Skip to main content

Redactie Beroepseer

Oproep aan zorginstellingen om verpleegkundigen meer leiderschap te geven

In dagblad BN De Stem pleit dr Anita Wydoodt ervoor verpleegkundigen meer leiderschap te geven. Wydoodt is bestuurder van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg.

Wydoodt: “Ziekenhuizen, verpleeg- en thuiszorgorganisaties hebben een structureel tekort aan (wijk)verpleegkundigen. De komende vijf jaar zijn 100.000 mensen in de zorg nodig, aldus de beroepsvereniging voor Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. Maar de inzet om nieuwe verpleegkundigen te werven, gaat over de hoofden van de beroepsbeoefenaars heen. Daarom hier een pleidooi om verpleegkundigen veel meer zelf aan het roer te zetten. Op álle gebieden.

Investeren

Het nieuwe kabinet gaat 2,1 miljard euro investeren in verpleeghuiszorg. Maar met dit extra geld worden structurele problemen, zoals het tekort aan verpleegkundigen en de hoge werkdruk, niet opgelost. Ondanks dat zorgorganisaties en opleidingsinstituten steeds beter samenwerken, zullen we niet voldoende in staat zijn de duizenden vacatures in te vullen. Een andere aanpak is vereist.

Het werk van verpleegkundigen moet op de schop. Werkgevers moeten verpleegkundigen de kans geven zelf het voortouw te nemen. Zij zijn als geen ander in staat initiatieven te nemen om hun werk anders in te richten. Werkgevers en managers luisteren vaak onvoldoende naar verpleegkundigen. Daardoor horen ze wel klachten over de hoge werkdruk, maar hebben ze geen oor voor oplossingen die worden voorgesteld. Ik ben van mening dat we verpleegkundigen de ruimte moeten geven verpleegkundig leiderschap te nemen. En zorgorganisaties moeten dit faciliteren.

Een voorbeeld: op veel verpleegafdelingen wordt al decennia op dezelfde wijze gewerkt. Met vaste tijdstippen voor wassen en eten. Als verpleegkundigen meer mandaat krijgen, kunnen ze in overleg met patiënt en naasten hier van afwijken, leert de praktijk. Daar wordt de patiënt gelukkiger van, want niet iedereen wil om half 8 gewassen en aangekleed worden, en om 8 uur ontbijten. En door betere spreiding van het werk, gaat de piekbelasting naar beneden”.

Wydoodt is ervan overtuigd dat door het werk voor verpleegkundigen aantrekkelijker te maken, meer jongeren zullen kiezen voor een baan in de zorg, en stromen er minder verpleegkundigen voortijdig uit.

Lees het hele artikel Roer om in zorg: geef verpleegkundigen meer leiderschap, door Anita Wydoodt, De Stem, 20 december 2017: www.bndestem.nl

Lysanne van Schaik wint BZK scriptieprijs 2017: Professionaliteit als uitdaging tegen burn-out

In november 2017 werd voor de eerste keer de BZK-scriptieprijs uitgereikt. Het betreft een prijs voor degene die de origineelste en relevantste afstudeerscriptie schrijft over werken in het openbaar bestuur.
De BZK-scriptieprijs is een initiatief van de directie Ambtenaar & Organisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Konkinkrijksrelaties (BZK) en stimuleert studenten om onderzoek te doen op het brede terrein van ‘arbeid en organisatie’.

Voor deze eerste scriptieprijs ontving het ministerie 29 scripties over zeer uiteenlopende onderwerpen. Over vakmanschap en mobiliteit; leiderschap en flexibilisering, aantrekkelijk werkgeverschap en het vertrek van burgemeesters. De scripties zijn beoordeeld door een deskundige jury bestaande uit beleidsmakers. Er is gelet op originaliteit, beleidsrelevantie en kwaliteit.
Drie prijswinnaars hebben zich weten te onderscheiden doordat zij nieuwsgierigheid wisten op te wekken. Zij krijgen naast een geldbedrag ook de uitnodiging om een dag mee te lopen met een topambtenaar van het ministerie.

lysanne van schaik De eerste prijs is gegaan naar Lysanne van Schaik voor haar masterthesis: Professionalism als uitdaging tegen burn-out, waarin het verband wordt onderzocht tussen professionalism en het risico op burn-out.
Aanleiding voor het onderzoek is de recente constatering dat het burn-outrisico alsmaar blijft stijgen. Burn-out wordt omschreven als een vorm van overbelasting die vaak tot uiting komt op het werk. Hoewel burn-outs door de actualiteit vrij nieuw lijken te zijn, is dit niet het geval. Al sinds de jaren zeventig is er veel over burn-outs verschenen in de wetenschappelijke literatuur. De term burn-out komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten en beschrijft het proces van emotionele uitputting op het werk. Volgens de Maslach Burnout Inventory (MBI), de meest gebruikte test, wordt burn-out vastgesteld aan de hand van drie criteria: emotionele uitputting, depersonalisatie en bekwaamheid. In Nederland wordt burn-out vaak omschreven als een ‘opgebrand gevoel’.

Een verstoorde balans

Door de opkomst van de kenniseconomie is de arbeidsmarkt niet meer zoals tientallen jaren geleden. Er komen steeds meer hoogopgeleide mensen bij die zich blijven ontwikkelen, zowel op professioneel als op sociaal gebied. Er is steeds meer vraag naar ‘professionals’. De medewerker anno nu is een professional, gespecialiseerd in specifieke kennis en onderdeel van een brede professie. Met professionalism wordt bedoeld de houding en het gedrag van een werknemer t.o.v. de professie. Hoewel de excellentiedruk bij deze professionals hoog ligt, krijgen zij veel energie bij een positieve houding ten opzichte van hun beroep.

Andere factoren die bijdragen aan een burn-outrisico zijn emancipatie en de verandering in werkverdeling. Mannen en vrouwen werken tegenwoordig beiden; privé worden de taken anders verdeeld dan voorheen. Medewerkers besteden ook steeds meer tijd aan hun werk en ervaren meer druk; er wordt meer van hen geëist. Hierdoor krijgen Nederlanders steeds meer te maken met een verstoorde balans tussen hun professionele en persoonlijke leven.

Omdat het aantal mensen met een burn-out of een hoog burn-outrisico gestaag toeneemt, is burn-out niet alleen in de wetenschappelijke literatuur, maar ook in de populaire media een terugkerend thema. Veel media hebben het onderwerp de afgelopen tijd onder de loep genomen. In 2016 bijvoorbeeld werd de film Everybody Happy uitgebracht over een komiek met een burn-out en in maart 2017 zond jongerenzender BNN een documentaire reeks uit over de problematiek rondom burn-out. Dat een jongerenzender zoveel tijd en geld besteedt aan het (populair) onderzoeken van burn-outs is relevant: steeds meer jongeren krijgen te maken met burn-outklachten terwijl, zo bleek uit het programma, burn-out zich nog in de taboesfeer bevindt en door veel jongeren als falen wordt beschouwd.

De grootste oorzaak van een burn-out is een verstoorde balans, als de aan de professionals gestelde eisen veel druk of stress veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn
– het begin van de carrière, waarbij werknemers nog onervaren zijn en veel prestatiedruk ervaren;
– werkdruk, omschreven als de druk die wordt ervaren om binnen een bepaalde tijd een prestatie te moeten leveren;
red tape, omschreven als onnodige bureaucratische regelgeving en procedures die het behalen van werkdoelen moeilijker maken;
– algemene professionele en persoonlijke eisen.

Leeftijd maakt niet uit

Een voorbeeld van druk of stress in het persoonlijke leven is de de leeftijd. Een hoog burn-outrisico werd in het verleden vaak toegeschreven aan bepaalde leeftijds-of beroepsgroepen, terwijl steeds duidelijker wordt dat het vinden van een balans in elke levensfase voorkomt. Tegenwoordig blijkt dat ook jongeren steeds meer moeite hebben om werk en privé in balans te houden en dat leidt tot een hoger burn-outrisico. De Nederlandse arbodienst ArboNed die gaat over arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid, stelde al vast dat de gemiddelde leeftijd van de piek van het meeste psychische verzuim, steeds verder zakt. Andere voorbeelden zijn o.m. de gezins- en thuissituatie, maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke eigenschappen.

Het onderzoek van Lysanne van Schaik is een waardevolle bijdrage aan de kennis over de relatie tussen professionaliteit, sociale en professionele levensfasen en het burn-outrisico. De resultaten laten zien dat er een significante relatie bestaat tussen de mate van professionaliteit en het burn-outrisico, in de zin dat een hoge mate van professionaliteit leidt tot een lager burn-outrisico. Elke leeftijdscategorie heeft een even hoog burn-outrisico. Dit onderzoek draagt ook bij aan de kennis over hoe werkgevers een burn-out bij hun werknemers kunnen voorkomen.

Klik hier voor downloaden Professionalism als uitdaging tegen burn-out, door Lysanne van Schaik, 2017: https://studenttheses.uu.nl

BZK scriptieprijzen voor USBO studenten, Universiteit Utrecht, 6 november 2017: www.uu.nl/nieuws/bzk-scriptieprijzen-voor-usbo-studenten

Bekijk ook de video hieronder waarin Lysanne van Schaik vertelt over haar onderzoek. Duur: 1.40 min

 

 

 

 

Het grote Onderwijs-jaaroverzicht van 2017 door Steven Geurts

Op de weblog van Steven Geurts is Het grote Onderwijs-jaaroverzicht van 2017 te lezen: “Het enige onderwijs-jaaroverzicht wat telt. Incl bekendmaking van de Onderwijsverliezer én winnaar van 2017”. Geurts is leraar en bioloog en blogt regelmatig over onderwijs, politiek en natuur.

Geurts begint met te schrijven dat “2017 een bewogen onderwijsjaar was. In maart waren er verkiezingen, waarna zelfbenoemde onderwijspartij D66 samen met Arie Slob van de ChristenUnie de scepter ging zwaaien op het Ministerie van OCW. Ondertussen verenigde PO in Actie het werkveld en werd er voor het eerst sinds jaren gestaakt. Er werden rechtzaken gevoerd tegen de eindexamenmakers en ook binnen de lerarenvertegenwoordigingsorganen was het niet bijzonder rustig. Tijd om de balans op te maken, en de winnaars en verliezers van onderwijsjaar 2017 bekend te maken.

Een van de verliezers in dit onderwijsjaar is Maurice de Hond. De Hond, initiatiefnemer van de zogeheten Steve Jobsscholen, moest dit jaar zijn biezen pakken als bestuurder. Zijn scholen kwamen onder verscherpt toezicht te staan na rammelende financiën, en De Hond zelf ontving een ton subsidie teveel. Een misverstand, zegt hij zelf. De Hond verkoopt zijn schoolconcept aan andere scholen, maar deze scholen gaven er vanwege de torenhoge kosten massaal de brui aan. Toch lijkt het Maurice de Hond niet echt te deren, zijn schoolconcept vindt gretig aftrek in het goed betalende buitenland.

Nog een verliezer: het College voor Toetsen en Examens kreeg de ene oorvijg na de andere te verduren na een rotzooitje in het examen Frans. Het leidde zelfs tot een rechtszaak en hoewel het CvTE op papier gelijk kreeg “de regels zijn juist toegepast”, is het credo helder: het moet beter.

In het lijstje verliezers kunnen we niet om Sander Dekker heen. De staatssecretaris PO, VO, cultuur en media gaat de geschiedenis in als de man die talloze projecten optuigde, die daarna zo gammel bleken te zijn als een bouwsteiger van gekookte spaghetti”.

Lees verder: Het grote 2017 Onderwijs-jaaroverzicht op de blog van Steven Geurts: https://stevengeurts.wordpress.com

Nieuw essay over openbaarheid en transparantie bij de overheid

omslag de droom het land en het tekortHet essay De droom, het land en het tekort gaat over de dilemma’s en de positieve kanten van openheid en transparantie op de ministeries. Het essay is geschreven door drie auteurs op basis van literatuur, elf interviews en werkateliers. In de Inleiding wordt verwezen naar de Duitse regisseur en filmproducent Rainer Werner Fassbinder die in de jaren zeventig het controversiële toneelstuk Der Müll, die Stadt und der Tod (in het Nederlands Het vuil, de stad en de dood) schreef, een uiterst somber verhaal over kapotte mensen in een kapotte stad. Dat sombere beeld heeft in onze tijd een tegenhanger gekregen, het boek The Circle van de Amerikaan Dave Eggers dat de ultieme consequentie van transparantie en totale openheid toont. The Circle is wel Orwelliaans genoemd, dystopisch ook, maar bovenal een verkenning van puurheid, zuiverheid en neutraliteit. Van: “het beste voor hebben met de mensen”.

De droom, het land en het tekort is een vervolg op een eerder onderzoek naar het gedrag van ambtenaren in de openbaarheid, uitgevoerd in 2012, de tijd van de sterke opkomst van sociale media. Het leek erop of er voor de ambtenaar ruimte ontstond voor nieuwe relaties met ‘buiten’ op persoonlijk- en netwerkniveau. De praktijk bleek evenwel weerbarstig te zijn. Het onderzoek kreeg de titel De uitzondering op de regel en schetste een eerste beeld van de dilemma’s die rond transparantie en openheid hebben gespeeld.

Er zijn vier terreinen waar paradoxen en dilemma’s zichtbaar geworden zijn. In de eerste plaats op het politiek-bestuurlijk vlak. Waar de samenleving steeds horizontaler werd, bleven binnen de overheid strikte hiërarchische, verticale structuren overeind. Daardoor bleef ook – als het er echt om ging spannen – de ambtelijke reflex overeind van werken en beslissen volgens de lijn:“We zijn er – weliswaar – voor de samenleving, maar we werken voor de minister”.

Ook in maatschappelijk opzicht was er spanning. Waar nieuwe media aan de ene kant zorgden voor grotere transparantie en openheid, doemde ook de schaduwzijde van deze transparantie al voorzichtig op. Daden, beslissingen en beleidsvoornemens van ‘de’ overheid kwamen steeds nadrukkelijker onder het vergrootglas te liggen. Vooral als zaken misgaan, of dreigen mis te gaan. In ‘successen van de overheid’ lijkt de samenleving minder geïnteresseerd. Dat riep bij ambtenaren de vraag op of de ‘buitenwereld’ wel echt geïnteresseerd is in transparantie en openheid als het gaat om taaie, wellicht wat saaie, lineaire beleidsprocessen. Of veerde de ‘buitenwereld’ alleen op bij schandalen en beleidsplannen waarmee ‘men’ het niet eens is? Sceptici beweerden dat met die transparantie de Doos van Pandora zou opengaan.

We willen een interactieve en snelle overheid

Een derde terrein van spanning zijn de media. Door de snelle ontwikkelingen van internet en sociale media raken journalistiek en samenleving gewend aan snelle interactie en stijgt het verwachtingspatroon ten opzichte van communicatie met de overheid. Die moet interactief, pro-actief en vooral snel kunnen ageren en reageren.
Aan de andere kant accepteert de samenleving steeds minder ‘fouten’. Zo ontstaat de derde paradox . Wij – media en publiek – willen een interactieve en snelle overheid, maar accepteren niet dat er onzorgvuldig wordt gewerkt en fouten worden gemaakt. We verwachten een betrouwbare en nauwgezette overheid.

Tot slot was er frictie rond privacy. Sociale media maken ruim baan voor de ideeën van de Canadese filosoof Marshall McLuhan die in de jaren zestig schreef dat het tempo van media bij iedere ‘uitvinding’ zou toenemen. Zijn voorspelling: “Snel naderen we het laatste stadium van de menselijke extensies – de technologische simulatie van het bewustzijn, waarin het creatieve kenproces collectief en corporatief extensies vindt in de hele menselijke samenleving, zoals we nu reeds onze zintuigen en zenuwen extensies hebben gegeven in de vorm van verscheidene media”.
Met sociale media is iedereen zijn eigen medium. Hiermee komt de voorspelling van de Amerikaanse beeldend kunstenaar en filmer Andy Warhol uit. Hij beweerde in 1968 dat in de toekomst iedereen vijftien minuten lang wereldberoemd zal zijn.
Ook ambtenaren maken gebruik van sociale media. Sommigen juichen dat toe, anderen juist niet. Immers, al snel werd duidelijk dat het voor ambtenaren lastig is om als privé-persoon – bijvoorbeeld – te twitteren. Hoe ver kun je gaan in het verspreiden van je eigen mening over maatschappelijke kwesties?

Tot 2012 was er een overvloed aan beschouwende studies te raadplegen waarin de theoretische voordelen van transparantie en openbaarheid werden belicht. In een aantal studies werd uitgelegd hoe de nieuwe uitvindingen in de praktijk konden worden gebracht. Waarom er meer openheid en transparantie moest komen en waarom de overheid een actievere rol moest spelen in het openbaar maken van bronnen, gegevens en beleidsprocessen kon goed worden beargumenteerd door de ambtenaren. Deze dingen zouden de overheid veel ‘goeds’ brengen. De overheid zou efficiënter en effectiever werken en zich beter kunnen verantwoorden.

Een kwestie van het stellen van de juiste vragen

Hoe we er nu voor staan is te lezen in dit nieuwe essay. Het richt zich op open data en een open overheid vanuit een principiële overtuiging – bijna een identiteitskwestie – in combinatie met een sterke focus op de praktische realisatie van economische meerwaarde. In de laatste jaren zijn er vorderingen gemaakt, zoals het actief openbaarmaken van alle declaraties van ministers en kabinet. Op het gebied van open data zijn er flinke stappen gezet en rond een aantal urgente problemen zoals de energietransitie of de toekomst van ons onderwijs zijn transparante maatschappelijke dialogen georganiseerd.
Vervolgens is er zicht gekomen op moeilijke vragen en dilemma’s. Bijvoorbeeld hoe een data-gedreven open aanpak te realiseren is, welke vaardigheden daarvoor nodig zijn en welke praktische stappen er genomen dienen te worden.

Toegevoegd aan het essay is een co-referaat van Guido Rijnja, adviseur communicatiebeleid van de Rijksvoorlichtingsdienst, getiteld Kramp kan altijd nog, waarin hij constateert dat het niet gaat over de vraag welke gegevens de overheid blootlegt maar hoe de overheid die gegevens blootlegt. Daarmee maakt de overheid kenbaar dat ze a) de ander serieus neemt, b) die ander ook een stem wil geven en c) bereid en in staat is om uitleg te geven.
Wie dit eerste ambtelijke sleutelmoment te lichtzinnig behandelt, doet velen en niet in de laatste plaats zichzelf, tekort. De gevolgen kunnen nihil zijn, maar ook ten hemel schreiend en ronduit kostbaar: hoeveel Wobverzoeken zijn uiteindelijk per saldo niet te definiëren als uitgestelde transparantie? (Wob = Wet openbaarheid van bestuur. Het recht van de burger op informatie van de overheid).

Ambtelijk vakmanschap, aldus Rijnja, “begint met het vermogen te bepalen wat ‘openbaar’ in jouw ‘bestuur’ is. Met ook ‘jouw’ eigenlijk tussen aanhalingstekens. Wat schraagt nou die beoordeling van de vraag van wie iets is en hoe je daarmee omgaat. Zoals Roel in ’t Veld bij de slotbijeenkomst van de ‘Zoektocht naar het handwerk van de overheidsmanager’ op 20 november jongstleden raak opmerkte: aan competenties alleen heb je niets, dat leidt maar tot navelstaarderij. Het gaat om het handelen, als het erop aankomt. En handelen, dat is méér dan iets maken; hét kenmerk van vakmanschap is dat je iets doet.

Omgaan met actieve openbaarheid – of transparantie zo u wilt – is dus in de kern een kwestie van het stellen van de juiste vragen aan de juiste mensen op het juiste moment”.

De droom, het land en het tekort; een essay over openbaarheid, transparantie, open data en de ambtenaar, door dr. Ton Baetens, drs. Arnout Ponsioen en dr. Menno Jacobs, met een co-referaat van Guido Rijnja, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, december 2017. Klik hier voor downloaden.

Nieuw verschenen en te bestellen: ‘Artikel 5 – De beroepseer van de accountant’

omslag artikel5Een nieuw deel in de boekenserie van Beroepseer is verschenen:  Artikel 5 – De beroepseer van de accountant. 

“De registeraccountant onthoudt zich van al hetgeen schadelijk is voor de eer van de stand der registeraccountants”, zo luidde ooit artikel 5 van de Gedrags -en beroepsregels voor de registeraccountant. Het weerhield een deel van de beroepsgroep er niet van dat collectieve eergevoel aan de wilgen te hangen en de eigen verdiensten te laten prevaleren. In 2014 riep de toenmalige minister van Financiën Dijsselbloem de accountants op “hun beroepseer weer terug te krijgen”. Een nobel streven, maar in hoeverre is dat nog een haalbare kaart?

Artikel 5 – De beroepseer van de accountant  biedt een rijke bundeling aan bijdragen met voornamelijk positieve inzichten, scherpe analyses en verhalen van mensen uit of in de nabijheid van de accountancysector. Met als centrale vraag: hoe staat het eigenlijk met de beroepseer van de accountant en wat is er (meer) nodig de accountant te helpen goed werk te leveren in dienst van ons allemaal?

Met bijdragen van onder anderen Arnout van Kempen, Thijs Smit, Martin Martinoff, Marcel Pheijffer, Thérèse Grohnert, Roger Meuwissen, Wim Gijselaers,Henk Scheffers, Frédérique Six, Young Profs, Eric Smit, Boudewijn de Bruin, Arnold Schilder, Christopher Humphrey.

Redacteuren van Artikel 5 zijn Margreeth Kloppenburg, publicist/spreker en onderzoeker/docent aan de Hogeschool Utrecht en Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer en onderzoeker/docent aan het Institute of Governance van de Universiteit van Tilburg.

“Wat ik wel weet, is dat ik het hartgrondig eens ben met de redactie van deze uitgave, die het accountantsvak op positieve wijze wil neerzetten als een eervolle professie: met hoge kwaliteitseisen ten aanzien van het uitvoeren van een wettelijke taak (de controle van de jaarrekening), met een nadruk op het dienen van de publieke zaak, telkens gericht op het uitvoeren van verantwoordelijk werk”.
Marcel Pheijffer, hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden, in zijn essay ‘You can’t handle the truth’.

“While the basics of professions and professionalism have long been established, it is crucial to revisit them regularly. In this important and timely work, Margreeth Kloppenburg, Thijs Jansen, and their colleagues consider how the profession of accountancy can continue its critical work in a time of rapid change, powerful market forces, and often disruptive technological innovations”.
Howard Gardner, co-author of Good Work: When Excellence and Ethics Meet, and Director, The Good Project, Harvard School of Education.

Klik hier voor complete inhoudsopgave van Artikel 5.

Bestellen à €  32,50 per exemplaar ( 250 pagina’s, december 2017) bij Beroepseer Vrije boeken: https://beroepseer.vrijeboeken.com

artikel 5 beroepseer accountant bestellen

Het door de overheid bevorderde thuis-sentiment heeft onbedoelde en onwenselijke gevolgen in de zorg

omslag thuis drama van sentimentele samenleving duyvendakDe overheid heeft besloten dat ‘oost west, thuis best’ is’, constateert hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak in zijn bijdrage op de site van Sociale Vraagstukken naar aanleiding van een bijeenkomst vandaag – 13 december 2017 – in Den Haag over decentralisaties in de zorg van de Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV). Zie: www.nsv-sociologie.nl

Duyvendak: “Er zijn de afgelopen jaren in Nederland talloze ‘keukentafel’-gesprekken gevoerd. Sinds gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor de uitvoering van professionele zorg, terwijl ze tegelijkertijd fors moeten bezuinigen, schuiven ambtenaren en sociaal professionals aan de keukentafel aan om met hulpbehoevende burgers te bezien wat ze ‘echt’ nodig hebben. Burgers moeten namelijk veel meer zelf en voor elkaar gaan doen, vooral voor hun partners, hun kinderen, hun ouders, en anderen in hun ‘sociaal netwerk’.

Gemeenten dragen nu verantwoordelijkheden die voorheen grotendeels bij het Rijk lagen. Leidende gedachte is dat gemeenten dichter bij hun burgers staan – er schemert een ‘belofte van nabijheid’ door alle wetteksten: als ambtenaren en politici ‘dichter’ bij hun burgers staan, dan kunnen ze meer ‘maatwerk’ leveren.

Veel gemeenten nemen deze gedachte van nabijheid heel letterlijk en komen dus bij de mensen thuis. Ambtenaren uit Gemert verklaarden daarbij dat ze niet zozeer als ambtenaren op bezoek kwamen maar meer als ‘grote zussen’ – daarmee de setting verder verhuiselijkend. In plaats van een ongezellig professioneel gesprek bij bijvoorbeeld de sociale dienst, schuift de ambtenaar of de sociaal professional nu als wijs familielid aan de keukentafel aan.

Kille instellingen

De sociologe Evelien Tonkens heeft deze verhuiselijking scherp geanalyseerd in haar Socrateslezing in 2014: grote, formele, kille instellingen en professionals zijn uit de mode. Zorg en steun worden nu verwacht van het informele netwerk; échte, warme zorg kan het best geleverd worden door hen die zeer nabij staan.

De populariteit van deze huiselijke aanpak vloeit voort uit de in ons land breed gedeelde opvatting dat ‘thuis’ de plek is waar het beste zorg kan worden verleend, veel beter in ieder geval dan in een grote instelling. Tehuizen worden dan ook ontmanteld: eerder verdwenen al grootschalige psychiatrische inrichtingen, nu worden in hoog tempo verzorgingstehuizen gesloten. De gedachte is dat een ‘tehuis’ nooit een ‘thuis’ kan bieden.

Politici geven huizenhoog op van ‘thuis’; ze willen er alles aan doen om mensen maar zolang mogelijk thuis te laten wonen. Gevoed door negatieve beeldvorming, bestaat onder de hulpbehoevenden zelf die wens overigens vaak ook: tehuizen worden gezien als onpersoonlijk, een plek waar niet goed voor je gezorgd wordt, waar de urine je langs de benen loopt.

Thuis is heilig

Zelfs als onderzoeken uitwijzen dat veel zelfstandig wonende, hulpbehoevende mensen erg eenzaam zijn en liever onder gelijken zouden willen verkeren, dan nog blijft een discussie over voor- en nadelen van thuis versus tehuis uit. Thuis is heilig verklaard. De overheid heeft besloten dat ‘oost west, thuis best’ is. Om af te dwingen dat mensen thuis ook meer voor elkaar gaan doen, verscherpt de politiek voortdurend de norm voor – wat ambtelijk heet – ‘de gebruikelijke zorg’.”

Lees het hele artikel van Jan Willem Duyvendak, waarin hij tot slot schrijft hoe de overheid in feite helemaal niet terugtreedt  maar, integendeel, burgers steeds meer opdrachten geeft om informele hulp te verlenen. Zo leidt de grote nadruk op ‘thuis’ in de zorg tot een zekere verstatelijking van ‘thuis’: de overheid komt letterlijk bij u thuis en gaat aan uw keukentafel zitten. Maar dit thuis-sentiment heeft onbedoelde, onwenselijke gevolgen: Ook in de zorg is ‘thuis’ een magische belofte geworden, Sociale Vraagstukken,
13 december 2017: www.socialevraagstukken.nl

Duyvendaks artikel is een bewerking van het eerste hoofdstuk van zijn nieuwe boek Thuis – Het drama van een sentimentele samenleving, 2017: http://nl.aup.nl/books/9789462987654-thuis.html

Reddingswerker, kort verhaal door Jordi Lammers, ‘writer in residence’ bij Beroepseer

jordi lammersJordi Lammers is voor een jaar ´Writer in residence’ bij stichting Beroepseer waarin hij regelmatig voor ons een verhaal schrijft over werkende mensen, over mensen die zorg dragen voor de ander en zorg ontvangen. Hoe gaan zij om met de dilemma’s en emoties die daarmee gepaard gaan? Zijn eerste verhaal Handen en voeten verscheen in september 2016. Vandaag publiceren wij zijn achtste, en tevens laatste verhaal, Reddingswerker.

Begin van Reddingswerker:
— Het liefst zou Nabilla haar hoofd op dezelfde manier schoonmaken als de kamers die ze onder handen nam: snel en systematisch, zonder een oordeel te vellen. Ze liep met de schoonmaakkar naar de laatste kamer van het gangpad en vroeg zich af hoe het met Bowi ging. Er was vandaag geen minuut voorbijgegaan dat ze niet aan hem gedacht had. Vanmorgen besloot ze nog dat hij best een middagje alleen kon zijn, maar inmiddels spookten er allerlei doembeelden door haar hoofd.—
Verder lezen klik hier.

Jordi Lammers (1996) is een student Nederlands uit Nijmegen. In zijn vrije tijd schrijft hij verhalen en gedichten, die onder andere op zijn webblog http://jordiilammers.tumblr.com te lezen zijn.
Voor het boek Het alternatief voor de zorg (2015) schreef hij het gedicht Mensenhanden.
Wie op de hoogte van zijn werk wil blijven, kan hem volgen op Twitter (@ladoublemers).
In het collegejaar 2015-2016 was hij de campusdichter van de Radboud Universiteit. In dit zelfde jaar behaalde hij de finale van de landelijke schrijfwedstrijd Write Now.
Op 25 november november 2016 maakte bibliotheek Gelderland Zuid bekend dat Lammers een prijs krijgt vanwege zijn bijdrage aan de taalcultuur in de regio Nijmegen.

Klik hier voor verhaal 1: Handen en voeten (28 september 2016).
Klik hier voor verhaal 2: De achterkant van de zon (26 oktober 2016)
Klik hier voor verhaal 3: Ziekenhuiskunst (27 november 2016)
Klik hier voor verhaal 4: Het achterhoofd (23 februari 2017)
Klik hier voor verhaal 5: Een prachtige pallia (13 april 2017)
Klik hier voor verhaal 6:  Een mooie boom (7 juli 2017)
Klik hier voor verhaal 7: In de tussentijd (19 september 2017)
Klik hier voor verhaal 8: Reddingswerker (12 december 2017)

 

Nieuwspoortrapportage 2017 van Carin Gaemers: Tijdgebrek bij Kamerleden en journalisten belemmert verdieping en verbreedt kloof tussen beleid en uitvoering

omslag zorgneurose gaemersCarin Gaemers presenteerde in Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag op 7 december 2017 haar boek Zorgneurose, een analyse van de manier waarop politiek, journalistiek en zorginstanties omgaan met de problematiek van de intramurale ouderenzorg. Elk jaar vraagt Nieuwspoort iemand van buiten de Haagse kaasstolp te rapporteren over zijn of haar bevindingen op het Binnenhof. Met het rapporteurschap wil Nieuwspoort een bijdrage leveren aan het debat over de verhouding journalistiek, politiek en lobby.

Aanleiding om Gaemers uit te nodigen was het manifest Scherp op ouderenzorg dat zij samen met Hugo Borst heeft geschreven en dat in oktober 2016 werd gepubliceerd.
Op 6 december, de dag voor de presentatie van Zorgneurose, werd Gaemers door tijdschrift OPZIJ verkozen tot invloedrijkste vrouw van 2017.

De kloof tussen beleid en uitvoering

Gaemers heeft op het Binnenhof gesproken met politici, journalisten, lobbyisten en vertegenwoordigers van zorginstituties. Wat ze daar aantrof heeft ze vastgelegd in Zorgneurose. Er geen doekjes om windend zei ze in Nieuwspoort: “Journalisten, prik toch eens door de politieke wolligheid heen. En als je dat niet durft, dan ben je een lafaard”.
Haar boek analyseert waarom er maar niets gebeurt in de ouderenzorg: “Bestuurders weten niet wat er in de uitvoering gebeurt. Belangenbehartigers geven niet door wat er speelt in de instellingen; ze kijken vooral naar Den Haag. Iedereen doet zijn best, maar dat is dus niet genoeg”.

Het verwijt aan de journalistiek is dat journalisten teveel kijken naar de actualiteit en voorbij gaan aan het verleden. Gaemers is historicus en volgens haar worden patronen niet herkend en wordt niet gecontroleerd of besluiten ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Ze is verbijsterd over de politieke werkelijkheid. Tijdens individuele gesprekken merkte ze dat de leden van de Kamercommissie grotendeels op één lijn zaten. Mooi, dan kunnen er spijkers met koppen worden geslagen, dacht ze. Gaemers wist niet wat haar overkwam toen de leden van de commissie tijdens een vergadering fel op elkaar inhakten. Ze maakte zich grote zorgen. Ze werd gerustgesteld door ambtenaren, staatssecretaris en journalisten. Het was een buitengewoon heftig debat, daar was iedereen het wel over eens. Maar ja, zo werkt het nou eenmaal in de politiek. Soms gaat het er wat minder fraai aan toe. Niks bijzonders

Een belangrijk fenomeen in de zorg waarop Gaemers stuitte en waarover ze nooit iemand hoorde is de kloof tussen beleid en uitvoering. Het is een kloof die dwars door de sector heen loopt.

De grote boosdoener: tijdgebrek

Die kloof wordt voor een groot deel veroorzaakt door de grote boosdoener: tijdgebrek. Gaemers in de inleiding van Zorgneurose: “Het was me al opgevallen dat Kamerleden bar weinig tijd hebben om zich te verdiepen in hun portefeuille. Helemaal nijpend is dit voor Kamerleden van kleine fracties, die woordvoerder zijn voor meerdere portefeuilles tegelijk. Toch zijn Kamerleden verrassend goed op de hoogte van de actuele situatie in de zorg. Zij weten wat er speelt en staan in contact met de belangrijkste spelers in het veld. Door middel van werkbezoeken en contacten met burgers houden ze zicht op de uitvoering. Waar Kamerleden niet (genoeg) aan toe komen, is grondig onderzoek van de werkelijkheid achter alle adviezen, rapporten en voorstellen. Veel Kamerleden hebben hoofdzakelijk zicht op de actuele context van hun dossiers. Niet op de ruimere context in tijd en de relatie tot aanpalende portefeuilles en dossiers. Ook in de parlementaire journalistiek blijft dit onderbelicht”.

Tijdens de paneldiscussie werd hierop ingegaan. Parlementair journalist Max van Weezel bijvoorbeeld wees op het verschil tussen beleid en uitvoering. Niet alleen in de zorg, maar ook in de journalistiek: ‘‘Er zitten heel veel journalisten op beleid terwijl er maar weinig journalisten zich bezighouden met de controle: wat gebeurt er met de besluiten. De parlementaire pers komt er niet aan toe. Het interesseert de journalisten ook niet zo”..Vrijwel alle capaciteit wordt opgeslorpt door de actualiteit en de achtergronden daarvan. Ten koste van die andere belangrijke functie, het blootleggen van verbanden die zich bij oppervlakkige beschouwing aan het oog onttrekken.

Inhoudsopgave van Zorgneurose

Inleiding 3
De zorg 6
De politiek 15
De sectorpartijen 20
De parlementaire pers 24
Roel Bekker – secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (1998 – 2007), leidde daarna drie jaar het programma Vernieuwing Rijksdienst  32
Geert van Maanen, secretaris-generaal van het ministerievan Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2007 – 2013)  36
Martin van Rijn, staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2012 – 2017)  40
Literatuur  43

Klik hier voor downloaden Zorgneurose, Nieuwspoortrapportage 2017, Carin Gaemers: www.nieuwspoort.nl