Skip to main content

Redactie Beroepseer

Zowel patiënten als verpleegkundigen vinden spirituele zorg belangrijk onderdeel van zorg in ziekenhuis

omslag spiritual care vlasblomJan Piet Vlasblom is geestelijk verzorger van het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam. Omdat hij vond dat de spirituele zorg aan de patiënten tekortschoot, besloot hij verpleegkundigen te trainen en een promotie-onderzoek te starten, uitmondend in het proefschrift Spiritual care by nurses and the chaplaincy in a general hospital.
Annet Maseland inverviewde hem voor Nursing, tijdschrift voor verpleegkundigen in Nederland en Vlaanderen, en vroeg hem naar zijn ervaringen in het ziekenhuis.
Vlasblom: “Van patiënten hoor ik soms terug dat er de hele dag aan hen wordt gewerkt, maar dat niemand in het ziekenhuis ze echt ziet. Verpleegkundigen lijden eronder dat ze te weinig echte aandacht kunnen geven aan hun patiënten. ‘Ik ga wel vrijwilligerswerk doen in een hospice’, heb ik een verpleegkundige eens horen zeggen”.

Dat wilde je veranderen?
“Ja. Daarom besloot ik tien jaar geleden zelf een training te ontwikkelen voor spirituele zorgverlening. Dat mondde uiteindelijk uit in een promotie-onderzoek, waarbij ik de training ontwikkelde en deze en andere interventies onderzocht op effectiviteit”.

Het begrip spirituele zorg schrijf Vlasblom in zijn proefschrift, is in Nederland voor misverstanden vatbaar: “Zo wordt spiritualiteit geassocieerd met ‘vaag’ , ‘voor zwevers’, ‘onchristelijk’ of zelfs ‘occult’. In plaats van ‘spirituele zorg’ kunnen ook termen als ‘omgaan met levensvragen’ of ‘hulp bij betekenisgeving’ gebruikt worden. In aansluiting bij de wereldwijde literatuur gebruik ik het begrip ‘spiritual care’. Daarbij kijken we niet naar de inhoud (substantiële benadering) van de spiritualiteit (wat iemand gelooft), maar naar de functie die de spiritualiteit heeft. Deze benadering gaat ervan uit dat spiritualiteit een dimensie is van het mens-zijn, die inhoudt dat ieder mens een spiritueel wezen is. Een definitie gebaseerd op deze functionele benadering van spiritualiteit is: ‘Spiritualiteit is het levensbeschouwelijk en religieus functioneren van de mens, waartoe ook de vragen van zingeving en zinervaring behoren’. Het voordeel van deze functionele benadering is dat ze universeel toepasbaar is”.

Resultaten boven verwachting

Op de vraag waarom verpleegkundigen niets doen met spirituele zorgverlening, ook al vinden ze het erg belangrijk, antwoordt Vlasblom: “Tijdgebrek noemen ze als belangrijkste oorzaak. Dat kun je natuurlijk ook niet uitvlakken. Maar ik kwam erachter dat er naast tijdgebrek nog een belangrijke drempel is, namelijk dat verpleegkundigen niet goed weten wat ze moeten zeggen. Ze durven de drempel niet over. Als geestelijk verzorger weet ik dat je heel weinig hoeft te zeggen. Op de training leerden we verpleegkundigen vooral hun mond houden en de goede vragen stellen”.

Hielp het?
“Ja, de resultaten waren bij de effectmeting drie maanden na de training boven verwachting. We hadden echt een halleluja-gevoel. Patiënten voelden zich na de training meer gezien, dat was een significant verschil. Verpleegkundigen vertelden over ontroerende gesprekken en hoe blij ze waren dat ze eindelijk dát deden waarvoor ze ooit het vak waren ingegaan”.

Alle redenen om tevreden te zijn, zou je denken. Maar dat was niet zo. Na zes maanden evalueerde Vlasblom de resultaten. Het bleek dat “alle effecten compleet waren weggeëbd. Als mogelijke oorzaken werden personeelswisselingen en andere scholingen genoemd. Menselijke aandacht verhoudt zich blijkbaar moeilijk met de ziekenhuiscultuur van productiedraaien. We hebben toen geprobeerd of het hielp een vraag over spirituele zorg in de anamnese op te nemen, maar verpleegkundigen vinden dat een lastig moment om diepe vragen te stellen, omdat ze patiënten vervolgens niet willen afkappen. Vaak ook kwam het er gewoon niet van”.

Bewezen effectiviteit van spirituele zorg

Uit Vlasbloms onderzoek bleek dat zowel patiënten als verpleegkundigen spirituele zorg een belangrijk onderdeel van de zorg vinden én dat patiënten en verpleegkundigen van mening zijn dat de spirituele zorgverlening moet verbeteren.

Vlasblom concludeert dan ook dat spirituele zorgverlening landelijk zou moeten worden afgedwongen en niet worden overgelaten aan ziekenhuizen: “In mijn onderzoek beschrijf ik het Schotse model. Daar is de training spiritual care verplicht voor elke zorgverlener en is spiritual care een van de kwaliteitsindicatoren, net als pijn en ondervoeding. Het is toch vreemd. Er is meer bewijs voor de effectiviteit van spirituele zorg dan voor de effectiviteit van de jaarlijkse griepvaccinatie aan ouderen. Toch geven we miljoenen uit aan de griepprik terwijl spirituele zorg helemaal niets kost”.

‘Het halleluja-gevoel ebde langzaam weg’, door Annet Maseland, Nursing, 20 november 2015: www.nursing.nl

Proefschrift Spiritual care by nurses and the role of the chaplaincy in a general hospital, door Jan Piet Vlasblom, VU, 2015: http://hdl.handle.net/1871/53266

Verbetering van het openbaar bestuur met online magazine platform O

platform oDe overheid en aanverwante organisaties barsten van de kennis. Maar veel is niet makkelijk beschikbaar. Bijvoorbeeld nieuwsbrieven op specifieke thema’s of kennis in opleidingen. Op 23 november 2015 start het online magazine platform O  met nieuws en achtergronden door en over het openbaar bestuur.

Het openbaar bestuur heeft continu reflectie, kennisdeling en debat nodig om goed te functioneren en bij de tijd te blijven. Kennis en ervaring van mensen werkzaam in het openbaar bestuur, wetenschappers en andere geïnteresseerden kunnen laagdrempeliger worden gedeeld dan nu het geval is.  O slaat een brug tussen de wetenschap en praktijk.
Initiatiefnemers van platform O zijn de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM), de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS), Stichting Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar bestuur (IKPOB) en de Vereniging voor Bestuurskunde (VB).

Asha Narain, hoofdredacteur: “Platform O prikkelt bezoekers met columns en artikelen van wetenschappers, ambtenaren uit verschillende overheidslagen en professionals uit de praktijk. Opinion leaders en stakeholders worden gericht uitgenodigd om te reageren om deze artikelen. Zo vindt online verdieping en discussie plaats over relevante ontwikkelingen als lokale vernieuwing, sociale en technologische innovatie. Ook gaan wij aan de slag met actuele dossiers als de hervorming van de nationale politie en het EU-voorzitterschap”.

Platform O richt zich op iedereen die interesse heeft in de werking van het openbaar bestuur. Bezoekers kunnen reageren op gepubliceerde artikelen en columns, deelnemen aan de online discussie en hun eigen ervaringen en kennis delen. In de toekomst organiseert platform O ook kleinschalige bijeenkomsten om het debat rond veelbesproken thema’s voort te zetten.

Platform O wordt gelanceerd tijdens de verkiezing Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2015 in de Ridderzaal in Den Haag op maandag 23 november 2015.

De site van platform O wordt op 23 november 2015 geactiveerd. U kunt zich alvast inschrijven voor de tweewekelijkse e-nieuwsbrief: www.platformoverheid.nl
U ontvangt dan previews van artikelen.

impressie platform o

 

De gemeente als welzijnsfabriek waar paternalisme regeert

Veel mensen krijgen van hun gemeente niet de zorg die ze nodig hebben, maar worden afgescheept met algemene voorzieningen. “De gemeente wordt zo een welzijnsfabriek waar standaardproducten van de lopende band rollen.” Dit schrijft Illya Soffer in haar column in het Wmo-magazine. Illya Soffer is sinds mei 2014 directeur van Ieder(in), netwerk voor mensen met een beperking of chronische ziekte.

Dat de nieuwe Wmo en Jeugdwet nog niet goed werken, is geen geheim. Bij de meldpunten van de cliëntenorganisaties komen talrijke verhalen binnen van mensen die in de knel komen. Hun problemen hebben deels te maken met de overhaaste invoering. Veel gemeenten zijn daardoor nog niet klaar voor hun taak. Dus weten cliënten niet waar ze aan toe zijn, zijn er grote achterstanden bij de herindicaties en worden de wettelijke termijnen voor
het afhandelen van zorgvragen vaak niet gehaald.
Dat mensen hierdoor in forse problemen komen, liet het tv-programma Nieuwsuur recent nog zien. In Rotterdam bleken een jongen met autisme en een vrouw met vergevorderde kanker al maanden te wachten op de broodnodige ondersteuning. Hoe ernstig ook, je zou deze problemen eventueel als voorbijgaande kinderziektes kunnen zien.

Voetbalclub
Maar dat geldt niet voor de meldingen die bij ons binnenkomen van mensen die door hun gemeente worden afgescheept met algemene voorzieningen, terwijl ze heel andere vormen van zorg of begeleiding nodig hebben. Deze meldingen brengen een probleem aan het licht dat in de decentralisaties zelf zit ingebakken. Aan de decentralisaties ligt namelijk de impliciete veronderstelling ten grondslag dat de zeshonderdduizend mensen die uit de
Jeugdzorg en AWBZ naar de gemeenten zijn overgegaan, vaak beter geholpen zijn met een welzijnsaanbod dan met een zorgaanbod. Dit idee werd vorig jaar nog heel kernachtig verwoord door de toenmalige VNG-voorzitter Jorritsma: ‘Bij de jeugdzorg worden jongeren niet meer naar de psychiater gestuurd, maar naar de voetbalclub.’

Veel betrokkenen gaan er dus vanuit dat zorgvragen met maatschappelijke interventies kunnen worden beantwoord. En daar moet ook de bezuiniging vandaan komen. Van zorg naar welzijn, van individueel naar collectief, van formeel naar informeel. Daar komt nog bij dat welzijn voor gemeenten een vertrouwd terrein is, en zorg niet. Gemeenten hebben uitgebreide ervaring met welzijnswerk, maatschappelijk werk, buurtwerk en jeugdwerk.
De bekendheid met dit domein versterkt de neiging om mensen met een beperking vanuit een welzijnsperspectief te benaderen. En dus kan het gebeuren dat een kind met autisme naar het buurthuis of de sportvereniging verwezen wordt en niet naar de specialistische zorg die hij nodig heeft. Of dat iemand met een verstandelijke beperking samen met dementerende ouderen dagbesteding in het buurthuis krijgt.
Mensen met een levenslange beperking voelen zich door deze opstelling onbegrepen. Ze merken dat de het de gemeentelijke gesprekspartners ontbreekt aan de juiste expertise. Hun noden en behoeften worden niet begrepen.

Terwijl met de mond keuzevrijheid wordt beleden, regeert het paternalisme. De gemeente bepaalt het aanbod. Oplossingen die mensen zelf aandragen worden genegeerd. Het gebruik van een pgb wordt in veel gemeenten ontmoedigd. Kortingen worden doorgevoerd zonder deugdelijk onderzoek. Van maatwerk is vaak geen sprake. De gemeente wordt zo een welzijnsfabriek, waarstandaardproducten van de lopende band rollen.

Klik hier voor de hele column van Illya Soffer, De gemeente als welzijnsfabriek, Wmo magazine 5, oktober 2015: https://beroepseer.nl

Meer info over Wmo magazine: https://www.y-publicaties.nl/portfolio-wmo-magazine/ (Niet meer beschikbaar).

U P D A T E

Interview met Illya Soffer: ‘Toegang en politiek moeten we scheiden’, WMO magazine, december 2022: https://beroepseer.nl

De tien genomineerden voor titel Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016 bekendgemaakt

De tien kandidaten voor de Verkiezing Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016 zijn op 12 november 2015 bekend gemaakt door Florus van der Linden van Futur tijdens de afsluiting van het evenement voor ambtenaren Ambt24 in Amersfoort: “Er is massaal genomineerd. Dat is sowieso een heel goed signaal. We mogen trots zijn op het talent dat in onze publieke sector rondloopt. Deze tien kandidaten zijn echte topkandidaten die allemaal een prachtig uithangbord zijn voor ons vak van ambtenaar”.

De verkiezing wordt jaarlijks georganiseerd door Futur, het landelijke netwerk voor jonge ambtenaren. Doel is de positie van de jonge ambtenaar goed op het netvlies van het grote publiek te zetten.
Dit jaar hanteert Futur het thema De jonge ambtenaar aan het roer. De kandidaten zullen zich van hun beste kant laten zien op de selectiedag op 20 november 2015. Op de selectiedag gaan de kandidaten in diverse opdrachten de strijd aan met elkaar voor een van de vier finaleplaatsen.

Op 23 november 2015 tijdens de uitreiking van de jaarlijkse Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag maakt Futur de vier finalisten bekend. Op 21 januari 2016 volgt dan de bekendmaking van de opvolger van Dagmar Winkelhorst die tot Jonge Ambtenaar van het Jaar verkozen werd in 2015. Het verkiezingsfeest vindt plaats in het Theater aan de Schie in Schiedam.

De tien kandidaten

  • Jorrit Blaas, leraar-ambtenaar Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
  • Dianne Geerds, medewerker Focusteam Uitvoeringsagenda Mobiliteit, Gemeente Amsterdam
  • Arne Wijnands, projectsecretaris KCC, Gemeente Haarlemmermeer
  • Souhail Chaghouani, teamcoördinator Financieel Beleid & Beheer, Gemeente Baarn
  • Ellen de Milliano, teammanager Veiligheid Handhaving en Toezicht, Gemeente Bergen op Zoom
  • Coen Hartendorp, beleidsmedewerker Economische Zaken, Gemeente Hengelo
  • Bart van Horck, senior beleidsmedewerker nationaal coördinator Groningen, Ministerie van Economische Zaken
  • Merel Poelmann, trainee, Provincie Noord-Holland
  • Rebecca Heye, adviseur Europese Zaken, Gemeente Breda
  • Mark Brouwer, kapitein der Mariniers, Ministerie van Defensi

 

U P D A T E

Tijdens de uitreiking van de Overheidsawards op 23 november 2015 op de feestelijke bijeenkomst in de Ridderzaal in Den Haag zijn de vier finalisten van de Verkiezing Jonge ambtenaar van het jaar 2016 bekendgemaakt. Zij zijn: Jorrit Blaas, Mark Brouwer, Souhail Chaghouani en Ellen de Milliano.
Florus van der Linden, voorzitter van Futur die de verkiezing organiseert, is heel tevreden met de genomineerden: “Deze vier kandidaten kunnen wat mij betreft allemaal Jonge ambtenaar van het jaar worden. Ze belichamen bovendien allemaal op hun eigen manier onze slogan van dit jaar: ‘aan het roer’. Ik ben benieuwd wie vanaf 21 januari 2016 de titel Jonge ambtenaar van het jaar mag dragen”.

Herrie Geuzendam, directeur Bedrijfsvoering bij JS Consultancy, de andere organisator van de verkiezing, is het daarmee eens: “De finalisten zijn stuk voor stuk enorm talentvol. Inspirerende voorbeelden voor vele jonge mensen die een carrière bij de overheid ambiëren”.

Op 21 januari 2016 nemen de vier finalisten het tegen elkaar op tijdens de verkiezingsavond in Theater aan de Schie in Schiedam.

Stichting Futur: https://futur.nl/

Het echte belang van goed onderwijs: leren stellen van kritische vragen

Wethouder René Peters van de gemeente Oss blogt twee keer per week over maatschappij en politiek. Hij is wethouder (CDA) van sociale zaken, jeugd, onderwijs en integratie. In 2014 werd hij gekozen tot Meest invloedrijke persoon bij de lokale overheid door de website gemeente.nu.

In zijn blog Het echte belang van goed onderwijs legt hij de nadruk op de relatie tussen democratie en onderwijs. Hij haalt de Poolse socioloog Radoslav Markowski aan die zei dat… “democratie niet werkt zonder verantwoordelijke burgers. Zestig procent van de Polen leest nooit een boek en heeft niet de intellectuele capaciteit om te verifiëren of hetgeen politici beweren ook waar is”.
Mag je dit nog wel zeggen tegenwoordig? Klinkt dit niet elitair?

Peters: “Onderwijs en democratie kunnen niet los van elkaar gezien worden. En goed onderwijs gaat verder dan het leren van taal en rekenen. Het heeft veel meer te maken met burgerschap. En met het leren stellen van kritische vragen. Het onderwijs heeft, naast ouders, familie, verenigingen en de buurt een verantwoordelijkheid als het gaat om de opvoeding van onze jeugd tot kritische en participerende burgers. Professor Micha de Winter heeft over die rol een boek over geschreven, ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’.

Ik ben het volledig met De Winter eens. Maar ik vrees dat zijn mening niet zo in de mode is. Volgens sommigen valt de kwaliteit van goed onderwijs af te meten aan het niveau van reken- en taalbeheersing. Wanneer het aan ouders gevraagd wordt, blijken vakken als techniek en Engels heel erg belangrijk. “Want daar hebben ze later wat aan.” Zaken als geschiedenis, maatschappijleer, literatuur, filosofie, klassieke talen, muziek en kunst worden heel wat minder belangrijk gevonden.

Onderwijzen is opvoeden. Voor mij staat dat als een paal boven water. En goed onderwijs gaat dus veel verder dan het doorgeven van kennis en het aanleren van wat praktische vaardigheden. Markowski en De Winter hebben gelijk. Het onderwijs heeft een belangrijke rol in de opvoeding van jonge mensen tot kritische, verantwoordelijke en participerende burgers. Soms heb ik het gevoel dat we dat vergeten zijn. Toch is juist dat het echte belang van goed onderwijs.

Het echte belang van goed onderwijs , René Peters blog, 30 oktober 2015: http://renepetersoss.com

Enkele opmerkelijke resultaten van het Nationaal Salaris Onderzoek 2015

Het Nationaal Salaris Onderzoek wordt elke twee jaar uitgevoerd door de carrièrewebsite Intermediair en Nyenrode Business Universiteit onder leiding van Jaap van Muijen en Eric Melse. Het onderzoek is voor het eerst in 2013 uitgevoerd.

In de zomer van 2015 hebben 123.836 respondenten de vragenlijst ingevuld, waarvan er 100.000 in aanmerking kwamen voor analyse. In het onderzoek is gekeken naar o.a. sekse, opleiding en branches, maar ook salaris, secundaire arbeidsvoorwaarden, en persoonlijkheidskenmerken.

Enkele resultaten van het Nationaal Salaris Onderzoek 2015 

Nederlandse vrouwen verdienen nog steeds minder dan mannen. Gemiddeld ligt het salaris van vrouwen 7,2% (€ 2.513,-) lager.  Vrouwen ouder dan 35 jaar verdienen gemiddeld € 3.000,- minder.

Hebzucht leidt tot succes – of ondergang. Dit jaar is voor het eerst in het onderzoek ook gekeken naar de invloed van persoonlijkheidskenmerken en het motief hebzucht. Waar de onderzoekers verwachtten dat hebzucht leidt tot een hoger salaris, blijkt dat enkel bij salesmanagement functies zo te zijn. Daar verdienen hebzuchtige medewerkers gemiddeld 10 procent meer dan modaal (ongeveer € 3.000,-). In andere functiegroepen heeft hebzucht bij medewerkers van boven de 35 een negatief effect op het salaris.

Bovengemiddeld hebzuchtig

Mensen die bovengemiddeld hebzuchtig zijn werken voornamelijk in delfstofwinning, makelaardij en bij banken en verzekeraars. Maar verrassend genoeg blijken ook hoogleraren bovengemiddeld hebzuchtig.

Benedengemiddeld hebzuchtig

Mensen die benedengemiddeld hebzuchtig zijn werken voornamelijk in het onderwijs, de gezondheidszorg en bij de overheid. Sander van den Hout, algemeen directeur Intermediair: “Hebzucht is niet per se een slechte eigenschap. Het kan je juist heel ver brengen als je het inzet om altijd het onderste uit de kan te halen en effectief te werken. Het gevaar zit hem er in dat hebzucht soms de overhand krijgt”.

Op de Intermediair-site staat een Salariskompas waar werkenden kunnen checken of hun salaris wel marktconform, of misschien wel veel te laag ligt.

Vrouwen verdienen nog steeds minder dan mannen, Intermediair, 10 november 2015: www.intermediair.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site van Intermediair).

PDF van Nationaal Salaris Onderzoek 2015: http://futurefemaleleaders.nl/wp-content/uploads/2016/03/6.-nationaal-salarisonderzoek.compressed.pdf

Site van Nationaal Salarisonderzoek Intermediair: www.intermediair.nl

‘Patiëntenbelangen gaan boven instituutsbelangen’. Rob Pieters over het nieuwe Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie

prinses maxima centrumDe op NPO 2 uitgezonden documentaire van KRO Kruispunt De droom van een arts ging over de start van een landelijke medisch centrum voor kinderoncologie, het Prinses Máxima Centrum, dat momenteel gebouwd wordt op een terrein tegenover het Wilhelmina Ziekenhuis in Utrecht. Eind 2017 moet dit grootste kinder-oncologische centrum van Europa klaar zijn. Al het onderzoek naar en alle behandelingen van kinderkanker in Nederland zullen hier worden geconcentreerd en daardoor zal naar verwachting de kwaliteit toenemen. Elk jaar krijgen ongeveer 550 kinderen kanker. Daarvan geneest 75 procent.

Drijvende kracht achter de verwezenlijking van het centrum zijn kinder-oncoloog Rob Pieters en Marianne Naafs. Thijs Jansen interviewde hen uitgebreid voor het boek Het alternatief voor de zorg dat op 17 november 2015 verschijnt. Pieters is lid van de Raad van Bestuur en Chief Medical Officer van het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie dat eind 2014 alvast van start is gegaan in het  Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Naafs is directeur van de Vereniging Ouders, Kinderen, Kanker (VOKK) en bestuurslid van de coöperatie Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie.

Coöperatie van verschillende verenigingen

Pieters en Naafs vertellen dat de verwezenlijking van het plan voor het Maxima Centrum zeven jaar heeft geduurd. Het centrum had er in 2013 al moeten zijn. Hun verhaal maakt tot in detail duidelijk waarom veel goedbedoelde plannen het niet halen in de praktijk en veel concentratie-initiatieven in Nederland voor de bühne zijn en niet echt tot meer kwaliteit leiden. Institutionele belangen staan in de weg.
“Maar, zegt Pieters: “Als de patiënten het goedvinden, waarom zou je het dan eigenlijk niet doen? En het is ook voor de specialisten goed. Ik heb tegen sommige collega’s gezegd: ‘Al doe je het alleen maar voor jezelf! Moet je je voorstellen wat je daar kunt betekenen! Je kunt werken in het grootste kinderkankercentrum van Europa!’ Dat is overigens nooit een doel geweest, maar het is een logische consequentie van het initiatief. Moet je je voorstellen wat je daar kan doen! Hoe goed kun je daar je vak uitoefenen, hoe goed kun je daar je research doen, met alles en iedereen bij elkaar? Iedereen voelt dat als de professionals samen met de patiënt iets willen het uiteindelijk toch tot stand zal komen. De professionals stonden echter wel onder druk om ook hun instituutsbelangen te verdedigen”.

Er is uiteindelijk los van bestaande organisaties een coöperatie opgericht met verschillende verenigingen. Naast de VOKK ook met de Stichting Kinderoncologie Nederland (SKION) en de Stichting ODAS voor onderzoek naar de oorzaken van kanker in het algemeen en op jeugdige leeftijd in het bijzonder. Een onafhankelijke locatiekeuzecommissie werd vervolgens belast met het zoeken naar een geschikte plek waarvoor medewerking van besturen van academische ziekenhuizen werd gezocht. Dat viel niet mee aanvankelijk.

Zorg vanuit de patiënt organiseren

Het Maxima Centrum organiseert de zorg vanuit de patiënt. Die begint bij de balie. Pieters “Bij ons worden de kliniek, de dagbehandeling en de poli, waar die ene patiënt allemaal langs moet rondom deze balie georganiseerd. De patiënt komt dus altijd op dezelfde afdeling, of hij of zij nu wordt opgenomen, voor een dagbehandeling komt of voor een poli-bezoek, of voor een combinatie van deze dingen. Ook alle verschillende specialisten die de patiënt nodig heeft, werken op diezelfde afdeling. Gedacht wordt dat dit minder efficiënt is voor de zorg, maar het is veel efficiënter! Als je al die diensten bij elkaar brengt voor de patiënt, is het zeker zo efficiënt. Het is ook veel patiëntvriendelijker en voor de specialisten een zegen. Alleen moet je het hele concept omgooien. En dat gaan wij nu echt doen”.

Aan het slot van het interview merkt Pieters op dat je van goede huize moet komen om de gevestigde orde te doorbreken: “Echt goede dingen wekken altijd weerstand op, omdat ze de gevestigde orde veranderen. Bij allemaal geneuzel in de marge, daar maakt niemand zich druk over”. Waarop Naafs toevoegt: “Het is wel zo dat als je aan zoiets begint, het zeer belangrijk is om steeds bij die inhoud te blijven. Daar komt je kracht vandaan. Je moet je niet laten verleiden om het machtsspel te gaan meespelen. Je moet telkens terug naar de vraag ‘voor wie doen we dit?’”

Klik hier voor de video: De droom van een arts, KRO Kruispunt TV, uitgezonden op 4 oktober 2015 op NPO2: www.kro-ncrv.nl (Video is niet  meer beschikbaar)

‘Patiëntenbelangen gaan boven instituutsbelangen’. Gesprek met Rob Pieters en Marianne Naafs, door Thijs Jansen in bundel Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie, november 2015, uitgeverij Boom, Amsterdam. Zie: https://beroepseer.nl/het-alternatief-voor-de-zorg/

Nemen huisartsen het heft in eigen hand?

Herman Suichies, huisarts en bestuurslid van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPHuisartsen) vertelt in een gesprek met Mary Sjabbens op haar blog over hoe huisartsen bezig zijn het heft in eigen hand te nemen.
Suichies is lid van het comité ‘Vrije artsenkeuze’ en maakte deel uit van de beweging Het roer moet om (HRMO) die in maart 2015 het Manifest van de bezorgde huisarts publiceerde, gericht aan de Minister van Volksgezondheid, de Tweede Kamer en de zorgverzekeraars. In het manifest eiste een groep huisartsen dat politiek en verzekeraars een andere koers varen en een einde maken aan de ‘geëxplodeerde zorgbureaucratie’ en de afgedwongen marktwerking.

De oproep om het manifest te ondertekenen bleek zeer succesvol. In korte tijd betoonden bijna achtduizend huisartsen hun steun voor het verdedigen van de belangen van praktijkhouders die zich verantwoordelijk voelen voor goede zorg aan hun patienten en het terugdringen van de almaar toenemende macht van de zorgverzekeraars die, als beheerders van de zorgfinanciën, steeds meer bepalen wat artsen wel en niet mogen.

Suichies vertelt aan Sjabbens hoe vervolgens HRMO in gesprek ging met zorgverzekeraars en ambtenaren. Er werden drie werkgroepen samengesteld: Samenwerking en gelijkwaardigheid, Bureaucratie en administratieve lasten en een werkgroep Kwaliteit.
Op 5 oktober 2015 is een tussentijds resultaat bekendgemaakt van veel overleg tussen de partijen in de zomer van 2015 – het ‘Zomeroverleg’ genoemd.

Wat was de bijdrage van VPHuisartsen, vraagt Sjabben aan Suichies?

Suichies:”Hoewel in eerste instantie niet uitgenodigd, wilde het bestuur van VPHuisartsen, dat 11% van alle praktijkhouders vertegenwoordigd, een bijdrage kunnen leveren aan deze kans op verbetering van de huisartsenzorg. Na dringend verzoek van HRMO en instemming door alle andere stakeholders kreeg ook VPHuisartsen een plaats in de Stuurgroep die leiding gaf aan het Zomeroverleg.

De bestuursleden van VPHuisartsen namen met enkele leden zitting in de drie werkgroepen. Er is actief gewerkt om resultaten te bereiken in de lijn van het HRMO-Manifest. De Stuurgroep besliste uiteindelijk over de aangedragen voorstellen vanuit de werkgroepen, resulterend in een verslag aan de minister.

In de werkgroep ‘Bureaucratie en Administratieve lasten’ heeft dat tot succes geleid. Onder het adagium ‘Een recept is een recept’ zijn forse resultaten geboekt in de beteugeling van de formulierenvloed en is een serie concrete afspraken gemaakt die per 1 januari 2016 ingaan.

De werkgroep blijft voorlopig bestaan om het declaratieverkeer, de CIZ-indicaties1) en de administratieve lasten door andere zorgverleners en partijen, verder te stroomlijnen en te beperken.

In de werkgroep ‘Samenwerking en Gelijkwaardigheid’ zijn de resultaten vooralsnog minder spectaculair. Minister Schippers had tevoren al aangegeven dat het buiten de Mededingingswet plaatsen van huisartsenzorg niet haar voorkeur had. Dat betekent, in politieke taal, dat daar niets zal veranderen.

De grootste vooruitgang werd geboekt doordat de ACM2) haar uitleg van de Mededingingswet anders formuleerde waardoor er meer ruimte is ontstaan voor vormen van samenwerking tussen huisartsen.
Bijvoorbeeld om gezamenlijk met zorgverzekeraars te onderhandelen zolang er een aantal spelregels wordt gevolgd. Er zal niet direct beboet worden bij mogelijke overtreding van de Mededingingswet, maar eerst gewaarschuwd”.

Lees het hele interview met Herman Suichies, Van Zomeroverleg naar eigen contractaanbod voor huisartsen, door Mary Sjabbens, blog Mary Sjabbens, 6 november 2015: www.marysjabbens.nl (Interview is niet meer beschikbaar op site van Mary Sjabbens).

Noten
1) CIZ = Centrum Indicatiestelling Zorg doet de indicatiestelling voor zorg uit de
Wet langdurige zorg (Wlz).
2) ACM = Autoriteit Consument & Markt geeft onafhankelijke informatie en advies.

omslag het alternatief voor de zorg kleinHerman Suichies is met Jos de Blok, Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen redacteur van het boek Het alternatief voor de zorg – Hoe krijgen we de menselijke maat terug in de zorg? dat op 17 november 2015 verschijnt.
Suichies schreef daarin de hoofdstukken Huisartsenzorg, de afgelopen 25 jaar en De Het Roer Moet Om-agenda

Zie voor meer info over de presentatie van het boek en het zorgdebat op dinsdag 17 november 2015: https://beroepseer.nl

Crowdfundingcampagne voor een nieuw op te richten nutsbank zonder risico: de depositobank

kluisOp 14 november 2015 start een crowdfundingscampagne voor de oprichting van een ‘bank zonder risico’, een depositobank. Waarom zo’n bank?
Initiatiefnemer van de depositobank is Richard van der Linde. In een video vertelt hij:

“Om tegenwoordig normaal deel te kunnen nemen aan de economie ben je gedwongen diensten af te nemen van een bank. In sommige winkels kun je al niet meer met contant geld betalen. Zonder bankrekening kun je dus geen boodschappen meer doen. Banken hebben het monopolie op betalingsverkeer en dat is een probleem. Er is maar één type bank, namelijk de risicovolle bank, die naast betalingsverkeer ook voorziet in het verstrekken van leningen, een belangrijke functie in de economie. Maar daardoor kan een bank ook omvallen. Als leningen niet meer worden terugbetaald, kan er een probleem ontstaan. Banken mogen niet omvallen want daardoor zou de hele economie tot stilstand komen, omdat ze nog steeds de betaalfunctie hebben in de economie. En daar komen we op het punt: mensen die hier niet aan willen en een alternatief zoeken, vinden geen alternatief”.

Van der Linde is bezig met een team experts een bank op te zetten die volledig veilig is. Een bank zonder winstoogmerk en volledig transparant in de kosten die worden gemaakt. Deze depositobank met 100% reserve wordt de eerste échte nutsbank van Nederland, een bank die van niemand is, maar voor iedereen. De bank wordt ondergebracht in de Stichting Full Reserve.

Mogelijk bij 16.000 ‘oprichters’

Mensen krijgen nu de mogelijkheid om gebruik te maken van giraal betalingsverkeer zonder dat ze hun geld uitlenen aan risicovolle banken. Doel is een stabieler eurosysteem zonder ‘too big to fail banken’ en perverse prikkels. Het geld van klanten wordt ondergebracht bij De Nederlandsche Bank. Daarmee is het passief; het wordt niet aangewend voor leningen aan consumenten, bedrijven of andere banken.
Met een rekening bij de depositobank kun je geld ontvangen, bewaren en uitgeven zoals dat ook met een betaalrekening van een risicovolle bank kan.

De depositobank wordt mogelijk als er 16.000 ‘oprichters’ zijn vóór 16 januari 2016. Van een oprichter wordt een éénmalige incassomachtiging gevraagd van € 50. De verwachting is dat het ongeveer een jaar gaat duren voordat de bank actief is. Stichting Full Reserve incasseert de € 50 alleen als aan de voorwaarden, waaronder het aantal van 16.000 rekeninghouders, is voldaan. Met deze bijdragen worden de jaarlijkse vaste kosten gedekt.

De Raad van Bestuur van de bank zal bestaan uit andere personen dan de initiatiefnemers, en conform de eisen van De Nederlandsche Bank worden samengesteld.

Informatie over voorwaarden waaraan de nieuwe bank moet voldoen staat op de site van Full Reserve. Ook informatie over de initiatiefiefnemers en de leden van de toekomstige RvB. Op de site kun je je ook aanmelden als oprichter, en dus als toekomstig rekeninghouder: www.fullreserve.nl/page/depositobank (Website bestaat niet meer)

Op het televisiekanaal RTL Z is een video te zien over De bankier van de toekomst, waarin ook Eric Smit van Follow the money, het multimediaal platform voor financieel-economische (onderzoeks)journalistiek, aan het woord is. Hij vertelt hoe innovatie gaat vreten aan de grote banken en het ‘too big to fail’ probleem gaan oplossen. Aan het woord is eveneens de auteur van het op 2 november 2015 verschenen boek De geldrevolutie van Frederieke Hegger dat gaat over technerds die de bankiersector overnemen: www.youtube.com/watch?v=FEDg2Sxgmtg

Zie  ook de video The end of banking op site van Economie, filosofie en kunst, 2 november 2015. (Site is van naam veranderd in mjvdl.com): https://mjvdl.com/2015/11/02/the-end-of-banking/

U P D A T E  II

Depositobank
Van 16 oktober tot en met 23 december 2015 heeft Stichting Full Reserve een crowdfunding campagne gedraaid voor een depositobank. Het doel was 16.000 Oprichters te vinden die bereid waren om vooraf € 50 te betalen en hiermee de oprichting van een depositobank, een bank die 100% reserve aanhoudt, mogelijk te maken.

Eén van de voorwaarden was dat er duidelijkheid was over de haalbaarheid van een vergunning. Alhoewel Stichting Full Reserve uitvoerig onderzoek had laten verrichten naar de mogelijkheden, was na zes maanden de conclusie van DNB dat het niet mogelijk was om een dergelijke bank op te richten in Nederland.

Stichting Full Reserve heeft aansluitend besloten de campagne te staken en verder onderzoek te verrichten naar de juridische mogelijkheden voor een depositobank. De campagne heeft ruim 2.400 Oprichters opgeleverd.

U P D A T E  I

Hoe verder met het geldstelsel? Martijn-Jeroen van der Linden op blog https://mjvdl.com/author/clubrealiteit/