Skip to main content

Redactie Beroepseer

Essay over ‘Dilemma’s van gezagsdragers in zware tijden’

omslag dilemmas van gezagsdragers in zware tijden peter romijnIn opdracht van de provincie Noord-Holland schreef Peter Romijn het essay Dilemma’s van gezagsdragers in zware tijden. Romijn is onderzoeker bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD). In 2017 is Noord-Holland gastprovincie van de Nationale Viering Bevrijding. Het thema van deze viering is de kracht van het persoonlijke verhaal. Ieder heeft zijn eigen beleving en verhaal bij vrijheid. Dat geldt ook voor gezagsdragers. Als bestuurders bij een overheid komen zij soms voor lastige dilemma’s te staan. Dat geldt zeker in perioden van oorlog en bezetting, maar ook in vredestijd. Gezagsdragers maken keuzen die van grote invloed kunnen zijn.
Een burgemeester die bijvoorbeeld koos aan te blijven tijdens het naziregime om te redden wat er te redden viel. Dilemma’s van burgemeesters en andere gezagsdragers zijn ook vandaag actueel. Dit essay poogt voor een breder publiek een prikkelende bijdrage te leveren in de discussie en het denken over professionaliteit, beroepsethiek en de noodzaak om te oordelen.

Professionaliteit en beroepsethiek

Romijn schrijft: “Met dit essay wil ik de uitdaging die vanuit de provincie Noord-Holland is geformuleerd oppakken en nader ingaan op de vraag hoe gezagsdragers in gevaarlijke tijden met bestuurlijke dilemma’s zijn omgegaan. Het is niet de bedoeling lessen uit het verleden om te zetten in voorschriften voor ambtelijk handelen in tijden van massaal geweld en onderdrukking. Het historisch debat heeft zich vooral toegespitst op oordelen als ‘goed’, ‘fout’ of ‘grijs’. Ik kies voor een ander perspectief: reflecteren op de achtergrond en betekenis van de afwegingen die gezagsdragers in zulke situaties hebben gemaakt. Dit leidt tot stellingen voor verdere discussie. Hopelijk draagt dit bij aan een vorm van bevrijdende omgang met het verleden die de Duitse historica Aleida Assmann de ‘dialogische herinnering’ heeft genoemd: een voortdurend open en toekomstgericht gesprek over het gedeelde verleden, buiten strikt nationale kaders, met het doel ook de problemen van vandaag te doorgronden”.

In het hoofdstuk Professionaliteit en beroepsethiek gaat Romijn in op de vraag “wat men kan verwachten van bestuurders die elk op hun eigen plek inhoud moeten geven aan hun verantwoordelijkheid? In een wereld vol massageweld, oorlog en terreur mag de factor spanning en druk van het moment niet worden onderschat. Dat bleek toen de leiding van Dutchbat in Srebrenica in een extreem stressvolle en gevaarlijke situatie een heel snelle afweging moest maken hoe te handelen. Formele voorschriften boden geen aanknopingspunt, de gedachte aan zelfopoffering kwam niet op in het zoeken naar een uitweg. ‘Wij waren niet op heldendom geselecteerd’ zo legde ook een oorlogsburgemeester uit aan de bestuurskundige Wim Derksen. Daarmee gaf hij een deel van de verklaring voor wat er tijdens de Duitse bezetting is misgegaan. Mag je van mensen in verantwoordelijke posities eisen dat ze zich in gevaarlijke omstandigheden als helden gedragen en bereid zijn zich ambtelijk op te offeren en ook leven en goed in de waagschaal te stellen?

Zes stellingen over hoe om te gaan met dilemma’s

Heldendom laat zich niet voorschrijven en evenmin voorspellen. Wel mogen we van bestuurders verwachten dat ze, naar gelang van hun posities, flink zullen zijn en op grond van professionele normen zullen handelen. Dit houdt in dat ze, indien voor onmogelijke keuzes geplaatst, niet alleen de continuïteit van hun positie en de institutie waartoe ze behoren, maar ook de eisen van de rechtstaat, van het handhaven van burgerrechten en mensenrechten in de overwegingen het volle pond geven. Ook deze maatschappelijke instituties maken de essentie uit van wat historisch gesproken is verworven en wat in hachelijke tijden op het spel staat. De geschiedenis van het Nederlands openbaar bestuur onder pressie van oorlogsgeweld en vervolging laat zien hoe moeilijk het voor gezaghebbers is geweest om hun verantwoordelijkheid voor de bevolking en het behoud van de kernwaarden van
de samenleving gestalte te geven”.

Romijn poneert aan het slot van zijn essay zes stellingen die kunnen helpen verder na te denken over manieren om met deze dilemma’s om te gaan.

Debat over dilemma’s gezagsdragers

Op dinsdagavond 2 mei 2017 om 20.00 uur vindt in De Balie in Amsterdam het debat plaats: Als burgemeester in oorlogstijd: Rechtschapen of bestuurlijk ongehoorzaam? over dilemma’s van gezagsdragers. Gesprekspartners zijn de commissaris van de Koning in Noord-Holland Johan Remkes, de voorzitter van het Nationaal Comité Gerdi Verbeet, de burgemeester van Haarlem Jos Wienen en onderzoeker Peter Romijn. Moderator is Lennart Booij.
Meer informatie over het debat en aanmelding bij De Balie: https://debalie.nl

Klik hier voor Essay – Dilemma’s van gezagsdragers in zware tijden, door Peter Romijn, uitgave van Provincie Noord-Holland, mei 2017: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Hieronder video van het debat Als burgemeester in oorlogstijd – Rechtschapen of bestuurlijk ongehoorzaam?

Alan Ralston geeft reconstructie van ontstaan ROM-beleid in de GGZ

Psychiater Alan Ralston geeft op Netwerk van Kritische Psychiatrie een reconstructie van het ROM-beleid in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) in het artikel De kwaliteitsslag, deel I. Met ROM wordt bedoeld Routine Outcome Monitoring, het regelmatig invullen van vragenlijsten, bedoeld ter ondersteuning van de behandeling.
Ralston heeft de reconstructie geschreven voor wie geen tijd heeft om alle blogs en artikelen te lezen over de ROM-discussie die nu alweer maandenlang aan de gang is.

Alan Ralston: “Ik heb net als veel anderen mijn handtekening gezet onder de petitie stop ROM als benchmark. Inmiddels is dit een paar maanden geleden en is er het nodige gebeurd, waarbij er ook her en der wat retoriek wordt ingezet. Hoort er allemaal bij, maar hieronder zal ik proberen een zo neutraal mogelijke opsomming te geven. Omdat ik nogal eens te horen heb gekregen dat ik lang en ingewikkeld schrijf, ga ik het nu eens anders proberen. Benieuwd of het lukt! Het wordt wel een verhaal met meerdere afleveringen. Het is vooral ook bedoeld voor mensen die nog niet heel diep in de materie gedoken zijn. Feedback zoals gebruikelijk welkom.

Wie een wat uitvoerigere inleiding in de materie wil verkrijgen, verwijs ik naar mijn blogserie ‘De Week van de Kwaliteit’, dat hier begint. Daar vindt u de prehistorie van ROM in de ggz.

Eerst in het kort de aanloop, de situatie rond januari 2017: binnen de ggz was al in eerdere bestuurlijke akkoorden (afspraken die om de zoveel jaar tussen instellingen, beroepsverenigingen, patiëntenverenigingen, zorgverzekeraars en overheid allemaal met de ggz verbonden worden gemaakt, een soort polder-regeerakkoord voor de ggz) ingezet op het verbeteren van de ‘kwaliteitstransparantie’, oftewel, het als zorgaanbieder de kwaliteit van je behandeling tonen. Daarvóór was er al een politieke keuze gemaakt, in polderoverleg, om voor dat doel in de ggz Routine Outcome Monitoring (ROM) te gebruiken. ROM betekent letterlijk het routineus in de gaten houden van de uitkomst, en dat kan dus in principe voor elke handeling dat een uitkomst heeft. Als ik bijvoorbeeld drie keer per week 5 km ren, en ik hou mijn tijd bij, dan kan ik zien hoe ik presteer. Als ik vervolgens mijn tijd over de 5 km ga vergelijken met de buurman, dan kunnen we zien wie beter presteert, althans: wie het snelst is. We hebben dan snelheid als indicator gesteld, dat zien we dan als ‘kwaliteit’, en die vergelijking heet dan nu in de zorg benchmarking. Een benchmark is Engels voor een ijkpunt, daarmee wordt benadrukt dat je dus een goed vergelijking wil maken. Het is dus belangrijk om ook goed te vergelijken. Als ik 5 min. langzamer loop dan mijn buurman, maar dat doe met een rugzak met 2 kilo aardappelen op mijn rug, dan zeggen we: hee, dat is geen eerlijke vergelijking. Er is dan geen sprake van valide benchmarking”.

Lees verder op Netwerk Kritische Psychiatrie, het discussieplatform over de koers van de GGZ, De kwaliteitsslagdeel I, 1 mei 2017: https://ggzlaatzichhoren.wordpress.com/deel1

U P D A T E

Klik hier voor alle delen van De kwaliteitsslag: https://ggzlaatzichhoren.wordpress.com

Reacties gevraagd op wetsvoorstel zeggenschap lichaamsmateriaal tijdens internetconsultatie

Belanghebbenden en andere geïnteresseerden worden verzocht hun suggesties en commentaar op het conceptvoorstel voor de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal kenbaar te maken. Op 24 april 2017 is er een voorstel ingediend door demissionair minister Schippers van Volksgezondheid. Tot 23 juni 2017 is het mogelijk via een internetconsultatie te reageren op dit voorstel.

Doel van de regeling

Het voorstel bevat een algemeen kader voor het afnemen, bewaren, verstrekken, gebruiken en vernietigen van menselijk materiaal voor andere doeleinden dan actuele diagnostiek of geneeskundige behandeling van de donor. Dit kader is van toepassing waar bijzondere wetten over lichaamsmateriaal niet (langer) van toepassing zijn. Beoogd is om met het voorstel een impuls te geven aan het versterken van de autonomie en zeggenschap van de donor en tegelijkertijd onnodige belemmeringen voor wetenschappelijk gebruik te voorkomen. Daarnaast beoogt het voorstel onnodige belemmeringen voor andere toepassingen waaraan een maatschappelijk belang verbonden is, zoals transplantatie of het vervaardigen van farmaceutische preparaten of producten voor geneeskundige behandeling, of in uitzonderlijke gevallen de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven.

Geen noodzaak tot nog meer bevoegdheid van de minister

Privacy Barometer die in Nederland de stand van de politiek ten aanzien van privacy bijhoudt, is al met een reactie naar buiten gekomen. De gevolgen van dit wetsvoorstel zijn onacceptabel: het ziekenhuis wordt een DNA databank voor justitie en de zorg wordt een verlengstuk van de politie. Ook medische wetenschappers en biobanken zijn tegen. De risico’s voor het wetenschappelijk onderzoek zijn te groot. Meer mensen zullen hun toestemming weigeren of intrekken om lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek te laten gebruiken.

Onrechtmatig

De bevoegdheid die Schippers wil, schaadt de persoonlijke levenssfeer van mensen. Dat mag alleen als er onder andere een aantoonbare noodzaak is, maar de minister geeft geen enkele noodzaak, laat staan dat ze die onderbouwt. Daarmee is invoeren van deze bevoegdheid onrechtmatig, aldus Privacy Barometer.

De minister vraagt op alle onderdelen van de regeling een reactie. Alle reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Lees het conceptvoorstel Wet zeggenschap lichaamsmateriaal en de toelichting op de consultatie op Internetconsultatie: www.internetconsultatie.nl/zeggenschaplichaamsmateriaal

Ziekenhuis wordt DNA-databank voor justitie, Privacy Barometer, 30 april 2017: www.privacybarometer.nl

Anton Maes: ‘Zorgcontractering bij decentralisatie loopt vast in nieuw netwerk van bureaucratie’

Anton Maes schrijft in zijn blog op Huisarts Vandaag dat zorgcontractering bij decentralisatie vastloopt in een nieuw netwerk van bureaucratie. Met ingang van de verandering van drie stelselwetten in de zorg in 2015 is gebleken dat decentralisatie –  het overhevelen van verantwoordelijkheden naar de gemeente – veelal niet tot de gewenste resultaten voert.

Anton Maes:

Steekhoudende argumenten
“De argumenten voor decentralisatie waren: vergroten van integraliteit van het zorgaanbod, in samenhang met sociaal domein, de-medicalisering, cliënt centraal en het ontwikkelen van wijkgerichte zorg. Vanuit zorginhoudelijke samenwerking veelal steekhoudende argumenten. Maar de argumenten waren ook: bezuinigen, het idee dat gemeenten beter dan anderen zorg konden inkopen en meer konden doen met dezelfde middelen met behoud van kwaliteit. Vooralsnog zijn deze laatste aannames met twee jaar ervaring wensdenken gebleken.”

Jeugd-ggz terug in de Zorgverzekeringswet
“Allereerst is de decentralisatie bij Wmo gepaard gegaan met 25-40% budgetkorting (NVB, 2017), een bezuiniging waar vooral de huishoudelijke hulp ernstig onder heeft geleden. Bij de start van de Jeugdwet was er weliswaar een goed mantra: één gezin, één plan en één regisseur. Maar hoe is jeugd-GGZ in te kopen als de huisarts (meestal) de verwijzer is? Waarbij zorg voor jeugdigen met een psychische stoornis valt onder de Jeugdwet (met voor GGZ-aanbieder een vrij tarief), maar de behandeling van jeugdigen met psychische problemen onder de Zvw valt (met voor tarieven de Wmg). Beter is daarom de jeugd-GGZ (diagnostiek en behandeling) weer terug te plaatsen in de Zvw.”

Honderden contractpartijen
“Bestuurders van maatschappelijke instellingen en gemeenten sluiten ontelbare contracten (VU/Zijlstra Center, 2017). De gemeente heeft te maken met honderden aanbieders, een grote aanbieder met honderden gemeenten. Centraal hierbij staat marktwerking met prijsgerichte aanbestedingstrajecten. Contracten met marges van 0,5% zijn geen uitzondering. Er zijn meer dan 144.000 productcodes in gebruik. En alleen al over de inkoop van jeugdzorg zijn 5600 items relevant. Doel contract: zo weinig mogelijk geld uitgeven tegen zo laag mogelijke kosten. Aan beide kanten, bij opdrachtgever en opdrachtnemer, leidt dit tot uitbreidingen van de afdelingen Aanbesteding, Inkoop, Control en Financiën, altijd ten koste van het primaire proces. Kortom, “het meest prangende probleem is de wildgroei van en het vastlopen in de bureaucratie van de contractrelaties”. Dat is onwerkbaar voor alle partijen, zo is de harde conclusie in het rapport van de reflectiekamer voor bestuurders.”

Schuldcultuur
“Naast deze bureaucratie is de ontstane schuldcultuur een tweede groot probleem. Bij een zorgincident wordt publiekelijk de schuldvraag gesteld in plaats van de weg te bewandelen van een veilige incidentmelding.

Het rapport stelt dat nu bestuurders van gemeente en instellingen leiderschap moeten tonen met de maatschappelijke opgave te focussen op zorg voor degenen die dat nodig hebben. Met zorg te leveren in regionale en lokale netwerken.”

Aanspraak versus recht
“Gemeenten doen het in financiële zin wisselend. De meeste van de 388 gemeenten komen voor uitvoering van de drie decentralisaties uit met de bijdrage uit het gemeentefonds, echter sommigen hebben een tekort, oplopend tot 20% (Andersson quickscan, 2017). Een gevaarlijke ontwikkeling als er geen ‘recht’ is op zorg, maar slechts een ‘aanspraak’.”

Magere waardering
“Het vertrouwen van de burger in de decentralisatie van de Wmo, ouderenzorg en jeugdhulp is weliswaar licht toegenomen (I&O research, n=11.000, Binnenlands Bestuur, 2017). Maar het aandeel Nederlanders dat weinig vertrouwen heeft in positieve effecten van de decentralisaties (47%) is nog wel altijd ruim twee keer zo groot als het aantal Nederlanders dat er wel vertrouwen in heeft (20%). Ofwel, vooralsnog een magere waardering voor het decentralisatiebeleid.”

Zorgcontractering loopt bij decentralisatie vast in bureaucratie, Anton Maes, Huisarts Vandaag, 28 april 2017: http://huisartsvandaag.nl

Anton Maes was van 1985 tot juli 2016 werkzaam als huisarts in Dieren. Vijftien jaar lang was hij bestuurlijk actief, landelijk en in de regio, om de randvoorwaarden van goede huisartsenzorg in kaart te brengen. Sinds 2006, met het verschijnen van het nieuwe zorgstelsel, heeft hij zich toegelegd op de vraag hoe het vak huisartsgeneeskunde beter is in te zetten om het zorgstelsel in Nederland efficiënter te laten werken. In 2011 verscheen zijn boek Huisartsgeneeskunde in het nieuwe zorgstelsel.

Welke Kamerleden houden zich bezig met onderwijs?

Komensky Post, het onafhankelijke nieuwsmagazine voor onderwijs uit binnen- en buitenland, heeft een lijst gepubliceerd met namen van Tweede Kamerleden die deskundig zijn op onderwijsgebied. De Vaste Commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap telt vijfentwintig leden van wie zestien zich bezig houden met speciale onderwijstaken: primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, passend onderwijs, beroepsonderwijs en leraren. Zes van hen hebben ervaring in het onderwijs. Sinds 23 maart 2017 zijn er twaalf nieuwkomers. Gerard Wegman geeft in een korte beschrijving vijftien deskundigen een gezicht en schrijft in welke mate ze betrokken  zijn bij onderwijs.

Aan kop van de lijst staat het nieuwe Kamerlid Bente Becker, 31 jaar en VVD’er; ze heeft geen ervaring in het onderwijs. De laatste in de lijst is Roelof Bisschop, 60 jaar en SGP’er. Hij is lid van de Tweede Kamer sinds september 2012 en was leraar geschiedenis en directeur in het havo-vwo.

Welke Kamerleden hebben krijt aan hun vingers? door Gerard Wegman, Komensky Post, 26 januari 2017: http://komenskypost.nl/?p=2292

Samenstelling en contact van Kamerleden Vaste Commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: www.tweedekamer.nl

vaste kamercommissie onderwijs komensky post

Jaarverslag Jeugdbescherming laat zien: zeer hoge werkdruk voor gezinsmanagers, mede door agressie, bedreiging en schaarste

omslag kracht jaarverslag 2016 jeugdbescherming Amsterdam2016 was voor Jeugdbescherming regio Amsterdam het ‘Jaar van de medewerker’. Zonder vitale, krachtige gezinsmanagers is geen kind veilig. Zojuist is het jaarverslag over 2016 verschenen, Kracht getiteld. Jeugdbescherming is een not-for-profit marktorganisatie met circa 450 medewerkers en een budget van ruim 35 miljoen. De organisatie is actief in gemeenten in de regio Amsterdam-Amstelland, Haarlemmermeer en Zaanstreek-Waterland. Jaarlijks begeleidt Jeugdbescherming zo’n 3.200 gezinnen. De kern van het werk is intensief, gezinsgericht casemanagement.

Het jaarverslag van 2016 laat zien dat het werk van gezinsmanagers complexer is geworden. Inmiddels worden alleen gezinnen met zeer ernstige problematiek, waar wijkteams zelf geen passende begeleiding voor kunnen bieden, bij de Jeugdbescherming aangemeld. Dat is ook de bedoeling. Het gevolg is een toenemend aantal incidenten met agressie en bedreigingen. In combinatie met alle nieuwe procedures en afspraken in het zorgstelsel met o.a. wijkteams, was 2016 voor de gezinsmanagers een pittig jaar. Pittiger dan het transitiejaar 2015. Met te weinig mensen moest heel veel werk verzet worden.

Onwenselijke werkdruk

In het jaarverslag komen medewerkers en bestuurders aan het woord. Bestuurders Claire Vlug en Sigrid van de Poel gaan nader in op de problematiek. Het blijkt zwaar werken in de jeugdzorg. De werkdruk is hoog, er is veel bureaucratie. Ze schrijven:

“2016 is het jaar waarin de effecten van de transitie steeds meer zichtbaar werden. We krijgen nu alleen nog maar de meest complexe gezinnen. Per saldo is er te weinig tijd voor deze gezinnen. Aan de ene kant is er per gezin meer tijd nodig om duurzaam effectief te zijn, aan de andere kant is het aantal gezinnen per gezinsmanager na de transitie niet afgenomen. Daarnaast is het jeugdzorgstelsel zich in alle gemeenten nog volop aan het ontwikkelen. Terugdringen van bureaucratie zou meer prioriteit moeten krijgen. Elk lokaal team of elke jeugdhulpaanbieder heeft namelijk eigen formulieren voor intake zodat zij vervolgens weer kunnen voldoen aan de rechtmatigheidseisen die door een gemeente worden gesteld. Er zijn nog steeds de bekende ‘vrijdagmiddag’ escalaties en er is nog niet voor elk kind op het juiste moment de juiste hulp voorhanden.
[..]
Gezien de ontwikkelingen in het zorgstelsel, de ervaren schaarste in tijd voor gezinnen en de onevenredige administratieve lastendruk, hebben we samen met onze ondernemingsraad en raad van toezicht geconstateerd dat er sprake is van onwenselijke werkdruk. Onze gezinsmanagers zien de daadwerkelijke oorzaken waardoor kinderen in onveiligheid opgroeien. Ze weten wat nodig is om deze oorzaken aan te pakken, patronen te doorbreken. Ouders zijn het echter soms niet eens met ons handelen. Dat is begrijpelijk, maar het resulteert in een toename van agressie en bedreiging richting onze mensen. Dat is zorgelijk. Ouders dienen ook hun klachten in bij meerdere instanties. Een van de gevolgen is dat gezinsmanagers vaker voor de tuchtrechter moeten verschijnen. Dat is heftig voor gezinsmanagers die persoonlijk worden aangesproken, terwijl ze handelen vanuit en met steun van Jeugdbescherming.

Schaarste aan personeel in dit zware jeugdzorgdomein

Dit alles, in combinatie met het aantrekken van de arbeidsmarkt, maakt dat er in 2016 zeventig gezinsmanagers vertrokken zijn. Gelukkig hebben we evenveel nieuwe gezinsmanagers kunnen aantrekken. Nieuwe gezinsmanagers krijgen echter acht maanden inwerktijd en veel opleiding via onze Akademie*). Daarom kunnen niet meteen alle gezinnen van vertrekkende gezinsmanagers toegewezen worden aan nieuwe gezinsmanagers.
[…]
Omdat we een tekort aan gezinsmanagers hebben en ook niet meteen alle capaciteit kunnen benutten, hebben we niet kunnen voorkomen dat er een instroomlijst met gezinnen is die nog niet aan een vaste gezinsmanager zijn gekoppeld. We hadden in 2016 graag meer nieuwe gezinsmanagers aangenomen, maar hebben geconstateerd dat er schaarste is aan personeel in dit zware jeugdzorgdomein”.

De beide bestuurders benoemen vervolgens de maatregelen die genomen zijn om de moeilijkheden het hoofd te bieden en de medewerkers gemotiveerd te houden. Daar wordt echt alles aan gedaan.

*) In de Jeugdbescherming Akademie doet men onder meer praktijk- en wetenschappelijk onderzoek naar de veilige ontwikkeling van kinderen en geeft men trainingen en procesbegeleiding.

Lees het hele jaarverslag 2016 Kracht, Jeugbescherming regio Amsterdam, april 2016: https://beroepseer.nl

Ons jaarverslag 2016 ‘Kracht’ is uit!, Jeugdbescherming,18 april 2017: www.jeugdbescherming.nl

2016 was een pittig jaar jeugdbescherming jaarverslag

Duitse bedrijven hebben de minste chefs en managers. Hoe komt dat?

machinebouwHet blijkt dat Duitse bedrijven veel minder managers in dienst hebben dan Amerikaanse. De Hans Böckler Stiftung heeft onderzoek gedaan naar tweeëntwintig technische bedrijven (machinebouw) van tenminste vijftig werknemers in Duitsland, Zwitserland, Groot-Brittannië en Nood-Ierland en de Verenigde Staten. De geniddelde Amerikaanse firma telt 1 manager op 7 werknemers. In Duitsland is er 1 op 26 werknemers. In Zwitserland 1 op 13,6 werknemers, in Groot-Brittannië en Noord-Ierland 1 op 10,3 en in de VS 1 op 7.

Terwijl de Duitse firma met de meeste chefs gemiddeld 1 op 17 werknemers heeft, geldt in de V.S. dat een firma met de minste chefs en 1 heeft op elke 13 werknemers.
Conclusie: Duitsers hebben de minste chefs.

“Er zijn nauwelijks werknemers te vinden die het fijn vinden als hun chef hen de hele tijd in de gaten houdt. En: Toezicht brengt ook kosten met zich mee”, stelt het rapport. De auteurs van het rapport, die de bedrijven zelf bezocht hebben en daar het management hebben ondervraagd, zijn helder over de voorwaarden voor beperkt toezicht en minder chefs: “Hoge maatstaven van het beroepsonderwijs, goed geregelde interne promotie en werknemersvertegenwoordiging. Als een van deze voorwaarden ontbreekt, stijgt het aantal bazen aanzienlijk”.

Niet nodig de werknemers in de gaten te houden

Het rapport concludeert dat Duitse bedrijven het niet nodig vinden hun werknemers in de gaten te houden omdat Duitsland een ‘gecontroleerde markteconomie’ heeft met co-operationele werkrelaties, doeltreffende bescherming tegen ontslag, en degelijk beroepsonderwijs.

“Degelijk beroepsonderwijs leidt tot gekwalificeerde werknemers die weinig leiding en controle nodig hebben. En omdat goed opgeleide werknemers veeleisende taken op zich nemen, is hun motivatie groter”, aldus het rapport. Voorts is gebleken dat krachtige juridische bescherming de werknemers in Duitsland voor langere tijd bindt aan bedrijven. Dat betekent dat ze meer kennis vergaren voor hun bedrijf en in staat zijn leidinggevende posities in te nemen.
“Er is ook een positieve invloed op werknemersorganisaties. Participatie versterkt het vertrouwen tussen het management en de beroepsbevolking. Dat betekent dat er minder noodzaak is voor controle”.

Het rapport verwijt de Amerikanen dat hun ‘vrije markteconomie’ geleid heeft tot het nauwlettend in de gaten houden van werknemers. Dat komt doordat er in de VS weinig samenwerking is tussen werknemer en werkgever. Amerikaanse werknemers worden niet beschermd tegen ontslag en investeren in de eerste plaats in academisch onderwijs.
“Dat betekent dat bedrijven gedwongen worden hoofdzakelijk te vertrouwen op hiërarchie, regels en nauwlettende controle van de beroepsbevolking”.

Zie: Why Germans need far less supervision at work than Americans, The Local – Germany’s news in English, 20 april 2017: www.thelocal.de

Deutsche Industrieunternehmen brauchen viel weniger Vorgesetzte als amerikanische – Mitbestimmung wichtig für flache Hierarchie, Hans Böckler Stiftung, 3 april 2017: www.boeckler.de

Oproep tot deelname aan project ‘De beroepseer van de accountant’

boekhouden2Margreeth Kloppenburg, Thijs Jansen en Hans Duits doen een oproep om deel te nemen aan een onderzoek over de beroepseer van de accountant. Ze zijn een project gestart dat gaat onderzoeken of het voor accountants mogelijk is vanuit beroepseer te werken in een externe omgeving die het liefst alle risico’s wil uitbannen en in toenemende mate het geloof lijkt kwijtgeraakt in zelfregulering door de beroepsgroep.

Margreeth Kloppenburg is publicist en docent aan de Hogeschool Utrecht, bestuurslid van Stichting Beroepseer en maakt deel uit van de adviescommissie Cultuur, ethiek en gedrag van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer en Hans Duits, RA, is lector aan de Hogeschool Utrecht.
De uitkomsten van het onderzoek worden gepubliceerd in het boek De beroepseer van de accountant: het alternatief voor (nog meer) regels. Een verkenning van de professionele ruimte van de praktiserende accountant. Het boek bevat daarnaast essays rond het thema professionele ruimte, geschreven door voortrekkers binnen de sector, toonaangevende accountants, en relevante belanghebbenden onder wie ook afnemers van accountantsdiensten.

Een productieve en effectieve balans voor goed werk

Vanuit de ervaringen op de werkvloer van accountants en hun beroepstrots, willen de onderzoekers zicht bieden op de productieve en effectieve balans tussen regulering, zelfregulering en professionele ruimte die beslist noodzakelijk is voor goed werk door accountants. Ze zijn hierbij breed geïnteresseerd in openbare accountants, overheidsaccountants, MKB-accountants en accountants in business.
Voor goed werk is discretionaire ruimte en intrinsieke motivatie nodig: een zekere mate van vrijheid van handelen temidden van meerdere regelgevers. Daarbij is het van belang dat de regels gedragen worden door de accountant, dat hij deze wil naleven in de weerbarstige praktijk, en dan niet alleen naar de letter, maar waar nodig ook naar de geest. Een accountant is immers veel meer dan een uitvoerend technicus of controleur.
Maar is het nog mogelijk goed werk te leveren in tijden van defensieve professionaliteit, risicomijding, audit society en compliance?

Inzet van het project is zoeken naar de mogelijkheden om het vertrouwen van de maatschappij in de beroepsgroep te vergroten en de aanwezige beroepseer beter te benutten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat een zorgvuldige collectieve en individuele afstemming tussen regels en ruimte effectiever is dan voornamelijk inzetten op externe regulering en extrinsieke motivatie. Die laatste twee creëren ongewenste neveneffecten zoals uitstroom van talent en een afvinkcultuur die leiden tot een grotere kans op verlies aan kwaliteit.

De Raad van Advies bestaat uit:
Prof. Dr. Barbara Majoor, RA, toezichthouder AFM, hoogleraar Auditing Nyenrode Business University; Prof. Dr. Cok Bakker, hoogleraar Universiteit Utrecht, lector Hogeschool Utrecht;

Wilt u deelnemen aan het onderzoek of bent u geïnteresseerd in het project? Neem contact op met Margreeth@beroepseer.nl of telefoon 06 54 730464.

Klik hier voor meer lezen over het project De beroepseer van de accountant.