Skip to main content

Redactie Beroepseer

Ontregelaars van Denktank (Ont)Regel de Zorg zijn van start gegaan

In juni 2017 werd een oproep gedaan “aan jonge heldere denkers” lid te worden van de Denktank (Ont)Regel de Zorg voor de periode van augustus tot eind november 2017. (Ont) Regel de Zorg is een initiatief van actiecomité Het Roer Moet Om (HRMO) en de beroepsvereniging van zorgprofessionals VvAA. Het project wordt begeleid door De Argumentenfabriek, bedrijf ‘voor heldere argumentatie en strategie’.

(Ont)Regel de Zorg richt zich op het terugdringen van (onzinnige) administratie en registratie. Zorgbreed, want schrappen van regels is alleen zinvol in samenhang en samenwerking met alle beroepsgroepen.
Eind augustus hebben negen heldere denkers zich aangemeld. Wat gaan deze (ont)regelaars doen?
Zij gaan inzicht geven in de huidige tijdsbesteding van zorgprofessionals aan administratie, de aard van deze administratie en de mogelijkheden om de hoeveelheid aan administratie bestede tijd te verlagen.

Introductieprogramma

Om goed beslagen ten ijs te komen hebben de (ont)regelaars intussen een intensief introductieprogramma gevolgd van twee weken vol kennis- en vaardigheidscolleges. Ze volgden trainingen in helder denken en schrijven, presenteren en interviewtechnieken. Verschillende sprekers deelden hun visie op administratie met de denktank, te weten: Ab Klink, minister van Volksgezondheid in de periode 2007 – 2010 en sinds 2014 lid Raad van Bestuur van zorgverzekeraar VGZ;  Hans Schoo, sinds  maart 2015 hoofdinspecteur Technologie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ); Jan Kremer, voorzitter Kwaliteitsraad Zorginstituut en lid Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS).

De (ont)regelaars ontwikkelen een aantal producten die zij op de besloten Schrapconferentie van 18 november 2017 gaan presenteren. Voor die conferentie worden honderd bestuurders en honderd zorgverleners uit het veld uitgenodigd.

Video met minister Schippers

In een video van het Ministerie van Volksgezondheid, onderaan te zien, spreekt minister Schippers een wens uit aan Denktank (Ont)Regel de Zorg.


Zie voor meer info: (Ont)Regel de Zorg van start, De Argumentenfabriek, 31 augustus 2017: www.argumentenfabriek.nl

Lees ook: ‘Het is nú tijd voor actie’, Arts en Auto, 24 augustus 2017: www.artsenauto.nl

Denktank ‘(Ont)Regel de Zorg’ zoekt kandidaten voor in kaart brengen administratieve rompslomp en onzinnige regelgeving, 8 juni 2017, Blogs Beroepseer: https://beroepseer.nl

 

Ervaringsdeskundigheid toegelicht in themanummer Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken

omslag sociale vraagstukken ervaringsdeskundigheid zomer 2017Het thema van de zomeruitgave 2017 van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken is gewijd aan ervaringsdeskundigheid. Het onderwerp staat momenteel volop in de belangstelling, niet alleen in de geestelijke gezondheidszorg maar ook op het terrein van de armoede. Een ervaringsdeskundige is volgens de definitie een persoon die door gerijpte en doorleefde ervaring van tegenslag, ziekte, beperking, lotgeval of levensomstandigheid in staat is om de kennis die niet door studie, maar door eigen ervaring is opgedaan, te benutten. Mensen die ernstig en aanhoudend psychisch lijden en in armoede leven zijn deskundig.

Op verschillende plaatsen in ons land is er een beroepsopleiding tot ervaringsdeskundige te volgen. De opleiding is er voor studenten die zelf psychische problemen of armoede hebben ervaren en lotgenoten met hun ervaring willen ondersteunen. Er is bijvoorbeeld een mbo-beroepsopleidng in Rotterdam aan het ROC Zadkine, en sinds 2016 is er de Coöperatieve Opleiding ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting (COEVA) in Amsterdam, Utrecht, Groningen en binnenkort Eindhoven. Op Hogeschool Windesheim is de specialisatie ervaringsdeskundig sociaal werker een afstudeerrichting. Een ex-verslaafde kan de hogeschool verlaten als ervaringsdeskundig hulpverlener. Daarmee is Windesheim koploper in het hoger onderwijs.

Wetenschappelijke belangstelling

Kennis van mensen die ‘het hebben meegemaakt’ mag zich steeds meer verheugen in wetenschappelijke belangstelling. In april 2017 promoveerde Wilma Boevink, zelf ervaringsdeskundige, op het onderwerp aan de Universiteit van Maastricht. Titel van haar proefschrift HEE! Over herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid in de psychiatrie. Boevink betoogt dat ervaringsdeskundigen niet worden geboren en ook niet ‘van de fabrieksband afrollen’. Er moet in hen geïnvesteerd worden.
Alie Weerman promoveerde in mei 2016 cum laude aan de Vrije Universiteit met haar onderzoek naar ervaringsdeskundige zorg- en dienstverleners. Weerman, thans lector aan Hogeschool Windesheim, waarschuwt ervoor ervaringsdeskundigen niet te veel als bijzondere vogels te zien die in een reservaat thuishoren. Ze waarschuwt er ook voor dat ervaringsdeskundigen geen nieuw machtsbolwerk moeten vormen. Ervaringsdeskundigheid moet niet teveel een systeem op zich worden. Zij ziet graag dat ervaringsdeskundigheid een vrije beweging blijft die tegengeluiden laat horen van buíten het systeem, als correctie daarop.

Ervaringsdeskundigen aan het woord

In het eerste artikel in deze uitgave is Edo Paardekoper aan het woord. In een meeslepend levensverhaal, verteld aan redacteur Marc Räkers: “Hoewel ik er niet voor betaald word, beschouw ik mijzelf wel als een geprofessionaliseerde ervaringsdeskundige. Er woedt een discussie binnen de wereld van de ervaringsdeskundigen over wanneer je effectief ervaringsdeskundige kunt zijn. Ik zie teveel mensen die bij wijze van spreken drie weken geleden nog in de crisisopvang zaten en die morgen weer totaal ontregeld aan de haldol kunnen zitten en die zich vandaag presenteren als ervaringsdeskundigen. Nou, dat moet je niet doen, denk ik. Daarmee maak je jezelf heel erg kwetsbaar, maar de ander ook. Die verwacht dan iets van je wat je niet kunt bieden. Het is echt nodig dat je een heel eind bent in je herstelproces. Dat je dit proces min of meer hebt kunnen afronden en dat het onderdeel geworden is van jezelf. Dat is volgens mij echt noodzakelijk om effectief ervaringsdeskundige te kunnen zijn, anders richt je alleen maar schade aan”.

Een andere ervaringsdeskundige die aan het woord komt is Heidi van der Laan. Zij lijkt de vicieuze cirkel van armoede te doorbreken waarin haar familie generaties lang was opgesloten. Ze ondersteunt en begeleidt inwoners van Nieuwe Pekela, een oude Groningse veenkolonie, om ook uit de armoede te raken. De echte verandering voor Van der Laan begon toen de consulent van de sociale dienst “mij het aanbod deed voor een opleiding tot ervaringsdeskundige. Ik heb meteen ja gezegd: een kans, eindelijk!” Voor die opleiding reisde ze een jaar lang elke maandagochtend met twee andere mensen uit het noorden naar Utrecht. Dinsdag aan het einde van de middag togen ze weer huiswaarts.
In haar dagelijkse werk als ervaringsdeskundige is Van der Laan zich steeds meer gaan realiseren dat ervaringsdeskundige een eenzaam beroep kan zijn: “Je werkt meestal samen met collega’s die uit een heel ander milieu komen en in jou soms een concurrent zien. Daarnaast staat er afstand met je oude omgeving. De een vindt dat je met de vijand heult en de ander prijst je je graf in dat je zover bent gekomen. In plaats van erover te zwijgen, zoals ik voorheen gedaan zou hebben, praat ik er nu over met mensen. Dat helpt om misverstanden te voorkomen”.

Ervaringsdeskundigen en de toekomstige regering

Het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken vroeg aan ervaringsdeskundigen wat zij zouden willen dat de aanstaande regering doet? Studenten van de Amsterdamse COEVA gingen op pad om de verlangens op te tekenen. Een van de antwoorden luidde: “Beste Kamerleden, beleidsmakers, klaarblijkelijk is uw focus gebaseerd op de visie van de doorsneemens met supermodale inkomsten en een druk sociaal leven. Deze groep buigt mee en zwijgt omdat u besluiten in hun voordeel neemt. De ondermodale samenleving is hier de dupe van. Echt medeleven en empathie is vaak ver te zoeken. Met de inzet van ervaringsdeskundigen uit armoede en sociale uitsluiting krijgt u een andere visie. Samen kunnen er besluiten gemaakt worden waar iedereen wat aan heeft”.

Professionele hulpverleners en ervaringsdeskundige ‘professionals’

Een andere vraag die we zouden kunnen stellen is wat de professionele hulpverleners vinden van de ervaringsdeskundigen? Volgens Marc Räkers voelen professionals in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) en armoedebestrijding zich bedreigd door deze nieuwe groep op het terrein van het sociaal werk: “Maar, deze ontwikkeling is een reactie op het feit dat veel mensen in de hulpverlening zich niet gezien en gehoord voelen en dat de huidige professionals er kennelijk onvoldoende in slagen aan te sluiten bij de belevingswereld van hun cliënten”.

Cultuurpsycholoog Jos van der Lans schrijft tenslotte in een column dat de dominante professionele orde ervaringsdeskundigheid vooral blijkt te zien als een aanvulling op wat er is: “Het is eerder een soort smeerolie om moeizame relaties tussen professionals en cliënten vlot te trekken dan dat het als hefboom wordt gezien om de eigen professionele orde te ondervragen.
Ervaringsdeskundige ‘professionals’ daarentegen zijn vaak uit ervaring kritisch op het bestaande professionele hulpsysteem. Zij willen het herstel van mensen niet langer laten dicteren door instellingen en professionals, maar veeleer door de mensen zelf, gesteund door lotgenoten, door betekenisvolle anderen, door ervaringsdeskundige coaches en maatjes. Professionals en hun instellingen moeten hun praktijk zo inrichten dat ze hun kennis en kunde voegen naar de hulpstructuren die mensen zelf in hun leefwereld inrichten om aan hun herstel te werken. Ruimte bieden aan ervaringsdeskundigheid is dus niet een extra declaratietitel erbij, maar vraagt om een andere inrichting van hulpverleningsrelaties”.

Ervaringsdeskundigheid is een fundamentele kennisbron die niet meer weg te denken is uit het sociaal werk.

Klik hier voor downloaden zomernummer 2017 Ervaringsdeskundigheid, Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken

 

Essay ‘Wetenschap in Nederland’: verkenning succes van Nederland als wetenschapsland plus waarschuwing voor toekomst

omslag wetenschap in nederland knaw 2017Tijdens de jaarlijkse Akademiemiddag van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) sprak president José van Dijck haar jaarrede uit. Zij presenteerde bij deze gelegenheid het essay Wetenschap in Nederland: waar een klein land groot in is en moet blijven, dat zij samen met vicepresident Wim van Saarloos schreef. In hun essay zoomen de auteurs in op het succes van Nederland als wetenschapsland en houden zij een pleidooi voor het versterken van het wetenschapsbestel.

Op wereldwijde en Europese ranglijsten scoren Nederlandse onderzoekers, universiteiten en instituten opmerkelijk hoog. Het Nederlandse wetenschapsbestel heeft een aantal unieke kenmerken weten om te zetten in succes. Dit succes wordt door veel mensen beschouwd als een gegeven; iets dat zonder meer en zonder moeite zal blijven bestaan. Die constatering was voor José van Dijck en Wim van Saarloos de aanleiding om hun essay te schrijven. Van Dijck: ‘Succes in het heden biedt geen garantie voor de toekomst. Om de Nederlandse wetenschap sterk te houden, zullen we moeten investeren én moeten inzetten op slimme samenwerking.’

Richtingwijzer

Met hun vogelvluchtverkenning van het Nederlandse succes en van de factoren die dat succes bepalen, hopen de auteurs bij te dragen aan bewustwording en willen ze het debat over onderzoeks- en innovatiebeleid voeden. Wim van Saarloos: ‘Het zou mooi zijn als deze publicatie het nieuwe kabinet een zetje in de goede richting geeft.’ Die goede richting, aldus de auteurs, is het omarmen van de investeringsagenda van kennisinstellingen en bedrijfsleven die ongeveer een jaar geleden het licht zag. Die agenda geeft politici en beleidsmakers houvast bij het realiseren van de ambitie van het kabinet Rutte II om de inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie op te schroeven.

Systeem onder druk

In hun voorwoord schrijven de auteurs: “De ranglijsten en citatie-impactscores van vandaag zijn resultaten van werk en investeringen in het verleden. We kijken als het ware in de achteruitkijkspiegel. Vóór ons ziet de weg er zorgelijker uit. Bijna dagelijks spreken wij jonge én ervaren wetenschappers die aan den lijve voelen hoe hoog de druk in het Nederlandse onderzoekssysteem is opgelopen. Op de naden beginnen haarscheuren te ontstaan. Deels komt dat door invloeden van buitenaf; deels komt het ook door hoe de Nederlandse wetenschap op die invloeden heeft gereageerd.
Wij, en velen met ons, vinden het hoog tijd om deze trend te doorbreken. Juist nu er economisch weer enige ruimte ontstaat, en wetenschappelijke en maatschappelijke uitdagingen vragen om extra inspanningen op het gebied van onderzoek, moeten we de juiste keuzes maken. Ons land heeft ook in de toekomst grote mogelijkheden, mits we onze unieke kracht herkennen en bereid zijn daar weer in te investeren”.

Het essay is geschreven voor iedereen die nieuwsgierig is naar de achtergronden van het Nederlandse succes en naar de kenmerken van ons wetenschapsbestel. Dat kunnen jonge onderzoekers zijn of buitenlandse onderzoekers die in Nederland werken, maar nadrukkelijk ook researchmanagers, universiteitsbestuurders, beleidsmakers en beslissers die het Nederlandse onderzoekslandschap mede vormgeve

Wetenschap in Nederland. Waar een klein land groot in is en moet blijven, door José van Dijck en Wim van Saarloos, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 2017. Klik hier voor downloaden in PDF. http://knaw.nl

Vakbond Leraren in Actie start actie ‘Niet mijn register’ en stuurt open brief aan Tweede Kamer

Op 1 augustus 2017 is de wet Beroep Leraar en Lerarenregister in werking getreden. Deze wet bepaalt dat leraren vanaf 1 augustus 2018 scholingsactiviteiten moeten bijhouden in het lerarenregister. Al eerder kwam Leraren in Actie (LIA), vakbond voor leraren en door leraren in het primair en het voorgezet onderwijs, in actie tegen dit register. De petitie www.stopditlerarenregister.nl  is bijna 30.000 keer ondertekend. Dit overtuigde de Eerste Kamer niet om tegen de invoering van het register te stemmen. In hoeverre draagvlak bestaat onder leraren is echter nooit onderzocht.

Voor LIA is het onacceptabel dat op een dergelijke wijze iets vóór de werkvloer wordt besloten, in plaats van mét de werkvloer. Dit register is geen register ‘van, voor en door’ de leraar. Niet leren, maar registreren staat centraal.

LIA roept leraren daarom op om dit register te negeren en geen activiteiten in te voeren.
LIA is tegen dit register, maar vindt een lerarenregister dat wordt georganiseerd door de beroepsgroep zelf het onderzoeken waard.

Tot 2027 heeft het geen juridische consequenties om niets te registreren. Daarom blijven we, aldus LIA, “ons (zoals wij al deden) professionaliseren, maar willen wij dit register negeren en de komende acht jaar geen activiteiten invoeren”.

Meerdere leraren uit verschillende onderwijssectoren hebben aangegeven achter deze actie te staan en hebben de open brief, verstuurd op maandag 28 augustus 2017 aan de Tweede Kamer, mede ondertekend.

Ga voor ondertekenen naar Niet mijn register: https://nietmijnregister.nl/

Meer info over Leraren in Actie: www.lerareninactie.nl

Open brief aan de OCW-commissie van de Tweede Kamer: https://nietmijnregister.nl/brief/

niet mijn register

 

Gijs Scholten van Aschat wordt nieuwe voorzitter Akademie van Kunsten

gijs scholten van aschatPer 1 september 2017 wordt Gijs Scholten van Aschat de nieuwe voorzitter van de Akademie van Kunsten. De acteur was vanaf 2014 vicevoorzitter. Hij volgt beeldend kunstenaar Barbara Visser op, die zich meer gaat richten op haar andere werk.
Scholten van Aschat wil zich onder andere bezighouden met het thema publiek domein en zich inzetten om de relatie tussen kunst en politiek te verbeteren.

Eerder zette hij zich al in voor het belang van kunst in het basis- en voortgezet onderwijs. Zo ondersteunde hij het project Luisteroren, waarbij op basisscholen creatief luisteren wordt gestimuleerd. Tijdens het symposium Het nieuwsgierige kind van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappens (KNAW) in 2015 prak hij over de rol van verbeelding en empathie in het onderwijs.

Akademie van Kunsten

De Akademie van Kunsten is opgericht in 2014 en telt momenteel vijftig leden uit de hele breedte van de kunsten. De Akademie van Kunsten vormt de plek voor debat over de waarde van kunst in de samenleving en over de relatie tussen kunst en wetenschap. Ze is een onderdeel van de KNAW.

In De Volkskrant van 28 augustus 2017 staat een interview met Scholten van Aschat waarin hij de hedendaagse politici verwijt dat ze niet veel om kunst en cultuur geven. Maar: “Het gekke is: als je een biertje met politici drinkt, zeggen ze allemaal hoe belangrijk ze cultuur vinden”. Hij weet dat geen politicus op hem zit te wachten, maar toch gaat hij het belang van kunst bepleiten. De nieuwe voorzitter van de Akademie van Kunsten wil wat terugzien voor die 200 miljoen aan bezuinigingen.

Gijs Scholten van Aschat nieuwe voorzitter Akademie van Kunsten, KNAW, 28 augustus 2017: http://knaw.nl/nl/actueel/nieuws/gijs-scholten-van-aschat-nieuwe-voorzitter-akademie-van-kunsten (Niet meer beschikbaar op site KNAW)

Video van Bijeenkomst Het nieuwsgierige kind, KNAW, 8 juni 2015: https://vimeo.com/130748682

Interview met Gijs Scholten van Aschat in De Volkskrant, 28 augustus 2017: www.volkskrant.nl

In het boek Loonfatsoen – Eerlijk verdienen of graaicultuur (2014) staat een interview met Gijs Scholten van Aschat door Thijs Jansen. Titel: Als je in Nederland geld wilt verdienen, kun je beter geen acteur worden. Zie: https://beroepseer.nl



Paradisodebat

Afgelopen zondag 27 augustus 2017 sprak Gijs Scholten van Aschat tijdens het Paradisodebat in Amsterdam over de kracht van het ensemble versus de individualisering. Tijdens het Paradisodebat drie jaar eerder in augustus 2014,  gaf hij een belangwekkende lezing over kunst en de maatschappij die hieronder op video is te volgen. Het Paradisodebat is het jaarlijkse podium waar kunstenaars, politici en publiek met elkaar in gesprek gaan over urgente thema’s, zoals de noodzakelijke verbindingen tussen kunst, cultuur en samenleving.

Scholten van Aschat begint zijn lezing van 2014 zo: “We leven in een commerciële samenleving die niet eens een samenleving is van het geld maar van de abstracte symbolen voor geld. De samenleving van de kooplieden kan worden gedefinieerd als een samenleving waarin de dingen verdwijnen ten gunste van de tekens. Wanneer een leidende klasse haar fortuin niet meer aan het slijk der aarde of aan baar goud afmeet, maar aan het aantal cijfers dat idealiter overeenkomt met een bepaalde hoeveelhied handelsoperaties, dan paatst zij daarmee ook meteen een soort mystificatie in het hart van haar kennis en haar wereld. Een samenleving die op tekens is gebaseerd is dus in essentie een formele en kunstmatige samenleving waar de lichamelijke waarachtigheid van de mens voortdurend wordt misleid. Je hoeft je er dus niet over te verbazen wanneer deze samenleving een ethiek van formele principes heeft gekozen om er haar godsdienst van te maken en dat ze de woorden vrijheid en gelijkheid evengoed op haar gevangenissen heeft aangebracht als op haar financiële instellingen.

Waar zou de kunst tegenwoordig over moeten gaan? Als het zich aanpast aan wat de grote meerderheid van onze samenleving vraagt, is het vermaak zonder strekking. Als het de samenleving blindelings afwijst, drukt het niets anders uit dan die afwijzing. In beide gevallen mondt dit uit in kunst die is losgesneden van de levende realiteit. Het is niet verbazingwekkend dat deze samenleving de kunst heeft gevraagd om niet een middel tot bevrijding maar een oefening zonder grote gevolgen te zijn. Vermaak voor haarzelf in eerste instantie, en in bepaalde gevallen voor mensen die werken en lijden. Ze hebben zo de kunstenaar elk recht op eenzaamheid ontzegd, en als onderwerp niet zijn eigen dromen gegeven maar de realiteit die door iedereen wordt beleefd en ondergaan. Ervan uitgaand dat de formele kunst, zowel door haar onderwerpen als door haar stijl, ontsnapt aan het begripsvermogen van de grote massa, ofwel niets van hun waarheid tot uitdrukking brengt, hebben deze mensen gewenst dat de kunstenaar zich voornam te spreken over en voor het grote publiek. Zoda hij over het leed en het geluk van iedereen in de taal van iedereen spreekt zal hij overal worden begrepen. Als vergoeding voor zijn absolute onderwerping aan de realiteit zal hij het totale contact tussen de mensen bewerkstelligen.

Hoe zou de kunst het zonder de werkelijkheid kunnen stellen en hoe zou ze zich eraan kunnen onderwerpen? De kunstenaar kiest zijn onderwerp, maar het kiest hem evengoed. Kunst is in zekere zin een opstand tegen de werkelijkheid. Vanwege alles wat er ongrijpbaar en onvoltooid aan is. Ze neemt zich dan ook slechts voor een andere vorm te geven aan de werkelijkheid die ze noodzakelijkerwijs in stand moet houden omdat die de bron van haar emotie is. Om de werkelijkheid te corrigeren, moet de werkelijkheid blijven bestaan. Of tenminste dat deel dat de moeite waard is te behouden. Een kunstenaar is geen schepper, maar een herschepper. Kunst is dus noch een totale afwijzing van, noch een totale instemming met wat er bestaat. Ze is tegelijkertijd afwijzing en instemming. En daarom kan ze niets anders zijn dan een onophoudelijke, steeds hernieuwde scheuring. De kunstenaar bevindt zich altijd in deze dubbelzinnige positie: niet in staat de werkelijkheid te ontkennen, en toch wijdt hij zich voor eeuwig aan het bestrijden van wat de werkelijkheid voor eeuwig aan onvoltooids bezit.

Het probleem van de kunst is niet de vraag of ze de werkelijkheid moet ontvluchten of zich eraan moet onderwerpen maar alleen welke precieze dosis werkelijkheid het werk als ballast moet innemen om niet in de wolken te verdwijnen, of zich niet met lood in de schoenen voort te hoeven slepen….” Zie verder de video hieronder.

 

Charlotte Goulmy

charlotte goulmy gr Charlotte Goulmy (1969) is docente Frans. Ze werkt sinds 1997 in het onderwijs. Na een studie Frans in Nijmegen, Leiden en Tours heeft zij de eerstegraads lerarenopleiding aan de Universiteit Utrecht gedaan. Ze heeft een niet-geautoriseerde – en nooit verschenen – biografie over Renate Rubinstein samengesteld en klimt af en toe in de pen.

Artikelen van haar hand zijn verschenen op sites van de Huffington Post, The Post Online, Hollands Maandblad en Stichting Beroepseer. Zij zet zich al meer dan twintig jaar in voor deugdelijke eindexamens en geeft de moed niet op al is het het laatste wat ze doet.

Boeiend onderzoek naar de kloof tussen lesmateriaal en wetenschappelijke bronnen leerstrategieën

Handboeken in lerarenopleidingen verwijzen te weinig naar wetenschappelijke bronnen. De kloof tussen de klas en onderzoek naar die klas is groot. Dat blijkt uit een onderzoek van masterstudenten Tim Surma en Kristel tijdens hun studie Onderwijswetenschappen aan de Open Universiteit onder begeleiding van prof. dr. P. A. Kirschner en dr. G. Camp.

In het Belgische dagblad De Standaard vertellen Surma en Vanhoyweghen hoe zij zijn nagegaan welke leerstrategieën de auteurs van handboeken behandelen. Ze bekeken het lesmateriaal van zeventien lerarenopleidingen in Vlaanderen en achttien in Nederland, goed voor 136 boeken en syllabi. “Acht op de tien boeken verwijst niet naar wetenschappelijke bronnen over leerstrategieën”, zegt Surma.
Hij bekeek ook hoe vaak ‘gespreid leren’ aan bod komt. Dat pedagogisch principe baseert zich op de vaststelling dat mensen beter feiten onthouden als ze die gespreid over een langere periode aanleren. “Een basisprincipe binnen het onderwijs dat door alle onderzoek bevestigd wordt. Dan hoop je toch dat elk handboek voor toekomstige leerkrachten ‘gespreid leren’ aanhaalt, uitlegt en liefst ook zelf in het handboek toepast“, zegt Surma.

Dat valt tegen.“Twee derde van de boeken vermeldt het niet”, zegt Surma. “Slechts een tiende van de boeken gaf twee of meer beschrijvingen. Dat is opmerkelijk: het is alsof iemand leert rekenen met driehoeken maar de stelling van Pythagoras niet vermeld wordt“. Ook de vertaalslag naar hoe je gespreid leren in de klas toepast, kwam amper aan bod.
Kristel Vanhoyweghen ging dan weer na of de leerstrategie van ‘jezelf testen’ in de boeken voorkwam. Daarbij diep je informatie op via onder meer testen, quizzen en multiple choice. Ook zij stelde vast dat dit amper aan bod kwam.

Andere pedagogische theorieën krijgen veel meer aandacht, ondanks het feit dat al meermaals wetenschappelijk bewezen is dat ze niet werken. Surma: “Leerstijlen, bijvoorbeeld. De theorie dat er leerlingen zijn die via beelden leren, of via het gehoor, en dat leerkrachten hen dus in hun lesgeven tegemoet moeten komen: die theorie klopt niet. Maar het wordt in veel handboeken uitgebreid uitgelegd”.

Lees het hele artikel Handboeken leraren missen wetenschappelijke basis, door Sarah Vankersschaever, De Standaard, 25 augustus 2017: www.standaard.be

Steven Gort: Kleinschalige initiatieven leiden tot herwinnen vertrouwen overheid

Steven Gort, werkzaam bij ICTU – uitvoeringsorganisatie voor automatisering van overheidsdiensten – gelooft er heilig in dat je door het radicaal innoveren van dienstverlening het vertrouwen in de overheid kunt herstellen. Op de site van Open Overheid legt hij in een interview uit dat je juist daardoor de broodnodige democratische vernieuwing kunt realiseren. Kern van zijn boodschap is kleinschaligheid. Hij wil graag kleinschalige experimenten met publieke en private partners onder het motto: klein doen, groots effect!

Schaduwmaatschappij

Gort: “We zijn volledig de grip kwijt op hoe we het overheidsapparaat hebben ingericht. De overheid vernieuwt niet snel genoeg, sluit niet snel genoeg aan op veranderingen in de maatschappij. Daardoor zijn we het contact met de samenleving volledig kwijtgeraakt. Veel mensen en partijen voelen zich niet begrepen. En als resultaat wordt de vertrouwensbreuk nog groter en ontstaat er een soort schaduwmaatschappij. Van de politiek hoeven we de oplossing niet te verwachten. Het is juist de overheid zelf die de lead moet pakken in het digitale domein. Bestuurders die snappen hoe digitale dienstverlening echt kan werken, kunnen uiteindelijk ook werken aan vernieuwing van de democratie. Dat is ook mijn eigen drive. Het draait erom of ik door de dienstverlening op een kleine postzegel op orde te krijgen, jou kan erkennen in je behoefte. Van daaruit kunnen we de grotere maatschappelijke en ethische vraagstukken oppakken. En echt, ik struikel elke dag over de problemen. Maar ook over de oplossingen!”

Als oplossingen ziet Gort kleinschalige experimenten in de hoop dat ze een een enorme olievlekwerking gaan krijgen en waarvan we al doende kunnen leren: “Dat is de enige manier om de leefwereld en de systeemwereld weer met elkaar in verbinding te krijgen. We moeten helder voor ogen hebben voor wie de dienstverlening bedoeld is en wat de behoefte is van de ander. Consensus bereiken over het resultaat dat beiden willen bereiken. En vooral stoppen met automatiseren vanuit het eiland van de organisatie”.

Eén werkelijkheid, twee waarnemingen

Een voorbeeld: Mensen met een uitkering willen voor zichzelf beginnen: “Het UWV staat opstarten naast je uitkering toe, maar je moet wel beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Om die reden zou de opgave van de uren eerder lager dan hoger uitvallen. Dat kan ook want een deel van de uren is indirect en staat niet geheel in de weg aan beschikbaarheid. Denk aan het posten van zakelijke brieven, dat kan ook onderweg bij het boodschappen doen. Kijken we naar de Belastingdienst, dan kun je in aanmerking komen voor startersaftrek vanaf een minimum aantal bestede uren. Om die reden zou de opgave van de uren juist eerder hoger dan lager uitvallen. Dat kan ook want een deel van de uren is indirect maar effectief genoeg om tot de ondernemingsactiviteiten geteld te worden. Denk weer aan het posten van zakelijke brieven, onderweg naar de supermarkt. De werkelijkheid wordt dus twee keer waargenomen. Iedere waarneming kent zijn eigen subjectiviteit en de besluitvorming daarmee ook”
Het gaat er dus om niet alleen de gegevens te lezen, maar ook altijd de vraag te stellen: Waarom? Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor de manier waarop de overheid nu is georganiseerd.
Een ander door Gort naar voren gebracht voorbeeld betreft een simpele digitale methode ter bestrijding van fraude met BTW dat het Ministerie van Financiën nu aan het bekijken is.

Het recht om niet gemeten, geanalyseerd of beïnvloed te worden en op betekenisvol menselijk contact

In een rapport van de Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid over het functioneren van de digitale overheid in relatie tot de snelle digitalisering van de samenleving, wordt gepleit voor ruimte voor publiek-private samenwerking en ruim baan voor deskundigen en voortrekkers. Dat is precies de ruimte die Gort zoekt. Met een aantal collega’s heeft hij aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) een lijst van experimenten en pilots gepresenteerd die kan bijdragen aan het beter functioneren van een dienstverlenende, democratische overheid. Het betreft zowel lokale als landelijke initiatieven.

Volgens Gort is bij automatisering van de overheid het van veel belang dat de data op orde zijn en dat er menselijk contact blijft: “Het is ontzettend belangrijk dat data eenmalig worden gecreëerd, bij de bron blijven en iedereen zelf de beschikking heeft over zijn of haar eigen data. Dat is de enige manier om uit het enorme data-infarct te komen waar we nu in zitten. En zorgdragen voor fatsoenlijke digitale grondrechten. Niet voor niets pleitte het Rathenau-instituut onlangs voor een nieuw Europees verdrag met twee nieuwe mensenrechten. Dat gaat over het recht om niet gemeten, geanalyseerd of beïnvloed te worden. En over het recht op betekenisvol menselijk contact. En daarmee is het kringetje voor mij weer rond, want nogmaals: goede dienstverlening gaat voor mij om het erkennen van de behoefte van de ander en het bouwen aan echt vertrouwen. Want dat hebben we keihard nodig in deze maatschappij”.

Lees het hele interview met Steven Gort: Het korte lijntje van dienstverlening naar democratie, Interview opgetekend door Renata Verloop, Open Overheid, 25 juli 2017: http://www.open-overheid.nl/gastblog/korte-lijntje-dienstverlening-naar-democratie/ (Interview is niet meer beschikbaar op Open Overheid – Kijk op Webarchive: https://web.archive.org/web/20220706092238/https://www.open-overheid.nl/gastblog/korte-lijntje-dienstverlening-naar-democratie/)

Maak Waar! Adviesrapport van de Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid over (het verbeteren van) het functioneren van de digitale overheid, Digitale overheid, 18 april 2017: www.digitaleoverheid.nl

Human rights in the robot age, Rathenau Instituut, 11 mei 2017: www.rathenau.nl

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor systemen, Raad voor het openbaar bestuur (Rob), november 2016: www.raadopenbaarbestuur.nl

Discipl: technology for a future society: https://discipl.nl/discipl-technology-for-a-future-society/

Blockchain Magazine – ICTU Steven Gort: http://hostedby.frogjump.nl/blockchain-magazine#!/stevengort (Niet meer beschikbaar). Ga naar ICTU en innovatie: www.ictu.nl/ictu-en-innovatie#

Steven Gort: Datafluisteraar: https://datafluisteraar.org/ (Website is opgeheven)

Interview met Rik Peters van Universiteit van Groningen over relevantie en toepasbaarheid van vak geschiedenis voor organisaties en maatschappij

Rik Peters heeft aan de Universiteit van Groningen de cursus Leergeschiedenis en organisaties opgezet als onderdeel van de maatschappelijke master van de opleiding Geschiedenis. Doel: toekomstige historici de maatschappelijke relevantie van hun vak laten ervaren en het vak geschiedenis praktisch en breed toepasbaar maken.
Het vak is uniek in Nederland en Europa. In de afgelopen elf jaar zijn in het kader van de cursus tientallen leergeschiedenissen geschreven voor scholen, rechtbanken, gemeenten, woningcorporaties, provincies, ministeries, de Rekenkamer, de Raad van State, bijna alle politieke partijen en ook voor bedrijven als Rabobank, Philips, Ordina, en Atos.

Kern van de leergeschiedenis is dat organisaties alleen maar duurzaam kunnen veranderen als ze reflecteren op hun verleden. Dat leerproces wordt op gang gebracht door het verhaal van de organisatie te schrijven zoals verteld door de mensen die daar werken. Ter voorbereiding van een leergeschiedenis voeren de studenten eerst een intakegesprek om de leerbehoefte van de organisatie scherp te krijgen. Vervolgens duiken de studenten in een brede selectie van geschreven bronnen over de organisatie. Dat levert de basis voor de verhaallijn van de geschiedenis van een organisatie.

Een goede leergeschiedenis vraagt van de makers om zich enerzijds empathisch op te stellen, zich goed in te leven in de medewerkers en de organisatie zelf. Anderzijds dienen de makers juist een zekere afstand te bewaren om het geheel, oftewel het systeem te kunnen zien. Een leergeschiedenis baseert zich op feiten (door middel van literatuuronderzoek) en op meningen/percepties en legt deze naast elkaar. Dat vormt de basis voor dialoog en voor een gezamenlijk leerproces. Op die manier is de leergeschiedenis wellicht een passend antwoord op de waarde van het persoonlijk verhaal. In een tijd van alternatieve feiten, fake news en fact free politics telt elke mening even zwaar en wordt het belang van feiten terzijde geschoven. Peters vindt dat een zorgelijke ontwikkeling: “Als je het niet eens kunt worden over de feiten, dan kan je niet op constructieve wijze van mening verschillen en van elkaar leren”.
Peters is bezig een boek te schrijven over ervaringen met leergeschiedenissen van de afgelopen dertien jaar dat naar hij hoopt in de zomer van 2018 wordt gepubliceerd.

rik peters kl

Klik hier voor interview
met Rik Peters

Rik Peters: Als je het niet eens kunt worden over de feiten, dan kan je niet op constructieve wijze van mening verschillen en van elkaar leren.