beter hun rol op zich nemen.

De nieuwe professionaliteit van leraren draait zowel om het individu als om het collectief. Een individuele leraar die open staat voor verbetering, kortetermijndoelen kan realiseren, op de hoogte is van de nieuwste ontwikkelingen, collegiaal kan samenwerken en in staat is om het eigen handelen te plaatsen in relatie tot een overkoepelende bedoeling van het onderwijs. Maar het draait ook om de manier waarop de professie zich als groep presenteert aan de buitenwereld.
Nodig in het onderwijs is een activistische, zelfregulerende, progressieve en politiek betrokken beroepsgroep van leraren die de mogelijkheden goed benut om het onderwijs in Nederland mee te bepalen. Het gaat om benutten van de ruimte die leraren is geboden, en om het opeisen van professionele ruimte waar dat nodig is.

Over stimulering van het handelingsvermogen van de leraar gaat dit tweede deel van Het alternatief.
Medewerkers aan het boek zijn:
– de onderzoekers Mark Priestley, Gert Biesta en Sarah Robinson. Zij bieden een conceptueel kader voor het handelingsvermogen van leraren.
– onderzoeker Frank Cornelissen belicht het belang van netwerken voor leraren.
– docent René Kneyber gaat op bezoek bij zelfsturende teams op scholen om te kijken hoe zelfbestuur en gedeeld leiderschap van leraren in de praktijk werkt. Hij bezoekt ook ambtenaren die op het ministerie van Onderwijs werken. In hoeverre zijn zij in staat om beleid bij te sturen?
– directeur onderwijs Freek van Gurp en bestuurssecretaris Simon van Rees gaan met onderzoekster Frédérique Six diep in op kwesties van vertrouwen en controle.
– lector Marco Snoek neemt ons mee in het thema ´leiderschap van leraren´.
– docente Hester IJsseling neemt het boek Het prachtige risico van onderwijs van Gert Biesta ter hand en reflecteert op de emancipatie van de leraar.
– docenten en onderzoekers Martijn van Schaik en Martin Vos laten zien hoe door middel van collegiale werkvormen leraren het handelingsvermogen kunnen ontwikkelen.
Tot slot bespreekt docent Alderik Visser de ontwikkelingen van de afgelopen twee jaar en geeft hij een voorzet voor een nieuwe inrichting van het Nederlandse onderwijsbestel.
In de eindconclusie De ladder naar autonomie vatten redacteuren René Kneyber en Jelmer Evers de verschillende adviezen en overpeinzingen van de medewerkers van het boek samen en doen zij een voorstel voor manieren waarop de beroepsgroep ‘in beweging’ kan komen.

Het alternatief II – De ladder naar autonomie, door René Kneyber en Jelmer Evers, 166 p., uitgeverij Phronese, Culemborg, 2015, € 24,99. E-boek: € 19,99. www.uitgeverijphronese.nl
In PDF beschikbaar sinds maart 2018 bij Phronese: Klik hier.

 

Loonfatsoen – Eerlijk verdienen of graaicultuur

omslag loonfatsoen boeken beroepseerLoonfatsoen- Eerlijk verdienen of graaicultuur biedt zicht op de hedendaagse inkomensverhoudingen en toegenomen verschillen sinds de jaren negentig. De bundel, onder redactie van Margo Trappenburg, Wouter Scholten en Thijs Jansen bevat drie verschillende soorten artikelen:

1 – wetenschappelijke artikelen waarmee de empirische basis voor het debat over loonfatsoen wordt gelegd. In deze artikelen wordt beschreven wat we weten over de relevante feiten. In het hoofdstuk Groeiende loonverschillen in Nederland: feiten, verklaringen en remedie, analyseert econoom Paul de Beer van de Universiteit van Amsterdam de loonontwikkeling in Nederland in historisch en vergelijkend perspectief.
Het hoofdstuk Wat verklaart beloningsverschillen tussen economische sectoren? is geschreven door Arjan Heyma en Ernest Berkhout, beiden werkzaam bij SEO Economisch Onderzoek, een stichting voor onafhankelijk toegepast economisch onderzoek.

2 – artikelen waarin vertegenwoordigers van verschillende beroepsgroepen aan het woord komen. Zij bezien het vraagstuk van een rechtvaardig loon vanuit het ik-perspectief en vertellen over wat hun werk inhoudt, wat ze daarmee verdienen en of ze hun loon gerechtvaardigd vinden. Het was lastig mensen te vinden die over hun loon wilden vertellen. Een aantal wilde alleen onder gefingeerde naam meewerken. Aan het woord komen een verpleegkundige, ziekenhuisbestuurder, vakbondsbestuurder, commissaris, wijkagent, huisarts, notaris, twee schoonmakers en twee organisatieadviseurs.
Daarnaast zijn er interviews met voormalig woningcorporatiebestuurder Ton Streppel, acteur Gijs Scholten van Aschat en FNV-voorzitter Ton Heerts. Er is ook een briefwisseling te lezen tussen een lerares en een oud-schoolbestuurder. De lerares verdient ongeveer 45.000 bruto per jaar. De bestuurder ongeveer 110.000 per jaar. Is dat een fatsoenlijk loonverschil? De schoolbestuurder vindt van wel en hij legt uit waarom.

3 –  artikelen over alternatieve manieren om te belonen. Hoe zouden we tot een rechtvaardiger inkomensverdeling kunnen komen?
Margreeth Kloppenburg schrijft over de stand van zaken bij de accountans, een zwaar onder vuur liggende beroepsgroep. Ze hield een internetpeiling onder accountants om te weten te komen wat zij een acceptabel inkomen vinden.

Sjoerd van der Velden en Yvonne Schult van Bruggink & Van der Velden Advocaten en Belastingadviseurs vertellen over het bijzondere businessmodel van hun kantoor en de niet-alledaagse manier van belonen. Wie aan objectieve criteria voldoet kan aandeelhouder worden voor de duur van dertien jaar. Het openlijk bespreken van elkaars salaris is onderdeel van de bedrijfsfilosofie: winstverdeling en kostenbeperking.

Ex-bankier en vermogensadviseur Peter van der Slikke kijkt terug op zijn carrière. Hij pleit voor beloning op basis van echte verdienste. Bankiers zijn, anders dan zij soms beweren, geen ondernemers. Ondernemers lopen risicio. Bankiers zouden gewoon een salaris moeten verdienen.
Managementexpert en hoogleraar Herman van den Bosch verdiept zich in exorbitante beloningen van managers in het hoofdstuk Verdienen managers wat zij verdienen? Hij pleit voor een maatschappelijk betrokken management, want hem is gebleken dat managers hun werknemers niet gelukkig maken. Ze stellen het kortetermijnbelang van hun bedrijf voorop en berokkenen zo mogelijk de maatschappij schade op de lange termijn.

In het slothoofdstuk pleiten Pieter Pekelharing, docent sociale en politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en Margo Trappenburg ervoor dat brutolonen transparrent worden, ze moeten openbaar zijn. En ze moeten bespreekbaar zijn. Tegelijkertijd schetsen ze de contouren van een moreel beoordelingskader dat bedrijven en organisaties zouden moeten gebruiken bij het doordenken, expliciteren en motiveren van hun beloningsbeleid. Dat kader bestaat uit een fatsoenlijk minimumloon, een overkoepelend rechtvaardigingsprincipe dat criteria levert op basis waarvan men meer dan het minimum zou moeten verdienen en een norm voor een fatsoenlijke verhouding tussen minimum en maximum. Voor het uitwerken hiervan gebruiken Pekelharing en Trappenburg het principe van verdienste ter rechtvaardiging van loonverschillen en de Tinbergennorm van 1:5 ter normering van de verhouding tussen het laagste en hoogste inkomen.
Het doel van dit boek is een taboe doorbreken en lonen bespreekbaar maken, èn een ethische discussie op gang brengen over de inhoudelijke criteria voor een rechtvaardige beloning van werk.

Loonfatsoen – Eerlijk verdienen of graaicultuur, onder redactie van Margo Trappenburg, Wout Scholten en Thijs Jansen, is uitgegeven bij Boom Amsterdam, 2014, 244 pagina’s, € 24,50.
Zie voor bestellen: www.boomfilosofie.nl

Radioprogramma Oba Live op vrijdag 9 januari 2015. Presentator: Theodor Holman. Gasten: Thijs Jansen en Margreeth Kloppenburg over het boek Loonfatsoen. Terugluisteren via archief OBA Live, NPO Radio 5:
http://radio.omroep.nl/f/255367/

Aan De financiële begrippenlijst is het woord loonfatsoen toegevoegd. De redactie koos vijf begrippen die er absoluut uitspringen in 2014, waaronder loonfatsoen, de favoriet op de vierde plaats: Zie: www.dfbonline.nl/

Terug van weggeweest: het rechtvaardig arbeidsloon, door Kees Tinga op site van Edmund Husserl-Stichting, december 2014.De Edward Husserl-Stichting is opgehouden te bestaan per 1 maart 2018.

Gezond aftoppen, door Margreeth Kloppenburg, Accountant.nl, 28 november 2014: www.accountant.nl

Loonfatsoen moet je doen, door Ton van Haperen, Onderwijsblad no 18, 22 november 2014.

Loonfatsoen: krijgen docenten een eerlijk loon? door Michelle van Dijk, 2 november 2014: http://michellevandijkschrijft.nl

Loonfatsoen – Over het moraliseren en volslagen openbaar maken van wat iedereen verdient, door Maarten van den Heuvel, Joop Opinies, 27 oktober 2014: www.joop.nl

Margo Trappenburg over Loonfatsoen bij radioprogramma Met het oog op morgen,
NOS, 26 oktober 2014.

Loonfatsoen brengt weer moraal bij inkomens, door Marc Chavannes, NRC, 25 oktober 2014: www.nrc.nl/opklaringen

 

Waar sta ik voor op? Jongere & oudere ambtenaren over het productief maken van idealen en een andere overheid

omslag waar sta ik voor op 2Op 27 mei 2013 vond er in Den Haag een Goed Werk Hub plaats waaraan vijftien jonge ambtenaren deelnamen, werkzaam op het ministerie, bij de gemeente, de provincie en de algemene rekenkamer. De bedoeling van deze bijeenkomst was dat de deelnemers elkaar vragen stelden over hun werk: Waar sta jij voor op? Wat drijft jou als jonge ambtenaar? Welke hobbels kom je tegen in je werk en hoe ga je daarmee om?
Uit de antwoorden komen we te weten wat voor idealen en verwachtingen de jongeren hebben en wat voor hindernissen zij in hun werk weten te overwinnen. Dat doen ze voor een deel door de ruimte te benutten die ze als nieuwkomer hebben. Als jongere ambtenaar heb je waarde door je frisse blik, het vermogen om nog de originele en principiele vragen te stellen, zoals “waar draait het in wezen om?” Zo stelde iemand bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de vraag wat het ministerie zelf deed om duurzamer te worden.

De korte vraaggesprekken geven inzicht in de werkbeleving van de jonge ambtenaren en weerspiegelen hun verlangen om productief te maken wat hen na aan het hart ligt. Zoals het werken aan duurzaamheid, een goede toekomst voor kwetsbare kinderen, het ondersteunen van initiatieven in de samenleving of het leveren van een bijdrage aan een nieuwe, samenwerkende en minder bureaucratische overheid.
Naast de jonge ambtenaren komen ook drie oudere ambtenaren aan het woord over dezelfde thema’s: een beleidsambtenaar, een inspecteur en een medewerker van de belastingdienst. Bij hen lijkt het idealisme realistischer geworden en heeft het vorm gekregen die meer organisatorisch is ingebed.
Vervolgens zijn de resultaten van alle gesprekken ter reflectie voorgelegd aan drie ervaren ex-ambtenaren, “oude rotten” in het boek genoemd: Ton Knoester, Guido Rijnja en Hans Wilmink.

Wat deze “oude rotten” vooral opvalt is het idealisme en de energie die uit de verhalen van de jongeren spreekt, een grote behoefte om op persoonlijk niveau ‘meerwaarde’ te hebben of of’het verschil’ te kunnen maken. Het “zonder schroom in de etalage zetten van hun idealen” vinden zij hoopvol, maar het roept wel enige vragen op.
Het verlangen om verschil te willen maken is nog enigszins ‘ongericht’ en ‘ongevormd’. De jongeren willen van alles, maar zijn lang niet altijd bij machte hun ideaal goed om te zetten in resultaat.
Op de kritiek van jongeren dat de overheid te stroperig werkt en te hiërarchisch en niet efficient is, merken de ouderen op dat een van de functies van de ambtenarij is om op basis van een samenspel van checks en balances enige vertraging in te bouwen om tot een evenwichtige belangenafweging te komen om daarmee een overhaaste politieke besluitvorming te voorkomen.

Een tweede Goed Werk Hub vond op 23 september 2013 plaats in Utrecht met als thema Wat is de functie van de ambtenaar? De centrale vraag was: “Wat kunnen we van elkaar als ‘meester’ en ‘gezel’ leren wanneer we met elkaar op zoek gaan naar de betekenis van ‘goed werk’, waarvan de kenmerken zijn: uitmuntend vakmanschap, morele verantwoordelijkheid en persoonlijke betrokkenheid,. Kort gezegd: bekwaam, betrouwbaar en betrokken.
Boeiend is dat uit de korte reflectie van de´oude rotten´ blijkt dat het contact tussen jong en oud essentieel bleek en dat jong en oud in bepaalde aspecten rond goed werk binnen het openbaar bestuur voor elkaar zowel meester als gezel kunnen zijn. Jongeren en ouderen zouden wel eens gebaat kunnen zijn bij vormen van mentorschap en meester-gezelrelaties.

Waar sta ik voor op? Jongere & oudere ambtenaren over het productief maken van idealen en een andere overheid, onder redactie van Jan Prij, is een digitaal boekje van 46 pagina’s dat aanzet tot nadenken over de betekenis van goed werk binnen het openbaar bestuur. Het is een interessant document voor iedereen die zich bezig houdt met een veranderende overheid en de rol van ambtenaren daarin.
Een uitgave van Stichting Beroepseer, in samenwerking met A+O fonds Rijk, 2013.
Klik hier voor downloaden.

 Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!

omslag het alternatiefVan scholen en leraren wordt tot ergernis toe gevraagd om zich te verantwoorden in de meest bureaucratische zin van het woord. Alles wat een school doet, moet op papier uit te drukken zijn. Dat beperkt zich niet alleen tot handelingsplannen, pestprotocollen, onderwijskundige rapporten, leerlingvolgsystemen en persoonlijke ontwikkelingsplannen met SMART-geformuleerde doelen. Nee, was dat maar waar: juist de cijfers op papier worden steeds belangrijker.
Dat zien we op tal van manieren terug. Middelbare scholen – en als het aan RTL ligt – straks ook basisscholen, worden in de media op hun cijfers afgerekend door middel van ranglijsten. Een van de belangrijkste kwaliteitsindicatoren die de Onderwijsinspectie hanteert, is dat het eindexamen- en het schoolexamencijfer niet meer dan een halve punt mogen verschillen. Om nog een beetje een representatief beeld te kunnen schetsen plaatsen scholen nu zelf maar hun resultaten online in de Vensters voor Verantwoording, waar niet alleen cijfers maar ook het aantal gegeven lesuren per leerjaar, de tevredenheidsscores van ouders en leerlingen en zelfs de leeftijdsopbouw van het personeel in grafiekjes terug te vinden zijn. Maar ook dat gaat de overheid niet ver genoeg. Inmiddels draaien er dan ook experimenten met het meten van de ‘toegevoegde waarde’ van docenten, oftewel de ‘waarde’ van individuele docenten uitgedrukt in de leerwinst die zijn leerlingen in een jaar weten te halen.

De bruikbaarheid van al die ‘harde’ gegevens waarmee scholen verantwoording afleggen is uiterst discutabel. Maar dat de meeste van deze kwaliteitsindicatoren onzinnig zijn doet er in de afrekencultuur niet meer toe, want op de vanzelfsprekende kennis, ervaring en intuïtie van onderwijzers – en laten we eerlijk zijn, ook gewoon gezond verstand – wordt niet meer vertrouwd. De leraar is in de afrekencultuur monddood gemaakt. Over de inhoud, de doelen en de beoordeling van hun werk hebben leraren niets meer te vertellen.

René Kneyber en Jelmers Evers, beiden leraar op een middelbare school, vinden dat het onderwerp van gesprek door de beroepsgroep zelf geïnitieerd en gevoerd moet worden. Ter aanmoediging hebben zij het initiatief genomen tot Het alternatief en ruim dertig auteurs, van wie enkelen uit het buitenland, uitgenodigd een bijdrage te leveren.

In deel 1 van deze bundel, De cultuur van het meten en afrekenen, gaan verscheidene auteurs in op aspecten van de afrekencultuur.
In deel 2 komen De leraar en de leerlingen aan het woord.
In deel 3, De school en de schoolleider, gaat de bundel wat dieper in op de school in zijn geheel.
Deel 4 gaat over Beroepstrots en de dialoog.

De conclusies van Kneyber en Evers zijn in twee delen gepresenteerd: “Ten eerste schetsen we samen met Kim Farris-Berg en Ed Dirkswager een alternatief voor scholen in Het Alternatief voor scholen: Flip the System. Daarna richten we het woord tot beleidsmakers en doen we voorstellen voor systeemverbetering in Het Alternatief voor beleidsmakers: Een cultuur van risico nemen in een sfeer van vertrouwen”.

De Inleiding, Van vrijwillige slaven tot voortrekkers, is van Thijs Jansen, samensteller van de Beroepseer boekenreeks waar Het alternatief deel van uitmaakt. Jansen is senior onderzoeker aan de School voor Politiek en Bestuur van de Universiteit Tilburg en bestuurslid en medeoprichter van de Stichting Beroepseer.

Klik hier voor de volledige inhoudsopgave van Het alternatief.

Het alternatief –  Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! onder redactie van René Kneyber, Jelmer Evers, 304 p., Uitgeverij Boom Amsterdam, oktober 2013, € 24,50

Lees de recensie Leraar met beroepseer, door Simon Verwer op de website van Science Guide, 2 oktober 2013. Klik hier.

Bill Banning publiceerde op 4 oktober 2013 het artikel Een goede school leert leerlingen breed te denken in het Brabants Dagblad.
Banning schreef voor Het alternatief over Existentieel eigenaarschap: de pedagogische en vakinhoudelijke professionaliteit van de leraar (p. 115).

Recensie van Aleid Truijens in de Volkskrant, 21 oktober 2013: Frisse bevlogenheid in een vermoeide sector: www.volkskrant.nl

Boekbespreking ‘Het Alternatief’, door Ton Bastings, 25 oktober 2013, op website Beter Onderwijs Nederland: www.beteronderwijsnederland.nl

Minder afrekenen, meer verdienen column Opklaringen van Marc Chavannes, NRC, 9 november 2013: www.nrc.nl

Het alternatief (1), van oude scholen, de dingen die voorbijgaan, door Jan Lepeltak. 24 november 2013: www.learningfocus.nl

Het alternatief (2), Prick en De Wit en ‘kloofdenkers’? door Jan Lepeltak. 1 december 2013: www.learningfocus.nl

Onderwijs is niet in cijfers te vangen, artikel geschreven door Bill Banning in tijdschrift Schoolbestuur, pagina 36, nummer 7, december 2013. In dit nummer staat ook een interview met Gert Biesta: In de wereld verschijnen… (pagina 4). Klik hier.

Van moet naar moed: we moeten ‘stout’ worden! Afrekenen met de afrekencultuur in Den Haag: Wat is jouw alternatief? Verslag van netwerkbijeenkomst over Het Alternatief in het Innovatiehuis te ‘s-Hertogenbosch op 15 november 2013. CINOP Advies, 2 december 2013: Klik hier.

De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden

omslag beroepstrots verpleegkundigen middel2

Het nieuwe boek van Binjamin Heyl, De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden – Pleidooi voor een sterke beroepsorganisatie laat de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw zien. De conclusie is dat verpleegkundigen en verzorgenden voortdurend achter de feiten hebben aangelopen en niet in staat bleken om eensgezind en eenduidig hun stem te verheffen om de voorwaarden af te dwingen die nodig zijn om professionele en humane zorg te kunnen verlenen.

Het is tijd dat in die houding verandering komt. Verpleegkundigen en verzorgenden zijn de grootste groep binnen de gezondheidszorg. Ze moeten het trots zijn op hun beroep weer zichtbaar maken en de rol opeisen van een volwaardige partner die mee aan tafel zit waar de beslissingen over hun werk worden genomen. De tijd is voorbij dat politici, bestuurders, directeuren en managers zonder vakmensen van de werkvloer beleid bepalen en regels en wetten ontwerpen.
Heyl, die zelf vijftig jaar ervaring heeft als verpleegkundige, roept verpleegkundigen en verzorgenden op hun vakinhoudelijke kennis en ervaring in te zetten en eensgezind de krachten te bundelen om zelf het initiatief te nemen en toekomstig beleid te bepalen.

Het boek geeft een helder en goed gedocumenteerd  beeld van ontwikkelingen in en rond het verpleegkundig en verzorgend beroep van de afgelopen dertig jaar. Binjamin Heyl toont met dit boek aan hoe je als bevlogen verpleegkundige verschil kan maken en anderen kan inspireren en aanmoedigen tot beroepstrots.

De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden door Binjamin Heyl, met een Voorwoord van Irene Hadjidakis-van Schagen, uitgave van Stichting Beroepseer, zomer 2012, 115 p., Euro 15,-.

Hoe bestellen?
Het boek kunt u bestellen door een e-mail te sturen naar info@beroepseer.nl met vermelding van: naam, organisatie, adres en aantal exemplaren. Wij bevestigen de bestelling met een factuur en banknummer. Na ontvangst van uw betaling wordt de bestelling opgestuurd.
Het boek kost € 15,- exclusief verzendkosten (€2,50). Reductie voor 5 exemplaren € 70,- en voor 10 exemplaren € 130,-.

Lees het verslag van de presentatie van het boek in verpleeghuis Houtwijk in Den Haag op 2 oktober 2012. Klik hier.

Gezagsdragers – De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers

omslag gezagsdragers boek beroepseer
Het eerste exemplaar van het boek Gezagsdragers – De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers – werd op 21 juni 2012 aangeboden aan minister Liesbeth Spies van Binnenlandse Zaken. Het boek is geredigeerd door Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en René Kneyber.

Politieagenten, verpleegkundigen, leraren en conducteurs hebben het in hun dagelijks optreden vaak moeilijk. Vroeger was gezag inherent aan de rol die zij vervulden. Maar dat is niet meer vanzelfsprekend. Hoe de publieke zaak nu nog te verdedigen?
Hedendaagse gezagsdragers zien zich gesteld voor een tegenstrijdige ontwikkeling: terwijl hun gezag steeds minder vanzelf spreekt, lijkt gezagvol optreden meer dan ooit van hen verwacht te worden. Dat dingen mislopen of dat mensen zich niet aanpassen kan de samenleving slecht verdragen. En het zijn altijd de ‘professionals’ die daar iets aan moeten doen.

Deze discrepantie moet nodig aan de orde worden gesteld. Gezagsdragers neemt hier het initiatief en komt bovendien met beleidsmatige oplossingen. Want de publieke zaak heeft gezagsdragers nodig die een verhaal hebben, in dat verhaal geloven en daarvoor staan.

Gezagsdragers is het vierde deel in de serie over professionals in de (semi)publieke sector.

Gezagsdragers, paperback, uitgeverij Boom, Amsterdam, 335 p., juni 2012, € 24,50

Lees ook verslag Boek Gezagsdragers uitgereikt aan Minister Spies, Groepsblog, Beroepseer,
23 juni 2012: www.beroepseer.nl

Recensie boek Gezagsdragers door Suzanne Weusten in de Volkskrant van 12 januari 2013, Op zoek naar Gezag: Klik hier.

Recensie boek Gezagsdragers in Sneins Petiele, cultuurbijlage van het Friesch Dagblad, 26 januari 2013. Klik hier.

Gezagscrisis wordt zwaar onderschat, door Thijs Jansen, Brabants Dagblad, 9 oktober 2013. Klik hier.

Uit de boekenkast van de bedrijfsethiek (50), door dr. E.D. Karssing,Tijdschrift voor Compliance, no 4,  december 2013. In dit artikel worden besproken de boeken Gezag. De wetenschap van macht, gezag en leiderschap van Mark van Vugt en Max Wildschut, Wat is er mis met gezag? van Jurriën Rood, Het verlangen naar gezag van Christien Brinkgreve en Gezagsdragers onder redactie van Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en René Kneyber.

 

Professional Pride – A Powerful Force

omslag_professional_pride_groot

Op 28 oktober 2010 is het boek “Professional Pride – A Powerful Force” gelanceerd tijdens het driedaagse Eurofedop-seminarie in Scheveningen. Professional Pride is de Engelse vertaling van het in 2009 verschenen “Beroepstrots – een ongekende kracht” onder redactie van Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en Jos Kole (zie verder naar beneden op deze pagina over de Nederlandse uitgave).
De Engelse editie is nagenoeg gelijk aan de Nederlandse op een paar aanpassingen na. Een aantal artikelen is weggelaten omdat ze te “Nederlands” waren.

Met deze Engelse uitgave is beroepstrots internationaal op de kaart gezet. Het slothoofdstuk over beroepstrots als programma voor het optimaliseren van de kwaliteit van publieke dienstverlening en het in goede banen leiden van die “ongekende kracht”  –  “powerful force” –  kan nu overal in de wereld de inspiratie zijn voor een andere bestuursfilosofie: “Professional Pride as a program – Onward to a different administrative philosophy”.

Professional Pride- A powerful force, onder redactie van Thijs Jans, Gabriël van den Brink & Jos Kole, uitgeverij Boom, Amsterdam, 366 p., 2010

Lancering boek Professional Pride op Eurofedop-seminarie, Groepsblog, Beroepseer, 31 oktober 2010: www.beroepseer.nl

Sturen op vertrouwen – Goed leidinggeven aan goed politiewerk  door Jaco van Hoorn

sturen_op_vertrouwen
Auteur Jaco van Hoorn, sinds 2010 lid van de korpsleiding van de politie Hollands Midden, schrijft in het Voorwoord  van Sturen op vertrouwen dat “…hij zes jaar disctrictschef van politie was en daarvoor vijf jaar plaatsvervangend districtschef. Dit boek gaat over die periode in mijn loopbaan. Ik denk dat dit de mooiste banen zijn die je kunt bedenken””
Van Hoorn stelde zich onder meer de vragen “Wat is de essentie van politiewerk?” en “Doe ik het wel goed?”

De antwoorden geeft hij aan de hand van persoonlijke ervaringen uit de praktijk en van talrijke gedachtewisselingen.

Een heel andere, maar intrigerende vraag is: “Hoe zou onze samenleving eruit zien zonder politie?”

Van Hoorn laat zien wat voor organisatie de politie is en welke functie de politie heeft binnen de samenleving met haar vele niveaus.

Sturen op vertrouwen telt vijf hoofdstukken: Over de essentie van politie;  In verbinding met de samenleving; In ondergeschiktheid aan; Goed politiewerk en een Slotwoord. Het Woord vooraf is van Pieter Tops van het College van Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.

Sturen op vertrouwen – Goed leidinggeven aan goed politiewerk, door Jaco van Hoorn, uitgeverij Boom, Amsterdam, 160 p., 2010.

Beroepstrots – een ongekende kracht

beroepstrots
“Beroepstrots, een interessant en veelzijdig non-fictie boek over de professionele lusten en lasten van ambtenaren en andere dieners van de publieke zaak” (Linda van Tilburg, columnist republic.nl).
“Beroepstrots is een interessant boek en hoort wat mij betreft in elke publieke organisatie op de leestafel of in de bibliotheek te liggen” (Nico Vreeswijk op managementboek.nl).


Beroepstrots – Een ongekende kracht
onder redactie van Thijs Jansen, Gabriël van den Brink & Jos Kole,
uitgeverij Boom, Amsterdam, 431 p., € 22,50
Beroepstrots is de opvolger van het succesvolle boek Beroepszeer (2005).

Presentatie boek ‘Beroepstrots, een ongekende kracht’
op donderdag 4 juni 2009 Koninklijke Schouwburg, Den Haag,
Groepsblog, Beroepseer, juni 2009: https://beroepseer.nl

Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt

omslag beroepszeer klIn Beroepszeer  Waarom Nederland niet goed werkt, waarvan vier drukken zijn verschenen, beschrijven vooraanstaande auteurs als Geert Mak, Dorien Pessers, Ad Verbrugge en Leo Prick, een open wond in werkend Nederland.
Professionals vinden dat zij te weinig waardering krijgen en lopen vast in logge regels en structuren.

In Nederland zit veel beroepszeer in de miskenning van beroepseer. Vroeger was het parool op de werkvloer ‘wie er verstand van heeft, mag het zeggen’. Tegenwoordig maken daar juist degenen die er géén verstand van hebben de dienst uit. Stop de wildgroei van duurbetaalde bestuurders, managers en consultants. Respecteer de beroepseer!

Wie stelt nog eer in zijn of haar vakmanschap? Waarom slagen bestuurders en managers er zo moeizaam in om de mensen van hun werkvloer te motiveren voor vernieuwing?

Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt, onder redactie van Gabriël van den Brink, Thijs Jansen & Dorien Pessers, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 329 p., juni 2005.
Klik hier voor downloaden boek in PDF.

 

Statement Raad van State over beroepseer

Een bijzonder krachtig statement die de kern raakt van Beroepseer.

De Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de Nederlandse regering, met als voorzitter Herman Tjeenk Willink, maakte in haar onlangs verschenen jaarverslag een krachtige statement over beroepseer.

————De zorg over professionals

De onderwijzer, de dokter, de wijkverpleegster en de politieagent moeten allemaal meer de ruimte krijgen om hun eigen vakmanschap en verantwoordelijkheden te tonen. De overheid moet ze niet te veel lastig vallen met werkzaamheden die niet tot hun primaire taak behoren. Dat betoogt vicepresident Herman Tjeenk Willink van de Raad van State, belangrijk adviseur van regering en parlement, in het gisteren verschenen jaarverslag van de Raad van State. Tjeenk Willink vindt dat door het marktdenken binnen het openbaar bestuur de eigen professionaliteit van veel uitvoerders als leraren en politieagenten onder druk is komen te staan. Dat demotiveert en tast de geloofwaardigheid van het bestuur aan.

Tjeenk Willink ziet hoe moeilijk professionals het hebben in Nederland en hoe hun werkruimte steeds meer wordt ingeperkt door de beheersingsdrang van bestuurders en politiek. De kritiek van de vicepresident van de Raad van State op het bestuurlijke klimaat in Nederland komt overeen met ongenoegen uit het veld en de opmerkingen die Nationale Ombudsman Brenninkmeijer nog niet zolang geleden maakte. Destijds werd de kritiek van overheidswege weggewuifd. Onder anderen premier Balkenende zei zich niet te kunnen herkennen in de analyse van de ombudsman. Nu ook Tjeenk Willink – overigens niet voor het eerst – de vinger legt op dezelfde zere plek is het niet zo makkelijk meer voor politiek en bestuurders de ogen te sluiten voor de negatieve gevolgen van de bedilzucht die onze samenleving al jarenlang teistert.

De overheid streeft, op ideologische gronden, al jaren naar meer marktwerking, verzelfstandiging, privatisering of hoe dat ook maar wordt genoemd. Zij heeft door het besturen op afstand minder deskundige ambtenaren en komt steeds losser te staan van de werkers in het veld. De verloren gegane directe relatie wordt gecompenseerd door het invoeren van regels en controlemechanismen die ervoor moeten zorgen dat er beheersing kan blijven plaatsvinden. Professionals worden daardoor omgeven door een papieren werkelijkheid en gestuurd en gepest door managers die zich als overheidscontroleurs gedragen en die de rapporten en de verantwoordingen verzamelen die de professionals dagelijks moeten maken. De uren die nodig zijn om dit hele bureaucratische papieren bouwwerk in stand te houden gaat ten koste van veel tijd en geld dat veel beter zou kunnen worden gebruikt voor het werk zelf dat in de samenleving moet gebeuren. De bemoeienis tast bovendien de werkers aan in hun beroepseer, hetgeen leidt tot frustraties en het verlies aan arbeidsvreugde.

…en de burger als klant

Het zijn trouwens niet alleen de bestuurders en de politici die roepen om meer beheersing en controle. Ook vanuit de samenleving klinkt steeds de roep om strengere regels. Burgers eisen steeds meer bescherming tegen onheil dat hun kan overkomen en kijken daarvoor naar de overheid. De partijen die op zulke momenten de grootste zogenaamde daadkracht vertonen kunnen scoren. Aan de andere kant wordt door dezelfde burgers afgegeven op de bemoeizucht van de overheid en de steeds maar meer ingeperkte vrije ruimte van het individu. Deze paradox beheerst onze samenleving al jaren: overheid en burgers houden elkaar in een ijzeren houdgreep.
Het is opmerkelijk te zien hoe de moderne verhouding tussen burgers en overheid doorwerkt in het woordgebruik. Zo worden volgens de plannen straks in de nieuwe supergemeente Súdwest-Fryslân ‘klantencontactpunten’ ingericht om de grotere afstand tussen burger en gemeente te compenseren. De burger wordt door de overheid teruggebracht tot klant en velen hebben daar merkwaardig genoeg geen problemen mee. Sterker nog, zij verwachten dat de overheid zich gedraagt als de eerste de beste kruidenier, terwijl goed burgerschap natuurlijk veel meer inhoudt dan het spelen van Koning Klant.

Het signaleren van de problemen is een ding, een oplossing vinden iets heel anders. Hoe verander je bijvoorbeeld de houding van burgers? Allereerst moet de overheid de ontkenningsfase overstijgen en ophouden met het bagatelliseren van de kritiek van ombudsman en vicevoorzitter van de Raad van State. Daarna moet de privatiseringstrend met zijn toenemende beheerszucht stoppen en de verantwoordelijkheden terug waar ze horen: bij de professional. Als bestuur en politiek hiertoe in staat zijn, is er al een wereld gewonnen.————–

Bron: Friesch Dagblad, 15-4-2010.

Marktwerking bedreigt het artsenvak

Marktwerking bedreigt het artsenvak, door W.J. Jongejan, huisarts. 10 maart 2010: https://beroepseer.nl

De huidige managementfilosofie in de gezondheidszorg, gericht op standaardisatie en efficiency, tast het gevoel van eigenwaarde, de beroepseer en beroepstrots van zorgverleners aan. Tijd om de grenzen aan te geven.

Herstel van vertrouwen

In de (semi-) publieke dienstverlening werken veel vakmensen dagelijks met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en met sterke maatschappelijke betrokkenheid. Vaak hebben zij ook veel kennis van de lokale situatie en zijn zij in staat en bereid om goed samen te werken. Maar door de politiek voelen zij zich al jaren niet gezien of gehoord. Het debat gaat namelijk alleen over meer productiviteit, (minder) geld en over bureaucratische controle systemen.

In dat contact tussen politiek en werkveld wordt er slecht naar elkaar geluisterd, is vaak sprake van boosheid en teleurstelling en groeit het wantrouwen over en weer. Als politici en vakmensen weer regelmatig met elkaar in dialoog zouden gaan over de échte verhalen van de vakmensen, namelijk over de zin en betekenis van hun werk. Dan geeft dat erkenning aan vakmensen en is dat tegelijk een basis voor herstel van vertrouwen. Ook zou dan blijken hoe groot het potentieel is aan productiviteit van de werkvloer om zelf met de burgers problemen op te lossen, goede zorg te verlenen, goed onderwijs te geven en voor de veiligheid te zorgen. Daarvoor hebben deze vakmensen wel het vertrouwen nodig van de politiek en meer eigen regelruimte nodig van hun bazen.

In het op 17 februari 2010 week verschenen rapport Vertrouwen op democratie schrijft de Raad voor openbaar bestuur (Rob) over de kloof en het wantrouwen dat is ontstaan tussen burgers en politiek: www.raadopenbaarbestuur.nl

Drie dagen na verschijnen van het rapport viel het vierde kabinet Balkenende op 20 februari 2010 omdat het de politiek ook ontbrak aan onderling vertrouwen om complexe vraagstukken samen op te lossen. Herstel van vertrouwen moet in deze tijd van grote verandering blijkbaar vanuit de samenleving komen en daarmee liggen er nieuwe kansen om de dialoog tussen de werkers uit de publieke sector en de politici op een andere meer zinvolle wijze vorm en inhoud te geven.
Mensen uit het netwerk van de Stichting Beroepseer die naar eer en geweten hun werk doen kunnen hier actief aan bijdragen.

Een les in Beroepseer: Zonder wrijving geen glans

Methode Beuvink: Zonder wrijving geen glans –

Er zijn twee gouden regels die elke rechtgeaarde wijkagent volgens Bennie Beuvink altijd in ere moet houden: “Zelf waarnemen welke problemen er spelen” en “zonder afstemming geen handhaving”.

“Vroeger wisten wijkagenten heel goed wat er op wijkniveau speelde en wat ze moesten doen. Hun zelfredzaamheid was groter en daardoor kwam ze beter en sneller tot handelen. De huidige trend is ‘professionaliseren’: briefings houden, organisatiemodellen toepassen, quota’s vaststellen en vooral alles meten. Dat leidt tot een uniformering die de wijkagent in feite beperkt in zijn mogelijkheden om namens de politieorganisatie de sturende rol te spelen die in het referentiekader gebiedsgebonden politiewerk beschreven staat. Om die rol naar behoren te kunnen invullen moet je juist de ruimte hebben om te improviseren en te handelen naar bevind van zaken.”

Zelf vaststellen wat er speelt

Voor het optimaal functioneren van een wijkagent is het volgens Beuvink van cruciaal belang dat hij zich door “zintuigelijke waarneming” op de hoogte stelt van de situatie in zijn wijk – keer op keer op keer:
“Feiten moeten de basis zijn van het doen en laten van een wijkagent – en dus niet veronderstellingen, gedachten of theoretische modellen. Een wijkagent moet ook echt willen weten wat er speelt.
Stel: je houdt op een bepaalde plek of tijd een spreekuur en er komt niemand opdagen. Dan moet je niet zeggen: er is blijkbaar geen behoefte aan een spreekuur. Nee, dan ga je dat spreekuur houden op een andere plek of tijd. Dan zet je je stoeltje wat verderop – net zoals je aan de waterkant doet als de vissen niet willen bijten.”

Samen handhaven

De wijkagent deelt zijn gegevens en conclusies met de wijkbewoners en met de gemeente, woningbouwcorporaties, winkeliersverenigingen, scholen, het Openbaar Ministerie, vrijwilligersorganisaties, etc.
“Samen weten is een noodzakelijke voorwaarde voor samen werken en dat is weer een noodzakelijke voorwaarde voor samen handhaven”, stelt Bennie Beuvink vol overtuiging: “Dat is de harde les die we in Nederland aan het leren zijn op dit moment: dat het heel veel tijd, energie en geld kost om de veiligheid van de bevolking te waarborgen zonder je activiteiten af te stemmen met die bevolking. Eenzijdig van bovenaf handhaving organiseren, dat leidt tot rare toestanden! Zoveel geld en zoveel regels en toch gaat er nog van alles mis. Ken je dat grapje: de misdaad is al georganiseerd, nu de politie nog?”

Groeiproces

De werkwijze die Bennie Beuvink propageert heeft hij ontwikkeld in de periode van 1997 tot 2009, toen hij wijkagent was in de Enschedese wijk Velve-Lindenhof. Toen hij daar kwam werken was de verhouding tussen de bewoners en de politie zwaar verziekt. Door zijn persoonlijke aanpak – het willens en wetens betrekken van de mensen bij zijn politiewerk – wist hij het vertrouwen weer volledig terug te winnen.
Professor Gabriël van den Brink, lector Gemeenschappelijk Veiligheidskunde aan de Politie Academie, was in 2008 na afloop van een bezoek aan Velve-Lindenhof laaiend enthousiast.: “Zo zou het elders ook moeten.”
Beuvink benadrukt dat zijn succes in Enschede een groeiproces is geweest van acht à negen jaar en dat hij in het begin een hoop weerstand had te overwinnen: “Als ik de wijk binnenkwam, was dat binnen een paar minuten bij iedereen bekend. Via bakkies en telefoons ging er dan een waarschuwing rond. Deuren gingen dicht. Bewoners zwegen. Dat was dus roeien tegen de stroom op – of verzuipen. Maar ja, zoals het spreekwoord zegt: zonder wrijving geen glans.”

Dienstbaar

“Ik heb de buurtbewoners laten zien dat de politie dienstbaar en betrokken is, dat ik mijn werk samen met hen wilde doen. De eerste anderhalf jaar ben ik heel doelbewust bezig geweest me persoonlijk aan iedereen voor te stellen. Tegelijkertijd heb ik de buurtbewoners ‘mit in Verantwortung genommen’. Toen er in de wijk vandalisten opdoken, heb ik iedereen aangespoord vooral foto’s te maken als ze het zagen gebeuren. Die foto’s heb ik vervolgens ook gebruikt bij het verhoor. Toen er klachten binnenkwamen over overlast in het park, heb ik de wijkraad gevraagd die voor de politie te inventariseren. Toen het sluiten van een school voor grote onrust in de wijk dreigde te zorgen, heb ik informatie verspreid over de inspraakmogelijkheden, zodat men desgewenst kon proberen om de beslissing alsnog te beïnvloeden. En dat is ook gebeurd.”

Goed luisteren

“Als je goed luistert, neem je veel in je op. Tijd wordt dan relatief. Als een burger op het politiebureau komt, moet de eerste persoon met wie hij contact heeft goed luisteren naar wat hij precies wil, anders gaat het niet goed. Ik vergelijk het wel eens met een oud vrouwtje dat op de stoeprand staat en door jou, behulpzaam als je bent, doortastend naar de overkant wordt geholpen. Daar aangekomen krijg je dan van haar te horen dat ze helemaal niet naar de overkant wilde.”

Samenvattend stelt deze doorgewinterde wijkagent: “Om hun werk goed te kunnen doen moeten wijkagenten hun tijd voornamelijk doorbrengen in hun wijk en daar zichtbaar en actief bezig zijn met dingen die burgers kunnen plaatsen. Helaas zie je ze in toenemende mate binnen zitten om hun administratie op orde te brengen. Aansturing wordt dan afleiding – afleiding van het échte werk.”

(Met toestemming overgenomen van www.nederlandsepolitiebond.nl, 4 februari 2010).

Gestuurde zorg… laten we ons sturen?

Onderstaand artikel stamt uit 2008 en heb ik geschreven in de “WDH Berichten”, een regionaal nascholingskrantje. Maar het is nu nog steeds erg actueel, dus breng ik het nog eens onder de aandacht!

Met een stevig bak koffie installeer ik me toch maar even achter de PC om uit de grote verzameling notities en gedachten een stukje voor de WDH berichten te baren. Hoopvol had ik nog even het Medisch Contact (19 febr 2008) van deze week erbij gepakt, op de voorpagina stond “Nieuwerwets bijblijven” en dat zou vast iets heel moois kunnen zijn voor de WDH berichten.

Het enige artikel waar deze titel naar verwijst is het verhaal van Frank Bosch over RSS-feeds. Een onderwerp wat voor mij niet nieuw is en waar ik op dit moment heel druk mee ben in om de beschikbare stroom van informatie te kanaliseren tot behapbare stukken. Laten we ons door de e-mail- en RSS-overvloed sturen?

Waar ik over wil schrijven is de moeite die ik ervaar om juist in een wereld waar we zo snel en veelvuldig overspoeld worden met informatie, de juiste keuzes blijven maken. Overwegingen vanwaaruit we indertijd ons vak gekozen hebben, keuzes die naar je eigen overtuiging belangrijk en van waarde zijn.
In hoeverre laten we ons sturen door de financiële prikkels die dit nieuwe zorgstelsel als verleidelijke taarten (want het zijn geen snoepjes) ons voorzet?
Ik zeg wel eens tegen mijn patiënten, ‘luisteren en praten betaalt niet’, snijden, meten (ecg, spirometrie etc) wel.
Toch is naar mijn stellige overtuiging het persoonlijke contact wat gebaseerd is op een gesprek tussen twee mensen de kern van ons vak. Het vertrouwen dat tussen arts en patiënt moet groeien. Daarmee is het ‘kennen van de patiënt in zijn omgeving’ om het populistisch te zeggen “the unique selling point” van de huisarts.
Door de tijd heen bouwen we een relatie op met onze patiënten die van grote waarde is en door patiënten ook erg gewaardeerd wordt. Het komt ons niet altijd even goed uit en vraagt veel tijd met een relatief magere materiële beloning. De verleiding is groot om onze spreekuurtijd in te gaan korten en meer tijd aan de M&I’s te besteden. Dat is in ieder geval goed voor de omzet, maar wat doet dat op de lange termijn met onze patiënten en het huisartsenvak?

De ‘gehoor-shops’, ‘opticiëns met directe verwijzingen naar oogklinieken’, ‘internetsites waar direct specialistische hulp wordt aangeboden’, ze schieten als paddenstoelen uit de grond. Wij doen driftig mee en verruimen onze indicaties voor b.v. ECG’s en preventieve vraaggestuurde controles met een ongebreidelde gretigheid.
Er zijn ook goede ontwikkelingen in deze M&I’s, maar we moeten ook dit kritisch en evidence based proberen te doen.

In hetzelfde MC van deze week lees ik dat er een onderzoek komt naar verrichtingen van huisartsen. Volgens het Nivel werd in 2006 een bedrag tussen de 81 en 128 miljoen euro gedeclareerd, terwijl de prognose zo’n 50 miljoen was. Er zijn geen goede controlestudies en wat erger is, we hebben ook niet goed gedocumenteerd wat het aan andere winst opbrengt anders dan in onze portemonnee.

Ik mocht eens aan tafel zitten met een van onze huidige hoogleraren huisartsgeneeskunde en sprak mijn zorg uit over het feit dat de oude driepoot van de huisartsgeneeskunde, ‘levensloop-‘, ‘gezins-‘ en curatieve geneeskunde zo weinig betaalt.
Het antwoord wat ik kreeg was dat er zo weinig ‘evidence-based’ over bekend was. Daarin had hij gelijk. Toch zullen velen met mij eens zijn dat ‘het kennen van de patiënt in zijn context’ een bijzonder en essentieel deel van ons vak is. Naar mijn mening ons “Unique Selling Point”!

Wij zijn het die een, vaak volledig geautomatiseerd, medisch dossier hebben. We hebben de mogelijkheid een hele woonomgeving te onderzoeken en begeleiden. Deze kenmerken moeten we koesteren en bewaken en dat vraagt inspanningen en investeringen. Een SOS dokter of wat dan ook, heeft daarop een gigantische achterstand. Misschien moeten er ook wel andere M&I’s bijkomen, b.v. bijwonen van oncologiebesprekingen, bezoek in het ziekenhuis, etc.
Marketing technisch moeten we daarom op de bres staan, als b.v ons consult of visite tarief bedreigd gaat worden, b.v. omdat we overmatig en soms slecht onderbouwd M&I’s declareren. Dat vraagt een kritische houding naar onszelf en de beroepsgroep, willen we dit vak voor de toekomst bewaren.

Straks geven sommige apotheekketens bij elke eerste uitgifte van een β-blokker, een online beoordeeld ECG mee, misschien zelfs wel via een RSS-feed op je pocket-pc. Of minder futuristisch; wat te denken als de hospices, in navolging van de UK, de palliatieve zorg ook consultatief thuis gaan verzorgen? De verloskunde zijn we al kwijt, de reizigersadvisering gaat al meer naar gespecialiseerde clinics waar zorgverzekeraars tariefafspraken mee maken. Waar blijft onze continue zorg…?

In hetzelfde Medisch Contact staat in de column van Luc Bonneux een leuk zinnetje: “Het cholesterol dient enkel om mensen de medische fuik in te lokken”. Gaat het daarom? Ooit waren wij de poortwachters, die moesten voorkomen dat mensen de medische fuik inzwommen. Willen wij de beheerders zijn van de medische fuiken of de kooikers van een eendenkooi? Zoals Wikipedia schrijft: Een eendenkooi (soms kortweg kooi genoemd) is van oorsprong een plek waar diverse soorten in het wild levende eenden werden gevangen voor consumptie.

Wat stuurt ons…? Wat is onze overtuiging…? Hopelijk komt er meer onderzoek naar de plaats van en het behoud van dit uitdagende vak. Dat vraagt meer dan (een tijdelijk) goede honorering, maar een bevechten van het in stand houden van onze krachtige en unieke positie in de gezondheidszorg.
Daarom een belangrijke taak voor goede (na-)scholing, introspectie en toetsing met een intensieve samenwerking met de 2e lijn, allemaal aspecten waarin de WDH van dienst kan zijn.
Dan wordt het een duurzame ´booming business (LHV slogan)´ voor de lange termijn.

Martin Beeres, huisarts
e-mail: beeres@praktijkparklaan.nl

Februari 2008

Enquête onder huisartsen in Nederland gestart door SP

De Socialistische Partij (SP) is op 9 december 2009 gestart met een grote enquête onder de huisartsen in Nederland. De SP wil de huisartsen aan het woord laten over de grote veranderingen die de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden. SP-Kamerlid Henk van Gerven: “Wij zijn vooral erg benieuwd naar het oordeel van de huisartsen over de steeds groter wordende huisartsenposten, de nieuwe Zorgverzekeringswet en de invoering van marktwerking en prestatiebeloning.”

Daarnaast wordt de huisartsen gevraagd wat zij vinden van de nieuwste plannen van minister Klink. Die wil de concurrentie in de huisartsenzorg aanwakkeren door de invoering van zorgstraten met dbc-financiering. Verder is de vraag in hoeverre de dreigende bezuinigingen op de huisartsenzorg van 60 tot 127 miljoen euro de kwaliteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg bedreigen.

Met de resultaten van de enquête wil Van Gerven aan de slag om de huisartsenzorg toekomst en perspectief te bieden. “Voor de SP is het erg belangrijk van de huisartsen op de werkvloer te horen wat zij verstaan onder goede huisartsenzorg en welke voorwaarden de politiek moet scheppen voor huisartsen om goede zorg te kunnen bieden.”

SP start enquête onder huisartsen in Nederland, SP, 9 december 2009: www.sp.nl/nieuws/2009/12/sp-start-enquete-onder-huisartsen-in-nederland