Skip to main content

Redactie Beroepseer

Inspectie: verplichte toetsing alle zorgverleners

omslag staat van de gezondheidszorg 2013De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) wil dat alle beroepsbeoefenaren in de zorg verplicht deelnemen aan visitaties of andere vormen van inhoudelijke collegiale toetsing. Ook zorgverleners die werkzaam zijn in een solopraktijk.

Dat zegt de IGZ in Staat van de Gezondheidszorg 2013, gepubliceerd op 13 december: “Wanneer een zorgverlener in een eenmanspraktijk minder goed gaat functioneren, hebben collega’s wel degelijk een verantwoordelijkheid om in actie te komen”, aldus de IGZ in het jaardocument waarin de stand van zaken van het kwaliteitstoezicht in de zorg wordt weergegeven.

Solopraktijk

De toezichthouder ziet een actieve rol weggelegd voor de beroepsorganisaties. Zij kunnen visitaties instellen of aanscherpen en ze zijn ook in staat om verbeterprogramma’s op te stellen voor zorgverleners in een solopraktijk. Daarnaast pleit de toezichthouder ervoor om bij her-registraties meer eisen te stellen, bijvoorbeeld door verplicht te stellen dat een beroepsbeoefenaar deelneemt aan visitaties en werkt aan eventuele verbeterpunten. Een andere optie is om de na- en bijscholing minder vrijblijvend te maken.

Disfunctioneren

De zaak-Jansen Steur en andere incidenten rond patiëntveiligheid, zoals in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis, hebben het disfunctioneren van artsen en andere zorgverleners in de schijnwerpers geplaatst. Mede hierdoor zijn beroepsgroepen met allerlei initiatieven gekomen om disfunctioneren bespreekbaar te maken. De Inspectie schat dat 1 procent tot 5 procent van alle 1,3 miljoen zorgverleners niet goed functioneert.
Afgelopen donderdag bracht de Orde van Medisch Specialisten zijn visiedocument naar buiten. De specialisten willen dat vakgroepen verplicht worden om in te grijpen als zij zien dat een collega niet goed functioneert. Ook andere zorgverleners zijn bezig om de controle op de uitoefening van het beroep aan te scherpen. Zo voeren bijvoorbeeld specialisten ouderengeneeskunde een visitatiesysteem in.

Onderzoek

De Inspectie wil dat tussen zorgverleners onderling een cultuur ontstaat waarin elkaar aanspreken op fouten gewoner wordt. Nu komen klokkenluiders vaak in een lastige positie terecht. Uit internationaal onderzoek blijkt dat collega’s veel eerder bereid zijn om te melden dat ze zich zorgen maken over iemands functioneren als ze weten dat de melding leidt tot hulp en niet tot sancties. De IGZ wil dat ‘veilig’ gemeld kan worden zodat lering getrokken wordt uit een incident. ‘Waar angst regeert, wordt niet geleerd. We zien als Inspectie dat dit aloude gezegde nog steeds vaak actueel is’, aldus inspecteur-generaal Ronnie van Diemen.

Zie: Zorgvisie: Inspectie: verplichte toetsing alle zorgverleners, 13 december 2013: www.zorgvisie.nl

Investeren in kwaliteit van zorgprofessionals is investeren in kwaliteit en veiligheid van zorg, Nieuwsbericht van Inspectie voor de Gezondheidszorg, 13 december 2013: www.igz.nl (Bericht niet meer beschikbaar)

Staat van de gezondheidszorg 2013 – Op weg naar aantoonbaar verantwoord functionerende beroepsbeoefenaren in de zorg: www.igz.nl

Veel commotie over nieuwe video-campagne KWF Kankerbestrijding

kwf campagne 2013 aandacht aubArtsen, verpleegkundigen en verzorgenden laten via Twitter blijken wat zij vinden van de nieuwe campagne die KWF Kankerbestrijding heeft gelanceerd. In een videoserie van acht afleveringen met de titel: Aandacht AUB! Een psychosociaal gestoorde comedy krijgen we zorgverleners te zien die zich niet weten te gedragen, slechts aan zichzelf denken en hun vak verloochenen. De patiënten hebben geen weerwoord en laten zich in hun kwetsbaarheid onbeschoft behandelen of doen lustig mee met de humor.

Op de site van KWF staat een verantwoording van de video:

“Ondanks alle inspanningen van zorgprofessionals, blijkt uit onderzoek dat kankerpatiënten niet altijd de begeleiding krijgen die zij nodig hebben. Optimale ondersteuning is voor alle patiënten belangrijk. Gezien het ingrijpende karakter van kanker en de behandeling daarvan (met gevolgen op lichamelijk, psychologisch en sociaal gebied) geldt het dubbel en dwars voor mensen met kanker.

Om deze reden heeft KWF Kankerbestrijding besloten extra aandacht te geven aan dit onderwerp. Dit wordt gedaan in de vorm van een campagne voor zorgprofessionals die in een ziekenhuis werkzaam zijn. Deze campagne is niet bedoeld voor het algemene publiek. De campagne wordt uitgerold via kanalen voor de zorgprofessionals.

In de voorbereidingsfase zijn gesprekken gevoerd met zorgprofessionals, patiënten en andere stakeholders over de boodschap en aanpak van de campagne. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat de insteek origineel moest zijn en humor mocht bevatten, om zo de aandacht te trekken van de zorgprofessionals.

Op basis daarvan is een eerste concept ontwikkeld. De sketches zijn over the top, maar wel gebaseerd op ervaringen uit de praktijk. Ze laten zien hoe het geven van echte aandacht in de knel kan komen. Uiteraard trekt KWF Kankerbestrijding de deskundigheid van zorgprofessionals niet in twijfel.

Het concept is getest onder een aantal professionals uit de doelgroep. De gekozen toon bleek goed aan te slaan. De professionals beoordeelden de scenes als over the top, maar ook als herkenbaar.

Inmiddels zijn ruim dertig ziekenhuizen benaderd om de campagne in te zetten en de boodschap in hun eigen ziekenhuis uit te rollen. Het overgrote deel heeft intussen aangegeven mee te doen aan de campagne.
De campagne moet een bijdrage leveren aan een van onze doelstellingen: een betere kwaliteit van leven van kankerpatiënten”.

Reactie van artsen, verpleegkundigen en verzorgenden

De tweets tonen aan dat niet alle mensen uit het vak het met de smaak en de humor van KWF eens zijn. Niets zo moeilijk als de juiste toon vinden in een gevoelige campagne. Het ziet ernaar uit dat deze campagne zijn doel voorbij schiet.
Een advies zou kunnen zijn een beter en vakkundiger  public relations- of reclamebureau inschakelen dat de kunst verstaat gepaste video’´s te maken bij zo’n onderwerp. Een ander idee is misschien diep in ons eigen hart kijken en beginnen met opnieuw het menselijk vermogen dat we compassie noemen, te ontwikkelen. Laten we daar eens campagne over voeren.

In het voorjaar van 2011 werd het Com-Passion for Care Charter gepresenteerd, opgesteld door tachtig mensen in Nederland die werkzaam zijn in de gezondheidszorg: artsen, patiënten, verpleegkundigen en mensen met een functie bij zorgverzekeringsmaatschappijen.
Het charter is een handvest dat iedereen wil inspireren compassie weer het leidende principe bij zorgverlening te maken. Het wil ertoe bijdragen dat de menselijke maat terugkeert in de zorg en het zorgonderwijs. In een video laat initiatiefnemer Salmaan Sana, medisch student aan de VU zien wat hem heeft doen besluiten tot het charter dat volgens hem de balans moet gaan herstellen tussen menselijkheid en efficiëntie. Zie: www.beroepseer.nl

Een greep uit de tweets op vrijdagochtend en -middag 13 december 2013:

Ik vind het een belediging voor al die bevlogen en betrokken zorgverleners in de oncologie

Wonderlijke campagne van KWF. Snap de gedachte erachter eigenlijk niet. Kan iemand dat uitleggen?

Met het belachelijk maken van zorgprofessionals krijg je NIET meer aandacht voor bejegening

heel, heel erg. Ga het even doorspelen, want gevoelsmatig kan dit echt niet.

Nog enkele mensen laten zien. zelfde reactie. Denk ik toch “KWF, ga toch fietsen…”

Aftellen tot @kwf_nl de campagne terugtrekt 1,2,3,…

Het gaat er niet om wat je ermee bedoelt. Gaat erom dat je iets BEREIKT. Resultaat nu: geschoffeerde zorgverleners

Een andere vraag: behoort dit überhaupt tot de doelstellingen van KWF?

In 1 woord S C H O F F E R E N D ! voor alle betrokkenen die dagdagelijks te maken hebben met mensen en/met kanker.

Ik kan wérkelijk niet bedenken wat KWF nou tot haar eigen doelstellingen rekent

Hoeveel geld, van donateuren, dat beter besteed had kunnen worden, heeft @kwf_nl uitgegeven aan deze troep?

Ik word er verdrietig van.

De reactie van KWF op alle commotie luidt: “We hebben wel ‘n snaar geraakt. We hadden een boek kunnen schrijven, maar we houden nu een spiegel voor.” (Radio 1)
Het KWF verwachtte al dat de campagne tot kritische vragen zou leiden en had daarom een toelichting klaarliggen. Maar dat de reacties op de filmpjes zo heftig zouden zijn, kwam wel onverwacht.

De video’s zijn niet meer te zien op de site van KWF.  De eerste is nog wel te zien op You Tube: http://www.youtube.com/watch?v=RBsueoRlB88&feature=youtu.be

kwf campagne 2013 aandacht aub 2

U P D A T E

Bericht van KWF vrijdagmiddag: De campagne Aandacht AUB! schept op dit moment meer verwarring dan duidelijkheid. Daarom hebben we deze stopgezet. Zie: www.blikopnieuws.nl
Kosten: 450.000 euro…

KWF: “We werden overvallen door heftigheid kritiek”. Interview met persvoorlichter van KWF Marsja Meijer, door Jasper Mulder, 13 december 2013 op website van Communicatie magazine: www.adformatie.nl/commerce/kwf-we-werden-overvallen-door-heftigheid-kritiek

Bericht van NOS vrijdagmiddag 13 december 2013: Filmpjes van KWF-campagne ‘Aandacht a.u.b’.: “KWF Kankerbestrijding heeft besloten de campagne ‘Aandacht a.u.b.’ stop te zetten na een golf van kritiek. De campagne was bedoeld voor zorgprofessionals. In de filmpjes spelen acteurs zorgverleners die op een stuitende manier slechtnieuwsgesprekken voeren met patiënten of luid telefonerend bij patiënten klagen over werkdruk. Bekijk hier een paar van de filmpjes”: http://nos.nl

 

Ton Heerts over vakmanschap, goed werk, zingeving van arbeid en verbondenheid

Op de najaarsbijeenkomst van de Banning Werkgemeenschap in november 2013 in Amsterdam gaf Ton Heerts, voorzitter van vakbond FNV, een lezing over zingeving en ontplooiing op het werk. Op de site van Sociale vraagstukken staat een op deze lezing gebaseerd artikel: Al het werk is zingevend, ook het vrijwillige.

“Onze samenleving is vooral gericht op betaald werk. Door die nadruk voelen vrijwilligers en mantelzorgers zich ondergewaardeerd. Ten onrechte. Hun bijdrage is niet alleen zinvol maar ook complementair aan de voorzieningen van de verzorgingsstaat.

Zowel bij de beleidsmakers, de werkgevers en de vakbeweging is de focus voornamelijk gericht op betaald werk. Tegelijkertijd vindt de overheid dat burgers via vrijwilligerswerk en mantelzorg moeten bijdragen aan de participatiesamenleving. Deze spagaat heeft invloed op de zingeving die mensen ervaren. De nadruk op betaald werk betekent namelijk dat de onbetaald werkenden zich ondergewaardeerd voelen. Alvorens daar nader op in te gaan, eerst enkele woorden over de context waarin het debat over betaald en onbetaald werk zich afspeelt.

In de afgelopen twee decennia is de arbeid volkomen ondergeschikt gemaakt aan het bedrijfsresultaat, of erger nog: aan de belangen van aandeelhouders. Flexibiliteit is daarbij het toverwoord. Door de flexibilisering van arbeid hebben meer dan anderhalf miljoen werknemers in Nederland inmiddels een ‘los’ contract. De gevolgen hiervan zijn bekend: makkelijk ontslag, minder scholing, slechtere beloning en ‘voor jou tien anderen.’ Werk is in veel gevallen een individuele ‘race to the bottom’ geworden.

Vrijheid van handelen in gedrang

Als de flexibilisering van de arbeid in het huidige tempo doorgaat, zijn vaste dienstverbanden straks niet meer dan een vage herinnering. Behalve dat deze ontwikkeling een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden met zich mee brengt, is zij ook funest voor de binding van mensen met hun werk. Een binding die voortvloeit uit het menselijke verlangen om goed werk te doen omwille van het werk zelf.

Duurzaam werk verschaft mensen waardigheid. Naast goede arbeidsvoorwaarden en zekerheid biedt het idealiter ook ruimte voor zeggenschap en vakmanschap. In de huidige arbeidsverhoudingen komt de vrijheid van handelen op de werkvloer en daarmee de ruimte voor vakmanschap echter steeds vaker in het gedrang. Een paar bekende voorbeelden. Docenten hebben zoveel stelselwijzigingen over zich heen gekregen dat ze nauwelijks toekomen aan het geven van goed onderwijs. En voor verzorgenden en verplegenden is de handelingsvrijheid ingeperkt omdat precies is vastgelegd hoeveel tijd ze mogen besteden aan bepaalde handelingen.

Tegenstellingen zetten solidariteit onder druk

De vraag of er nog wel ruimte is voor de eigen invulling van het werk, voor het vakmanschap is des te belangrijker als bedacht wordt dat arbeid alleen zingevend is als het bijdraagt aan zelfontplooiing en persoonlijk welzijn en verricht wordt in verbondenheid met anderen. Die verbondenheid of solidariteit staat zwaar onder druk, niet in het minst door de tegenstelling tussen buitenstaanders en gevestigden op de arbeidsmarkt.

De gevestigden zijn mensen met een vast contract en met redelijke tot goede arbeidsvoorwaarden. Zij beschikken over een zekere mate van bestaanszekerheid. Dat laatste kan niet gezegd worden van de buitenstaanders: het leger van oproepkrachten, mensen werkzaam in payrollconstructies, schijnzelfstandigen en uitzendkrachten. Zij hebben vaak slechte arbeidsvoorwaarden en leven voortdurend in grote onzekerheid. Voor sommigen is zelfs het maar de vraag of ze de volgende dag nog werk hebben.

Ook jong en oud worden in het publieke debat over arbeidsverhoudingen vaak tegenover elkaar gezet: jongeren zouden geen probleem hebben met flexibele arbeidscontracten, ouderen wel. Bij het zoeken naar een oplossing voor deze tweedeling is de leidende gedachte tot nu toe dat de één er alleen maar op vooruit kan gaan wanneer de ander inlevert.

Hype fnuikt debat over herverdeling van arbeid

Het politieke en maatschappelijke debat over de collectieve mogelijkheden tot herverdeling van arbeid is gestrand op de hype van de te verwachte tekorten op de arbeidsmarkt. Volgens die gedachte zou herverdeling van het betaalde werk niet nodig zijn, omdat er door de vergrijzing straks, na de crisis, werk genoeg is. Of dat beeld werkelijkheid wordt, valt nog te bezien. Vooralsnog hebben we te maken met een almaar stijgende, voor een deel structurele, werkloosheid.

In zijn eerste Troonrede zette koning Willem Alexander onlangs stevig in op activering naar betaald werk. De grote vraag is of dat zo scherp moet worden aangezet. Met de immer grotere nadruk op betaalde arbeid en de steeds hardere regels is het de vraag of mensen wel tijd en energie overhouden voor mantelzorg en vrijwilligerswerk die we krachtens de koninklijke proclamatie van de participatiesamenleving kennelijk ook zeer waarderen. Activeren naar betaald werk is belangrijk, maar dit moet niet zulke vormen aannemen dat vrijwilligerswerk, ook als mogelijke opstap naar een betaalde baan, onmogelijk wordt.

Weg met de tegenstellingen en de of-of keuzes

Terug naar het begin: is de vraag naar de zingeving van werk ten tijde van een diepe crisis wel relevant of moet je gewoon blij zijn dat je überhaupt werk hebt? Werk is zingevend als het aansluit op wie je bent en wat je kunt, op wat je mogelijkheden, opleidingen, ervaringen en wensen zijn. Een activiteit waarin je je vakmanschap kwijt kan en waar je plezier aan beleeft, maar ook een die bestaanszekerheid en groeimogelijkheden biedt. Dat kan via een betaalde baan maar ook in vrijwilligerswerk.

We moeten kortom af van de grote tegenstellingen en de of-of keuzes. Onbetaald werk waarderen, betekent mensen ruimte geven zelf in te vullen hoe ze hun bijdrage aan de samenleving willen vormgeven. Om dat te kunnen doen, moeten we de kern van de verzorgingsstaat overeind houden, en dienen we een nieuwe consensus te bereiken over wat mensen horen bij te dragen”.

Al het werk is zingevend, ook het vrijwillige, door Ton Heerts, op site Sociale Vraagstukken, 10 december 2013: www.socialevraagstukken.nl

Kwart van de Nederlandse rechters overwoog de afgelopen vijf jaar op te stappen

Uit een enquête die Vrij Nederland hield onder de rechterlijke macht blijkt dat een kwart van de Nederlandse rechters overwoog de afgelopen vijf jaar op te stappen. In het artikel De rechter is het zat schrijven Harry Lensink en Marian Husken dat de Nederlandse rechters ontevreden zijn over hun werkdruk, de bemoeienis van politici, slechte wetgeving en de veeleisende burger. Dat blijkt uit hun antwoorden op enquêtevragen over de Haagse politiek, de bezuinigingen en de kwaliteit van de rechtstaat.

“De ondervraagde magistraten noemen wetsvoorstellen van de bewindslieden op Veiligheid en Justitie ‘broddelwerk’, gebaseerd op ‘gesundes Volksemfinden’, gestuurd door ‘populisme’, met het gevaar dat het land verwordt tot ‘een bananenrepubliek’. We ontvingen honderden van dergelijke reacties, in even zovele varianten (klik hier voor een bloemlezing van de uitspraken).
In oktober stuurde Vrij Nederland in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) vragenlijsten naar de 2584 NVvR-leden. Ruim een kwart reageerde: 689 magistraten (80 procent rechters, 20 procent OM’ers).

Het meest in het oog springende resultaat is het aantal respondenten dat de afgelopen jaren heeft overwogen om te stoppen: een kwart van de rechters – voor het leven benoemd – en bijna de helft van de OM-medewerkers. ‘Het is een hele leuke baan in een hele slechte organisatie,’ schrijft een van de geënquêteerden.

Een ander pregnant punt van onvrede betreft de bemoeienis vanuit Den Haag. Veel plannen en luchtballonnetjes van regering en volksvertegenwoordiging worden door de rechters verguisd. 65 procent keurt de voortvarendheid van het duo Teeven en Opstelten af. Voor sommigen gaat de Haagse bemoeienis zo ver, dat ze twijfelen aan werking van de trias politicia (ruim 20 procent). ‘De rechtspraak lijkt meer en meer een domein te worden waarop iedereen maar vrijelijk zijn kritiek kan spuien. Dat ‘ondermijnt op den duur het noodzakelijke vertrouwen’, noteert een van de rechters. Een ander meldt: ‘ Met name Opstelten en Teeven stralen consequent uit het beter te weten dan de rechterlijke macht, dat is zeer schadelijk (en ook feitelijk onjuist, maar dat terzijde).’

Neem bijvoorbeeld Teevens wetsvoorstel om het spreekrecht van het slachtoffer uit te breiden, zodat deze zich ook kan uitlaten over de strafmaat. 76 procent van de magistraten vindt dat een onzalig idee (77,4 procent rechters, 70,5 procent OM’ers). Ook het coffeeshopbeleid van Opstelten krijgt een dikke onvoldoende. 63 procent vreest de opkomst van de straatdealer door een harder softdrugsbeleid, met als excuus dat zo de georganiseerde criminaliteit kan worden aangepakt. In die laatste categorie – de misdaadbestrijding – wil de minister nu ook de criminele burgerinfiltrant inzetten. Niet doen zegt 66,7 procent van de rechters. Hier is het OM evenwel een andere mening toegedaan: 59,8 procent meent dat een dergelijk opsporingsmiddel noodzakelijk is”.

Naast hun mening over hun werk in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen vroeg VN de magistraten ook naar hun eigen achtergronden. Wie zijn onze rechters en officieren van justitie? Van de respondenten is de man/vrouw-verhouding gelijkwaardig. Driekwart van hen is ouder dan veertig jaar, tachtig procent heeft kinderen. Ruim de helft van de vrouwen werkt in deeltijd, tegen nog geen kwart van de mannen. 67 procent heeft nevenfuncties, waarvan een derde in het maatschappelijk werk en een derde in het onderwijs. Slechts een kleine 7 procent heeft een bijbaan in het bedrijfsleven.

Naast de enquête onder de magistraten, interviewde VN 11 rechters langdurig over hun werk.

Lees het hele artikel De rechter is het zat, door Harry Lensink en Marian Husken, Vrij Nederland, 10 december 2013: www.vn.nl

Uitspraken van de rechters, door Harry Lensink en Marian Husken, Vrij Nederland, 10 december 2013: www.vn.nl

Open brief aan Minister Schippers over vergoeding ziekenhuizen te stoppen met behandeling

In reactie op het voorstel van Minister Schippers van Volksgezondheid ziekenhuizen een vergoeding uit te keren voor het –  in overleg met de patiënt – stoppen van de behandeling, schreef  ‘een bange burger’ een open brief:

Beste Edith,

Er was eens een eed.
De eed van Hippocrates.
We nemen even een gedeelte van deze eed erbij;

“Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen en om bestwil mijner zieken hen een LEEFREGEL voorschrijven,
En nooit iemand kwaad doen
Nooit zal ik om IEMAND te gerieven een dodelijk middel voorschrijven,
of een RAAD geven,die als hij word opgevolgd de dood tot gevolg heeft.

U zou graag willen dat artsen een vergoeding krijgen als ze mèt de patiënt besluiten om niet verder te behandelen,
of te starten met een nieuwe behandeling
Verder vind u dat artsen een terminale patiënt moeten inlichten over de zin of onzin van een behandeling .

Artsen zijn geneigd om alle mogelijke behandelingen te benutten en zo te proberen een patiënt in leven te houden
Zoals het hoort als u het mij vraagt
Zo vind ik ook dat een beslissing om niet verder te gaan met een behandeling TEN ALLE TIJDEN bij de patiënt hoort te liggen
En NOOIT EN TE NIMMER beïnvloed mag worden door een arts,en al helemaal niet om dat daar een eventuele vergoeding tegenover zou staan

Ik snap dat er bezuinigd moet worden
De ziekenhuiszorg kost ons jaarlijks zo’n 20 miljard
Uw maatregel zou een financieel verstandige zet zijn, denkt u
Ik vind deze maatregen doodeng!
Wat u doet is een prijskaartje aan een mensenleven hangen!
Er gaat per jaar steeds meer zorggeld op aan bureaucratie ,doe daar maar wat aan
Als mensen om wat voor reden dan ook besluiten tot het stoppen van een behandeling moet dat hùn keuze zijn
niet die van u!

van een bange burger.

Commentaar van een andere burger: “Het stoppen van een behandeling mag niet gebeuren vanwege financiële prikkels. Dat leidt tot perverse effecten. Dit is een zaak van medische ethiek en de beroepsgroep”.

Huisarts Rob Schonck twitterde: “Ik voer al jaren gesprekken met patiënten over wel/niet doorbehandelen. Voor € 17,34, zoals elke huisarts” (9 december 2013).

Zie: http://channeke72.wordpress.com (Niet meer beschikbaar op internet).

Betaal ziekenhuizen voor het stoppen van behandeling, door Sander Heijne, 7 december 2013, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Lees ook op Blogs Beroepseer: Hoe dokters (willen) sterven, 1 december 2013: https://beroepseer.nl

Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit

het academisch manifest 2In het decembernummer 2013 van Krisis, tijdschrift voor actuele filosofie, staat een nieuw 21 pagina’s tellend manifest gepubliceerd: Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit. Het is een door Willem Halffman en Hans Radder geschreven pittig, politiek manifest over wat er mis is met de universiteiten en wat er moet veranderen.
Willem Halfman is wetenschapsonderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hans Radder is hoogleraar filosofie van wetenschap en technologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en voorman van het in november 2013 door 25 wetenschappers opgerichte Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten.*)

De universiteit is bezet door de veelkoppige wolf van het Management

Ze beginnen met te schrijven dat… “de universiteit bezet is – niet (zoals in 1969) door inspraak eisende studenten, maar dit keer door de veelkoppige wolf van het Management. Die heeft de academie gekoloniseerd met een huurlingenleger van professionele bestuurders, gewapend met spreadsheets, outputindicatoren en auditprocedures, onder luidkeelse begeleiding van de Efficiëntie- & Excellentiemars. Het Management heeft daarbij de academicus tot interne vijand uitgeroepen: hij moet voortdurend worden gewantrouwd, getest en gecontroleerd, onder de permanente dreiging van reorganisatie, opheffing en ontslag. De wetenschappers laten zich daarbij gedwee tegen elkaar uitspelen, als angstige, makke schapen, die enkel hopen zelf nog de dans te ontspringen door hun buurman op het cruciale moment een slag voor te zijn. Om controle te houden, zet de wolf de meest absurde middelen in, zoals geldverslindende hele en halve fusies, steeds verfijndere en dus kostbare verantwoordingssystemen en peperdure prestigeprojecten.

De verovering lijkt te werken en de export van kennis uit de nieuwe kolonie kan steeds verder worden opgevoerd, maar in de binnenlanden etteren de problemen. Zo wijzen alle opgepoetste indicatoren voortdurend naar de sterren, maar zakt op de werkvloer de stemming gestaag verder weg. Bij de wolf stroomt de champagne na elk nieuw doelpunt in de Shanghaicompetitie, terwijl de universitaire schapen zich wanhopig ziek werken en de kwaliteit van de kennisplantages begint te wankelen, zoals betoogd in een groot aantal uitvoerige en grondige analyses.
Daarnaast proberen de schapen via een schier eindeloze stroom van opiniestukken, klaagzangen, brandbrieven en smeekbedes de absurde misstanden van de bezetting onder de aandacht te brengen van de wolf, die ze allemaal reduceert tot incidenten, afdoet als onvermijdelijke neveneffecten, of ze eenvoudigweg negeert.

We zetten zes cruciale processen en hun uitwassen nog even op een rijtje om te laten zien dat het om veel meer dan incidenten gaat.
Onze beschrijving geldt in de eerste plaats de Nederlandse universiteit, waar de bezetting door het management nog niet zo ver gaat als in Groot Brittannië, maar waar deze inmiddels wel een krachtig continentaal bruggenhoofd heeft gevestigd.

  1. Het meetbaar en vergelijkbaar maken met het oog op ‘accountability’
  2. Uit naam van ‘kwaliteit’ wordt permanente concurrentie aangewakkerd
  3. De belofte van grotere ‘efficiëntie’
  4. De aanbidding der excellentie: iedereen in de top!
  5. Inhoudsloos procesmanagement
  6. De belofte van economische redding

Onze generatie heeft de wolf binnengelaten. We wilden een universiteit die meer op de maatschappij was betrokken — via de wetenschapswinkel de ivoren toren uit — maar we kregen een universiteit die de maatschappij tot het bedrijfsleven heeft gereduceerd. We wilden verantwoordingsinstrumenten die slapende hoogleraren en uitgebluste collega’s tot de orde zouden roepen. Maar intussen hebben deze instrumenten hoofdzakelijk reële effecten op de jongere onderzoekers met hun tijdelijke aanstellingen.

Het alternatief: de publieke universiteit

Een alternatief voor de huidige managersuniversiteit is de publieke universiteit die zich richt op het algemeen belang – en op de bedachtzame deliberatie over wat dat algemeen belang inhoudt. Dat betekent geen reductie tot ‘toegepaste wetenschap’. Ook fundamenteel onderzoek (niet te verwarren met autonome wetenschap, want wetenschap is nooit autonoom geweest) is van eminent maatschappelijk belang. De resultaten ervan vormen een broodnodige bron waaruit we kunnen putten wanneer de toekomst heel anders blijkt te zijn dan onze korte-termijn extrapolaties suggereerden.
Als universiteiten zoeken we een nieuwe maatschappelijke samenwerking waarin we (wereld)burgers en hun organisaties onze kennis aanbieden, ook als ze geen cent hebben. We zijn niet het begin van de productielijn van een winstgevende gadgetbakkerij, maar een ‘commons’, een kennismeent: een gedeelde, organisch groeiende tuin van weten en wijsheid, waaruit ieder naar behoefte mag leren en waaraan ieder mag bijdragen.

Concrete voorstellen om dit model te realiseren: een provocatieve voorzet.

  1. Van hiërarchie naar zeggenschap
  2. Bestuur als facilitaire dienst
  3. Grenzen aan verspillende controlesystemen
  4. Verbod op fusies
  5. Einde van het eigen-universiteit-eerst beleid
  6. Geen verkwistende concurrentie tussen universiteiten
  7. Universitair reclameverbod
  8. Universiteitsbladen voor publiek debat, niet voor bedrijfs-PR
  9. Terugkeer van de gedetailleerde jaarverslagen
  10. Geen vastgoedspeculatie en afschaffing van holdings
  11. De hele academische staf geeft college
  12. Gratis leren
  13. Bovengrens aan de studentenpopulatie
  14. Afscheiding van uitsluitend beroepsgerichte opleidingen
  15. Schrap ‘productiviteit’ als beoordelingscriterium voor onderzoek
  16. Invoeren van het sabbatsjaar
  17. Afschaffing van matching
  18. Geen directe relaties tussen inhoudelijke beoordeling en financiële beloning
  19. Maatschappelijke inspraak in plaats van commerciële controle
  20. Ondersteuning van de kennismeent

Elf voorbeelden om weerstand te bieden

Alleen breed gedragen, collectief verzet kan een luisterend oor afdwingen. Alleen door de angst van ons af te schudden kunnen we gezamenlijk en op gelijke voet nadenken over de toekomst van de universiteiten.
Wat kunnen we doen? Laten we proberen te leren van de vele anderen die geleefd hebben (of nog leven) onder een bezetting, en kijken welke vruchtbare en minder vruchtbare strategieën zij hebben ontwikkeld.

Hier zijn elf voorbeelden van acties waarmee emancipatorische bewegingen geprobeerd hebben de bezetter van zich af te schudden.

  1. Vertrekken naar het buitenland
  2. Juridische actie,
  3. De stiptheidsactie om bureaucratische absurditeit aan de kaak te stellen,
  4. Sabotage,
  5. De collectieve weigering,
  6. Solidare vakbonden vormen
  7. Massale demonstratie
  8. Tegen-indicatoren (counter-measures)
  9. De staking
  10. De tegenbezetting
  11. Parlementair-politieke actie

Het zal duidelijk zijn dat de weg lang is, zelfs zonder einde. Tegelijk is duidelijk dat de nood aan collectieve weerstand hoog is, want aan argumenten en manifesten heeft het Management lak. Er is maar één conclusie mogelijk: Werknemers aller universiteiten, verenigt u!”

Klik hier voor downloaden van Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit, door Willem Halffman en Hans Radder, verschenen in Krisis no 3, december 2013: https://beroepseer.nl

Website van tijdschrift Krisis: http://archive.krisis.eu

*) Steun het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten op website http://platform-hnu.nl

Congres Participatie-economie: Vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal voor initiatieven

Het Nationaal Laboratorium participatie-economie dat op 26 november 2013 in Amsterdam plaatsvond, leverde veel debat op over de voorwaarden en risico’s van sociale firma’s en burgerinitiatieven. Voor het nemen van initiatieven blijken vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal te zijn.
Het laboratorium was onderdeel van de jaarlijkse Amsterdamse Participatiemarkt.

De middag was georganiseerd door Stichting Eropaf! in samenwerking met De Omslag (netwerkorganisatie voor vraagstukken op het gebied van participatie en werk), de Vrijwilligersacademie en de Hogeschool van Amsterdam.
Stichting Eropaf! is een kleine organisatie die de professionele oriëntatie op de leefwereld van burgers en het opereren in de frontlinies van de samenleving wil stimuleren.

Op het programma stonden presentaties van Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden; Jos van der Lans, publicist en medeoprichter van Eropaf!; en Martin Stam, lector Outreachend werken en innoveren, alsmede een debat over initiatieven als de Noorderparkkamer, de Broodfondsmakers, Foor El-Qaar, Rainbow Popcorn, de Vrijwilligersacademie en Stichting MOI. Er namen circa 250 deelnemers deel aan het laboratorium.

“Er bestaat helemaal geen participatie-economie”

Albert Kuitert schetste in zijn presentatie hoe de overheid steeds centralistischer is geworden en daarmee mensen uitsluit: “Er bestaat helemaal geen participatie-economie”. Om tot succesvolle burgerinitiatieven te komen zijn overheid, markt en samenleving alle drie nodig, betoogt hij. Gemeenten zouden burgerinitiatieven echt moeten gaan waarderen.
“Gemeenten hebben de neiging die initiatieven dood te knuffelen. Vaak zijn ze goedkoper dan als de gemeente het doet. De overheid zou zich moeten opstellen als co-financier. Bijvoorbeeld door een initiatief om te rekenen naar de waarde van vrijwilligerswerk. Ook zou de overheid zijn burgers niet in de weg moeten zitten. 80 procent van de regels waar u mee te maken krijgt worden niet in Den Haag gemaakt, maar staan in gemeentelijke beleidsprotocollen. Toon aan dat je het zelf goedkoper kunt. Ga er vooral op af!”.
“Burgerinitiatief is vaak goedkoper, betrokkener, legitiemer. Neem iemand in de schuldsanering die zijn auto moet verkopen. Alleen zijn twee gehandicapte dochters moeten nu wel met de taxi naar school en dat kost de gemeente weer € 6000 per jaar. Dan was de oude Daihatsu waar de vader in reed, per jaar nog goedkoper”.

Jos van der Lans beweerde in zijn betoog dat burgerinitiatieven voortkomen uit kritiek op de grote systemen, op de instituties die op een grote afstand staan: “Gaat u maar even mee terug naar 1966, de tijd voor de geïnstitutionaliseerde jeugdzorg, toen de jeugd- en pleegzorg nog grotendeels op vrijwilligers draaide. Toen
kwam mijn generatie aan de macht en wij wilden de hulpverlening professionaliseren. Die professionals zijn vervolgens het hele terrein van de verzorgingsstaat gaan bezetten”.

“Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen”

Volgens Van der Lans is dit professionele verzorgingsdenken uiteindelijk ontaard in excessen als de stopwatchzorg van grote zorgorganisaties: “Nu zien we de beweging dat professionals weer loskomen uit de instituties, eropaf gaan, weer dichter bij mensen komen. Ook de instituties openen zich veel meer. Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen. Burgerkracht en eigen kracht-conferenties leiden tot een ander besluitvormingsmodel. Professionals moeten een nieuwe houding van dienstbaarheid hebben. De verzorgingsstaat heeft mensen geïndividualiseerd. We zijn niet meer geneigd om mensen in een context te zien.”

“Verzorgingsstaatconsumenten”

Martin Stam ziet ‘parallelle universums’ die bestaan tussen de voorhoede van de sociaal-doe-het-zelvers en de achterblijvers aan de onderkant van de verzorgingsstaat. Stam vertelt over zijn onderzoek onder mensen met afstand tot de arbeidsmarkt: tienermoeders, dak- en thuislozen, ex-psychiatrische patiënten: “Hoe krijgen we deze verzorgingsstaatconsumenten uit hun cocon? Dan zijn er meer investeringen in het sociale domein nodig en moeten we minder medicaliseren, psychiatriseren, juridiseren en minder specialiseren. Dan is het sociale domein het laboratorium, waarin we weer moeten ontdekken hoe het principe van ‘do-it-with-me’ werkt. Hoe doe je het dan samen?”

Een deelneemster uit de zaal reageerde op Stams beweringen en zei: “De opening van uw betoog is verrassend clichématig. U stelt de creatieven die alles zelf oplossen tegenover de inactieven die er aan de haren niet bij te slepen zijn”.
Martin Stam: “Ik zet die groepen tegenover elkaar en zeg vervolgens: je hoeft er niet zo bang voor te zijn, want ook de kwetsbare groep wil de gelegenheid hebben zijn talenten te ontwikkelen. Ik wilde het ‘Yes we can’-gevoel van het sociaal doe-het-zelven relativeren. Wij komen heel veel groepen tegen die dat gevoel helemaal niet hebben”.

Aan het slot van de middag waarschuwde Senna Boeteba van VSB-fonds en Start Foundation niet te licht te denken over de bedrijfsmatige kant van doe-het zelf-initiatieven. Zij ziet veel initiatieven van zorgorganisaties mislukken: Als sociale ondernemer moet je veel meer moeite doen om break even te draaien. Je moet namelijk opereren in een jungle aan regels. Er is een duurzaam verdienmodel nodig. Dat vind je niet zomaar, ga op zoek naar partners, stakeholders die je daarbij helpen”.

Na afloop twitterde Marc Räkers van de Stichting Eropaf! dat de participatie-economie niet ontstaat in een snelkooklaboratorium. Ofwel: Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd.

Op de site van Eropaf! staat het hele, uitgebreide verslag van de bijeenkomst, met presentaties en video’s: http://eropaf.org (Niet meer beschikbaar op site Eropaf!).

Omslag van boek Waar sta ik voor op?

Waar sta ik voor op?

Op 27 mei 2013 vond er in Den Haag een Goed Werk Hub plaats waaraan vijftien jonge ambtenaren deelnamen, werkzaam op het ministerie, bij de gemeente, de provincie en de algemene rekenkamer. De bedoeling van deze bijeenkomst was dat de deelnemers elkaar vragen stelden over hun werk: Waar sta jij voor op? Wat drijft jou als jonge ambtenaar? Welke hobbels kom je tegen in je werk en hoe ga je daarmee om? Het resultaat van die gesprekken is gebundeld in de digitale uitgave Waar sta ik voor op? Jongere & oudere ambtenaren over het productief maken van idealen en een andere overheid.

Uit de antwoorden komen we te weten wat voor idealen en verwachtingen de jongeren hebben en wat voor hindernissen zij in hun werk weten te overwinnen. Dat doen ze voor een deel door de ruimte te benutten die ze als nieuwkomer hebben. Als jongere ambtenaar heb je waarde door je frisse blik, het vermogen om nog de originele en principiële vragen te stellen, zoals “waar draait het in wezen om?” Zo stelde iemand bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de vraag wat het ministerie zelf deed om duurzamer te worden?

De korte vraaggesprekken geven inzicht in de werkbeleving van de jonge ambtenaren en weerspiegelen hun verlangen om productief te maken wat hen na aan het hart ligt. Zoals het werken aan duurzaamheid, een goede toekomst voor kwetsbare kinderen, het ondersteunen van initiatieven in de samenleving of het leveren van een bijdrage aan een nieuwe, samenwerkende en minder bureaucratische overheid.
Naast de jonge ambtenaren komen ook drie oudere ambtenaren aan het woord over dezelfde thema’s: een beleidsambtenaar, een inspecteur en een medewerker van de belastingdienst. Bij hen lijkt het idealisme realistischer geworden en heeft het een vorm gekregen die meer organisatorisch is ingebed.
Vervolgens zijn de resultaten van alle gesprekken ter reflectie voorgelegd aan drie ervaren ex-ambtenaren, “oude rotten” in het boek genoemd: Ton Knoester, Guido Rijnja en Hans Wilmink.

Wat deze “oude rotten” vooral opvalt is het idealisme en de energie die uit de verhalen van de jongeren spreekt, een grote waar sta ik voor op groepsfotobehoefte om op persoonlijk niveau ‘meerwaarde’ te hebben of om ‘het verschil’ te kunnen maken. Het “zonder schroom in de etalage zetten van hun idealen” vinden zij hoopvol, maar het roept wel enige vragen op.
Het verlangen om verschil te willen maken is nog enigszins ‘ongericht’ en ‘ongevormd’. De jongeren willen van alles, maar zijn lang niet altijd bij machte hun ideaal goed om te zetten in resultaat.
Op de kritiek van jongeren dat de overheid te stroperig werkt en te hiërarchisch en niet efficiënt is, merken de ouderen op dat een van de functies van de ambtenarij is om op basis van een samenspel van checks en balances enige vertraging in te bouwen om tot een evenwichtige belangenafweging te komen om daarmee een overhaaste politieke besluitvorming te voorkomen.

Een tweede Goed Werk Hub vond op 23 september 2013 plaats in Utrecht met als thema Wat is de functie van de ambtenaar? De centrale vraag was: Wat kunnen we van elkaar als ‘meester’ en ‘gezel’ leren wanneer we met elkaar op zoek gaan naar de betekenis van ‘goed werk’, waarvan de kenmerken zijn: uitmuntend vakmanschap, morele verantwoordelijkheid en persoonlijke betrokkenheid. Kort gezegd: bekwaam, betrouwbaar en betrokken.
Boeiend is dat uit de korte reflectie van de “oude rotten” naar voren komt dat het contact tussen jong en oud essentieel bleek en dat jong en oud in bepaalde aspecten rond goed werk binnen het openbaar bestuur voor elkaar zowel meester als gezel kunnen zijn. Jongeren en ouderen zouden wel eens gebaat kunnen zijn bij vormen van mentorschap en meester-gezelrelaties.

Waar sta ik voor op? onder redactie van Jan Prij, is een digitaal boekje van 46 pagina’s dat aanzet tot nadenken over de betekenis van goed werk binnen het openbaar bestuur.
Het boekje is een interessant document voor iedereen die zich bezig houdt met een veranderende overheid en de rol van ambtenaren daarin.
Een uitgave van Stichting Beroepseer, in samenwerking met A+O fonds Rijk, 2013. Klik hier voor downloaden.