Skip to main content

Redactie Beroepseer

Publiek vertrouwt zorgverzekeraars niet volgens onderzoek Consumentenpanel NIVEL

Het publiek vertrouwen in zorgverzekeraars is laag blijkt uit een onderzoek van het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het NIVEL (Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Dit onderzoek had als doel om in kaart te brengen in hoeverre verzekerden vertrouwen hebben in zorgverzekeraars en wat achterliggende oorzaken zijn van een laag vertrouwen. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in het Tabellenboek ‘Vertrouwen in  zorgverzekeraars’.

De opvattingen van verzekerden over de taken van zorgverzekeraars zijn van belang voor het vertrouwen dat ze in hen hebben. Uit eerder NIVEL-onderzoek is al bekend dat het vertrouwen in zorgverzekeraars laag is. Uit het huidige onderzoek blijkt vooral een laag vertrouwen bij verzekerden die vinden dat zorgverzekeraars belangrijke taken niet uitvoeren.

Misvatting over rol zorgverzekeraars
Verzekerden weten niet altijd wat de taken zijn van zorgverzekeraars. Taken die ze hebben volgens de Zorgverzekeringswet, zoals bemiddeling en onderhandelen over de kwaliteit van zorg, vinden verzekerden lang niet allemaal een taak voor de verzekeraar. Daarbij is er ook een groep verzekerden die vindt dat zorgverzekeraars toezicht moeten houden op de kwaliteit van zorg of het basispakket moeten samenstellen, terwijl zorgverzekeraars deze bevoegdheden wettelijk gezien juist niet hebben.

Vertrouwen in zorgverzekeraars
“De opvattingen van verzekerden hangen samen met hun vertrouwen in zorgverzekeraars”, stelt NIVEL-programmaleider Judith de Jong. “Verzekerden die vinden dat zorgverzekeraars hun taken niet uitvoeren, hebben minder vertrouwen. Tegelijkertijd zien we dat het vertrouwen in zorgverzekeraars hoger is bij andere groepen verzekerden. Bijvoorbeeld bij verzekerden die meer informatie ontvangen die bijdraagt aan een positief beeld over zorgverzekeraars. Het is belangrijk dat verzekerden geïnformeerd raken over de wettelijke rol van zorgverzekeraars, waardoor mogelijk de ‘mismatch’ tussen de wettelijke taken van zorgverzekeraars en de opvattingen van verzekerden over die taken vermindert.”

Het onderzoek
Het onderzoek is in juli 2015 uitgevoerd binnen het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het NIVEL. De vragenlijst is ingevuld door 611 respondenten (respons 41%). Het Consumentenpanel bestaat uit bijna 12.000 mensen van 18 jaar en ouder. Het NIVEL verzamelt hiermee de meningen over de gezondheidszorg en de ervaringen hiermee van de algemene bevolking.

Veel onduidelijk over taken zorgverzekeraar, NIVEL, 24 september 2015: www.nivel.nl

Klik hier voor downloaden Tabellenboek ‘Vertrouwen in zorgverzekeraars’: www.nivel.nl

Substitutie, een nieuwe kijk op samenwerken in de zorg

Het Jan van Es Instituut (JVEI) en het zorgnetwerk VvAA voor Zorgondernemingen hebben besloten de banden nauwer aan te halen, om voor het zeer actuele thema ‘subsitutie’ de impact te vergroten en een verbindende voortrekkersrol te spelen, aldus de Nationale Zorggids.

Zorg aan patiënten kan efficiënter, goedkoper en dichter bij de patiënt worden georganiseerd. Maar de zorgverschuiving van de tweede naar de eerste (of zelfs de nulde) lijn komt toch nog moeizaam van de grond.
Substitutie raakt veel facetten die van invloed zijn op ondernemerschap in de zorg: politiek, financieel, fiscaal, bedrijfskundig. Een uitdagende combinatie die wordt belicht tijdens het Substitutie Congres op 6 november 2015 dat beide partijen organiseren. Het Jan van Es Instituut is als het kenniscentrum voor de geïntegreerde eerstelijns gezondheidszorg al geruime tijd bezig met het thema substitutie. VvAA voor Zorgondernemingen adviseert met name tweedelijns zorgondernemingen op strategisch en operationeel vlak; daarbij komen ook steeds vaker substitutievraagstukken aan de orde.

“De eerste lijn staat open voor substitutie. Huisartsen kunnen minder complexe behandelingen aanbieden die nu nog in de tweede lijn plaatsvinden. Daar zijn zij ook klaar voor. Maar de markt is nog niet zo ver,” aldus Marc Bruijnzeels, directeur van het Jan van Es Instituut. “Zorgverzekeraars kopen zorg nog steeds in vanuit twee verschillende budgetten: voor de eerste en voor de tweede lijn. Hoe krijgen we de markt mee in een meer geïntegreerde visie en aanpak? Samen met VvAA maken wij ons daar hard voor. En kunnen we meer bereiken. We wisselen niet alleen onze kennis van de markt met elkaar uit, maar ontwikkelen ook een aanpak die werkt in de praktijk. Samen beschikken we over een nog groter netwerk en meer ervaring en daarmee dragen we constructief bij aan een snellere ontwikkeling van substitutie-initiatieven”.

Mariëtte Glim, senior manager bij ledenorganisatie VvAA, is blij met de samenwerking. De organisatie merkt dat er weliswaar ideeën zijn voor substitutie, maar dat die vaak niet makkelijk van de grond komen. “Dat begint eigenlijk al bij het eenvoudige gegeven dat de tweede en de eerste lijn elkaar nog niet goed genoeg kennen. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden nodig. Samen kunnen wij die beter faciliteren”.

Jan van Es Instituut en VvAA geven samen invulling aan substitutie, Nationale Zorggids, 24 september 2015: www.nationalezorggids.nl

Meer info over het Substitutiecongres – De eerstelijn transformeert: substitutie, een nieuwe kijk op samenwerken – in Almere op 6 november 2015: https://docplayer.nl

U P D A T E

Juiste zorg op juiste plek vraagt nieuwe organisatievormen, Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), 21 februari 2019: www.lhv.nl

SP in Gelderland wil af van voorlichters om journalisten aan werk te helpen

De Socialistische Partij van Gelderland stelt voor om een Gelders Fonds voor de Regionale journalistiek in het leven te roepen. Hiermee wordt een impuls geven aan hoogwaardige en onafhankelijke regionale en lokale journalistiek. De provincie Gelderland en de Gelderse gemeenten zouden het Fonds kunnen vullen. Dat kan door te schrappen in de uitgaven aan voorlichters en PR en door deze bedragen te investeren in de regionale journalistiek: minder voorlichters, meer journalisten.

De regionale en lokale journalistiek staat onder druk. Dat baart velen zorgen omdat de journalistiek een belangrijke rol speelt in een vitale lokale en provinciale politiek. Kranten hebben het zwaar door dalende inkomsten en op de regionale omroep wordt bezuinigd. Het betekent dat steeds vaker een kritische journalist ontbreekt op de tribune van bijvoorbeeld een raadsvergadering, maar ook dat de capaciteit ontbreekt om een zaak eens goed uit te pluizen. Over de vraag of er iets aan te doen valt en hoe, wordt verschillend gedacht. Daarom organiseert de Gelderse SP op donderdag 24 september 2015 een debat over overheidssteun voor de regionale journalistiek.

Elftal journalisten

Wat de SP betreft kan iedereen een bijdrage leveren aan het nieuw op te richten Gelders Fonds voor de Regionale Journalistiek. Gemeenten en provincie zouden voorop moeten lopen vanwege het belang dat zij hebben bij een vitale democratie. Zij zouden bijvoorbeeld ieder een deel van hun budget voor communicatie kunnen schrappen ten bate van het Fonds. Fractievoorzitter Van Kaathoven licht toe: “In 2014 had de provincie Gelderland 37 fte communicatiemedewerkers in dienst en de totale uitgaven voor communicatie waren 3.922.081 euro. Schrap daarvan 1 fte aan voorlichters en bijbehorende uitgaven en laat de 54 Gelderse gemeenten ieder gemiddeld 0,2 fte schrappen, dan heb je al een heel elftal fulltime journalisten erbij. Minder voorlichters, meer journalisten!”

Onafhankelijk

Cruciaal is, wat de Gelderse SP betreft, dat er meer capaciteit komt voor onafhankelijke regionale journalistiek. Het regionaal Fonds kan daar een belangrijke rol in spelen. Om er zeker van te zijn dat de overheden geen enkele invloed op de journalistieke inhoud krijgen, zou het Fonds bestuurd moeten worden door (oud) journalisten en deskundigen. Zij bepalen welke journalistieke initiatieven geld uit het Fonds krijgen en bewaken de kwaliteit en onafhankelijkheid ervan. Fractievoorzitter Van Kaathoven heeft er vertrouwen in dat zo de journalistieke onafhankelijkheid geborgd kan worden. Van Kaathoven: “Nu financieren bedrijven de regionale kranten via advertenties en ondersteunen overheden de regionale omroep via subsidies. En ook nu wordt er alles aan gedaan om de onafhankelijkheid van de redactie te garanderen. In die zin is er niks nieuws onder de zon”.

Zie: Gelderse SP wil minder voorlichters, meer journalisten, SP Gelderland, 20 september 2015: http://gelderland.sp.nl

Amsterdam wil meer succesvolle sociale ondernemingen en komt met Actieplan Sociaal ondernemen 2015-2018

De gemeente Amsterdam gaat meer inkopen bij sociale ondernemingen. Het College van B en W steunt sociale ondernemingen in de stad: de gemeente gaat meer inkopen bij sociale ondernemingen, versoepelt regels en verbetert het contact met sociaal ondernemers. Verder onderzoekt het college de beschikbaarheid van fondsen zodat deze bedrijven meer kapitaal kunnen aantrekken.
De maatregelen zijn opgenomen in het actieplan Sociaal Ondernemen 2015-2018. Met dit actieplan erkent wethouder Kajsa Ollongren van Economie het belang van sociale ondernemingen voor de stad. Dit soort bedrijven gaat maatschappelijke uitdagingen aan, waarbij niet alleen financiële opbrengst van belang is. De sociale impact van het werk staat voorop. Deze innovatie aanpak voor maatschappelijke problemen draagt bij aan een betere kwaliteit van leven in de stad.

In het actieplan staan zeventien concrete maatregelen. Daarmee wil het Amsterdam neerzetten als dé stad voor sociaal ondernemen. Om sociale ondernemingen te ondersteunen bij groei en ontwikkeling kijkt het college binnen de eigen middelen wat de mogelijkheden zijn. Zo gaat de gemeente meer optreden als eerste klant. Dat helpt startende ondernemers in de zoektocht naar meer klanten en hogere omzet. En bij uitdagingen in de stad gaat het college sociale ondernemingen vragen om te komen met innovatieve oplossingen. Op deze manier betrekt het college sociale ondernemingen meer als partner. Bij de inkoop is het belangrijk dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn. Het college gaat deze in kaart brengen en met een groep grote inkopers vervolgens kijken welke oplossingen mogelijk zijn.

Het college voert met het actieprogramma Sociaal Ondernemen Amsterdam 2015-2018 het initiatiefvoorstel van raadslid Shahsavari-Jansen uit. Op 14 oktober 2015 wordt het actieprogramma besproken in de commissie Werk en Economie en op 4 november 2015 in de gemeenteraad.

Actieprogramma Sociaal Ondernemen Amsterdam 2015-2018, september 2015: https://beroepseer.nl

Jos de blok benoemd tot Ashoka Fellow

ashoka jos de blokJos de Blok, oprichter van Buurtzorg Nederland en Noa Lodeizen, oprichter van Young In Prison, zijn op 17 september 2015 officieel benoemd tot Ashoka Fellow. Het is voor het eerst dat via Ashoka Nederland fellows zijn benoemd.

“Wij zijn enorm trots dat we met de benoeming van Jos de Blok en Noa Lodeizen twee geweldige sociale innovators aan het wereldwijde Ashoka netwerk kunnen toevoegen”, aldus Jamy Goewie, oprichter van Ashoka NL: “Beiden laten een onnavolgbare passie en vasthoudendheid zien in het veranderen van het systeem rondom respectievelijk zorg en jeugd-deliquentie”.

Jos de Blok
Buurtzorg is in 2006 op gericht door Jos de Blok en is inmiddels uitgegroeid tot een thuiszorgorganisatie met meer dan 650 teams en 8000 medewerkers. Buurtzorg werkt met kleine, professionele zelfsturende teams die de relatie tussen cliënt en professional als uitgangspunt nemen. Dit idee wordt inmiddels niet alleen in Nederland toegepast, maar ook in Japan, Zweden, België en de Verenigde Staten.

Noa Lodeizen
Noa Lodeizen startte in 2002 met Young in Prison in Zuid-Afrika om jeugddeliquenten die in conflict zijn met de wet, te helpen met het bouwen van hun toekomst door middel van re-integratieprogramma’s. Hierbij worden zowel de kinderen zelf als de gemeenschap betrokken. Daarnaast werkt Noa aan structurele mentaliteits- en beleidsveranderingen om de algehele situatie van kinderen in gevangenissen te verbeteren. YIP is, naast Zuid-Afrika, momenteel actief in Malawi, Colombia en Nederland.

Over Ashoka
Ashoka zoekt wereldwijd naar innovators die systemische en schaalbare oplossingen hebben gevonden voor hardnekkige sociale problemen. Voorbeelden van bekende Ashoka fellows zijn Jimmy Wales, oprichter van Wikipedia en Kailash Satyarthi, oprichter van SACCS – Zuidaziatische Coalitie tegen Kinderslavernij – en Nobelprijswinnaar voor de vrede 2014. Ook Mel Young, oprichter van de Homeless World Cup die in september2015 plaatsvindt in Amsterdam, is een Ashoka fellow. Allen zijn in staat geweest systemische oplossingen te bedenken in het sociale domein waarbinnen ze actief zijn.

Met de benoeming van Jos de Blok en Noa Lodeizen voegt Ashoka twee indrukwekkende sociale innovators toe aan haar community van meer dan 3000 fellows in 88 landen. Ashoka is in 34 jaar tijd uitgegroeid tot het grootste netwerk in de wereld van sociale innovators. Ashoka Nederland is in april 2015 gelanceerd en is het enige internationale netwerk voor sociale innovatie in Nederland.

Ashoka Fellows kunnen rekenen op een levenslange steun in hun werk. Ashoka steunt met financiële middelen, kennis en expertise via het internationale netwerk.

Jos de Blok en Noa Lodeizen benoemd tot Ashoka Fellow, De dikke blauwe, 22 september 2015: www.dedikkeblauwe.nl

Ashoka: www.ashoka.org

Buurtzorg Nederland: www.buurtzorgnederland.com

Young in Prison. Nieuwe naam sinds 2023 is: Young Perspectives:  https://youngperspectives.org

Behandeling wetsvoorstel Normalisering Ambtelijke Rechtspositie op 22 september 2015 in Eerste Kamer: Een kwestie van kiezen

ambtenarenOp 22 september 2015*) wordt het initiatiefwetsvoorstel Normalisering ambtelijke rechtspositie behandeld in de Eerste Kamer. De meningen over de vraag of de Kamer moet instemmen, zijn nogal verdeeld. Het afgelopen jaar heeft de Kamer zelf ook behoorlijk kritische vragen gesteld aan de indieners. De normaliseringsrace nadert de finish, maar is nog zeker niet gelopen.

Prof. mr. Barend Barentsen, hoogleraar op de Albeda Leerstoel aan de Universiteit Leiden, adviseert in zijn artikel Doet-ie ‘t of doet-ie niet? aan de vooravond van de slotfase nog eens te kijken naar de belangrijkste argumenten van de initiatiefnemers.  De Albeda Leerstoel bestudeert arbeidsverhoudingen in de publieke sector, w.o. arbeidsvoorwaardenvorming, politiek-ambtelijke verhoudingen en medezeggenschap. Gaan de argumenten de Eerste Kamer overtuigen? vraagt Barentsen zich af:

Misschien het wel meest curieuze argument is dat de normalisering eigenlijk niet zo gek veel verandert. Degenen die vrezen voor uitholling van de rechtsbescherming van ambtenaren moeten zo gerust worden gesteld. Ook onder het civiele arbeidsrecht is een integer, goed functionerend en los van politieke grilligheid opererend ambtenarenkorps heel goed mogelijk. Het arbeidsrecht is een prima instrument om de rechten én de plichten van ambtenaren deugdelijk te regelen. Een ambtenaar mag ook straks niet op willekeurige gronden worden ontslagen. Net als aan een arts in loondienst, een beveiliger op Schiphol of een leraar in het bijzonder onderwijs (die nu al werknemer zijn) kunnen er ook na normalisering hoge eisen aan ambtenaren worden gesteld. De vorm verandert, maar de inhoud niet.

Sinds 1 juli 2015 geldt bovendien de Wet werk en zekerheid. Net als in de ambtelijke sector al jaren het geval was, mag een werkgever alleen tot ontslag overgaan als hij een in de wet vastgelegde ontslaggrond aantoont. De Wwz is een voorbeeld van omgekeerde normalisering misschien. De werknemer is meer op de ambtenaar gaan lijken na 1 juli. Ook zeggen de initiatiefnemers dat de wet niet ziet op de arbeidsvoorwaarden, zoals de hoogte van het salaris of studiefaciliteiten. Daar gaat het voorstel helemaal niet over.

Misschien dat deze argumenten de Kamer geruststellen. Maar spreken ze tot de verbeelding?

Gelijke monniken, gelijke kappen

Een van de belangrijkste redenen om tot normalisering over te gaan is volgens de indieners van principiële aard. Ambtenaren en werknemers zijn, wat behoefte aan rechtsbescherming tegen een ‘bovengeschikte’ werkgever én duidelijke vastlegging van rechten en plichten betreft niet wezenlijk verschillend. Daar hoort dan ook dezelfde rechtspositie bij. In de Nadere Memorie van Antwoord benadrukken de initiatiefnemers dit principiële gelijkheidsargument. Verder sluit die keuze aan op de normaliseringstendens van de afgelopen decennia. Medezeggenschap en sociale zekerheid zijn al op dezelfde manier geregeld.

Sinds kort is het civiele ontslagrecht verambtelijkt. Hoewel ambtenaren formeel eenzijdig worden aangesteld, gaan zij niet zonder wilsovereenstemming aan de slag. Eigenlijk is er wel een contract. De arbeidsvoorwaardenakkoorden die de centrales van overheidspersoneel sluiten zijn strikt genomen wel geen cao’s, maar moeten die wel zo veel mogelijk benaderen. In feite zeggen de initiatiefnemers: in plaats van te doen alsof, kun je dan maar beter met echte arbeidsovereenkomsten en cao’s gaan werken.

Misschien dat de Kamer wel van dit meer principieel getinte argument gecharmeerd is. Aan de andere kant: wil de senaat wel aan een wet die feitelijk weinig verandert maar wel zorgt voor het opruimen van een verouderde, niet meer met de feitelijke rechtspraktijk overeenkomende separate rechtspositie? Daar komt dan nog bij dat de normaliseringsgedachte niet voor de volle 100% consequent is doorgevoerd. Bepaalde groepen ambtenaren blijven uitgezonderd. De grenzen zijn wellicht wat arbitrair. Politieagenten blijven ‘klassieke’ ambtenaren, douaniers niet. Ondersteunende diensten bij de politie blijven ambtenaar, die bij de rechterlijke macht juist weer niet. Nu geven de indieners zelf ook toe dat ze niet helemaal consequent zijn geweest. Een meerderheid in de Tweede Kamer wilde echter graag bepaalde extra groepen ambtenaren van de normalisering uitzonderen. Van de indieners had dat niet per se gehoeven, zo valt niet eens zo erg tussen de regels door te lezen.

Maar goed, het principiële argument is een tweesnijdend zwaard. Het kan voldoende overtuigingskracht hebben. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Wie kan daar tegen zijn? (Ook de tegenstanders van normalisering niet. Alleen zien zij ambtenaren en werknemers niet als gelijk.) Aan de andere kant kunnen de indieners hier in het eigen zwaard vallen, als er de nadruk op wordt gelegd dat dit bijna morele uitgangspunt om pragmatische redenen wordt gerelativeerd.

Omslag op andere gronden

Zijn er dan nog andere redenen te bedenken?

In de loop van het wetgevingsproces zijn er veel argumenten gesneuveld. Een beter imago voor werken bij de overheid of een gemakkelijker uitwisseling tussen werken bij de overheid en marktsector keren in ieder geval tot nu toe niet bij de Eerste Kamer terug. Wat dat laatste betreft: de arbeidsvoorwaarden worden inhoudelijk niet aangepast door het wetsvoorstel. In hoeverre de overheid zich als aantrekkelijke werkgever in de markt kan zetten staat los van normalisering. Wat het imago betreft is hoogst twijfelachtig of de rechtspositie daar ook maar iets aan toe of afdoet. Het zal van de functie en het functioneren van een overheidswerker afhangen of het woord ‘ambtenaar’ als ere-titel (dienaar van de goede zaak) is bedoeld. Of juist als scheldwoord (nutteloze bureaucraat). Een Uwv-medewerker is werknemer, een bijstandsconsulent bij de gemeente ambtenaar. Ik denk niet dat dat ook maar iets uitmaakt voor hun imago. Al helemaal niet bij de mensen aan wie ze geen uitkering hebben toegekend. Een brandweerman die een kind uit een brandend huis redt, of een kat uit de boom desnoods, zal in de beeldvorming weinig last hebben van zijn ambtelijke status.

Praktische redenen

Heeft het wetsvoorstel enige praktische betekenis? Toch wel.

In ieder geval wordt de regeling van de rechtspositie van het personeel in het onderwijs veel eenvoudiger geregeld. Nu werken daar ambtenaren én werknemers. Voor hen moeten dezelfde rechten en plichten gelden, vastgelegd in een cao. Het verschil in rechtspositie brengt mee dat er aanvullende regels in cao’s moeten worden opgenomen om die gelijkheid te realiseren. De grondwettelijk geborgde onderwijsvrijheid brengt ook mee dat openbaar én bijzonder onderwijs gelijk moeten worden behandeld. Toch zijn het ontslagrecht en de rechtsgang verschillend. Dit probleem zou ook in andere ‘hybride’ delen van de publieke sector, zoals de ambulancezorg, worden weggenomen. Het gelijkheidsargument is in deze sectoren niet uitsluitend van principieel, maar ook van praktisch belang. Het maakt het regelen van de rechten en plichten van deze werkenden een flink stuk eenvoudiger. Zo wordt bovendien voorkomen, zoals nu wel eens gebeurt, dat cao-bepalingen door de hoogste civiele rechter anders worden uitgelegd dan door de hoogste ambtenarenrechter.

Een ander en heel belangrijk verschil is het wegvallen van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming. De Algemene wet bestuursrecht zou niet meer van toepassing zijn op de relatie overheidswerkgever en overheidswerknemer. Het belang van die verandering kan niet worden overschat. Het is de vraag of de Awb, met haar sterke nadruk op termijnen, procedures en op het besluitbegrip, het ideale instrument is om arbeidsgeschillen op te lossen. Ligt de nadruk niet teveel op de vorm, in plaats van op de inhoud? Gaat de rechtsbescherming niet verloren in formaliteiten en motiveringsplichten? In feite is de vraag of het arbeidsrecht, dat wat minder aan strakke procedures hecht, niet handiger is om geschillen op te lossen. Een van mijn voorgangers op de Albeda-leerstoel heeft zich in zijn oratie afgevraagd of de Awb de arbeidsverhoudingen bij de overheid en arbeidsconflicten niet te sterk heeft gejuridiseerd. Is er wel sprake van een besluit? Is betrokkene wel ambtenaar? Is tijdig bezwaar gemaakt (en waartegen dan)? Allemaal lastige vragen die zouden verdwijnen.

Het is ook zeker niet zo dat het bestuursrecht beschermend en begunstigend uitpakt voor ambtenaren. Een voorbeeld. Vecht een ambtenaar nu een besluit niet binnen 6 weken aan, dan staat het in rechte vast. In vervolgprocedures staat dan vast dat de ambtenaar in 2014 onvoldoende functioneerde, of geen recht had op een maaltijdvergoeding. Een ambtenaar moet wel in bezwaar en beroep als het optreden van de baas hem niet zint. Die procedeerdwang kent het arbeidsrecht niet.

Vanuit werkgeversperspectief is het schrappen van formaliteiten en verplichte bezwaarprocedures te zien als een versoepeling. Een forse lastenverlichting ook. Vanuit werknemersperspectief, ik noem het toch maar zo, lijkt de rechtsbescherming minder te worden. Hier staat de Kamer voor een echte keuze. Wat verdient de nadruk: minder stroperige besluitvorming of behoud van de bestaande rechtsbescherming?

Ter relativering wil ik wel opmerken dat dat beschermende bestuursrecht lang niet altijd zo beschermend uitwerkt. Ook de ambtenaar kan verstrikt raken in formaliteiten. Overtreding van vormvoorschriften door de werkgever leidt hoogstens tot uitstel, maar niet tot afstel van een de ambtenaar onwelgevallige beslissing. Ook moet bedacht worden dat het arbeidsrecht met de procedure bij de kantonrechter een betrekkelijk informele en snelle rechtsgang biedt. Verder blijkt het arbeidsrecht juist ook belangrijk dat een werkgever zijn beslissingen motiveert, en zo nodig overleg voert met de bonden en de OR. Heerma van Voss heeft daarom de notie van ‘algemene beginselen van goed werkgeverschap’ geïntroduceerd. Nogmaals: er is zeker een niet te onderschatten verschil met de bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Maar ambtenaren worden met normalisering nu ook weer niet vanuit een bestuursrechtelijke Hof van Eden verbannen naar een arbeidsrechtelijke woestenij. Ook buiten de Awb zijn ongelijkheidscompensatie en het balanceren van werkgevers- en werknemersbelangen belangrijke principes”.

Lees het hele artikel van prof.mr. Barend Barentsen: Doet-ie ‘t of doet-ie niet?, De Leerstoelen – CAOP, 8 september 2015: http://www.deleerstoelen.nl/detailweergave/details/doet-ie-t-of-doet-ie-niet/ (Niet meer beschikbaar op site CAOP – De leerstoelen).

Aan het slot betoogt Barentsen dat er voors en tegens zijn, en dat er inconsequenties zijn: “Misschien komt het toch vooral aan op de principiële keuze. Hoort er een aparte rechtspositie bij het bijzondere van het werken bij de overheid? Of is het beter om die bijzondere werknemers zo veel mogelijk een gelijke rechtspositie te geven? Misschien zou het toch het mooiste zijn als de Kamer op principiële gronden ja, of nee, zegt tegen het voorstel. Laat deze keer de visie op de overheid en haar medewerkers maar de doorslag geven. Wat het ook wordt. Of het voorstel het nu haalt of niet, werken voor de publieke zaak blijft bijzonder. Dat is niet meer dan normaal”.

‘Arbeidsconflicten bij de overheid’. Effectieve conflictoplossing bij individuele arbeidsconflicten, door mr. A.F.M. Brenninkmeijer, CAOP, 2003: https://beroepseer.nl/

*) Meer info over Initiatiefvoorstel-Van Weyenberg en Keijzer Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, Eerste Kamer der Staten-Generaal: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32550_initiatiefvoorstel_van

Lees ook Op weg naar een nieuwe ambtelijke status, Blogs Beroepseer, 4 juni 2014: https://beroepseer.nl

Nog maar een keer: de ambtelijke status, door Pieter Joost Schaap, 7 oktober 2010: https://capra.nl/nog-maar-een-keer-de-ambtelijke-status/

Hoe de Eigen Kracht-filosofie zo makkelijk onteigend kon worden

Eigen-Kracht-conferenties plaveiden een tijdlang de weg voor radicale innovatie van het sociale domein. Politieke retoriek en pragmatisch opererende wijkteams hebben de vernieuwing echter de wind uit de zeilen genomen, constateren Pieter Hilhorst en Jos van der Lans op Sociale Vraagstukken in hun artikel Vernieuwing van Eigen Kracht-filosofie dreigt te vervliegen:

Stel je een bedrijf voor met een fors aantal laboratoria. In de labs worden steeds nieuwe manieren verzonnen voor hoe de fabriek aan de overkant van de straat kan werken. De nieuwe technieken worden ook uitgeprobeerd en getest. Een deel van de fabriek aan de overkant gaat dan voor even werken volgens de slimste nieuwe inzichten. Als uit de test blijkt dat de nieuwe werkwijze succesvol is, dan krijgt de bedenker van de innovatie een prijs. Hij wordt in het zonnetje gezet als een grote pionier. Met een beetje geluk wordt er ook nog over geschreven in kranten en op websites voor vakgenoten. De uitvinder wordt uitgenodigd op congressen. En daarna wordt de uitvinding voorzichtig teruggebracht naar het lab en in de kast gelegd. De fabriek gaat vervolgens weer over tot de orde van de dag. Dit fictieve bedrijf zou de hoon op zich laden van iedereen. Vernieuwing is dan een speeltje en geen middel om het verschil te maken.

Het sociale domein heeft veel weg van dit fictieve bedrijf. Overal in het land wordt driftig geëxperimenteerd. Zouden er gemeenten zijn waar geen pilot loopt? Deze drang naar vernieuwing en experiment is zonder meer waardevol. Maar een plan kan er op papier nog zo mooi uit zien, dat is geen garantie dat het ook werkt in de praktijk. Het is alleen wel de bedoeling dat als iets werkt, het ook navolging krijgt. Daar wringt geregeld de schoen. Hetty Linden van Volksgezondheid Utrecht (voorheen GG en GD Utrecht), en overheidsmanager van het jaar 2010, heeft wel eens gezegd dat ze alleen mee wilde doen aan pilots waarvoor bij succes ook geld beschikbaar komt om het op grote schaal toe te passen. Bizar genoeg is dat een tegendraads geluid.

Van laboratorium naar fabriekshal

Over één uitvinding in het sociale domein hebben wij de afgelopen jaren veel geschreven: de Eigen Kracht-conferentie. Bij zo’n conferentie krijgt een gezin dat in de sores zit de kans om met familie, vrienden en bekenden een eigen plan te maken om de problemen de baas te worden. Uit onderzoek in Amsterdam bleek dat met een eigen kracht-conferentie veel geld wordt bespaard omdat in veel gevallen dure uithuisplaatsing en onder toezichtstelling voorkomen kan worden. In Amsterdam is mede door de populariteit van de Eigen Kracht-conferenties het aantal uithuisplaatsingen en onder toezichtstellingen in een paar jaar gehalveerd. Die daling heeft ook te maken met een andere manier van werken bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (nu Jeugdbescherming Regio Amsterdam), maar kan ook deels op het conto worden geschreven van de eigen kracht-conferenties.

In de loop der jaren zijn er in Nederland meer dan tienduizend conferenties gehouden. In de Wet op de jeugdzorg is zelfs een bepaling opgenomen dat een gezin, als de staat dreigt in te grijpen in dat gezin, de kans krijgt om een familiegroepsplan te maken. Het lijkt daarmee een fenomeen dat daadwerkelijk de sprong heeft gemaakt van laboratorium naar fabriekshal.

Vreemd genoeg neemt sinds de invoering van de Wet op de jeugdzorg en sinds de overdracht van de jeugdzorg aan de gemeenten, het aantal Eigen Kracht-conferenties drastisch af. Hoe kan dat?
Van der Lans en Hilhorst geven twee verklaringen.
Een eerste verklaring zou kunnen zijn dat het begrip Eigen Kracht besmet is geraakt. Eigen Kracht is een synoniem geworden voor eigen verantwoordelijkheid: burgers moesten meer zelf doen en minder leunen op de overheid. Eigen Kracht is een verplichting geworden en een synoniem voor: zoek het zelf maar uit.
Een tweede verklaring is dat sociale wijkteams de bureaucratiekritiek en de kritiek op de verkokering van Eigen Kracht hebben overgenomen met als gevolg minder behoefte aan Eigen Kracht-conferenties.

De conclusie aan het slot is dat de Eigen Kracht-filosofie effectief onteigend is en deels ingelijfd in een platgetreden politieke retoriek over eigen kracht/eigen verantwoordelijkheid en deels opgeslokt door sociale wijkteams, die bovendien overladen worden met allerhande spoedeisende ‘regelzaken’. De mensen om wie het ging zijn nooit eigenaar geworden van de Eigen Kracht-beweging. Er zijn mensen nodig om de beweging voor familiegroepsplannen nieuw leven in te blazen.

Lees het hele artikel Vernieuwing van Eigen Kracht-filosofie dreigt te vervliegen, door Jos van der Lans en Pieter Hilhorst, Sociale Vraagstukken, 15 september 2015: www.socialevraagstukken.nl

Zie ook het interview met Rob van Pagée, oprichter van de Eigen Kracht Centrale, over ontstaan van de Eigen Kracht-conferenties, participatie en samenredzaamheid van burgers, Blogs Beroepseer, 29 mei 2015: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Er zijn meer belemmeringen voor de Eigen Kracht-conferenties, door Gert Schout, Sociale Vraagstukken, 19 september 2015: www.socialevraagstukken.nl

3e rapportage Transitiecommissie: Transformatie is uitnodiging voor professional meer te varen op eigen kompas

omslag mogelijk maken wat nodig isDe Transitiecommissie Sociaal Domein heeft haar derde voortgangsrapportage Mogelijk maken wat nodig is verstuurd aan minister Plasterk van Binnenlandse Zaken.
De Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) is voor twee jaar ingesteld om te volgen of gemeenten de juiste bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen nemen om de drie decentralisaties in samenhang te kunnen uitvoeren.

In deze derde rapportage staat het leveren van maatwerk centraal.
Bij de sociale wijkteams ziet de TSD enthousiasme en inzet om de beschikbare ruimte voor maatwerk te gebruiken en vraagstukken integraal op te pakken, maar ze moeten ook opboksen tegen oude systemen en ingehouwen wetmatigheden.

De TSD roept raad, bestuur en management op om de wijkteams hierin te ondersteunen, hen de ruimte en het vertrouwen te geven. Één gezin, één plan, één regisseur, het uitgangspunt van de drie decentralisaties is niet mogelijk zonder volmondige samenwerking tussen al die organisaties die de mensen, de kennis en de kunde moeten leveren om tot dat integrale maatwerk te komen. En daar, in die samenwerking, lijkt het nogal eens mis te gaan. Naast deze kwestie zijn de andere hoofdonderwerpen in deze rapportage privacy en de samenwerking tussen Jeugdhulp en gemeenten.

Transformatie is juist een uitnodiging voor de professional meer te varen op eigen kompas

In de casuïstiek van de wijkteams, maar ook in de volle breedte van het maatschappelijk domein, komt de TSD regelmatig blokkades tegen in de vorm van ervaren regels of ‘waarheden’, die in werkelijkheid lang niet altijd die hardheid hebben. Er is onduidelijkheid of onbekendheid over waar oplossingen zelf genomen kunnen worden, of wat in landelijke of lokale wetten en regels is opgenomen. De transformatie is juist een uitnodiging voor de professional om meer te varen op eigen kompas. De TSD roept bestuurders, raadsleden, wethouders en management op om wijkteams en de andere spelers het maatschappelijk domein de ruimte te bieden en vertrouwen te hebben in hun capaciteiten. Om hun rol te nemen in het bevorderen van maatwerk en integraliteit, in het wegnemen van belemmeringen in lokale regelgeving of in de organisatorische en administratieve
sfeer. Het gaat er niet om te doen wat mogelijk is, maar om mogelijk te maken wat nodig is. Zie het casusboekje Mogelijk maken wat nodig is – 17 casussen uit de dagelijkse praktijk van sociale wijkteams (onderaan te downloaden).

Privacybescherming vraagt om duidelijker afspraken

Het privacyvraagstuk is ingewikkeld en blijkt in de praktijk lastig voor een ‘integrale’ professional in een wijkteam, voor de samenwerking met en tussen zorgverleners en in de administratieve processen. Er bestaan wisselende beelden over wat kan en wat mag; de balans tussen zorgplicht en privacy is niet helder en wordt af en toe oneigenlijk gebruikt in de soms moeizame relatie tussen gemeenten en zorgaanbieders. Hier lijkt eerder sprake te zijn van wantrouwen tussen instituties dan tussen professionals.

Voorop staat dat professionals onderling (al dan niet binnen een wijkteam) informatie zullen uitwisselen in het belang van een cliënt. Iedereen is daarbij gehouden aan professionele standaarden, ook de gemeenteambtenaar door het afleggen van de ambtseed. Of de privacygevoelige informatie ook goed wordt geborgd in de administratieve systemen bij de verschillende betrokken organisaties is lastiger. Daar is over en weer meer aandacht voor nodig en
zijn duidelijke afspraken tussen organisaties onontbeerlijk. Afspraken die, zo concludeert de TSD, nu nog wel eens ontbreken. Zorg over de situatie in de jeugdhulp. De commissie ziet verder in de jeugdhulp een dynamiek tussen gemeenten en aanbieders die zorgen baart. In de stroeve relatie tussen gemeenten en GGZ instellingen worden geregeld allerlei vraagstukken benoemd waarvan soms niet duidelijk is wat nu precies de betekenis ervan is. Het
vermeende gebrek aan kennis bij de gemeenten, het belang van de privacy van de cliënt en de professionele verantwoordelijkheid van de zorgverlener worden dan vaak genoemd.
Van hun kant twijfelen gemeenten aan de bereidheid van de sector om te transformeren en de jeugdhulp in partnerschap aan te gaan. De TSD stelt de vraag of dit soort argumenten de samenwerking in de weg moeten staan. Het lijkt eerder het bewijs van de noodzaak voor samenwerking. Minder machtstaal en meer samenwerking zijn nodig om het onderlinge wantrouwen in de jeugdhulp te doorbreken en tot innovatie te komen. Daarvoor moet de nieuwe rol van opdrachtnemer en opdrachtgever worden aanvaard. Evenals een herdefiniëring van de professionele autonomie van de zorgverlener.

Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondersteuning

Naast het reguliere commissiewerk heeft de Transitiecommissie Sociaal Domein in de persoon van Doekle Terpstra de afgelopen maanden, op verzoek van staatssecretaris Martin van Rijn (VWS), met betrokken partijen om de tafel gezeten om tot afspraken te komen voor de inkoop van huishoudelijke hulp. Aanbieders, gemeenten en CNV Zorg & Welzijn stellen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden centraal bij de inkoop van huishoudelijke hulp. Samen willen ze voorkomen dat medewerkers en mensen die zorg nodig hebben de dupe worden van teveel nadruk op een zo laag mogelijke prijs.

De afspraken zijn maandag 31 augustus 2015 ondertekend door een aantal zorgaanbieders (Cordaan, TSN Thuiszorg, TZorg, Vérian, Vierstroom Hulp Thuis en Zorgkompas), vakbond CNV Zorg & Welzijn en de gemeenten Amsterdam, Breda, Den Haag, Drimmelen, Enschede,‘s-Hertogenbosch, Nijmegen, Utrecht, Rotterdam, Tilburg, Zaanstad, Zeist en de samenwerkende regiogemeenten Drechtsteden Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Het doel is dat zoveel mogelijk gemeenten en zorgaanbieders de werkwijze van de code gaan toepassen.

Downloaden Derde rapportage Transitiecommissie Sociaal Domein, 11 september 2015: https://beroepseer.nl

Casusboekje Sociale wijkteams – 17 casussen uit de dagelijkse praktijk van sociale wijkteams, Transitiecommissie Sociaal Domein, 11 september 2015: https://beroepseer.nl

Kamerbrief over de transformatie in het sociaal domein, Rijksoverheid, 7 april 2015: www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op site van Rijksoverheid). Zie: Overall rapportage sociaal domein 2015, Rijksoverheid, 13 mei 2016: https://beroepseer.nl

Docent techniek Wim van de Merwe denkt niet aan stoppen met lesgeven

Er zijn mensen die aan Wim van Merwe vragen of hij het docent zijn nog wel leuk en uitdagend vindt. Ook vragen ze hem wanneer hij stopt met lesgeven.
Van de Merwe (1951) is vmbo-docent metaaltechniek op de christelijke scholengemeenschap Reggesteyn in Rijssen. Daarnaast is hij lasexpert bij Techniek Talent, een samenwerkingsverband van acht technische sectoren, in opdracht van werknemers- en werkgeversorganisaties dat tot doel heeft meer instroom en behoud van (jonge) mensen in de techniek.
Techniek Talent organisseert ook de Vakkanjerwedstrijden. In november 2015 vinden de voorrondes plaats voor werkende en schoolgaande jongeren uit de metaal-, installatie-, elektro- en koudetechniek. De nationale finales vinden plaats in februari en maart 2016. De beste Vakkanjers maken kans op deelname aan EuroSkills 2016 in Gotenburg, Zweden en WorldSkills 2017 in Abu Dhabi.

wim van de merwe met twee leerlingen
Wim van de Merwe met twee van zijn leerlingen

In De Twentsche Courant Tubantia verscheen het interview Meester Wim van de Merwe stopt nooit met lesgeven. Daarin zegt hij: “Als ik minister van Onderwijs was zou ik alle ambtenaren verplichten een dag mee te lopen opeen school die techniek hoog in het vaandel heeft. Zodat die mensen zien wat er nu echt op de werkvloer aan de hand is. Dat is hard nodig want de meesten begrijpen er niets van. Mensen die ik op bzoek krijg, zeggen atlijd: Dit hadden we veel eerder moeten doen”.

Klik hier voor het interview Meester Wim van de Merwe stopt nooit met lesgeven, door Hans Brok, DeTwentsche Courant Tubantia, 8 september 2015: https://beroepseer.nl

http://devakkanjers.nl

http://www.techniektalent.nu

Hieronder video van de WorldSkills in Sao Paulo in augustus 2015 waaraan zestien Vakkanjers hebben meegedaan. Minister Jet Bussemaker bezocht de WorlsSkills en zei: “Zonder vakmanschap zijn wij nergens; dan staat de wereld stil”.
De score voor Nederland was: elf medailles voor excellent vakmanschap.