Skip to main content

Redactie Beroepseer

Extra geld voor unieke specialistische beroepsopleidingen in het mbo

Mbo-scholen moeten kleine, unieke opleidingen voor bijvoorbeeld pianotechnicus, prothesemaker, schoenhersteller of restauratiemedewerker beter in de etalage kunnen zetten. Dat schrijft minister Bussemaker (Onderwijs) aan de Tweede Kamer op 27 februari 2015. De baankansen van deze specialistische beroepen zijn vaak goed, maar krimp, vergrijzing en onbekendheid met deze beroepen zorgen voor teruglopende werknemers en studenten aan de opleidingen. Reden voor minister Bussemaker om maatregelen te nemen. Niet alleen komt er meer geld beschikbaar voor specialistische opleidingen. Ook krijgen mbo-scholen de mogelijkheid om zich exclusiever te onderscheiden als dé plek voor een bepaalde unieke vakopleiding. Daarnaast introduceert de minister een nieuw slot op de deur, zodat deze opleidingen nooit helemaal kunnen verdwijnen zolang er vraag blijft vanuit de arbeidsmarkt.

Ambachten onmisbare schakel Nederlandse economie

Ambachten vormen een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. Door de kleine studentenaantallen zijn veel ambachtelijke opleidingen vaak financieel kwetsbaar. Vanaf dit jaar maakt Bussemaker structureel € 75 miljoen vrij voor technische en andere kostbare mbo-opleidingen, waaronder kleine unieke opleidingen. Ook krijgen scholen meer mogelijkheden om nieuwe innovatieve opleidingen aan te bieden of met andere scholen gezamenlijk onderwijs aan te bieden. Studenten van de opleiding tot Hoefsmid volgen bijvoorbeeld samen vakken met studenten van andere opleidingen zoals ‘Paardensport’ en ‘Paardenhouderij’. De nieuwe OV-kaart voor mbo-studenten onder de 18 jaar vergroot tenslotte de mogelijkheden voor jongeren om een specialistische opleiding te volgen die wat verder van huis is. Een speciale licentie moet mbo-scholen die een unieke vakopleiding aanbieden beschermen tegen onnodige concurrentie.

“Specialistische vakmensen vormen een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. Zij hebben zeer specialistische, vaak unieke vaardigheden en kennis. Denk aan een orthopedisch technicus die aangepaste schoenen maakt voor mensen met een lichamelijke handicap. Of een pianotechnicus die de bijzondere kennis en handigheid heeft om een piano te kunnen stemmen. Jongeren die kiezen voor een specialistische beroepsopleiding hebben daarmee goud in handen. De samenleving zit om hen te springen. We moeten dat echte vakmanschap meer in de spotlights zetten,” aldus Bussemaker.

Ambachten bestrijken veel terreinen van de economie zoals de bouw, reparatie, voeding, gezondheid, schoeisel, tandtechnici, installatie, specialistische productie, creatieve industrie, IT, uiterlijke verzorging. Er werken 774.000 mensen, er zijn 285.000 ambachtsbedrijven en er is sprake van een jaaromzet van 110 miljard euro. Ruim 1% van alle mbo-studenten volgt een opleiding die voorbereidt op een kleinschalig, ambachtelijk beroep. Om ervoor te zorgen dat er voldoende aankomende specialistische vakmensen blijven uitstromen neemt Bussemaker nu extra beschermingsmaatregelen.

Bussemaker neemt maatregelen voor behoud specialistisch vakmanschap, Rijksoverheid, 27 februari 2015: www.rijksoverheid.nl (Bericht niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid).
Zie daarvoor in de plaats de brief (in PDF) van de minister aan de Tweede Kamer over Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen, 26 februari 2015, te vinden op de site van de Vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen: www.vosabb.nl

Kabinet trekt 75 miljoen uit voor jonge vaklieden, door Hanneke Keultjes, Algemeen Dagblad, 27 februari 2015: www.ad.nl

Zie ook: Meester-gezel route uitgebreid naar nieuwe sectoren – Middeleeuws opleidingsprincipe in modern jasje, Rijksoverheid, 6 maart 2014: www.rijksoverheid.nl

U P D A T E

Samenwerking versterken en specialistisch vakmanschap beschermen, Nieuwsbericht Rijksoverheid, 13 maart 2017: www.rijksoverheid.nl

Hoe bureaucratie zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tweehonderd jaar. Een overzicht

omslag the utopia of rulesIn zijn nieuwe boek The utopia of rules – On technology, stupidity, and the secret joys of bureaucracy dat op 24 februari 2015 is gelanceerd, onderzoekt David Graeber hoe bureaucratie zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tweehonderd jaar. De geschiedenis laat zien hoe bureaucratie onze ideeën beïnvloedt en hoe regels en reglementen ons dagelijks leven beheersen. Is technologie onze redding, of juist een instrument in handen van de staat om nog meer controle uit te oefenen? En, moeten politiemensen, leraren, artsen en verpleegkundigen de helft van hun tijd blijven besteden aan het invullen van formulieren?
Het sociologisch woordenboek definieert bureaucratie als een organisatiestructuur, gekenmerkt door aan regels onderhevige procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties.

David Graeber is antropoloog en werkt momenteel als hoogleraar aan de London School of Economics. Daarvoor was hij verbonden aan de Amerikaanse Yale-universiteit en, van 2008 tot voorjaar 2013, aan het Goldsmith’s College van de Universiteit van Londen. Hij speelde een actieve rol in de Occupy Wall Street-beweging waarover hij het in 2013 gepubliceerde boek The Democracy Project schreef. Hij is bekend geworden door zijn boek Debt: The First 5000 Years uit 2011 waarin hij pleit voor herziening van onze ideeën aangaande schulden. Een schuld moet niet als een onbeweeglijke muur worden beschouwd maar als een muur die afgebroken kan worden als de noodzaak zich daartoe aandient.

We zijn gewend geraakt aan bureaucratie

In zijn artikel In regulation nation schrijft Graeber dat de term bureaucratie medio twintigste eeuw veelvuldig gebezigd werd, vooral in de jaren zestig en zeventig. Wetenschappelijke boeken als A general theory of bureaucracy van Elliott Jaques, populaire boeken als Het Peter principle: Why things always go wrong en films als Playtime van Jacques Tati hadden tot thema bureaucratie. Iedereen scheen aan te voelen dat er over de eigenaardigheden en absurditeiten van de bureaucratie gediscussieerd moest worden omdat ze zeer bepalend bleken voor het moderne leven.

Volgens Graeber is die belangstelling voor bureaucratie weggeëbd: “We zijn er misschien aan gewend geraakt. Als we erover praten gebruiken we nog aan de jaren zestig en zeventig ontleende termen. De sociale bewegingen van de jaren zestig waren over het algemeen links geïnspireerd, maar ze waren tevens opstanden tegen de bureaucratische mentaliteit, het grauwe functioneren van zowel het staatskapitalisme als het staatssocialisme en het zieldodende conformisme van de welvaartsstaat van na de oorlog”. In plaats van sociale controle, stonden de opstanden van de jaren zestig voor individuele expressie en spontaan kameraadschap.

Behoefte aan administreren

Sinds het uiteenvallen van de welvaartsstaat vinden we zulk soort opstanden curieus. Rechts hanteert de taal van het anti-bureaucratisch individualisme en hamert op “marktconforme oplossingen” voor elk sociaal probleem, en mainstream links beperkt zich tot het redden van de laatste resten van de oude welvaartsstaat. Het heeft stilzwijgend ingestemd met – en was daar vaak leidend in – traditioneel rechtse praktijken om de regering “efficiënter” te maken door middel van privatisering van publieke diensten of het inlijven van “marktprincipes”, “incentive marketing” en “marktgebaseerde” verantwoordingsprocessen.
Het resultaat is een politieke ramp.

Het idee dat de markt op een of andere manier tegenover de regering staat en daar onafhankelijk van is, raakte sinds de negentiende eeuw in zwang en heeft geleid tot de rechtvaardiging van een laissez-faire economie. Maar, dergelijke politieke praktijken hebben nooit geleid tot een afname van de rol van de staat. In de late negentiende eeuw heeft een steeds liberaler wordende maatschappij in Engeland bijvoorbeeld niet geleid tot een vermindering van de staatsbureaucratie, maar tot het tegendeel: de continue aanwas van klerken, griffiers, inspecteurs, notarissen en politiemensen – dezelfde mensen die de liberale droom van vrije contracten tussen autonome individuën hielpen verwezenlijken.
Om de vrije markteconomie te kunnen handhaven, bleek er behoefte aan veel administreren, veel meer dan gebruikelijk was in een absolute monarchie zoals die van Lodewijk de Veertiende.
Hetzelfde effect was waar te nemen in Amerika tijdens de regering van Ronald Reagan, of in Rusland na de de val van de Sovjet-Unie, waar tussen 1994 en 2002 het aantal ambtenaren met een kwart miljoen is toegenomen.

Bureaucratie is synoniem geworden voor staatsbemoeienis

playtime jacques tatiDeze paradox is overal te vinden en volgens Graeber hebben we daarom ook te maken met een algemeen sociologisch gegeven. Hij noemt het de IJzeren wet van het liberalisme: elke markthervorming of elk regeringsinitiatief gericht op vermindering van bureaucratische regelgeving en stimulering van de markt, zal uiteindelijk zowel het aantal regels en bureaucraten doen toenemen als de hoeveelheid administratie van de staat. De Franse socioloog Emile Durkheim had dit verschijnsel al waargenomen aan het begin van de twintigste eeuw, en vijftig jaar later hebben zelfs rechtse critici als F.A. Hayek toegegeven dat markten zichzelf niet reguleren: ze hebben een leger aan administratieve krachten nodig om te kunnen blijven doorgaan.

Het enige alternatief voor “de bureaucratie” zou “de markt” zijn, en dat betekent tegenwoordig dat een land gerund zou moeten worden als een onderneming. Bureaucraten moeten plaatsmaken voor de magie van de markt. “Democratie” is synoniem geworden voor “de markt”, net zoals “bureaucratie” synoniem geworden is voor “staatsbemoeienis”.

Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw was de economie van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië gebouwd op familiebedrijven en grote financiele instellingen. De groei van Amerika als wereldmacht ging gepaard met een andere groei, die van het corporatieve Amerika. Anders gezegd: van het bureaucratische kapitalisme.
In de destijds opgerichte moderne, grote bedrijven paste men publieke bureaucratische methoden toe. Die werden in de particuliere sector op grote schaal noodzakelijk geacht omdat ze efficiënter waren dan de informele en persoonlijke netwerken van familiebedrijven. De socioloog Max Weber had dat waargenomen aan het begin van de twintigste eeuw. Amerikanen waren geneigd publieke en particuliere bureaucratieën met elkaar te vermengen. Ze hadden er niets op tegen dat de staat gerund zou worden als een bedrijf, ze gingen er eenvoudigweg vanuit dat de staat en de grote bedrijven al op dezelfde manier gerund werden.

Direct na de Tweede Wereldoorlog nam Amerika de rol van werelmacht van de Britten over en begon het meteen met het oprichten van de eerste internationale  bureaucratische instellingen: de Verenigde Naties, het Internationale Monetaire Fonds, de Wereldbank en de voorloper van de Wereldhandelorganisatie, GATT. Het Britse Rijk had zoiets nooit geprobeerd. Zelfs toen de Britten grote bedrijven als de East India Company oprichtten, was het doel daarvan òf de handel met andere landen vergemakkelijken òf die landen veroveren. De Amerikanen probeerden alles en iedereen te beheren.

Industriële jaarplanning in sovjet-stijl

Bureaucratische structuren en methoden begonnen in de jaren dertig steeds opvallender het leven van gewone mensen binnen te dringen. Het idee dat het woord “bureaucraat” een synoniem zou kunnen zijn voor “ambtenaar” stamt uit deze periode. Van het begin af aan werkte de regering van president Roosevelt nauw samen met grote firma’s als Ford, Coca-Cola en Procter & Gamble die legers aan advocaten, ingenieurs en bedrijfsbureaucraten in dienst hadden. De Tweede Wereldoorlog zorgde vervolgens voor de expansie van een gigantische Amerikaanse militaire bureaucratie. Er ontstond een samenwerking tussen militaire en bedrijfsbureaucraten waardoor er ook in de V.S. een industriële jaarplanning in sovjet-stijl ontstond, al zou men dat nooit toegegeven.

Vanaf de jaren zeventig begon de financiële sector met het domineren van de economie van de V.S. waardoor het nog moeilijker werd onderscheid te maken tussen publiek en privaat. Oorzaak waren de methoden die grote bedrijven toepasten: o.a. door de mazen van een wet kruipen en het inzetten van lobbies en juristen. Het meeste papierwerk bevindt zich in de schemerzone tussen publiek en privaat. Hoewel het op het oog privaat is, zit het vastgeplakt binnen een kader dat ontworpen is door de regering die nauw samenwerkt met particuliere bedrijven.

playtime jacques tati 2Men hoeft bij Graeber niet aan te komen met woorden als deregulering en hervorming, die algemeen geacht worden goed te zijn omdat ze minder bureaucratie zouden betekenen. Deze volgens hem ideologisch geïnfecteerde termen brengen linkse mensen in een lastig parket omdat ingaan tegen deregulering suggereert dat men meer regels wenst en dus meer mannen in grijze pakken die vrijheid in de weg staan.

Deze hele discussie is evenwel gebaseerd op valse vooronderstellingen. Er bestaat niet zoiets als een ongereguleerde bank. Banken zijn instituties met een garantie van de staat om transacties af te sluiten. De staat reguleert alles, van bankreserves tot rentes, van salarissen tot boetes, van veiligheidsvoorschriften tot het bewaren van gegevens en hoe cliënten voorgelicht moeten worden over rechten en verantwoordelijkheden.
Dereguleren wil dus niet zeggen “de structuur veranderen op een manier die ik wil”, maar dereguleren heeft in het bankwezen de betekenis gekregen van het verdwijnen van middelgrote bedrijven en de opkomst van een handjevol de markt dominerende financiële conglomeraten.

De totale bureaucratisering

Graeber noemt dit proces – waarin de geleidelijke fusie van publieke en private macht volgestouwd wordt met reglementen en voorschriften met als doel rijkdom te vergaren in de vorm van winsten – de “totale bureaucratisering”.
Het is het resultaat van de groeiende macht van financiële instellingen in een zwaar verbureaucratiseerd na-oorlogs Amerika. In het verleden had je overeenkomsten met werknemers, nu zijn er overeenkomsten met investeerders. De econonoom John Galbraith zei lang geleden al dat als je een bedrijf begint om parfum, melk of vliegtuigrompen te produceren, de daar werkende mensen zich concentreren op verbetering van het product en de productie. Ze denken niet aan wat het meeste oplevert voor de aandeelhouder, maar delen een algemeen belang.
In plaats van particuliere investeerders, kregen we investeringsmaatschappijen, investeringsbanken en beleggingsfondsen. We zijn naar de wereld gaan kijken door de bril van de investeerder.

Een geslaagde politieke revolutie

Volgens Graeber kan het proces worden beschouwd als een geslaagde politieke revolutie die zonder bondgenoten en instemming van de middenklasse nooit had kunnen slagen. De middenklasse is dan ook voorgehouden dat zij een aandeel zou krijgen in het financieel-gedreven kapitalisme.
De verschuiving ging ook gepaard met een culturele transformatie. Er ontstond een soort nieuwe taal in het bedrijfsleven, deels ontleend aan de zelfverwerkelijkingsbewegingen van de jaren zeventig als EST en Mind Dynamics, die bol stond van termen als visie, kwaliteit, stakeholder, leiderschap, excellentie, innovatie, strategische doelen en best practices.
Al met al kunnen we stellen dat de gevolgen van de alliantie tussen de staat en de financiële sector in veel opzichten lijken op de ergste bureaucratische excessen van de Sovjet-Unie, of op die van achtergebleven gebieden van Afrika en Zuid-Amerika waar certificaten als diploma’s en vergunningen vaak beschouwd worden als een soort fetisj, magische objecten met macht. Sinds de jaren tachtig tonen “ontwikkelde” economieën waaronder de V.S., een explosie aan credentialisme*).

Graeber wijst en tenslotte nog op dat we allang weten dat niet iedereen gelijk is voor de wet en dat wetten en regels gebruikt worden als een instrument van willekeurige, persoonlijk macht. Bureaucratie heeft altijd zo gewerkt. Op zich was dat niet zo’n punt want mensen kregen in het verleden alleen zo nu en dan te maken met de bureaucratie, bij het registreren van hun vee bijvoorbeeld. Maar de explosieve groei van de bureaucratie in de laatste tweehonderd jaar, die nog eens versneld is in de afgelopen veertig jaar, betekent dat we steeds meer te maken hebben met bureaucratie. We leven niet meer in een maatschappij maar in een op credentialisme*) gebaseerde reuzenmeritocratie.



*)
Credentialisme treedt op als diploma’s een instrument worden voor bepaalde statusgroepen om toegang te krijgen tot de banenmarkt of om een monopoliepositie te beschermen die garant staat voor een hoge beloning en baanzekerheid. Het opleidingsniveau van een bevolking kan stijgen als gevolg van de onderlinge strijd om posities, maar zo’n ontwikkeling draagt niet bij aan de maatschappelijke welvaart. Zie het boek van Randall Collins: The Credential Society, 1979.

The Utopia of Rules – On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy door David Graeber is uitgegeven bij Melville House, New York, 2015

In regulation nation, door David Graeber, Rigorous intuition, 15 februari 2015: www.rigorousintuition.ca

Hate bureaucrats? Then stop supporting violent states, Kirkus Reviews Issue: Jan. 1st, 2015: www.kirkusreviews.com

www.kirkusreviews.com/book-reviews/david-graeber/the-utopia-of-rules/

Trailer film Playtime van Jacques Tati: https://www.youtube.com/watch?v=zrYB8hgyq4s

Foto’s: Scenes uit de film Playtime van Jacques Tati

U P D A T E

David Graeber spreekt op zaterdag 7 maart 2015 om 12.00 uur in het Maagdenhuis in Amsterdam waar studenten sinds 25 februari 2015 actie voeren.
Adres: Spui 21, Amsterdam.

Verspreiding resultaten wetenschappelijk onderzoek is toe aan radicale innovatie

Herman van den Bosch, hoogleraar managementwetenschappen aan de Open Universiteit, vindt dat de wetenschapscommunicatie drastisch aan vernieuwing toe is. Met behulp van ITC kan dat. Hij begint in zijn blog op Surfspace met te stellen dat…”De Publicatie de heilige koe van het wetenschapsbedrijf is. Hoeveelheid gepubliceerde artikelen, status van tijdschriften waarin deze zijn verschenen, aantal citaten en impactscores zijn doorslaggevend voor de carrière van academici. De noodzaak tot publiceren – publish or perish – heeft geleid tot exponentiële groei van de hoeveelheid publicaties.
Als gevolg van deze groei, dragen publicaties nauwelijks meer bij aan de verbreiding van wetenschappelijke kennis. Vrijwel niemand komt verder dan doorbladeren van tijdschriften en lezen van samenvattingen.

De meeste publicaties zijn de moeite van het lezen trouwens niet waard. Onderzoek is vaak kleinschalig en conclusies zijn weinig zeggend, zeker voor een lezer die naar relevantie voor de praktijk zoekt.
Al deze publicaties kosten belastingbetalers wereldwijd vele miljarden per jaar.

Er wordt ook goed en relevant onderzoek verricht, dat waard is om breed verbreid te worden, maar je wenst dit een beter medium toe dan een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. ICT brengt een radicale innovatie van de wetenschapscommunicatie binnen handbereik. Mijn idee daarvoor is gebaserd op twee uitgangspunten, die ik achtereenvolgens bespreek.

1. Gelaagde presentatie van resultaten van onderzoek
Een onderzoeker die melding wil maken van resultaten van onderzoek, plaatst op een instellingswebsite een korte weergave van de vraagstelling, de gevolgde methode en het resultaat. Anderen kunnen hierop reageren via een forum.

Deze digitale presentatie bevat een reeks hyperlinks naar een onderliggend niveau. Belangstellenden vinden daar een analyse van de bestudeerde literatuur, de uitwerking van data of interviews en een logboek van het verloop van het onderzoek, inclusief eerdere versies en commentaren daarop. Hier opnieuw hyperlinks naar het laagste niveau, oorspronkelijke literatuur, data, interviews, protocollen en coderingslijsten.

Onderstaande afbeelding, de piramide van oorspronkelijkheid, geeft de gelaagdheid van de digitale presentatie weer. Voor verreweg de meeste lezers is alleen de top relevant. Het is denkbaar dat de auteur hier verschillende versies van maakt voor uiteenlopende lezersgroepen, desnoods in verschillende talen en voorzien van een korte mondelinge presentatie, naar voorbeeld van TED.

piramide van oorspronkelijkheid herman van den bosch

2. Uitgaan van niveau van onderzoeksgroep of -project
De hiervoor beschreven aanpak lost het probleem van de overdaad aan wetenschappelijke informatie maar ten dele op. Daarom pleit ik ervoor dat niet individuele onderzoekers, maar onderzoeksgroepen verslag doen van de resultaten van hun onderzoek. Deze aanpak stimuleert tevens onderlinge samenwerking. Ook de kans dat de gepubliceerde resultaten relevant zijn, neemt toe.

Naast geven van informatie over het verrichte onderzoek, speelt op het eerste niveau ook uitwisseling van denkbeelden tussen verwante onderzoeksgroepen een belangrijke rol. Er kunnen zich interessante debatten ontvouwen, waarbij discussianten hyperlinks naar hun eigen presentatie-sites aanbrengen. Ook kan aan externe referenten worden gevraagd om het onderzoek te beoordelen.

Op het middelste niveau kan de lezer kennis nemen van literatuuronderzoek en van verslagen van deelstudies door leden van de projectgroep. Dit is ook de plaats om verslag te doen van de discussies tussen de leden van de projectgroep.

Het laagste niveau bevat alle gebruikte literatuur, data, interviews, protocollen en dergelijke.

Niets weerhoudt individuele onderzoekers ervan om voor eigen gebruik een portfolio te maken van de eigen bijdrage aan verschillende onderzoeksprojecten, artikelen in (nog resterende) tijdschriften en publieksuitgaven, interviews, blogposts et cetera”.

Lees de hele blog van Herman van den Bosch: Weg met de publicatie. Naar radicale innovatie van wetenschapscommunicatie met behulp van ICT,  Surfspace, 15 februari 2015: www.surfspace.nl. Surfspace verbindt mensen die binnen het hoger onderwijs en onderzoek werken aan ICT-innovatie. (Website bestaat niet meer. Artikel is niet meer beschikbaar).

Website Herman van den Bosch: Betrokken wetenschap: https://hmjvandenbosch.com/

Hoever strekt de machtige arm van de zorgverzekeraar? Een onafhankelijk onderzoek

Follow The Money, het onafhankelijke multimediale platform voor onderzoeksjournalistiek heeft onderzoek gedaan, om de vraag Hoever strekt de machtige arm van de zorgverzekeraar? te kunnen beantwoorden. Na maanden onderzoek luidt de conclusie: nog lang niet ver genoeg, als het aan de overheid en verzekeraars ligt.

“Ik ben per 1 januari gestopt met mijn praktijk. Ik was het helemaal zat,’ zegt mijn oude fysiotherapeut Jaap Funke. Hij leerde me 25 jaar geleden hoe ik letters correct moest schrijven, iets dat mijn gebrekkige oog-hand coördinatie op zevenjarige leeftijd niet vanzelf toeliet. Inmiddels schrijf ik niet meer in spiegelbeeld, maar over de zorg. En is mijn oude fysiotherapeut er helemaal klaar mee, met die zorg. Het bordje op zijn praktijk aan huis leest in sierlijke letters slechts nog ‘J.J. Funke’ – de toevoeging ‘praktijk fysiotherapie’ is al verwijderd. Niet omdat hij 65 is geworden vorig jaar, hij had onder andere omstandigheden nog graag een tijdje door gewerkt. ‘Maar er valt gewoon niet meer te werken op de manier die zorgverzekeraars voorschrijven, het is echt niet leuk meer. En ze worden steeds strenger. Het is drie keer niks – en het wordt vier keer niks. Schrijf dat maar op.”

De bittere woorden van de fysiotherapeut resoneren met de toon die tientallen andere zorgverleners de afgelopen maanden lieten horen aan de keukentafel, in de praktijk en aan de telefoon; het is onmacht. Machteloosheid tegenover een systeem waarin de zorgverlener voelt dat zijn professionele autonomie afneemt en de zorgverzekeraar het meer en meer voor het zeggen heeft.

De macht van de zorgverzekeraars; na tien jaar Zorgverzekeringswet is die bijna spreekwoordelijk geworden. Niet alleen onder duizenden zorgprofessionals, ook de miljoenen verzekerden ervaren de zorgverzekeraar als steeds machtiger. Weg met de zorgverzekeraars, was dan ook de belangrijkste uitkomst van de Regionale Zorgenquête die een aantal Wegener Dagbladen in januari hield onder 24000 lezers. ‘Nederland verlangt massaal terug naar het ziekenfonds,’ is een van de hoofdconclusies van de enquête; ‘Er bestaat een grote afkeer van de machtspositie van zorgverzekeraars.’

Aan de tafels van de vermeende machthebbers zelf, klinkt verrassend genoeg ook een gevoel van onmacht. In gesprekken met bestuursvoorzitter Ruben Wenselaar van Menzis en divisievoorzitter Zorg Norbert Hoogers en directeur zorginkoop Olivier Gerrits van Achmea uiten zij frustratie over het (deels) moeten betalen voor zorg die ze niet ingekocht hebben en de publieke opinie die als een drempel werkt voor het snel en zakelijk zetten van volgende stappen. ‘Als het in de media over macht van zorgverzekeraars gaat, gaat het over beelden die niet kloppen met onze realiteit. Spookbeelden.’

Twee werkelijkheden die totaal los van elkaar zijn komen te staan en samen de disbalans illustreren die de Nederlandse zorg tien jaar na invoering van de Zorgverzekeringswet tekent. Het gat tussen beide werd pijnlijk zichtbaar toen de vrije artsenkeuze in december ‘gered’ werd door drie senatoren die tegen de wijzigingen in de Zorgverzekeringswet stemden waarmee minister Edith Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de verzekeraars meer slagkracht wilde toebedelen in het selectief inkopen van zorg. ‘

Hoe kan het dat de zorgverzekeraars en zorgaanbieders zo ver van elkaar verwijderd zijn geraakt? Hoe ziet de macht van die zorgverzekeraar er eigenlijk concreet uit? En waar liggen de grenzen van de invloed die zij uit kunnen oefenen op de zorg in Nederland?

Lees het hele verhaal De machtige arm van de zorgverzekeraar is nog niet op volle sterkte door Eelke van Ark op site Follow the Money, 21 februari 2015: www.ftm.nl

Lees ook: De grootste beroepsvereniging LHV komt niet op voor belangen huisartsen, 21 februari 2015, Blogs Beroepseer: https://beroepseer.nl

De grootste beroepsvereniging LHV komt niet op voor belangen huisartsen

Follow the Money, het onafhankelijke multimediale platform voor onderzoeksjournalistiek, heeft in opdracht van de donateurs van crowdfundingplatform Yournalism.nl onderzoek gedaan naar de macht van zorgverzekeraars*).
In een omgeving waarin zorgverzekeraars steeds meer sturingsmacht uitoefenen op het dagelijkse werk van artsen en therapeuten en zij zich vanwege mededingingsregels steeds moeilijker kunnen organiseren, blijft alleen de branchevereniging over als laatste bastion van inspraak.

Ogenschijnlijk dan. Want in de aanloop naar de behandeling van de nieuwe zorgwet van minister Edith Schippers van VWS afgelopen december in de Eerste Kamer, bleek dat de ‘mensen uit het veld’ bij wie ze steun had gezocht voor de hervormingen in de zorg in werkelijkheid voor een groot deel fel tegen die hervormingen waren. Met ieder nieuw protest en met iedere nieuwe petitie werd pijnlijk duidelijk dat de brancheverenigingen die eerder hun handtekening hadden gezet onder de zorgakkoorden van de minister, blijkbaar niet voor hun achterban hadden gesproken.

Om erachter te komen wat er aan de hand is met dit inspraakmodel en waar het misgaat, besloot Follow the money een enquête te houden onder huisartsen en hun positie op verschillende punten te vergelijken met die van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) – voor de politiek tot op heden de spreekbuis voor huisartsen in Nederland, met 11.000 leden. Niet ieder lid is huisarts, Nederland telt momenteel ruim 8800 huisartsen.

De resultaten zijn glashelder: driekwart van de huisartsen voelt zich niet vertegenwoordigd door de LHV. De helft van de respondenten zegt naar aanleiding van de discussie rond vrije artsenkeuze dat zijn of haar vertrouwen in de vereniging is afgenomen. Hun opvattingen over vrije artsenkeuze staan diametraal tegenover het standpunt dat de LHV vlak voor het sluiten van de zorgakkoorden innam.

In het opmerkingenveld van het enquêteformulier stroomde een veelheid aan extra commentaar op de branchevereniging binnen. Van ‘De LHV konkelt al jaren met VWS en Zorgverzekeraars Nederland’ tot ‘Slappe hap’ en ‘Reden voor opzegging van mijn lidmaatschap was dat ik vind dat de LHV erbij staat en kijkt hoe ons vak wordt uitgehold.’ De huisartsenvereniging lijkt kortom, verder van haar achterban verwijderd dan ooit.

Enquête

De enquête werd verspreid onder 1700 huisartsen, waarvan er 327 reageerden. Daarmee kunnen we statistisch significante uitspraken doen. Ofwel: de resultaten zijn representatief voor huisartsen in Nederland met een betrouwbaarheid van 90 procent. Doel van de vragenlijst was om helder te krijgen in hoeverre de positie van huisartsen strookt met die van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV). De LHV telt 11.500 leden en wordt door de politiek erkend als overlegpartner. Zo verleende de huisartsenvereniging ook de steun die minister Schippers in 2013 zocht voor haar zorgakkoorden. Om haar inmiddels gesneuvelde zorgwet in de Kamer te kunnen verdedigen met de verzekerde steun van zoals ze het zelf noemde ‘de mensen in het veld.’

Maar hoe denken de mensen in het veld zelf eigenlijk over de voorstellen die minister Schippers deed om de vrije artsenkeuze in te perken? En is het beleid van de LHV op dit punt een goede reflectie geweest van hun zorgen en belangen?

Om daarover iets te kunnen zeggen eerst een terugblik op de totstandkoming van de zorgakkoorden.

Lees het hele artikel De beroepsvereniging is ziek, maar wil niet naar de dokter luisteren door Eelke van Ark, Follow the Money, 20 februari 2015: www.ftm.nl

*) Zie De machtige arm van de zorgverzekeraar is nog niet op volle sterkte, door Eelke van Ark, Follow the Money, 21 februari 2015: www.ftm.nl

Zorgverzekeraars hoeven niet te regeren. Zij verlenen de zorg niet: Dat doet u!

Laten we de zorgverzekeraar regeren? vraagt Edwin Brugman op de in Utrecht op 12 februari 2015 gehouden Algemene ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie (NVGzP). Het is een vereniging van en voor Big-geregistreerde psychologen: GGZ-psychologen, klinisch psychologen en neuropsychologen.
Edwin Brugman is directeur Kennismanagement en Netwerken bij VvAA, de vereniging van professionals in de zorg met meer dan 114.000 leden.
In een verslag van de lezing schrijft Korleki Okletey dat Brugman zijn lezing begint met een kleine waarschuwing: ‘Don’t shoot the messenger’, want hoewel hij niet aan de kant van de verzekeraars of de regering staat, zal hij wel zaken gaan benoemen waar psychologen wellicht niet blij mee zijn.
“Wie regeert er nu eigenlijk als het gaat om zorg in Nederland”, vervolgt Brugman. “Zorgverzekeraars voeren de druk op de Tweede Kamer op, ze beïnvloeden het beleid en het is belangrijk om ons dat te realiseren”.

“Minister Schippers heeft het altijd over betere zorg en minder kosten. Dat is iets waar we het allemaal mee eens zijn”, vertelt Brugman. “En er moet bespaard worden.
…  Er wordt in de media veel gesproken over fraude onder zorgverleners. Zo zou er sprake zijn van 4 miljard aan onterechte declaraties in de zorg. Uiteindelijk is daar onderzoek naar gedaan, dat onderzoek is overigens niet gepubliceerd, waaruit bleek dat het om minder dan 1 miljard ging. Maar onder het publiek is de toon gezet: zorgverleners zijn de boosdoener. Met gevolg dat alle wetswijzigingen zijn gericht op het beperken van het zorgaanbod”.

Er is inderdaad een hoop geld bespaard door de maatregelen van minister Schippers, geeft Brugman toe. “Maar een groot deel van die besparing komt door, bijvoorbeeld, het wegvallen van patenten op medicijnen waardoor deze goedkoper geproduceerd kunnen worden. Maar die besparing wordt door de overheid verkocht als effect van hun beleid”.

Kwaliteit moeten wij als zorgverleners vaststellen

Brugman vindt dat de beroepsgroepen in de zorg te lang hebben gewacht met het vormen van een gemeenschappelijk standpunt: “En nu is het bijna te laat. We moeten als zorgverleners echter ook kijken naar ons eigen gedrag, aan boze artsen hebben we niets. Op het moment wordt de zorgverlener aangepakt. Er wordt veel gesproken over kwaliteit en ‘goede zorg’. Maar wat is dat eigenlijk? Dat moeten wij als zorgverleners vaststellen, anders gaan verzekeraars dat doen. Zorgverleners zijn kwetsbaar als het over kwaliteit gaat. We moeten laten zien dat we duidelijke kwaliteitscriteria hebben en elkaar als professionals aanspreken op die kwaliteit”.

Het is tijd voor de beroepsgroepen in de zorg om zelf de toon van de discussie te bepalen. En hoewel zorgverleners en zorgverzekeraars tot elkaar veroordeeld zijn, is de boodschap wel dat “we de zorgverzekeraar niet hoeven te laten regeren. Ze zijn een grote speler, maar zorgverzekeraars verlenen de zorg niet. Dat doet u”.

Lees het hele verslag Laten we de zorgverzekeraar regeren? Prikkelende NVGzP-lezing Edwin Brugman, door Korleki Okletey, site NVGzP, 19 februari 2015: www.nvgzp.nl

Tijd voor discussie over verantwoording afleggen bij de nieuwe taakverdeling in de ‘selfiedemocratie’

Kirsten Veldhuijzen, senior-adviseur bij de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv), schreef met prof. mr. Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft en directeur Nieuwe Markten BPD (Bouwfonds), het artikel Zonder andere verantwoording mislukt de Selfiedemocratie.
De politiek wil meer overlaten aan initiatieven van burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen of samen met hen co-produceren. Deze ‘selfiedemocratie’ loopt echter op een mislukking uit als gemeenteraden hun wethouders zo ter verantwoording roepen als zij nu doen.

Gemeenteraden en Provinciale Staten zullen hun verantwoordingslogica en de opvatting over het nemen van risico’s moeten veranderen. Dit aspect blijft ten onrechte buiten beschouwing. Het dagelijks bestuur kan niet meer voor alles wat er mis gaat in zo’n project de schuld krijgen. We moeten – aan de andere kant – ook van private initiatieven kwaliteit en verantwoording verwachten. De vrijblijvendheid voorbij.

Initiatiefrijk Nederland krijgt ruimte, vanuit de overtuiging dat gemotiveerde burgers en organisaties de exploitatie van het zwembad, gebiedsontwikkeling, beheer van een stuk natuur of zorgtaken beter zelf ter hand kunnen nemen.
Provincies en gemeenten leren snel bij. Naast de klassieker ‘samenwerken’ zijn ‘faciliteren’, ‘loslaten’ en ‘niets doen’ inmiddels vast onderdeel van het bestuurlijke repertoire.

Publieke verantwoording

Wij horen echter weinig over het sluitstuk van de nieuwe varianten in het overheidsoptreden: de publieke verantwoording. En dan met name die van het dagelijks bestuur (zoals het college van b en w) aan de algemene democratie
(de gemeenteraad). Bij publieke verantwoording draait het om de vraag wie waarover op welke moment aan wie verantwoording aflegt. Voor enkelvoudige taken die een overheidsinstantie zelf uitvoert, kennen wij een uitgebreide
politieke verantwoordingspraktijk die in het uiterste geval kan leiden tot opzeggen van vertrouwen.

Met het oprukken van de selfiedemocratie verliezen deze recht-toe-recht-aan-taken van de overheid aan betekenis. De prettige overzichtelijkheid van het adagium ‘je gaat erover of niet’ blijft lonken, maar strookt steeds
minder met de realiteit.
Voor het realiseren van hun opgaven zijn overheden aangewezen op allerlei samenwerkingsarrangementen. Op basis van gelijkwaardigheid en met inbreng van eigen mogelijkheden klaart men gezamenlijkd de klus en komen
zaken tot stand die zonder publiek-particuliere samenwerking onbetaalbaar zouden zijn. Maar de overheid in kwestie heeft die clubs niet aan een touwtje, terwijl de verantwoording wel bij de wethouder/gedeputeerde ligt.

Verantwoordingslogica

De gangbare verantwoordingslogica houdt geen rekening met de gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeenteraad roept de wethouder ter verantwoording alsof het een hardcore gemeentelijk project betreft.
Deze verantwoordingslogica werkt beperkend voor initiatiefrijke politieke bestuurders die ruimte willen geven, risico willen nemen en best in zee willen met burgers en bedrijven. Als een project mislukt of met een tekort komt te
zitten, hoeft dat niet de schuld van de overheid te zijn, ook de private partner kan er een potje van hebben gemaakt. Zo gingen Helmond en Boxtel het schip in met aanzienlijke subsidies voor ‘groene’ bedrijfs- en kennisactiviteiten van ondernemer Tom Bade, die eerder het biologische landbouw-icoon ‘De kleine aarde’ redde.

Loopt het goed, dan is de wethouder de kampioen die de tijdgeest onderkent. Maar als de zorgcoöperatie steken laat vallen, of de penningmeester van het wijkbedrijf er met de kas vandoor gaat, zijn de rapen gaar: er is immers (ook) publiek geld en publiek belang mee gemoeid. ‘Dit mag nooit meer gebeuren’ behoort dan tot obligate bezweringsformules. De wethouder kijkt wel uit voordat hij nog voor een tweede keer zijn nek uitsteekt. Dit is zonde en kan anders. Overheden hebben geen monopolie op het realiseren van publieke belangen en dus ook niet op verantwoording over het resultaat. Het is tijd voor een verantwoordingslogica die tegemoet komt aan de werkelijke taakverdeling tussen partijen.

De drie principes van het nieuwe verantwoording afleggen
Wil de selfiedemocratie tot wasdom komen, dan is daarvoor die nieuwe verantwoordingslogica nodig. Wij noemen drie principes:

Ten eerste. Bestuurders moeten niet meer voor elk falen in een project politiek veroordeeld kunnen worden, alleen op de eigen invloedssfeer. Dat gaat wel verder dan strikt het eigen handelen; het bestuur heeft zich er vooraf van te
vergewissen met wie zij in zee gaat. Op welke aspecten dat betrekking heeft, hangt af van de activiteit. Bij groenonderhoud kan dat beperkt blijven. Bij een bouwproject gaat het bij voorbeeld om het toetsen van financiële robuustheid van de investeerder. Bij de exploitatie van een buurthuis of zwembad om adequate verzekeringen.

Ten tweede. Doelen en prestaties zijn globaal. Voortdurende interactie met allerlei partners maakt het onmogelijk om de doelstellingen van een project te formuleren in exacte, ‘smart’ geformuleerde publieke prestaties. Vanuit een
gedeelde visie werken partijen samen, maar wel vanuit een eigen perspectief. Als het gaat om het aantal te realiseren hectares natuur, zal de gedeputeerde bij de verdediging van het vierjarenplan ‘co-productie natuur’ in Provinciale Staten moeten volstaan met het noemen van een bandbreedte. Dat is wennen, niet alleen voor de algemene democratie, ook voor rekenkamers die juist speuren naar precies geformuleerde doelen en de realisatie daarvan.

Ten derde. Particulier bijdragen aan een publieke zaak of taak is geen vrijblijvende dagbesteding maar betekent het mee-dragen van verantwoordelijkheid. Volwassen burgerinitiatieven stellen zichzelf ook eisen en
leggen over hun bijdrage verantwoording af in brede kring.

Deze principes openen niet de deur voor minder publieke verantwoording, wel voor een andere logica, die past bij de nieuwe taakverdeling in de samenleving. Het is hoog tijd om deze discussie te agenderen.

Zonder andere verantwoording mislukt de Selfiedemocratie, door Kirsten Veldhuijzen MSc, prof. mr. Friso de Zeeuw, Raad voor het openbaar bestuur, 17 februari 2015: www.rob-rfv.nl (artikel niet meer beschikbaar op site van Rob).
Het artikel kan wel gelezen worden op de site van Gebiedsontwikkeling: Zonder andere verantwoording mislukt de Selfiedemocratie, door Friso de Zeeuw en Kirsten Veldhuijzen, 25  februari 2015: www.gebiedsontwikkeling.nu

Lees ook: Democratische legitimiteit van samenwerkingsverbanden, Raad voor het openbaar bestuur, 19 januari 2015:  www.raadopenbaarbestuur.nl

Volgens enquêtes heeft burger niet veel vertrouwen in decentralisatie

De hervorming van de zorg, die vanaf 1 januari 2015 van kracht is, brengt mensen in de problemen. Die conclusie trekt Tweede Kamerlid Corinne Ellemeet uit een enquête die TNS Nipo op verzoek van GroenLinks hield onder een representatieve groep mensen die langdurige zorg ontvangt:  251 mensen die voor de jaarwisseling vielen onder de WMO (ondersteuning van mensen die thuiswonen) en 250 personen die toen te maken hadden met de AWBZ (langdurige zorg).

Volgens het onderzoek, getiteld Gebroken beloftesConclusies onderzoek TNS NIPO naar gevolgen zorghervorming, zegt 48 procent van degenen die tot voor kort met de WMO te maken hadden, nu hogere kosten te hebben voor professionele zorg. Bij mensen die onder de AWBZ vielen is dat 39 procent. Een op de vier mensen verklaart minder zorg te krijgen. Circa 10 procent zegt niet meer thuis te kunnen blijven.

Bijna niemand is positief over de wijzigingen

Bijna de helft van de ondervraagden laat weten dat vrienden, familie of buurtgenoten de zorg die zij nodig hebben, niet kunnen leveren. Onder de lagere inkomens is dat percentage hoger, 61 procent.  Slechts 10 procent van de ondervraagden voelt zich goed geïnformeerd over de veranderingen die op hen afkwamen. Een kwart is verontwaardigd en angstig. Vrijwel niemand is positief over de wijzigingen per 1 januari.

Tweede Kamerlid Corinne Ellemeet van GroenLinks noemt de cijfers zorgelijk: “Vooral de laagste inkomens ondergaan de pijnlijke effecten van de miljardenbezuinigingen op de zorg.”

Onderzoek van I&O Research

Het bureau voor beleids- en marktonderzoek I&O Research voerde van 12 december 2014 tot en met 5 januari 2015 een online onderzoek uit onder 9000 Nederlanders naar de mate waarin Nederlanders te maken hebben met 16 situaties in het sociaal domein (zelf of hun omgeving). Gevraagd is naar hun zelfredzaamheid hierin, de mate waarin ze hulp kregen van hun omgeving en professionele hulp/zorg, en hun kennis van en houding ten aanzien van de decentralisaties in het sociaal domein. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport Nederlanders en de decentralisaties in het sociale domein (februari 2015),

Van de ondervraagden was 45 procent tot nu toe tevreden over de geboden zorg, maar deze mensen vrezen voor de toekomst, is in het onderzoeksrapport te lezen. 34 procent was al ontevreden en heeft er geen of weinig vertrouwen in dat de decentralisaties verbetering zal brengen.
In mei en december 2015 worden opnieuw metingen gedaan. Van alle circa 13 miljoen volwassen Nederlanders heeft 56% zelf of in de naaste omgeving te maken met een of meer situaties uit het sociaal domein.

Hervormingen in zorg jagen burgers op kosten, Skipr, het crossmediaal communicatieplatform voor beslissers in de zorg, 17 februari 2015: www.skipr.nl

Zorghervorming brengt mensen in problemen, site GroenLinks, 17 februari 2015: https://groenlinks.nl

Gebroken beloftes – Conclusies onderzoek TNS NIPO naar gevolgen zorghervorming, GroenLinks, februari 2015: https://groenlinks.nl

Burger heeft weinig vertrouwen in gemeentezorg, Skipr, 17 februari 2015: www.skipr.nl

Decentralisaties niet in goede handen bij gemeenten, door Yolanda de Koster, Binnenlands Bestuur, 13 februari 2015: www.binnenlandsbestuur.nl

Onderzoeksrapport Nederlanders en de decentralisaties in het sociale domein, I&O Research, februari 2015: http://www.ioresearch.nl

Artikel Nederlanders en de decentralisaties in het sociale domein, I&O Research, 13 februari 2015: www.ioresearch.nl

enquete ervaren effecten van zorgbezuinigingen groenlinks tns nipo

Eerste hoofdstuk van Joris Luyendijks boek ‘Dit kan niet waar zijn’ te lezen op internet

omslag dit kan niet waar zijn joris luyendijkVoor het Engelse dagblad The Guardian hield journalist Joris Luyendijk tussen september 2011 en oktober 2013 een ‘banking blog’ bij om de financiële wereld te begrijpen. Het zou een antropologische studie worden naar het financiële centrum van Londen: de City. Juist omdat hij geen kenner was van de bankenwereld, was hij de ideale figuur om te onderzoeken wat er gebeurt in die wereld. En hoe gesloten de wereld van de high finance ook is, velen wilden met Luyendijk praten om uit te leggen hoe mooi hun werk was. Hoe zwaar. Hoe interessant. En hoe gevaarlijk.

Luyendijk sprak uiteindelijk met circa tweehonderd betrokkenen, vaak anoniem. De conclusie van zijn zoektocht luidt: “Dit kan niet waar zijn”, de titel van zijn nieuwe boek.
Luyendijks bankiersblog verscheen tevens als column in NRC Handelsblad en nrc.next en op nrc.nl. Vanwege zijn blog werd hij zelfs geraadpleegd door een parlementaire onderzoekscommissie in België en Engeland.

Klik hier voor het eerste hoofdstuk van Dit kan niet waar zijn – Onder bankiers, 2015: www.nrc.nl

www.jorisluyendijk.nl