Skip to main content

Redactie Beroepseer

De 66 overbodige, soms zelfs schadelijke handelingen van verpleegkundigen

Onderzoekers van het Radboud UMC IQ healthcare hebben een lijst met 66 verpleegkundige handelingen samengesteld waarvan aangetoond is dat deze niet werken of zelfs schade veroorzaken.
Wanneer verpleegkundigen zouden ophouden met deze handelingen is veel leed, geld en tijd te besparen. Die tijd kunnen verpleegkundigen dan besteden aan zaken die wel waardevol zijn voor de patiënt. Op deze lijst staan onder meer het niet bedekken van operatiewonden, het niet plaatsen van een urinekatheter bij incontinentie of decubitus en terughoudendheid met het gebruik van bedhekken. De Beter-laten lijst wordt 29 juni 2017 overhandigd aan de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) zodat zij er verder mee kunnen in de verpleegkundige praktijk.

Flinke besparing

Onderzoekers van het Radboudumc hebben 125 kwaliteitsstandaarden en richtlijnen voor verpleegkundigen doorzocht. Zij zochten naar aanbevelingen die aangeven dat verpleegkundigen bepaalde handelingen beter kunnen laten. Voorwaarde was dat er bewijs is dat die handelingen niet werken. Daarbij zijn zij vergelijkbaar te werk gegaan als met de lijst voor artsen die november 2016 is opgesteld. Bij de verpleegkundigen leverde dat 66 handelingen op uit 32 richtlijnen en kwaliteitsstandaarden. Veel aanbevelingen gaan over het niet gebruiken van ontsmettings- of reinigingsmiddelen, omdat dit niet leidt tot minder infecties of het niet toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Deze maatregelen kunnen patiënten juist in gevaar brengen. De onderzoekers hebben vastgesteld dat het ophouden met deze handelingen veel leed, tijd en geld kan besparen. Zo kan het niet meer bedekken van operatiewonden bij de helft van alle patiënten in Nederland ruim twee miljoen euro opleveren aan materiaal en 2,8 miljoen euro aan personele kosten. Voor de patiënt leidt het niet afdekken van wonden tot sneller herstel en minder infectiegevaar.

Meer verpleegkundig onderzoek

Hoogleraar Verplegingswetenschap en mede-onderzoeker Hester Vermeulen noemt het aantal van 66 opmerkelijk laag. “Dit staat in schril contrast met het aantal dat voor de artsen werd gevonden. We hebben in de huidige richtlijnen weinig ‘beter-laten’-aanbevelingen kunnen vinden. Dit komt onder meer omdat er te weinig onderzoek gedaan is om scherpe aanbevelingen op te stellen voor de praktijk. Dit bewijst dat er veel meer verpleegkundig onderzoek nodig is”.

In het voorjaar 2017 heeft V&VN een peiling laten doen naar welke handelingen verpleegkundigen zelf overbodig vinden. Daar kwamen deels andere handelingen naar voren. Dat waren met name het routinematig controleren van bloeddruk, pols en temperatuur, het dagelijks zwachtelen en steunkousen aantrekken en het dagelijks wassen met zeep. De overlap tussen wat ervaren wordt als onnodig en dat waarover aanbevelingen zijn geformuleerd dat handelen echt niet nodig is, is beperkt. Ook dit pleit volgens Vermeulen voor meer verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek.

Beter-laten lijst: https://doenoflaten.nl/wp-content/uploads/2020/03/Eindrapport-verpleegkundige-beter-laten-lijst-20170720.pdf

Wat kan een verpleegkundige beter laten? Stoppen onnodige zorg bespaart leed en geld, Radboud UMC, 28 juni 2017: www.radboudumc.nl

Beter laten, V & VN: www.venvn.nl/thema-s/beter-laten

Top 5 onnodige handelingen: peiling onder V&VN-leden, door Rhijja Jansen, Nursing, 25 april 2017: www.nursing.nl/top-5-overbodige-verpleegkundige-handelingen/

hoeveel leed en kosten besparen verpleegkundige zorg.

Openlijke steun van collega’s voor dierenarts Thiadrik Blom die misstanden in slachthuizen meldde

Een groep van zeventig kritische dierenartsen heeft zich uitgesproken over misstanden in de Nederlandse veehouderij. Het blijkt dat welzijn van dieren ondergeschikt is gemaakt aan bedrijfsbelangen.
In NRC Handelsblad staat de lijst met de naam van de dierenartsen onder hun artikel Kom in verzet, dierenarts. Dit is geen dierenwelzijn: “Wij, een groeiende groep kritische dierenartsen, willen onze zorg hierover uitspreken. De omstandigheden in de intensieve veehouderij zijn steeds verder weggeraakt van datgene waar wij als dierenarts pal voor zouden moeten staan: het bevorderen van dierenwelzijn, hulpverlening aan dieren die lijden, het melden van ernstige tekortkomingen in de verzorging en het respecteren van de intrinsieke waarde van het dier.
De gehele intensieve veehouderij is regelmatig onderwerp van discussie. Veel burgers zetten vragen bij megastallen, onbedwelmd ritueel slachten, lange afstandstransporten, stalbranden, dierziekten, volksgezondheid, mestoverschotten en klimaatverandering. Dierenartsen en hun beroepsorganisatie staan in deze discussie aan de zijlijn: ze spreken zich zelden uit en áls ze dat al doen, lijken hun uitspraken gericht op handhaving van de status quo en bescherming van gevestigde belangen – bijvoorbeeld toen het onlangs ging om de scheiding van koe en kalf in de melkveehouderij”.

De dierenartsen reageren op een onderzoek van NRC waarin dierenarts Thiadrik Blom in de periode 2013 – 2015 misstanden in slachthuizen filmde die hij meldde bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waar hij in dienst was. Deze overheidsdienst greep na de meldingen niet in. De rapportages van Blom met bewijzen over structurele fouten bij het slachten werden in twijfel getrokken. Hij kwam na een paar jaar ziek thuis te zitten. De filmbeelden zijn binnen de NVWA tot op het hoogste niveau bekend. Blom heeft zijn beelden in september 2013 aan toenmalig staatssecretaris Dijksma laten zien en die zou volgens betrokkenen hebben gezegd: “Dit kan echt niet” Ze lanceerde een plan ter verbetering; er ging dertig miljoen euro extra naar de NVWA.

Blom werd binnen de NVWA gezien als een kundig dierenarts, maar men vond zijn houding contraproductief. Hij riep weerstand op en dat leidde uiteindelijk tot een arbeidsconflict. De NVWA krijgt overigens al dertig jaar kritiek.

Geen beroepseer

Intussen is een aantal dierenartsen wier naam onder het artikel in NRC staat vermeld, bang geworden en heeft zich teruggetrokken. Daarbij schrift de krant: “Net voor het plaatsen van dit stuk hebben enkele dierenartsen die dit initiatief steunen en dit stuk onderschrijven, werkzaam binnen de NVWA en de intensieve veehouderij, zich helaas teruggetrokken uit angst voor de mogelijke consequenties van hun openlijke steun”.

Waar blijft de beroepseer van deze dierenartsen?

Kom in verzet, dierenarts. Dit is geen dierenwelzijn, NRC Handelsblad, 26 juni 2017: www.nrc.nl

NVWA pakte misstanden in slachthuizen niet aan, NOS Nieuws, 24 juni 2017: http://nos.nl

Ambtenaren zien door andere ogen

omslag van die ambtenarendingen juni 2017Wat kenmerkt een ambtenaar? Iemand die werkt voor ‘de overheid’. Is dat een bewuste keuze? Hans Simons, een van de leden van de Kunstcommissie van het Ministerie van Financiën denkt van wel: “Ikzelf zou er niet aan moeten denken om voortdurend te moeten presteren uit oogpunt van winst maken. Winst in de zin van euro’s moeten verdienen. Wel wil ik uit een ander oogpunt winst maken en dat is winst voor de samenleving, voor ‘de burgers’. Als ik iets kan doen dat winst oplevert voor de samenleving (waar ikzelf ook toe behoor uiteraard), dan ben ik daar heel blij mee, al kan dat soms botsen met je eigenbelangen. Want je moet het wel kunnen als ambtenaar om regels en wetten te verzinnen, die tegen je eigenbelang ingaan. Je zult maar net een hypotheek afgesloten hebben en je moet nieuwe fiscale aspecten van hypotheken in regels zetten die voor jou nadelig uitpakken.Daarnaast komt het voor dat de overheid beleid moet uitvoeren dat economisch gezien niet verstandig lijkt, maar vanuit de politiek gevraagd wordt: b.v. een subsidie aan een groepering uit de samenleving toekennen waarvan de uitvoering meer geld kost dan de subsidie zelf… Dat zie je bij bedrijven niet”.

Op zoek naar de ambtelijke identiteit

Hoe ziet de buitenwereld de moderne ambtenaar? Iemand die bijvoorbeeld werkt op het Ministerie van Financiën? Deze vraag vormde het startpunt van het project van Bregje Jansen, studente Kunstgeschiedenis en Samir Aiddouch, student Communication & Multimedia Design. Zij liepen stage op het Ministerie van Financiën in Den Haag in de periode februari – juni 2017. Al vanaf hun allereerste stagedag waren zij… “gefascineerd door de ambtelijke realiteit. Als stagiaires van de Kunstcommissie zagen wij het bovendien als onze taak om de binnen het ministerie bestaande realiteit te blijven bevragen, bij voorkeur vanuit een artistiek perspectief. Zo kwamen wij op het idee om twee jonge, veelbelovende kunstenaars, Fenna Wenselaar en Maria Mombers de opdracht te geven om hun visie op de ambtenaar te vatten in een serie portretten van beeld en taal”.

De staglaires beoogden met hun project voorbij te gaan aan stereotiepe beeldvorming van de ambtenaar of kritiekloze lofzang op de ambtenaar en te onderzoeken of er niet een ander, veelzijdiger beeld van de ambtenaar te vinden was. De kunstenaars werden zo vrij mogelijk gelaten in hun zoektocht naar de ‘ambtelijke identiteit’. Het resultaat is een serie portretten van de moderne ambtenaar in de breedste zin van het woord.

Een eigen en onbevangen impressie

De eerste opdracht aan de kunstenaars was een eigen en onbevangen impressie geven. Gevraagd werd een portret te maken van de ambtenaar op het ministerie van Financiën. Vervolgens vonden er persoonlijke ontmoetingen plaats tijdens twee ‘Meeloopdagen’. Kunst en ambtenaar kregen zo de kans met elkaar in gesprek te gaan.
De kunstenaars voerden, elk apart, vijf gesprekken met ambtenaren. Die resulteerden bij Maria Mombers in vijf persoonlijke portretten. Fenna Wenselaar maakte een conceptueel totaalportret in de vorm van een schematisch visueel verslag en een fotoserie in combinatie met citaten uit de gesprekken met de ambtenaren.

De beide kunstenaars hadden een verschillende aanpak: waar Fenna meer te werk ging als onderzoeksjournalist met vragenlijst, opnameapparaat, camera en notitieboekje, liet Maria zich meer leiden door de situatie zoals die ontstond op het moment zelf. Waar Fenna meer geïnteresseerd was in de professionele identiteit van de ambtenaar, was Maria gericht op de persoonlijke identiteit. Dit kunnen we lezen in de schriftelijke toelichting van beide kunstenaars op de kunstwerken in het boekje Van die ambtenarendingen. Het ene werk is bijna volledig conceptueel van aard, het andere werk meer figuratief.

Fenna Wenselaar over haar plan en ervaringen:

Ambtenaren schematisch vastleggen. Van elke ambtenaar maak ik op een visuele manier een analyse van dingen die me opvallen. Ik wilde iets doen met het stereotiepe beeld van de ambtenaar. Wie is de ambtenaar, bestaat dé ambtenaar en hoe denkt de ambtenaar daar zelf over? Het eerste werk bestaat uit drie posters met mijn vooroordelen en gedachten over wie de ambtenaar is.
(…)
Ik vond het fascinerend dat er op het ministerie van Financiën een heel eigen cultuur heerst, net zoals ik bijvoorbeeld op de middelbare school en op de kunstacademie heb ervaren. Ook vond ik het heel opvallend dat het voor veel ambtenaren lastig leek om als persoon te antwoorden. Ik had het idee dat ze antwoordden zoals een ambtenaar antwoordt en niet zoals zij als persoon zouden antwoorden. Ik ben benieuwd naar waar de grens ligt tussen iemands persoonlijkheid en de professionele identiteit die ze zichzelf aanmeten (en laten aanmeten).
(…)
Ik heb ervoor gekozen om conceptueel te werken en niet zozeer technisch omdat ik vooral mijn gedachten en alle dingen die me zijn opgevallen wil laten zien en ik denk dat dit daarvoor – binnen dit tijdsbestek – een goede oplossing is. Al het beeld bij elkaar vormt een observatie van wat mij is opgevallen tijdens de meeloopdagen. Tijdens elk project wordt het onderwerp een soort obsessie voor me en dan probeer ik zo veel mogelijk te achterhalen en in beeld te vangen.

Maria Mombers over haar eerste impressie van een ambtenaar:

Als ik mijzelf een voorstelling moet maken bij een ambtenaar op het ministerie van Financiën, zie ik gelijk een nette man voor mij in pak; hardwerkend achter zijn bureau vol met papierwerk, koffiebekertjes, pennen en potloden. Een drukke werkdag kan nog weleens wat stress opleveren en zorgen voor chaos in zijn hoofd. Geïnspireerd door de werken van René Magritte heb ik deze chaos geprobeerd vast te leggen. Ik heb gekozen voor een droomachtig/mysterieus beeld – een ‘collage van woorden zonder verf’ – omdat ik zelf over weinig informatie beschik over hoe het leven van een ambtenaar er precies uitziet.
(..)
Marriëlle Freeke werkt bij de Bedrijfsvoering op het ministerie. Dit betekent dat ze het hele gebouw draaiende houdt. Ze vertelde me dat ze het werken met mensen het leukste onderdeel van haar baan vindt, “Als je vroeger aan mij had gevraagd, wat wil je later worden? Had ik waarschijnlijk ‘iets met mensen“ geantwoord”. Marriëlle vertelde mij dat het ministerie ook een soort afspiegeling van de samenleving is. Zo zie je allemaal verschillende mensen lopen; jong, oud en lang niet allemaal in pak. Er is zelfs een sportschool aanwezig. Toen we samen een rondje door het gebouw maakten, liet ze me de kolfkamer zien en hebben we even door het raam gegluurd bij een EHBO cursus, allemaal dingen die in het ‘echt’ ook nodig zijn.
(…)
Mijn gesprek met Erik Bruinsma vindt plaats in de binnentuin, die het middelpunt vormt van het gebouw en tevens de lievelingsplek van Erik is. We spreken over zijn hobby’s, passies en werken bij het ministerie van Financiën. Erik vertelt mij dat zijn baan voornamelijk bestaat uit het helpen van de Minister en het aansturen van zijn team; dit team voelt voor hem aan als familie: een groep van achttien hardwerkende en gedreven personen.

Conclusie

De ambtelijke identiteit is allesbehalve een statisch of eenduidig begrip. Aan de ene kant is er de ambtelijke identiteit zelf – de blik van de ambtenaar – en aan de andere kant is er de blik van de ‘buitenstaander’. Het werk van de beide kunstenaars dwingt ons de moeite te nemen op een heel andere manier naar de ambtenaar te kijken dan we gewend zijn: vanuit een eigen, creatief, fris en gedurfd perspectief.
Het boekje Van die ambtenarendingen bevat in beeld en taal de ambtelijke identiteit, de weergave van een uniek ‘ontmoetingsproces’ tussen ambtenaar en kunstenaar. Het resultaat hiervan was te zien op een tentoonstelling op het Ministerie van Financiën in juni 2017.

Thijs Jansen, directeur van stichting Beroepseer, sprak op de tentoonstelling over het professionele en het persoonlijke, te lezen als Nawoord onder de titel Hoe persoonlijk moeten we het professionele nemen? – in genoemd boek.

De Kunstcommissie van het Ministerie Financiën wilde de diverse aspecten van ‘de ambtenaar’ eens op een andere manier belichten. Het resultaat is verrassend. We zien een ander beeld dan de vele clichés over ambtenaren die we maar blijven koesteren en waarvan er een bijvoorbeeld de ‘raamambtenaar’ is die niet veel uitvoert en de hele dag uit het raam zit te staren. Hoe anders is de werkelijkheid, dit keer verbeeld door twee kunstenaars.
Klik hier voor downloaden Van die ambtenarendingen, door Bregje Jansen & Samir Aiddouch, Ministerie van Financiën, 70 pagina’s, geillustreerd, juni 2017. Klik hier.

Afbeeldingen: Boven: Observaties met citaten van drie ambtenaren door Fenna Wenselaar.
Onder: Drie portretten door Maria Mombers. Titel links: Collage van woorden zonder verf. Titel midden: Iets met mensen. Titel rechts: Eau de vie.

ambtenarendingen fw 1 ambtenarendingen fw 2 ambtenarendingen fw 3
ambtenarendingen mb 1 collage van woorden zonder verf ambtenarendingen mb 2 iets met mensen portret marielle freeke ambtenarendingen mb 3 eau de vie erik bruinsma 2

 

Twee Kamerbrieven over lerarentekort aan vooravond staking en manifestatie primair onderwijs op dinsdag 27 juni

Op 26 juni 2017 hebben de minister en staatssecretaris van Onderwijs een brief gestuurd aan de voorzitter van de Tweede Kamer over het lerarentekort in het primair onderwijs. Twee dagen daarvoor op 24 juni verstuurden zij een brief over het plan van aanpak van het lerarentekort. De bewindslieden schrijven dat ze begrip hebben voor de moeilijke positie waarin schoolbesturen zich kunnen bevinden: “Er is helaas geen eenvoudige oplossing voorhanden. De aanpak van het lerarentekort vergt een combinatie van landelijk beleid en regionale maatregelen. In samenwerking met alle betrokken partijen (PO-Raad, werknemersorganisaties, lerarenopleidingen, gemeenten en schoolbesturen) kan het lerarentekort worden aangepakt. Vanuit deze gedachte hebben wij het Plan van aanpak lerarentekort opgesteld dat we in het voorjaar aan de Eerste en Tweede Kamer hebben gestuurd”. In dat plan van aanpak staan vijf hoofdlijnen geschetst. Aan het slot van de Kamerbrief wordt een overzicht gegeven van de acties die reeds zijn uitgevoerd en van aanvullende maatregelen om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichter bij elkaar te brengen. In het najaar komt er een uitgebreider rapport met ook aandacht voor de situatie in het voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Er is momenteel een tekort van 900 leraren in het basisonderwijs. De verwachting is dat als er niets gebeurt het tekort in 2025 oploopt tot zo’n 10.000 leraren.

Actiedag van het primair onderwijs op dinsdag 27 juni 2017

De brieven aan de Tweede Kamer zijn verstuurd aan de vooravond van de een-uur-staking van basisschoolleraren. Op dinsdagochtend 27 juni doen basisscholen een uur later hun deur open. Op het Malieveld in Den Haag vindt dinsdagmiddag een manifestatie plaats. Namens iedere school reizen een ouder en een leraar af naar Den Haag om de politieke leiders persoonlijk op te roepen werk te maken van investeringen in het primair onderwijs: kwalitatief hoogwaardig onderwijs, meer geld voor het verlagen van de werkdruk en voor een eerlijk salaris. Aan demissionair minister-president Rutte wordt tevens een petitite aangeboden met ruim 280.00 handtekeningen (gemeten op vrijdag 23 juni) van ouders, onderwijspersoneel en sympathisanten. Het precieze aantal handtekeningen wordt bekend gemaakt op de manifestatie in Den Haag.

De actie voor minder werkdruk, kleinere klassen en een eerlijk salaris begon met de protestbeweging PO in actie op Facebook op 28 feruari 2017. Op 18 april werd door het PO-front een manifest overhandigd aan de Tweede Kamer. Het PO-front is een uniek samenwerkingsverband van de actiegroep PO in actie met onderwijsbonden, schoolleiders en schoolbesturen waaronder de PO-Raad, Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS), de onderwijsbonden AOb, CNV en LIA en vakorganisatie FvOv.

Waarom kiest men niet voor het lerarenberoep?

In de Kamerbrief van 26 juni staat dat uitkomsten van vragenlijsten aan studiekiezers laten zien dat het gebrek aan carrièremogelijkheden en de mogelijkheden voor professionele ontwikkeling redenen zijn om af te zien van het beroep van leraar. Andere redenen die worden genoemd zijn gebrek aan uitdaging, financiële beloning en een professionele werkomgeving. De belangrijkste redenen om wel te kiezen voor het beroep van leraar zijn baanzekerheid en de mogelijkheid die je als leraar hebt om iets te kunnen betekenen voor andere mensen. De baanzekerheid wordt door de scholieren en mbo-4 studenten veelal lager ingeschat dan voor hun geprefereerde beroep. Tot een paar jaar geleden was de baanzekerheid ook minder goed dan dat dat nu het geval is.

Scholieren en studenten is ook gevraagd hoe het imago van leraren verbeterd kan worden. Havisten en mbo-4 studenten vinden het vooral belangrijk dat er kleinere klassen komen. Vwo-ers hechten meer waarde aan meer carrièreperspectief en meer intellectuele uitdaging. Een derde van de respondenten geeft aan dat het startsalaris omhoog zou moeten en dat er meer doorgroeimogelijkheden zouden moeten zijn in het salaris. Hierbij is het interessant om te vermelden dat de meeste scholieren en mbo-4 studenten het salaris (startsalaris en maximum salaris) van een leraar onderschatten.

Het onderzoeksbureau Motivaction voert momenteel voor het Platform Bèta Techniek (PBT) een onderzoek uit naar drijfveren onder de beroepsbevolking om voor het lerarenberoep te kiezen. Naar verwachting zal dit onderzoek in het najaar gereed zijn. De voorlopige uitkomsten laten zien dat 40 procent van de werkenden (met opleidingsniveau mbo-4 en hoger) die op dit moment geen leraar of leraar in opleiding zijn, interesse toont om les te geven in het po, vo of mbo. Dit indiceert een aanzienlijk potentieel onder de huidige beroepsbevolking. Het is van belang om te kijken welke belemmeringen zij zien om les te gaan geven. De minister en staatssecretaris hopen dat het definitieve onderzoeksrapport daar mogelijk handvatten voor geeft.

De bewindslieden benadrukken aan het slot van de Kamerbrief van 26 juni dat er “niet één eenvoudige oplossing is voor het lerarentekort: En ook per regio is de arbeidsmarktsituatie anders. Daarom kiezen we voor een regionale aanpak waarbij we samen met sociale partners, schoolbesturen, lerarenopleidingen en gemeenten aan tafel zitten om tot regionale maatwerkoplossingen te komen. Tegelijkertijd gaan we door met uitvoering van het landelijke beleid uit de Lerarenagenda en het Plan van aanpak lerarentekort. In het najaar rapporteren we uw Kamer over de voortgang”.

Kamerbrief over het lerarentekort in het primair onderwijs, Ministerie van OCW, 26 juni 2017: https://beroepseer.nl

Kamerbrief met plan van aanpak lerarentekort, Ministerie van OCW, 24 juni 2017: https://beroepseer.nl

PO in actie: www.poinactie.nl (website is opgeheven)
Prikactie PO in actie: www.poinactie.nl/prikactie-pofront-27-juni (niet meer beschikbaar)
Samen voor het PO: https://samenvoorhetpo.nl (Website is opgeheven)

Zie: https://www.lerareninactie.nl/PO_in_actie

Steeds grotere groep Nederlanders wordt bedreigd door risico op onderbetaling, te lange werkdagen of uitbuiting

omslag staat van eerlijk werkDe Inspectie SZW van het Nederlandse Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een rapport gepubliceerd over het thema ‘eerlijk werk’. In Staat van eerlijk werk gaat de Inspectie in op de druk op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Internationale instellingen en wetenschappers wijzen erop dat de relatieve beloning voor de factor arbeid afneemt ten opzichte van kapitaal. Gelukkig groeit na afloop van de recessie de totale koek weer, maar van die koek krijgt de factor arbeid dus volgens internationaal onderzoek een kleiner wordend deel. Ook voor Nederland bestaat het beeld dat de productiefactor arbeid het relatief moeilijk heeft. De afgelopen jaren signaleerde de Inspectie al dat er veel druk staat op loonkosten. Er is sprake van een voortdurende neiging op de arbeidsmarkt constructies te ontwikkelen die de kosten van arbeid verlagen. In de praktijk ziet de Inspectie dat terug in een groter aantal gevallen waarin nationale en Europese regels inzake arbeidsverhoudingen worden ontweken of ontdoken.

De Inspectie heeft geen totaaloverzicht. Hoe vaak mensen worden uitgebuit of onderbetaald blijven, is, ondanks schattingen van diverse instituten, een ‘dark number’. De cijfers en feiten geven een partieel beeld en leiden tot een voorlopige conclusie: een steeds grotere groep Nederlanders wordt bedreigd door het risico op onderbetaling, te lange werkdagen of uitbuiting. Zeker aan de onderkant van de arbeidsmarkt geldt dat het uitgangspunt – werk in Nederland wordt naar Nederlandse maatstaven betaald – onder druk staat.

Schijnconstructies

In de afgelopen vijf jaar uit zich dat in een toenemend aantal meldingen aan de Inspectie van arbeidsuitbuiting en onderbetaling. Bij inspecties worden steeds meer onderbetaalde werkers aangetroffen en groeit het aantal en de variëteit aan schijnconstructies. Een in het oog springende sector is die van de uitzendbureaus. Deze sector maakt al jarenlang circa 40% van de meldingen over arbeidsuitbuiting en onderbetaling uit. In zaken waar arbeidsuitbuiting speelt is een karakteristieke situatie dat arbeidskrachten in het land van herkomst geronseld worden, met schulden worden opgezadeld, geïsoleerd en geïntimideerd worden om vervolgens onder slechte arbeidsomstandigheden lange werkweken te maken. De betaling is minimaal en soms ontvangt men helemaal geen loon. Maar vanwege de toename van het aantal meldingen, de geconstateerde overtredingen en de complexiteit van de gebruikte constructies, zijn ook onderbetaling en ernstige benadeling van werknemers zorgelijk. Malafide werkgevers gokken op een lage pakkans, vaak door onderbetaling te maskeren met een op papier deugdelijke loonadministratie, of door gebruik te maken van detachering- en stukloonconstructies. Verdienmodellen zijn bijvoorbeeld gestoeld op het fors laten betalen voor huisvesting en andere kosten. De Inspectie loopt in de praktijk tegen constructies aan die (bewust) complex zijn gemaakt met het oog op de belemmering van de handhaving. Internationale regels rondom arbeidsverhoudingen bieden intermediairs en bedrijven daartoe de mogelijkheden. Daarnaast zijn slachtoffers vaak niet bereid mee te werken aan inspectieonderzoek, omdat ze bang zijn hun baan te verliezen.

Gezamenlijke aanpak is nodig

De oorzaken van onderbetaling en uitbuiting zijn niet eenduidig en raken veel partijen. Het terugdringen van het risico op oneerlijk werk zal dan ook gezamenlijke actie vergen van werkgevers- en werknemersorganisaties, branches en bedrijven zelf, maar ook van beleidsmakers, toezichthouders en handhavers. In de inspectieprogramma’s gericht op onderbetaling en arbeidsuitbuiting gebeurt al veel. Het gaat om activiteiten als kennisverwerving van sectoren en fenomenen, detectie van risicobedrijven, samenwerking met andere handhavende instanties, het in beweging zetten van brancheorganisaties, handhaven op de hele keten van opdrachtgevers en opdrachtnemers, etc. Sommige programma’s richten zich op dwarsdoorsnijdende thema’s (arbeidsuitbuiting, aanpak schijnconstructies en aanpak notoire overtreders en misstanden), andere programma’s richten zich op specifieke sectoren (horeca, detailhandel, malafide uitzendbureaus, schoonmaaksector, land- en tuinbouw, transport, bouw).

Zo wijst de ABU, de brancheorganisatie voor de uitzendsector die 65% van de branche vertegenwoordigt, op een gebrek aan aandacht voor uitvoeringstechnische aspecten van de arbeidswetgeving. Bouwend Nederland, brancheorganisatie voor de bouwsector, wijst op het belang van een gelijk speelveld in Nederland, maar vooral ook binnen de EU. Regels moeten helder zijn en een goede controle daarop faciliteren. De rol van opdrachtgever wordt binnen de schoonmaaksector centraal gesteld. Brancheorganisatie OSB vertegenwoordigt weliswaar 70% van de werknemers in deze sector, maar geschat wordt dat ongeveer 11.000 bedrijven zich niet hebben aangesloten. Er is ook een OSB-keurmerk, waaraan bedrijven zich moeten houden. Anders worden ze geroyeerd. Veel partijen zijn dus al vanuit hun eigen perspectief bezig onderbetaling en arbeidsuitbuiting tegen te gaan.
De Inspectie wil dat ondersteunen en stimuleren. Er is winst te behalen wanneer partijen, zoals sociale partners, brancheorganisaties, maar ook overheidsinstanties, beter van elkaar weten welke initiatieven er zijn, waarop zij kunnen anticiperen en voortbouwen.

Deze bundeling van krachten is nodig, want economische en maatschappelijkeontwikkelingen zullen de komende jaren arbeidsuitbuitingen onderbetaling naar verwachting doen toenemen.

Klik hier voor downloaden rapport Staat van eerlijk werk – Loon naar werken? Inspectie SZW, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, juni 2017. Klik hier.

staat van eerlijk werk

MBO-Manifest met 7 speerpunten voor goed beroepsonderwijs krijgt steun bij bestuurders

het mbo manifest 2Op 22 juni 2017 ondertekende Sarien Shkolnik het MBO-Manifest. Shkolnik is bestuurder van het regionaal opleidingencentrum voor middelbaar beroepsonderwijs, het Graafschap College in Doetinchem. De beroepsvereniging Opleiders MBO – BVMBO – lanceerde in maart 2017 een Manifest dat op 14 juni 2017 overhandigd werd aan het bestuur van de MBO Raad. Het MBO-Manifest bevat een lijst met zeven speerpunten die voor MBO-docenten noodzakelijk zijn voor het geven van kwalitatief goed beroepsonderwijs. De docenten willen bijvoorbeeld afschaffing van de 1.000-urennorm, meer vrijheid voor teams om goed onderwijs te ontwikkelen en meer tijd voor kwaliteit. Het manifest is inmiddels door meer dan tweeduizend docenten/opleiders ondertekend.

Tijdens een overleg tussen ambassadeurs van de BVMBO en de MBO Raad bleek het manifest op veel sympathie bij de Raad te kunnen rekenen. De uit het hele land afkomstige ambassadeurs kregen ruim de tijd om concrete verhalen te vertellen die aan de basis liggen van het manifest. De dagelijkse ervaringen van docenten riepen veel herkenning bij de Raad op. De conclusie werd dan ook getrokken dat het belangrijk is dat docenten meer hun stem laten horen als het gaat om ontwikkelingen in het MBO. In de woorden van Ton Heerts, voorzitter van de MBO Raad: “Eis je plek op! Laat je horen!”

Het manifest is ontstaan uit de vraag: Wat is er nodig voor goed beroepsonderwijs? Bijna duizend docenten hebben eraan meegewerkt om antwoorden te vinden op die vraag. Het gros reageerde individueel via de enquête, maar er waren ook scholen en onderwijsteams die hun reacties bundelden. De reacties werden vervolgens geïnventariseerd en gerubriceerd. Het resultaat is een manifest met zeven speerpunten dat inmiddels ondertekend is door tweeduizend docenten en instructeurs.

De zeven speerpunten van het MBO-Manifest

1. Geef rust en stabiliteit
2. Meer tijd voor kwaliteit
3. Geef onderwijsteams regelvrije ruimte
4. Schaf de 1.000 urennorm af
5. Stop het rendementsdenken
6. Investeer in de leeromgeving
7. Geef ons een stem

Meer over het manifest op www.bvmbo.nl/manifest

Hieronder de video met presentatie van het MBO-Manifest.

samenvatting alle punten from BVMBO on Vimeo.

Informeel politiek bedrijven op het nationale Festival van de democratie D’RAN 2017 in Twente

dran logo festival democratieD’RAN 17 is een nationaal festival van de democratie dat burgers en politici met elkaar wil verbinden. Doel is samenwerken aan een vitale democratie. Initiatiefnemer is stichting Twentement die streeft naar “het versterken, het toegankelijk en aantrekkelijk maken van de democratische dialoog tussen burgers, politici, politieke partijen, vrijwilligersverbanden, belangenorganisaties, onderwijs-, onderzoeks- en maatschappelijke instellingen, ondernemers, en media”. D’RAN vindt plaats in Enschede op 8 en 9 september 2017.

D’RAN 17 is geïnspireerd door het Deense Folkemødet dat sinds 2011 jaarlijks in het plaatsje Allinge op het eiland Bornholm wordt gehouden. Folkemødet betekent volksvergadering. Het festival begon met zevenduizend deelnemers en is inmiddels uitgegroeid tot een megagebeurtenis met wel honderdduizend bezoekers.
De Deense Folkemødet is overigens weer geïnspireerd door de Zweedse Almedalsveckan (Almedalen-week) in Visby op Gotland, waartoe de Zweedse premier Olof Palme in de jaren tachtig het initiatief nam. Elk jaar komen daar rond de tienduizend mensen bij elkaar op deze voor iedereen toegankelijke ‘open week van de politiek’.

Volgens de Deense minster van Binnenlandse Zaken is het Bornholmse Folkemødet de enige plek in Denemarken waar politici nog echt luisteren. Wat is het geheim? Folkemødet zou je ook een ‘democratisch trainingskamp’ kunnen noemen, een nationaal platform voor een gesprek onder de vrije hemel tussen politici en burgers. Het is een nieuwe vorm van informele politiek die niet wordt beheerst door specifieke, in de media behandelde onderwerpen.

Lowlands van de politiek

Op uitnodiging van stichting Twentement kwam de initiatiefneemster van Folkemødet, Winni Grosbøll naar Nederland. Ze is burgemeester van Bornholm en vertelde dat er in Denemarken een behoefte was aan een nieuwe manier van discussiëren over politiek: “Vandaag de dag is Folkemødet in Denemarken een van de belangrijkste politieke evenementen van het jaar. De anders zo stille straten worden overspoeld door politici, journalisten, lobbyisten, studenten, timmerlieden, jongeren en ouderen. Allinge wordt compleet getransformeerd tot een levendig, politiek festival. Het is een plek voor dynamische mensen waar innovatie voorop staat. We creëren nieuwe oplossingen voor de maatschappij en vinden nieuwe manieren om de dialoog aan te gaan. We praten met elkaar”.

Boudewijn Rip van stichting Twentement kreeg oorspronkelijk het idee een festival naar Bornhoms model voor Nederland te organiseren: “Ik kom al zo’n twintig jaar op Bornholm, een Deens eiland in de Oostzee. Daar trof ik vijf jaar geleden voor het eerst het festival aan. Ik raakte geïnspireerd en dacht, de politieke situatie in Nederland en de invloed van burgers overziend, dat dit een mooie manier is de mensen meer te betrekken bij de samenleving”. Nieuwe media en sociale media zijn volgens hem niet voldoende om dat te doen: “Als mensen elkaar ontmoeten dan ontstaan er toch andere dingen en dat is het grote item op het festival, dat mensen elkaar ontmoeten. Niet alleen de mensen uit de buurt, maar ook de minister-president. In Bornholm loopt de ambassadeur van Amerika over straat”.

De Nederlandse ambassadeur in Denemarken Henk Swarttouw bezocht Bornholm in 2016 en vond het een inspirerend evenement. Hij is ermee ingenomen dat in Nederland iets vergelijkbaars wordt opgezet. Hoewel het geen “panacee of paardenmiddel is om de kloof tussen politiek en burger te overbruggen, is het wel een van de instrumenten waarover we kunnen nadenken om die in een mix van een heleboel maatregelen en initiatieven onder te brengen. Bornholm is natuurlijk een bijzonder geval. Het is een eiland, de bijeenkomst is in een klein dorp van nog geen tweeduizend inwoners. Maar er zijn toch in vier dagen tijd drieduizend evenementen. Heel dynamisch, erg gezellig ook. Ik vergelijk het wel eens met Lowlands zonder muziek, maar wel met het eten en drinken en heel veel bijeenkomsten met maatschappelijke thema’s, waar politici benaderbaar en aanspreekbaar zijn en zich onder de mensen begeven”.

Een les burgerschap

D’RAN werd eind mei 2017 gelanceerd op het ROC van Twente in Enschede. Projectleider Rob Dieleman nodigt iedereen uit die zich betrokken voelt bij de maatschappij naar het festival komen om te luisteren naar de vele geluiden, je mening te vormen en de dialoog op te zoeken: “Het festival gaat over de democratie, en niet alleen wat er in Den Haag of in Zwolle gebeurt, maar in alle lagen van de maatschappij, tot en met de speeltuinvereniging aan toe”.
Het festival wordt ondersteund door de stad Enschede en de provincie Overijssel. Burgemeester van Enschede Onno van Veldhuizen heeft op een eerdere bijeenkomst gezegd “dat democatie nooit perfect zal zijn, we zullen er in moeten blijven investeren. De tijd verandert, de cultuur verandert, We hebben een aantal opgaven voor de komende generatie. We horen over de huidige vorm van democratie vrij vaak dat mensen zich niet gehoord voelen. We hebben geprobeerd dat in de laatste dertig of veertig jaar te verbeteren. We hebben behoefte aan meer democratie en een betere democratie”.

Gandhi zei het al: Alles wat u voor mij doet, zonder mij, doet u tegen mij. Hierin ligt de belangrijkste opgave van onze moderne democratie. Een van de belangrijkste vragen van onze tijd is of het om politiek of om democratie gaat. Politici behoren vertegenwoordigers van de democratie te zijn.

Trudy Vos van het college van bestuur van ROC van Twente ziet de samenleving van morgen al voor zich. Toen haar gevraagd werd naar haar ideeèn over het festival zei zij: “Wat ik voor me zie is een enorm evenement waar onze studenten hun les burgerschap krijgen. Waar ze in gesprek kunnen gaan en hun mening kunnen uiten. Dat ze weten dat als ik een mening heb, daarnaar wordt geluisterd. Ik heb het gevoel dat hier iets van een zaadje geplant gaat worden dat wel een beetje water nodig heeft maar waar we wel echt verschil mee kunnen maken”.

Laat weten wat je wilt

Het is de bedoeling dat de naar schatting zes- tot zevenduizend bezoekers van dit festival zoveel mogelijk zelf het programma samenstellen. Stichting Twentement gaat als organisatie niet voorschrijven wat er moet gebeuren maar vraagt iedereen naar voren te komen met ideeën over thema’s en vraagstukken en een bijdrage te leveren aan de inhoud van het festival. De oproep van de stichting is: “Laat weten wat je wilt en wij zorgen ervoor dat dat gaat plaatsvinden op 8 en 9 september 2017”. Ga naar de site van D’RAN 2017 voor aanmelden en nadere informatie: www.dranfestival.nl

Raad voor Volksgezondheid over de illusie van evidence-based practice in de zorg: “Wat we nodig hebben is bewijs in meervoud”

omslag zonder context geen bewijsEvidence-based’: het is een toverformule die is doorgedrongen tot in de haarvaten van de praktijk, het beleid en de financiering van de zorg. Eerst het bewijs leveren en dan pas toepassen, betalen of inkopen. Richtlijnen, protocollen, toezichtkaders, kwaliteitsindicatoren en zorgcontracten getuigen hiervan. De onderliggende aanname is dat bewezen zorg ook altijd goede zorg is.

In het advies Zonder context geen bewijs – Over de illusie van evidence-based practice in de zorg van de Raad voor Volksgerzondheid en Samenwerking (RVS) schrijft voorzitter Pauline Meurs dat deze aanname aan een kritisch onderzoek wordt onderworpen: wat is dan het bewijs en hoe is het tot stand gekomen en is het bewijs ook houdbaar in verschillende situaties?

Wat we nodig hebben is bewijs in meervoud

De evidence-based benadering is al geruime tijd onderwerp van discussie en er zijn in de loop der jaren ook vele stappen gezet om de methoden van onderzoek te verfijnen en te differentiëren en de bewijsvoering te nuanceren. Met dit advies wil de Raad een stap verder gaan en de misvattingen en tekortkomingen in meer fundamentele zin aan de orde te stellen. Als de dagelijkse realiteit van zorg en welzijn vele gezichten kent, is zoeken naar eenduidig bewijs een illusie en een onterechte simplificatie van wat goede zorg is. Hiermee is niet gezegd dat de queeste naar bewijs achterwege gelaten moet worden, integendeel. Wat we nodig hebben is bewijs in meervoud en dat lukt alleen als wetenschappers en zorgprofessionals de handen ineen slaan. Voor professionals betekent dit het omarmen van de onzekerheid in de bewijsvoering en het centraal stellen van de context van hun patiënten. Voor wetenschappers betekent dit de erkenning dat wetenschappelijk bewijs altijd onaf is en steeds onderwerp moet blijven van nieuwe inzichten en ervaringen. Voor zorgverzekeraars, overheid en toezichthouders betekent dit dat de kaders die zij stellen ruimte bieden aan een experimentele benadering van de zorgpraktijk, en dat zij het vermogen van zorgprofessionals en zorgorganisaties om hiervan te leren en te verbeteren voorop stellen.

Afwijzing van verabsolutering van bewijs

Aan het slot van haar Voorwoord stelt Meurs: Met dit advies wordt een ander perspectief geschetst, een dat de context als vertrekpunt kiest en het verabsoluteren van bewijs afwijst. De Raad hoopt op een vruchtbare discussie over de kracht van verschillende genres van goede zorg en de noodzaak om daar verschillende soorten van kennisbronnen aan te verbinden.

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een onafhankelijk strategisch adviesorgaan en heeft tot taak de regering en de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van beide beleidsterreinen.

Inhoud Zonder context geen bewijs

1 De aanleiding
2 Opkomst van EBP
3 Toegevoegde waarde van EBP
4 Kritiek op EBP
4.1 Bewijshiërarchie ter discussie
4.2 Evidence-based practitioners en evidence users
4.3 Systeemfalen in wetenschappelijk onderzoek
4.4 Het keurmerk ‘evidence-based’
5 Antwoorden op de kritiek op EBP
6 Blijvende spanningen in de praktijk
6.1 Fundamentele spanningen bij EBP
6.2 De institutionele omgeving
6.3 EBP in de spreekkamer
7 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
7.1 Van evidence-based naar context-based practice
7.2 De spreekkamer
7.3 Lerende zorgorganisaties
7.4 De institutionele omgeving
8 Aanbevelingen
Literatuur
Adviesvoorbereiding
Geraadpleegde deskundigen
Publicaties

Downloaden Zonder context geen bewijs – Over de illusie van evidence-based practice in de zorg, Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 92 p., geïll., juni 2017: https://beroepseer.nl
of www.raadrvs.nl/uploads/docs/Zonder_context_geen_bewijs.pdf

Eerste onderzoek naar arbeidsomstandigheden zzp’ers en freelancers in de Europese Unie. Doe mee aan de enquête

logo i wirei-Wire is bezig te arbeidsomstandigheden van freelancers en zelfstandigen1) in de Europese Unie te onderzoeken. Het is het eerste onderzoek in zijn soort. Hoe leven de zelfstandigen in deze landen? Hoeveel van hen zijn er vrijwillig freelancer of zzp’er en wie hebben er in feite geen alternatief? Wat voor behoeften en verwachtingen hebben zij? Hoe gaan zij om met onzekerheid en een onvast bestaan?

i-Wire staat voor Independent Workers and Industrial Relations in Europe, een in april 2016 gestart project van de Europese Unie dat wordt gefinancierd door de Europese Commissie en geleid door een aantal universiteiten en instanties, waaronder de Rotterdam School of Management (Erasmus Universiteit). Coördinator is de Italiaanse organisatie voor freelancers Acta. In maart 2018 is er een eindconferentie.

Het aantal zelfstandigen op de Europese arbeidsmarkt neemt in rap tempo toe. Deze nieuwe zelfstandigen vertegenwoordigen een heterogene, hoogopgeleide groep van vakbekwame professionals. Ze werken onder verschillende contracten, hebben een verschillend inkomen en zijn nauwelijks of niet verzekerd tegen bijvoorbeeld ongevallen of arbeidsongeschiktheid. Ze werken alleen, maar nemen soms anderen in dienst. Ze bezetten een zeer dynamisch deel van de arbeidsmarkt, maar cijfers daarover zien we niet in officiële statistieken. Ze tellen niet erg mee voor Europese politici.

Veranderde arbeidsrelaties

Traditionele arbeidsrelaties in Europa zijn gebaseerd op collectieve arbeidsovereenkomsten tussen werkgeversorganisaties, vakbonden en de staat. Deze driehoek is niet meer van toepassing op de huidige situatie. Een groeiende groep van zelfstandigen laat zich moeilijk organiseren en representeren vanwege de individualisering van hun werkomstandigheden. Maar er is een kentering gaande. De laatste jaren organiseren ze zich in nieuwe samenwerkingsverbanden en belangenverenigingen, de zogenaamde quasi unions, nieuwe, niet-‘traditionele’ vormen van bundeling van krachten. Het betreft dan mensen die op geen enkele manier worden vertegenwoordigd in relatie tot een werkgever of op een andere manier. Deze nieuwe verbanden proberen de werkomstandigheden te verbeteren en komen op voor rechten. Daarnaast zijn er organisaties op de arbeidsmarkt gekomen die fungeren als tussenpersoon; zij bemiddelen en zetten zich voor het met elkaar in contact brengen van werknemers en werkgevers.

Het i-Wire project richt zich op:

– onderzoek naar de maatschappelijke en professionele behoeften van de nieuwe zelfstandigen en hun vertegenwoordigers;
– onderzoek naar nieuwe vormen van belangengroepering: hun aantal en wat zij te bieden hebben aan de nieuwe zelfstandigen in de EU;
– onderzoeken wat traditionele vakbonden de nieuwe zelfstandigen te bieden hebben. Wat voor modellen worden er gehanteerd?;
– onderzoek naar huidige vormen van dialoog tussen ‘traditionele’ en ‘nieuwe’ belangenorganisaties en de manier waarop ze onderling verbonden zijn;
– begrip krijgen van de effecten van coördinatie en maatschappelijke dialoog op de huidige kenniseconomie in Europa en de weerslag daarvan op maatschappelijke inclusie2) en economische groei;
– het koesteren van en het experimenteren met nieuwe vormen van maatschappelijke dialoog en best practices tussen alle relevante partijen;
– verspreiden van de onderzoeksresultaten via seminars, workshops en publicaties, maar ook via lokale bijeenkomsten en maatschappelijke discussies met belangengroepen en overheden.

De enquête is openbaar

De enquête is openbaar en kan door elke betrokkene worden ingevuld. Uitvoerig staat beschreven voor wie de enquête bedoeld is. De eerste resultaten van het onderzoek worden eind 2017 bekend gemaakt op een serie bijeenkomsten. De enquête is voor alles gericht op mensen die a) als zelfstandige werken en onafhankelijk zijn, b) die deels als freelancer en deels in vaste dienst werken, en c) als zelfstandige op zoek zijn naar klanten maar nog wel werken onder een arbeidscontract. Dit laatste is vaak het geval in de amusementssector (entertainment business)
De enquête is niet bedoeld voor zelfstandigen die uitsluitend werken onder een standaardcontract of als salarismedewerker. Bovendien is de enquête er niet alleen voor zelfstandigen met een traditioneel beroep en beroepsmaatstaven maar ook voor zelfstandigen met een nieuw beroep waarvoor nog geen contracten en maatstaven vastgesteld zijn.

Ga voor invullen van enquête naar de site van i-Wire, waarop gedetailleerde info over het project: http://www.i-wire.eu/survey/ (website is opgeheven)

The role of Quasi-Unions: http://www.i-wire.eu/wp-content/uploads/2017/01/Presentation-Quasi-unions-ACTA.pdf (website www.i-wire.eu is opgeheven)

 

Noten
1) De begrippen freelancer, zzp’er en eenmanszaak worden allemaal gebruikt om kleine ondernemers te typeren. Een freelancer is vrijwel altijd een zzp’er, maar een zzp’er is niet altijd een freelancer. De meeste freelancers hebben een eenmanszaak, maar niet allemaal. En lang niet elke eenmanszaak betreft een freelancer. Sommige freelancers noemen zich liever zelfstandig ondernemer (of: zelfstandige) dan freelancer. Een zelfstandige die zonder personeel bijvoorbeeld een tabakszaak runt, wordt niet als zzp’er beschouwd door de officiële instanties.Er is een aantal criteria waaraan een zzp’er moet voldoen. Deze zijn vaag; een duidelijke definitie is nog niet voorhanden. Het Economische Instituut voor het midden- en kleinbedrijf (EIM) spreekt in haar onderzoeksrapport over een groep zelfstandigen die zich “in de schemerzone tussen zelfstandigheid (ondernemerschap) en (tijdelijk) werknemerschap beweegt”.
(Zie Lancelots, voor en door freelancers: www.lancelots.nl)

2) Inclusie betekent de insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten.

Hieronder tijdschema voor project Independent Workers and Industrial Relations in Europe:

schema i wire enquete