Skip to main content

Redactie Beroepseer

Aantal crisisopnamen GGZ stijgt flink door bezuinigingen

Sinds de bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in 2012 zijn ingevoerd, zijn de wachtlijsten gegroeid, waardoor de zwaarte van de psychische klachten is toegenomen en er meer crisisopnamen plaatsvinden.
Dat blijkt uit onderzoek van Abvakabo FNV onder 1.578 werknemers in de GGZ. De GGZ-medewerkers geven ook aan dat de kwaliteit van de zorg afneemt, de administratiedruk enorm is toegenomen en er minder tijd is voor patiënten. Voor mensen met lagere inkomens is de zorg nauwelijks nog betaalbaar. Alles wijst erop dat geld belangrijker is dan goede zorg.

Kosten GGZ
Omdat de kosten in de GGZ flink stegen, hebben het Kabinet en de werkgeversorganisatie GGZ Nederland sinds 2012 een aantal afspraken gemaakt die moeten leiden tot het terugdringen van deze kosten. Zo moet het aantal opgenomen patiënten in GGZ-instellingen omlaag en gelijktijdig de hulp via de huisarts en zorg aan huis omhoog.

37 procent van de respondenten ziet inderdaad dat het aantal opgenomen patiënten in instellingen afneemt, maar tegelijkertijd geeft 76 procent aan dat de zwaarte van de zorg toeneemt. “De zorg van de huisarts valt onder de basisverzekering, maar voor geestelijke gezondheidszorg geldt het eigen risico”, aldus Anja Dijkman, bestuurder zorg bij Abvakabo FNV. “Mensen trekken daardoor later aan de bel, of zelfs zo laat dat een crisisopname noodzakelijk is. Vooral voor mensen met lage inkomens is de GGZ minder toegankelijk geworden.”

Kwaliteit van de zorg neemt af
Als direct gevolg van de bezuinigingen geeft 82 procent van de respondenten aan dat er steeds meer naar de kosten van werkzaamheden wordt gekeken dan naar goede zorg. Dijkman: “Twee derde van de werknemers zegt dat de kwaliteit van de zorg afneemt, omdat ze steeds minder tijd voor de patiënt hebben. Behandelaars, verpleegkundigen en begeleiders besteden meer dan 30 procent van hun tijd aan administratie. Die tijd kunnen ze beter besteden aan de zorg voor patiënten.”

Banen op het spel
80 procent van de medewerkers ervaart een te hoge mentale belasting. Ook de werkdruk is extreem hoog. Naast de bezuinigingen is werkdruk een reden waarom 50 procent van de medewerkers wel eens nadenkt over een baan buiten de zorg. “Voor het in eerst in jaren staan er banen op het spel in de GGZ. Waar werknemers eigenlijk altijd zeker waren van een baan in de sector, vreest de helft nu voor zijn eigen baan of die van directe collega’s.”

Abvakabo FNV wil dat de werknemers meer tijd krijgen om te zorgen, zodat ze beter kunnen inspelen op de zwaardere zorgvraag en zich minder met administratie bezig hoeven te houden.

Klik hier voor onderzoek Effecten van de bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg. Resultaten enquête onder 1578 werknemers in de ggz, Barometer 14, Abva Kabo FNV, oktober 2014: www.abvakabofnv.nl/3944/419044/184396/ggz-barometer-oktober-2014 (Resultaten onderzoek niet meer beschikbaar op site FNV).


Demonstratie op zaterdag 8 november 2014 in Den Haag

Abvakabo FNV demonstreert zaterdag 8 november 2014 op het Spuiplein in Den Haag tegen aangekondigde bezuinigingen in de zorg. De vakbond heeft meer dan 100.000 handtekeningen verzameld tegen de Wet Langdurige Zorg (WLZ). De handtekeningen worden aangeboden aan de Eerste Kamer.
De wet is al door de Tweede Kamer aangenomen, maar moet nu nog door de Eerste Kamer. Abvakabo hoopt de Eerste Kamerleden te overtuigen om af te zien van de wet.
De demonstratie begint om 13.00 uur en duurt tot 16.00 uur. Voor meer info over de demonstratie: www.fnvvoorzorg.nl (Aankondiging niet meer beschikbaar)

Ouderen doen het zo slecht nog niet als startende ondernemer. Oorzaak: kennis en ervaring

Al jaren gaat het verhaal dat alleen jonge mensen verandering kunnen teweegbrengen. De Amerikaanse onderzoeker en schrijver Vivek Wadhwa schrijft op de site van VentureBeat dat die bewering nooit bewezen is. Apple laat zelfs zien dat vijftigers nog zeer creatief zijn. Trouwens, niet alleen Apple maar ook oprichters, uitvinders, innovators en directeuren van grote ict-bedrijven als Google, LinkedIn, Qualcomm, Salesforce en Intel laten dat zien. Qualcomm bijvoorbeeld is opgericht door Irwin Jacobs toen hij 52 was, Andrew Viterbi was 50 jaar oud.
Het is ook niet juist dat mensen opgedroogd zijn en “geen nieuwe ideeën” meer hebben als ze tegen de 45 lopen, of dat “jonge mensen gewoon slimmer” zijn, zoals Facebookoprichter Mark Zuckerberg beweerde voor een gehoor op de Universiteit van Stanford in 2007.
Steve Jobs was 52 toen hij de iPhone lanceerde in 2007. Jaren later introduceerde hij de MacBook Air, de App Store en de iPad. Tim Cook was 51 toen hij het stokje overnam van Jobs.
Zowel Jobs als Cook prikken de mythe door dat de jongeren toonaangevend zijn in de technologie-industrie.

De durfkapitalisten van Silicon Valley ventileren overigens openlijk hun vooroordelen. Vooraanstaand investeerder Vinod Khosla1) zei  op een conferentie: “Het zijn de mensen onder de 35 die voor verandering zorgen; mensen boven de 45 onbreekt het aan nieuwe ideeën”.
Paul Graham vertelde aan de New York Times in verband met de leeftijd van ondernemers dat de grens voor durfkapitalisten” op 32 ligt. Na de 32 gaan ze al twijfelen” of ze nog zullen investeren in ondernemers. Sommigen gaan nog verder en en beweren dat internet-ondernemers pieken op hun 25ste.

De verering van de jeugd

De verering van de jeugd gaat zover dat miljardair Peter Thiel in september 2010 aankondigde dat hij studenten honderdduizend dollar zou betalen als ze hun studie eraan gaven. In plaats van kostbare jaren op school “te verspillen” en opgezadeld te worden met “een onvoorstelbare studieschuldenlast”, konden ze zich beter “concentreren op baanbrekende technologieën die de beschaving naar het volgende niveau zouden optillen”.
Het gevolg van dit vooroordeel is dat oudere ondernemers vaak doelbewust genegeerd worden terwijl jongere alle aandacht krijgen. Deze versleten vooroordelen zijn schadelijk voor zowel de risicodragende kapitaalindustrie als Silicon Valley.

Wadhwa schrijft dat hij in 2008 met een team onderzoek2) deed aan de universiteiten van Duke en Harvard naar succesvolle technologiebedrijven, waarbij alleen gekeken werd naar bedrijven die vanuit een garage gestart waren en tenminste een miljoen dollar omzet behaalden. Het onderzoek wees uit dat de gemiddelde leeftijd van de oprichters 39 was. Er waren twee keer zoveel ouderen boven de 50 als jongeren onder de 25. En er waren twee keer zoveel ouderen boven de 60 als jongeren onder de 20.
In een vervolgproject “onderzochten we de achtergrond van 549 succesvolle ondernemers van twaalf sterk groeiende industrieën. De gemiddelde leeftijd van de mannelijke oprichters in deze groep was 40; een belangrijk deel was ouder dan 50”.

De vice-voorzitter van de Kauffman Foundation, Dane Stangler, bouwde voort op Wadhwa’s bevindingen met een analyse, gebaseerd op gegevens van US Census, een om de tien jaar gehouden volkstelling in de V.S. Hij ontdekte dat in elk jaar vanaf 1996 tot 2013 Amerikanen in de leeftijd van 55 tot 64 jaar veel vaker een nieuw bedrijf waren begonnen dan twintigers en dertigers. En die trend zet door. Van alle nieuwe bedrijven in 1996 werd 14 procent opgericht door mensen in de leeftijd tussen 55 en 64. In 2013 was het percentage gestegen naar 24 procent.

Vaardigheden komen met de jaren

In Silicon Valley wonen veel jongeren die nieuwe bedrijven starten. Sommigen geven hun studie ervoor op. Durfkapitalisten investeren miljarden in hen. Het merendeel van deze startende ondernemers haalt het niet, omdat niets de plaats kan innemen van kennis en ervaring. Ondernemers hebben succes, zoals Wadhwa en zijn team hebben aangetoond, vanwege hun ervaring, opgedaan tijdens het werk en vanwege hun managementvaardigheden. Die komen met de jaren. De onervarenheid – en de onvolwassenheid – van de jeugd is een van de redenen waarom de track record3) van durfkapitalisten zo pover is. De Kauffman Foundation analyseerde in 2012 de gegevens over twintig jaar van bijna honderd investeringsfirma’s. Uitkomst: een grote meerderheid behaalde een lagere omzet dan de openbare markten.

Het experiment van Thiel om studenten te betalen als ze hun studie eraan zouden geven heeft niet tot flitsende nieuwe bedrijven geleid. De meeste studenten van Thiel vertrokken naar andere bedrijven, of gingen terug naar school. De Thiel Foundation heeft stilletjes het programma aangepasten steunt nu een alternatieve schoolopleiding voor kinderen.
Het besef is doorgedrongen dat innovatie niet veroorzaakt wordt door de jeugd, maar door kennis, volwassenheid, ervaring en relaties.

Interessant om te weten is ook dat een onderzoek naar de leeftijd van Nobelprijswinnaars en andere personen die iets belangrijks verricht hebben in de 20ste eeuw heeft uitgewezen dat de gemiddelde leeftijd waarop zij hun prijswinnende werk voltooiden of hun grootste uitvinding deden 39 was. Er waren twee zoveel – 14 procent – ouderen boven de 50 als jongeren onder de 26. Volgens Benjamin F. Jones, econoom aan de Kellogg School of Management van de Northwestern-universiteit is de gemiddelde leeftijd van innovators gestaag aan het toenemen. De gemiddelde leeftijd waarop een Nobelprijswinnaar en een technologie-uitvinder het beste presteren is in de 20ste eeuw met zes jaar gestegen, tot 45 jaar.

We hebben ondernemers van middelbare leeftijd nodig

Jonge ondernemers zijn beslist beter in sociale media en het ontwerpen van apps. Ze begrijpen de nieuwe technologieën beter dan hun ouders, aldus Wadhwa, omdat ze ermee zijn grootgebracht. Het is ook makkelijker een code te schrijven voor een mobiele telefoon dan te leren hoe je werknemers moet inspireren en motiveren, hoe je de financiën moet beheren en producten voor de markt moet verhandelen. Als je een bedrijf wilt starten heb je al die vaardigheden nodig. Daarom hebben oudere ondernemers meer succes. Als de generatie van na de Tweede Wereldoorlog, die van de geboortegolf, net zo vertrouwd raakt met internet en mobiele technologie als hun kinderen, dan helpen ze de jongeren vast wel met kennis van de markt voor toekomstige technologieën.

Er vindt een technologieverschuiving plaats die de komende jaren het ondernemerslandschap drastisch gaat veranderen. Diverse technologieën op het gebied van geneeskunde, robotica, kunstmatige intelligentie, synthetische biologie, 3D printers en nanomaterialen ontwikkelen zich exponentieel en vloeien in elkaar over. Hetzelfde gebeurt op computergebied. Elke achttien maanden is er een verdubbeling van de proceskracht, prijzen dalen en apparaten wordem kleiner. Een vandaag gekochte laptop van 500 dollar heeft meer computerkracht dan een supercomputer uit 1985 van 17,5 miljoen dollar die in een enorm groot gebouw stond.
Dit alles maakt het mogelijk dat problemen wereldwijd kunnen worden opgelost: hongersnood en gezondheids-, energie-, en onderwijsproblemen.

Zo zijn er ook niet al te dure apparaten voor meting van hartslag, temperatuur, beweging, druk en licht. Ze kunnen worden gebruikt om hulpmiddelen te maken om de bloeddruk te volgen, het glucosegehalte, zuurstofgehalte, de ademhaling of zelfs slaapgewoonten. Ze kunnen ook worden gebruikt om de landbouw te verbeteren, het milieu te observeren en voedselverspilling tegen te gaan. Op kunstmatige intelligentie gebaseerde systemen kunnen gebruikt worden om een medische diagnose te stellen, zelfrijdende auto’s te besturen en verkeersstromen, misdaden en trends mee te voorspellen. Robots zullen ouderen bijstaan met routinehandelingen. Digitale leraren kunnen het onderwijs veranderen.

Deze technologieën maken het mogelijk de volgende biljoenenindustrieën op te bouwen en ons leven gemakkelijker te maken. Maar daarvoor is kennis en ervaring nodig, begrip van de problemen waarmee mensen worden geconfronteerd en vakoverschrijdende vaardigheden. Deze vaardigheden komen met de jaren. Laten we vooroordelen opzij zetten en beseffen dat oudere ondernemers de wereld gaan verbeteren.

1) Vinod Khosla: www.youtube.com

2) Education and Tech Entrepreneurship, 16 pages, 30 April 2008: https://beroepseer.nl

3) Track record is een opsomming van verdiensten en gebreken van een persoon of organisatie. Deze bestaat bijvoorbeeld uit positieve en negatieve referenties en feitelijke prestaties uit het verleden. Iemands track record is medepalend voor diens imago en autoriteit.

Why middle-aged entrepreneurs will be critical to the next trillion-dollar business, door Vivek Wadhwa, 31 oktober 2014 op VentureBeat, website voor nieuws over innovatie in de technologie: http://venturebeat.com

Vivek Wadhwa is een Amerikaanse academicus, onderzoeker en schrijver van Indiase afkomst en verbonden aan het Rock Center for Corporate Governance aan de Stanford-universiteit en het Center for Entrepreneurship and Research Commercialization van de Duke-universiteit. In het verleden heeft hij gewerkt aan Harvard Law School en de Universiteit van California Berkeley.
Hij is auteur van het boek The immigrant exodus: Why America is losing the global race to capture entrepreneurial talent. Weekblad The Economist riep het boek uit tot Boek van het jaar 2012.
Het zakentijdschrift Forbes noemde Wadhwa in 1999 de “leider van morgen”.

Discussie over toekomst accountantsberoep in de publieke sector

Op 13 november 2014 overlegt de Tweede Kamer met de minister van Financiën over de ontwikkelingen in het accountantsberoep.
Dit mede naar aanleiding van het rapport van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep en het recente rapport Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties van de Autoriteit Financiële markten (AFM).
In een brief van 31 oktober 2014 aan de Tweede Kamer gaf de Algemene Rekenkamer haar zienswijze op onderwerpen die in de discussie over de toekomst van het accountantsberoep van belang zijn met het oog op de publieke sector.

De brief van de Algemene Rekenkamer begint met de motivering:

“Het presteren en functioneren van de overheid bij organisaties die met publiek geld zijn gefinancierd staan centraal in de missie van de Algemene Rekenkamer. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid integer is, zorgvuldig omgaat met geld, duidelijk is over wat ze wil en kan bereiken, en de beloofde resultaten haalt. Daarvoor hebben we in Nederland een goed controlebestel met checks en balances. Ook de accountants hebben daarin een rol. Het recente rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de vele daaraan voorafgaande incidenten, maken duidelijk dat vertrouwen in de accountancysector helaas niet vanzelfsprekend meer is. In de publieke sector maken het Rijk, provincies, gemeenten, scholen, woningcorporaties, ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en vele andere publieke organisaties gebruik van de controleverklaringen van accountantskantoren. De reputatie van de controlerende accountants als vertrouwenspersonen van het maatschappelijk verkeer, doet er dus ook toe.
Dit is in het kort gezegd de reden van onze betrokkenheid en de aanleiding van deze brief”.

De slotalinea van de brief luidt:

“Het laatste punt waarvoor wij uw aandacht vragen is de door de werkgroep Toekomst Accountantsberoep voorgestelde maatregel een onafhankelijk onderzoeksinstituut in te stellen dat onder andere analyses verricht naar de oorzaak van gebreken en incidenten. Dit instituut dient onderzoek te doen naar de effecten van accountantscontrole, oorzaken van onvoldoende controlekwaliteit en de effecten van (internationaal) genomen maatregelen die de sector betreffen. De werkgroep schrijft hierover: ‘De beroepsorganisatie onderzoekt de inrichting van een mechanisme dat specifiek is gericht op het leren van falen van accountants en dat werkt op basis van dezelfde uitgangspunten als de Onderzoeksraad voor de Veiligheid’.

Het is een goede zaak dat de accountancysector het lerend vermogen wil vergroten en onderzoek wil doen naar gebreken en incidenten. Wij bevelen aan om bij de uitwerking van dit voornemen ook stil te staan bij de (semi) publieke sector. Het controlebestel van de publieke sector en de belangen die daar spelen zijn immers heel specifiek: dit vereist een aanpak op maat en specifieke deskundigheid.
Wij denken graag samen met andere betrokkenen, zoals de minister van Financiën, de AFM en de NBA*), mee over een passende vormgeving”.

*) NBA = Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

Lees de brief van de Algemene Rekenkamer aan de Tweede Kamer: Ontwikkeling in het accountantsberoep, 31 oktober 2014: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014Z19385&did=2014D39220

Donderdag 13 november 2014, van 9.30 – 12.30 uur: Commissievergadering Tweede Kamer met minister van Financiën Dijsselbloem in de Thorbeckezaal van  Tweede Kamergebouw. Algemeen overleg: Accountancy. Deze bijeenkomst is openbaar. Zie voor agendapunten de site van de Tweede Kamer: www.tweedekamer.nl

Buurtzorg Nederland buitengesloten: over de controversiële opsplitsing van de wijkverpleging

Redacteur Bart Kiers schrijft op de site van Zorgvisie over het buitensluiten van Buurtzorg Nederland door Zorgverzekeraar CZ. De wijkverpleging wordt per 1 januari 2015 overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (ZVW). Zorgverzekeraars doen de zorginkoop. De manier waarop zij dit doen leidt tot stevige controverse in de sector, omdat die in de praktijk leidt tot opsplitsing van de taken van wijkverpleegkundigen. In de wijk komen er daardoor verschillende soorten wijkverpleegkundigen. Eén die regeltaken doet in sociale wijkteams en één die de zorgverlening doet.

“Straks heb je een wijkverpleegkundige in de sociale wijkteams, een die fietsend door de wijk de indicaties doet en een die zorg verleent”, verklaart CDA-Kamerlid Hanke Bruins Slot aan de vooravond van een Kamerdebat met staatssecretaris Martin van Rijn van VWS. “Terwijl de staatssecretaris de Tweede Kamer steeds heeft toegezegd dat die taken bij één en dezelfde persoon zouden liggen. Ik ga de staatssecretaris vragen om te inventariseren waar de wijkverpleging gescheiden wordt ingekocht”.

CZ koopt in met gemeenten
Een van de zorgverzekeraars die de wijkverpleging gescheiden inkoopt is CZ. De verzekeraar koopt het zogeheten segment 1 (die bevat activiteiten die niet te herleiden zijn tot één cliënt) in overleg met gemeenten in in wijken waar veel ouderen wonen of waar veel mensen een lage sociaal-economische status hebben. In elke wijk is er maximaal één zorgaanbieder die het contact met de huisartsen en het sociaal domein onderhoudt. Zorgaanbieders worden alleen gecontracteerd voor segment 1 als zij ook in segment 2 (de zorgverlening) zorg leveren. “Zo borgen we dat de verpleegkundigen in segment 1 voldoende geworteld blijven in de praktijk”, verklaart een CZ-woordvoerder. “Dit is in lijn met VWS-beleid”.

CZ heeft Buurtzorg Nederland, landelijk veruit de grootste aanbieder van wijkverpleging, niet gecontracteerd voor S1, omdat Buurtzorg niet goed in netwerken zou samenwerken. “Voor S1 moet je in netwerken samenwerken. Doet Buurtzorg niet. Voldoet dus niet aan criteria. S2 lukt wel”, zegt CZ-topman Wim van der Meeren in een tweet aan Jos de Blok, directeur Buurtzorg.
Met de drie andere grote verzekeraars – Achmea, VGZ en Menzis – heeft Buurtzorg wel afspraken kunnen maken over S1.

Buurtzorg is geen ‘systeemaanbieder’
Maar Jos de Blok ziet dat anders. “We hebben gemiddeld circa 25 samenwerkingsrelaties per wijk”, repliceert De Blok in een tweet aan Van der Meeren. Volgens hem is er wat anders aan de hand. “CZ ziet ons niet als ‘systeemaanbieder ‘. CZ wil S1 wegzetten bij enkele grote regionale zorgaanbieders. Gemeenten vroegen ons waarom we niet hadden geoffreerd voor S1. Dat hadden we wel gedaan, maar CZ heeft dat niet verteld aan gemeenten”.

Lees het hele artikel CZ passeert Buurtzorg Nederland, door Bart Kiers op site van Zorgvisie, 30 oktober 2014: www.zorgvisie.nl

Zie ook video Segmenten in 2015 nader verklaard: http://vimeo.com/104633373

Veilig misstanden melden op het werk

veilig misstanden melden op het werk rapport 2014Slechts de helft van de ambtenaren meldt misstanden op het werk. Eenderde van hen ondervindt daarvan negatieve gevolgen. Dat blijkt uit het rapport Veilig misstanden melden op het werk van de ministeries van Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken. Binnenlands Bestuur, het platform voor ambtenaren en bestuurders van de overheid, maakt op de site melding van het rapport met referentie naar een artikel over een momenteel erg in de belangstelling staande misstand: pesten op de werkvloer. Ambtenaren lopen bijna vijf keer zoveel risico op pesten als andere werknemers.
Het in juli 2014 verschenen rapport omvat een Evaluatie van de Onderzoeksraad Integriteit Overheid en Adviespunt Klokkenluiders, een Besluit Melden vermoeden van misstand Rijk en Politie en een Tijdelijk besluit Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden. De evaluatie is in een korte periode in het voorjaar van 2014 uitgevoerd en omvat de periode oktober 2012 – voorjaar 2014.

In Nederland kan een klokkenluider op diverse plaatsen terecht met zijn melding. In de afgelopen jaren zijn er stapsgewijs klokkenluidersregelingen en onderzoeks- en adviesinstanties ontstaan. Behalve in de eigen organisatie is er het Adviespunt Klokkenluiders, dat vooral een adviserende en verwijzende rol heeft voor personen die een misstand vermoeden en melding daarvan overwegen. En er is de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO) die meldingen onderzoekt over vermeende misstanden. Als het heel moeilijk is de misstand binnen de eigen organisatie aan de orde te stellen – de directe manager is bijvoorbeeld erbij betrokken – kan een melder zich gelijk tot de Onderzoeksraad wenden.

In het rapport staat dat, afgaande op de geënquêteerden, een groot aantal organisaties (in zowel het publieke als – in mindere mate – het private domein) over een interne en/of externe regeling beschikt om misstanden te melden. Van de publieke werknemers denkt/weet 83% dat de eigen organisatie over een regeling beschikt, bij de private werknemers is dat 69%. Opvallend daarbij is dat 96% van de publieke werknemers weet/denkt dat de organisatie een vertrouwenspersoon heeft, tegenover 74% in het private domein. Een zeer ruime meerderheid werkt daarmee in een organisatie waar de infrastructuur voor het melden van misstanden aanwezig lijkt te zijn.

Soorten misstanden

Ongeveer een kwart van de werknemers (22% privaat, 29% publiek) heeft de afgelopen twee jaar één of meerdere vermoedens van misstanden gehad. De misstanden hebben in de regel betrekking op gedrag van personen (schending van regels, misbruik bevoegdheden of gezagsrelatie en dergelijke) en minder op schadelijke activiteiten of strafbare feiten. Gemiddeld genomen wordt de helft van de vermoedens van misstanden intern aanhangig gemaakt (publiek 47%, privaat 52%). De meerderheid heeft dit via de directe leidinggevende gedaan. Dat is in lijn met de procedure zoals die door de Onderzoeksraad Integriteit Overheid en het Adviespunt Klokkenluiders wordt uitgedragen (eerst intern en dan extern melden). De externe melders (3% publiek, 7% privaat) hebben zich vooral gewend tot de politie en /of de vakbond. Wat daarbij opvalt is dat misstanden die betrekking hebben op gedrag en bejegening relatief minder vaak gemeld worden dan de ‘hardere’ misstanden.

Wel of niet melden hangt af van cultuur van de organisatie

Het gegeven dat de helft van de vermeende misstanden niet wordt gemeld, is lastig te duiden. Is het glas half vol of half leeg? Nadere analyses wijzen uit dat een deel niet wordt gemeld omdat de misstand als niet ernstig genoeg is ervaren, niet te bewijzen was of er al gemeld was. Aan de andere kant meldt een deel van de werknemers niet, uit angst voor negatieve gevolgen of een gebrek aan vertrouwen in de procedures.

Dat raakt aan de organisatiecultuur. Die blijkt een belangrijke factor in zowel het signaleren als het melden van misstanden. Het wel of niet melden van misstanden wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een goede (meld-)infrastructuur en een positieve perceptie van de eigen organisatiecultuur op het punt van integriteit en openheid. In organisaties waar de infrastructuur aanwezig is en de cultuur als positief wordt ervaren, worden minder misstanden gesignaleerd en wordt tegelijkertijd verhoudingsgewijs meer gemeld. Andersom komen er meer vermoedens van misstanden voor in organisaties waar de cultuur als negatief wordt ervaren (ten aanzien van integriteit) en er geen meldprocedures aanwezig zijn.

Rond de 20% procent van de melders ervaart de gevolgen van de melding als positief, nog eens 20% ziet zowel positieve gevolgen als negatieve gevolgen en ruwweg een derde ziet alleen negatieve consequenties. Overigens geeft circa een kwart aan geen enkel gevolg te ervaren, niet voor de organisatie en niet persoonlijk. Ook deze uitkomst kent weer twee zijden. Veel melders ervaren positieve gevolgen van de melding en veel melders negatieve. Vaak is de misstand opgelost en het werkklimaat verbeterd, maar vaak ook niet.

Conclusies en aanbevelingen

Personen in de publieke sector die weet hebben van misstanden weten grotendeels via interne regelingen of reguliere instanties zoals politie en het openbaar ministerie hun weg te vinden. Slechts een klein deel valt tussen wal en schip. Ook voor deze groep is de gang naar de Onderzoeksraad Integriteit Overheid – die weinig bekendheid geniet – niet vanzelfsprekend. De OIO heeft zich nog geen volwaardige plek weten te verwerven in het stelsel van klokkenluidersvoorzieningen.
Dat is het Adviespunt Klokkenluiders wel gelukt. Deze instantie speelt een belangrijke rol in het stelsel van klokkenluidersregelingen en zou een permanente status dienen te krijgen. Op 17 december 2013 is het initiatiefwetsvoorstel voor de Wet Huis voor Klokkenluiders door de Tweede Kamer aangenomen. Dit wetsvoorstel, dat tot doel heeft de voorwaarden voor het melden van maatschappelijke misstanden te verbeteren, ligt momenteel voor behandeling bij de Eerste Kamer.
Dat is hard nodig, want In het rapport staat ook dat er signalen zijn dat de omstandigheden voor klokkenluiders in Nederland (in het algemeen) niet optimaal zijn. Ook nadat een melder heeft aangeklopt bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid of het Adviespunt Klokkenluiders zouden er nog risico’s voor de melders schuilen in het aan de orde stellen van een vermoede misstand.

De conclusie van het rapport is dat over het geheel genomen werknemers vermoedens van misstanden kunnen melden. Zowel intern als – zonodig – extern bij een breed scala aan instanties. Zo bezien is sprake van een goed functionerend organisch gegroeid mozaïek aan regelingen. Dit neemt niet weg dat op onderdelen verbetering mogelijk is. Tegelijkertijd dient ervoor gewaakt te worden dat het debat niet te instrumenteel van karakter wordt. Het overheidsbeleid zou zich primair moeten richten op de beïnvloeding van integriteit in de organisatiecultuur en een juiste toepassing van de regelingen omdat dat zeer bepalende factoren zijn in het signaleren en melden van misstanden.
Bezinning op de rol en de positie van de OIO is op korte termijn wenselijk.

Evaluatierapport Veilig misstanden melden op het werk, door Bureau Berenschot voor ministeries van Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken, 111p., 22 juli 2014: www.vng.nl

Ambtenaren melden slechts helft misstanden op werk, door Esther Walstra, Binnenlands Bestuur, 29 oktober 2013: www.binnenlandsbestuur.nl

Adviespunt Klokkenluiders: www.adviespuntklokkenluiders.nl (site is opgeheven). Zie: https://huisvoorklokkenluiders.nl

Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO): www.onderzoeksraadintegriteitoverheid.nl (site is opgeheven).
Zie: www.integriteitoverheid.nl en
Huis voor Klokkenluiders: https://huisvoorklokkenluiders.nl

Ambtenaren grootste risicogroep om gepest te worden

Ambtenaren zijn pestkoppen en Nederland loopt hierin voorop, waarschuwt Laura Willemse van de Stichting Pesten op de Werkvloer: “Dit komt onder meer door de politieke omgeving waarin ze werken, maar ook door de crisis. Onveilig gevoel versterkt de neiging tot pesten”.
Internationaal onderzoek wijst echter uit dat er nóg een belangrijke oorzaak is. Ambtenaren zijn door hun geringe mobiliteit simpelweg tot elkaar veroordeeld.
Op de site van Binnenlands Bestuur, het platform voor ambtenaren en bestuurders in alle lagen van de overheid, haalt Esther Walstra in haar artikel over pestcultuur onder ambtenaren naast een onderzoek van CNV Vakmensen en de Universiteit van Twente ook een onderzoek aan van Guy Notelaers van de Universiteit van Bergen, Noorwegen. Uit het eerste onderzoek blijkt dat ruim zeventien procent van alle werknemers in Nederland op het werk structureel wordt gepest. Ruim acht procent van de leidinggevenden geeft aan met regelmaat te worden gepest. Onder ambtenaren ligt dit percentage veel hoger. Ambtenaren lopen zelfs bijna vijf keer zoveel kans op pesten op het werk dan ieder andere werknemer volgens het onderzoek van de Universiteit van Bergen.

Gouden kooi
Guy Notelaers ontdekte dat de factor baanzekerheid een negatieve invloed op de sfeer heeft. “Uit mijn onderzoeken blijkt dat ambtenaren tot de grootste risicogroep behoren om gepest te worden”, vertelt hij in het magazine van Pesten op de Werkvloer. “Misschien komt dat omdat ze bij wijze van spreken opgesloten zijn in een gouden kooi: ze worden vrij goed betaald, hebben werkzekerheid en genieten van uitgesteld loon in de vorm van pensioen”.

Weggaan geen optie
Weggaan is volgens Notelaers meestal geen optie. “Wie in overheidsdienst werkt, krijgt dus maar weinig financiële prikkels om uit eigen beweging te vertrekken. Het gebrek aan interne mobiliteit in overheidsdiensten, zorgt ervoor dat daders en slachtoffers tot elkaar ‘veroordeeld’ zijn. Ze zijn ‘verplicht’ om de rest van hun dagen op elkaars gezicht te kijken en kunnen hun conflicten niet ontvluchten”.

Zelfmoord
Letterlijke gedragsregels en consequenties zijn de enige manieren waarop het pesten op de werkvloer volgens Laura Willemse kan worden teruggedrongen. Zij drukt leidinggevenden bij de overheid op het hart grote stappen te maken tegen een pestcultuur. “Het móet top-down gebeuren”, zegt ze, “en dan zowel door de teammanagers als door de minister. We kennen genoeg voorbeelden van ambtenaren die zijn weggepest, tot aan de tragische zelfmoord van Arthur Gotlieb van De Nederlandse Zorgautoriteit aan toe”.

Gemeenten
Ernstige pestgevallen die de laatste tijd in de publiciteit kwamen waren onder meer Kampen, Smallingerland*), Enschede, de provincie Drenthe, Boskoop, Haarlem, Doetinchem, Menterwolde, Doesburg en Weesp.

*) Onverwachte inspectie gemeentehuis na klachten, door Esther Walstra, Binnenlands Bestuur, 9 oktober 2014: www.binnenlandsbestuur.nl

Lees het hele artikel Pestcultuur onder ambtenaren komt door gouden kooi, door Esther Walstra, Binnenlands Bestuur, 28 oktober 2014: www.binnenlandsbestuur.nl

Op 30 oktober 2014 vindt in Amsterdam een seminar plaats over pesten op het werk. Zie: Seminar over pesten op het werk: Hoe ga je als bedrijf daarmee om? op Blogs Beroepseer: https://beroepseer.nl

Zie voor info over Guy Notelaers van de Bergen Bullying Research Group,Department of Psychosocial Science: www.researchgate.net/profile/Guy_Notelaers
en www.uib.no/en/isp
Notelaers is ook verbonden aan de Universiteit van Maastricht.

Zeven experts over ‘overheid en integriteit’ aan vooravond van Dag van de Integriteit

Aan de vooravond van de Dag van de Integriteit, op 4 november 2014, kwamen zeven experts bijeen voor een rondetafelgesprek over het onderwerp overheid en integriteit. Wat is er nodig om integriteit te verankeren in het DNA van een organisatie? Voor veel overheden blijkt het nog een uitdaging de juiste balans te vinden tussen controle en vertrouwen. Rianne Waterval maakte een verslag van het gesprek voor Public Mission (PM), het platform voor topambtenaren werkzaam bij het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Ze begint haar verslag met de memorabele uitspraak van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales op een congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 1992: “Een beetje integer kan niet”.

Sinds die uitspraak staat integriteit prominent op de politieke agenda en deed de integriteitsfunctionaris bij veel organisaties zijn intrede. “Het begrip is buitengewoon breed en wordt steeds breder”, stelt Wijnand Nuijts, verantwoordelijk voor het integriteitstoezicht van De Nederlandsche Bank (DNB). Hij ziet erop toe dat financiële instellingen een bijdrage leveren aan het bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering, corruptie en belangenverstrengeling. “Het draait om maatschappelijk vertrouwen. Als de samenleving haar lot in handen legt van een organisatie, wil zij erop kunnen vertrouwen dat met haar belangen zorgvuldig wordt omgegaan. Een integere taakuitoefening is een noodzakelijke voorwaarde om dat vertrouwen te behouden”.

Nuijts maakt een duidelijk onderscheid tussen organisatorische integriteit – “bijvoorbeeld het voorkomen van het witwassen van geld door banken en verzekeraars” – en de activiteiten die verbonden zijn aan het gedrag en de cultuur, zoals groepsdynamiek en leiderschap. “De vakgebieden hebben met elkaar te maken, maar zijn wel degelijk verschillend. Nog belangrijker dan het incident is het oplossen van de problemen eromheen. Een ramp wordt nooit veroorzaakt door één factor, maar door een keten van gebeurtenissen. Dit geldt ook voor integriteitschendingen, heb dus oog voor de context waarin deze worden gepleegd”.

Verleidingen

Goed werkgeverschap en preventie zijn volgens Claire Zalm, directeur van de Centrale Organisatie Integriteit bij het ministerie van Defensie, de sleutel tot een succesvol integriteitsbeleid. “Dit betekent dat je als overheid je mensen probeert te beschermen tegen risico’s en verleidingen. Wij doen dit door integriteit op een positieve manier onder de aandacht te brengen. Daarom focussen we op personen die hun verantwoordelijkheid nemen. Met alleen handhaven en duidelijke regels kom je er namelijk niet. Het integriteitsysteem in de organisatie moet zorgen dat de organisatie en de medewerkers blijven leren en proberen schendingen te voorkomen”.

Zalm zegt dat iedere organisatie werkt vanuit haar eigen specialisatie en problematiek. “Je kunt tegenwoordig niet zonder integriteitsfunctionaris. Dat heeft te maken met inherente kwetsbaarheden die elke organisatie heeft. Bij Defensie zie je bijvoorbeeld heel sterk een loyaliteitsproblematiek. Je werkt nauw met elkaar samen, er hangt veel van elkaar af. Tijdens missies en op schepen ben je gedurende een lange periode 24 uur per dag op elkaar aangewezen en heb je maar weinig privacy. Dat betekent dat bij ons de kans op ongewenste omgangsvormen groter is dan in andere organisaties waar bijvoorbeeld meer zaken spelen op het financiële vlak. Hierdoor hebben we meer kennis op dit terrein vergaard”.

Andere personen die deelnamen aan het rondetafelgesprek zijn:

– Pieter Keesman, sinds kort hoofd van het het Integriteitsbureau van de gemeente Amsterdam, die in ruim acht jaar tijd tweeduizend onderzoeken bij het politiekorps liet uitvoeren: “Een organisatie van deze omvang zal altijd zo’n 25 mensen per jaar opleveren die zich moeten verantwoorden en niet meer verder kunnen in de organisatie”.

– Leo Schurink, sinds 2013 directeur Integriteit en Beveiliging bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu: “Ik zorg ervoor dat het stelsel draait en ben er voor het goede gesprek. Ik ben er bijvoorbeeld niet om zelf onderzoek te doen, maar let er wel op dat dit op de juiste manier gedaan wordt… Integriteit komt nooit alleen, het is een kenmerk van een volwassen organisatie”.

– Frans van Oostrum, kwartiermaker Integriteit bij het ministerie van Veiligheid en Justitie en auteur van De Kleine gids integriteitsmanagement: “Hoewel incidenten nog steeds veel aandacht krijgen, zie ik een verrijking van het begrip integriteit. Er is nu meer aandacht voor mensen die het wél netjes doen binnen de organisatie”.
Volgens hem is er flink wat integriteitsbeleid aan herziening toe. “Er zijn regels voor sociale media, mailverkeer, relatiegeschenken en draaideurconstructies. Misschien zouden we een aantal regels moeten afschaffen, zodat mensen zelf weer meer ruimte krijgen om hun professionele verantwoordelijkheid te nemen”.

– Terry Lamboo, in 2005 gepromoveerd op politieel integriteitsbeleid en sindsdien werkzaam als senior-adviseur bij het ministerievan Binnenlandse Zaken: “We hebben in Nederland ruim vierhonderd gemeenten, die kunnen niet allemaal een grootschalig bureau optuigen. Je kunt integriteit op verschillende manieren borgen. Het is wel van belang dat er iemand is die er feeling mee heeft en checkt of het allemaal nog loopt”.

– Alain Hoekstra, een van de oprichters van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS): “Integriteit kun je niet uitbesteden”. Volgens hem is een gebrekkige verankering op dit moment het grootste probleem: “Organisaties doen er goed aan een integriteitsfunctionaris aan te stellen die zorgt voor de duurzame verankering van integriteit. Deze functionaris is echter niet in z’n eentje het morele geweten van de organisatie. Hij betrekt anderen uit de organisatie om het integriteitsbeleid vorm te geven en zorgt ervoor dat ook de manager zijn verantwoordelijkheden blijft nemen”.

Nieuw Steunpunt Integriteitsonderzoek per 1 januari 2015

Vanaf 1 januari 2015 kunnen overheidsorganisaties uit alle bestuurslagen bij het nieuwe Steunpunt Integriteitsonderzoek terecht voor praktisch advies en begeleiding bij mogelijke integriteitschendingen. Het steunpunt – dat in opdracht van BZK-minister Plasterk wordt ondergebracht bij het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) – heeft geen onderzoekscapaciteit. Wel wordt er geadviseerd over persoonsgericht integriteitsonderzoek, met name over de wijze waarop dergelijk onderzoek dient te verlopen. Ook zal het steunpunt contacten onderhouden met het onderzoeksveld, trends en patronen signaleren, en algemene voorlichting geven.

Programma en meer info Dag van de Integriteit op 4 november 2014 in Rotterdam: www.integriteitoverheid.nl

‘Integriteit kun je niet uitbesteden’, verslag van het rondetafelgesprek Overheid en integriteit, door Rianne Waterval, Public Mission, platform voor topambtenaren werkzaam bij het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, 21 oktober 2014: www.integriteitoverheid.nl

 

U P D A T E

Volgens minister Plasterk kan een beetje integer wel. Zie het interview Plasterk: Beetje integer kan best op site van Binnenlands Bestuur door Hans Bekkers, 24 oktober 2014:
Afstand van uitspraak Ien Dales
“Die uitspraak heeft veel indruk gemaakt en was toen heel nuttig”, zegt Plasterk in een interview met Binnenlands Bestuur. Dales partijgenoot op BZK neemt er echter afstand van, omdat de stelling ‘je bent het of je bent het niet’ volgens hem te zwart-wit is. “Het zou je de verkeerde richting op kunnen sturen doordat je voor jezelf vaststelt dat je integer bent en dat het daarmee dus klaar is. Maar uit de integriteitsschendingen die voorkomen, blijkt dat het vaak misgaat bij dingen waar iemand – of de organisatie – onvoldoende alert is. Veel beter is het om toe te geven dat er een grijs gebied is”, zegt hij. Niet voor niets is bureau BIOS in het leven geroepen, het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector. “Het geeft aan dat integriteit iets is dat kan worden bevorderd”, zegt Plasterk.

Het hele interview staat in het tijdschrift Binnenlands Bestuur no 21.
Zie: www.binnenlandsbestuur.nl

Participatiesamenleving niet het antwoord

Is de ‘participatiesamenleving’ wel het antwoord op maatschappelijke problemen? Dat is nog maar de vraag, stellen de bestuurskundigen William Voorberg, MSc, prof.dr.Victor Bekkers en dr. Lars Tummers van de Erasmus Universiteit Rotterdam in het artikel A Systematic Review of Co-creation and Co-production in het blad Public Management Review. Onder het mom van de participatiesamenleving wordt in de publieke sector steeds vaker de samenwerking met burgers gezocht via co-creatie en co-productie om samen maatschappelijke problemen het hoofd te bieden. Het effect ervan is echter onbekend.

De rol van burgers in het publieke domein wordt de komende jaren steeds groter. Er ontstaat een ‘participatiesamenleving’ met co-creatie en co-productie: samenwerkingsverbanden tussen overheid en burgers. Hierbij kunnen zowel de overheid als burger het initiatief nemen. Een voorbeeld van co-creatie is het Singelpark in Leiden. Op basis van burgerinitiatief wordt dit park helemaal opgeknapt en gezamenlijk beheerd door gemeente en burgers. Een ander voorbeeld is Porto Alegre (Brazilië), waar burgers op initiatief van de gemeente mogen meebeslissen over de begroting. Deze en talloze andere initiatieven beogen, naast het doel van het initiatief zelf, om bestaande diensten goedkoper te maken (zoals bij het Singelpark) of het legitimiteitsverlies van publieke organisaties tegen te gaan door burgers te betrekken bij overheidshandelen, zoals in Porto Alegre.

Opbrengsten
Voorberg, Bekkers en Tummers concluderen op basis van een uitgebreide literatuurstudie dat er weinig bekend is over de opbrengsten en de effecten van co-creatie met burgers. Het meeste onderzoek is tot nu toe gericht op de factoren die van invloed zijn op deze processen. Hierbij wordt duidelijk dat de meeste aandacht uitgaat naar de overheid of organisatie, in plaats van de burgerkant.

Volgens de bestuurskundigen zullen overheden en publieke organisaties slimme manieren, zoals financiële ondersteuning aan burgerinitiatieven, moeten vinden om co-creatie te kunnen initiëren – naast het bestaande aanbod van publieke diensten. Uit de literatuurstudie blijkt echter dat het verre van vanzelfsprekend is dat overheden dit ook daadwerkelijk doen. Vaak is er sprake van wantrouwen van publieke professionals over de competenties van burgers en is het voor overheden onduidelijk waar de voordelen voor co-creatie en coproductie zitten.

Beter inzicht
De onderzoekers pleiten voor meer onderzoek om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke effecten van co-creatie en co-productie binnen de participatiesamenleving. Zorgen co-creatie en co-productie inderdaad voor minder kosten, meer legitimiteit en meer vertrouwen tussen burgers en overheid? Of valt het tegen? Daarnaast is er meer aandacht nodig voor welk type burgers bereid zijn tot co-creatie en wat hun stimuleert dan wel hindert bij samenwerking met overheden.

Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het LIPSE project, Learning from Innovation in Public Sector Environments (www.lipse.org), gericht op het identificeren van invloedrijke factoren op sociale innovatieprocessen.

A Systematic Review of Co-Creation and Co-Production: Embarking on the Social Innovation Journey, W.H. (William) Voorberg, V.J.J.M. (Victor) Bekkers & L.G. (Lars) Tummers,  Public Management Review · mei 2014: https://www.researchgate.net/publication/262726174_A_Systematic_Review_of_Co-Creation_and_Co-Production_Embarking_on_the_Social_Innovation_Journey

Zie Participatiesamenleving niet het antwoord, Erasmus Universiteit Rotterdam, 21 oktober 2014: www.eur.nl (Artikel is niet meer beschikbaar op site EUR).


U P D A T E

Steun brokkelt af voor participatiesamenleving, door Charlotte Huisman, De Volkskrant, 28 oktober 2014: www.volkskrant.nl

Gelukkige mensen bakken betere koekjes. Over plezier op het werk

omslag de pretfactor ben kuikenBen Kuiken heeft een nieuw boek gepubliceerd over plezier in het werk: De pretfactor. Het motto “Gelukkige mensen bakken betere en lekkerdere koekjes” van Kees Pater, directeur-eigenaar van Koekjesbakkerij Veldt in Veenendaal, brengt deze wijsheid goed onder woorden en vormt de basis van Kuikens boek. Mensen die goed in hun vel zitten, functioneren beter. Ook op het werk.
Dat geldt dus ook voor docenten. In zijn blog Verzinnen jullie maar een oplossing reageert Kuiken op een artikel in de Volkskrant van Sander van Walsum op 18 oktober 2014: Leraren mopperen veel maar doen uiteindelijk wat er van ze gevraagd wordt, dat veel reacties opleverde.
Kuiken is journalist, ‘ontregelaar’ en initiatiefnemer van het platform ‘Nieuw organiseren nu’. Eerder schreef hij de boeken De laatste manager en Fuck de regels.

Uit: Verzinnen jullie maar een oplossing

Beter onderwijs krijg je niet door steeds meer regels over scholen en leraren uit te strooien, maar door ze te betrekken bij het probleem.

In de Volkskrant dit weekend een geweldig artikel over het onderwijs en de positie van leraren. Nou ja, misschien niet voor de leraren in kwestie, die in beeld en tekst werden afgeschilderd als makke schapen, die elke zogenoemde onderwijsvernieuwing maar over zich heen laten gaan. Maar het artikel geeft wel een interessant inkijkje in hoe zo’n onderwijsvernieuwing tot stand komt.

Eerst is er een onderzoek dat een probleem boven tafel brengt. Bijvoorbeeld: leerlingen in het voortgezet onderwijs kunnen niet meer rekenen. Vooral hoofdrekenen schijnt een probleem te zijn voor het puberbrein. De weinige rekenvaardigheid die de kinderen aan het einde van de basisschool nog hebben, schijnen ze tijdens hun middelbare schooltijd weer kwijt te raken.

Commissie

Dat vraagt natuurlijk om maatregelen. Dus stelt de minister een commissie in die het probleem nader onderzoekt en voorstellen doet voor mogelijke oplossingen. In samenspraak met tal van zelfbenoemde deskundigen en adviesbureaus wordt er vervolgens een gedrocht opgetuigd, de verplichte rekentoets, die niet alleen het probleem niet oplost, maar bovendien opnieuw een aanslag vormt op de toch al overbelaste leerling en docent. Ze moeten al zoveel, Engels, Nederland, wiskunde, profielwerkstuk, en het is allemaal even belangrijk en even verplicht.

De alternatieve oplossing voor de zwakke rekencapaciteiten van de leerlingen draagt het artikel ook aan: zet een paar leraren bij elkaar en laat die een oplossing bedenken voor het probleem. Misschien eens een extra lesje hoofdrekenen tijdens wiskunde. Of verbied het gebruik van de rekenmachine tijdens sommige opdrachten en laat ze de sommetjes weer een tijdje zelf maken.

Te simpel

Natuurlijk is deze oplossing veel te simpel voor de bestuurlijke elite die het onderwijs zegt te willen verbeteren. Want stel je voor…

Lees het blog van Ben Kuiken verder op: Verzinnen jullie maar een oplossing, 22 oktober 2014: www.nieuworganiseren.nu

Site van De PRET-factor: http://depretfactor.nl (Site De pretfactor is opgeheven).
PRET staat voor Positief, Respect, Enthousiast en Team. En voor pret in de zin van alledaags plezier.
Voor het boek De Pretfactor is Kuiken op zoek gegaan naar de belangrijkste PRET-factoren: wat maakt dat mensen goed in hun vel zitten, dat ze willen samenwerken en kennis delen? Wanneer zijn ze gemotiveerd en betrokken, en wanneer zijn ze op hun creatiefst? En wat zijn notoire PRET-bedervers, dingen die de hele sfeer en de bereidheid om samen te werken volledig onderuithalen? Dat is namelijk de andere kant van het verhaal: elke dag weer zijn er honderdduizenden mensen die met buikpijn naar hun werk gaan.
Meer info over boek De pretfactor: www.benkuiken.nl/depretfactor/