Skip to main content

Redactie Beroepseer

Opgebrand door hoge werkdruk. Artikel in Financieele Dagblad

Steeds meer werknemers vallen uit met psychische aandoeningen zoals overspannenheid en burn-out

Het is zo langzamerhand de meest gehoorde klacht op de werkvloer, schrijft Rik Winkel in Het Financieele Dagblad. Of het nu gaat om postbezorgers, leraren, bejaardenverzorgers of compliance=medewerkers van ING, last van hoge werkdruk hebben ze allemaal. Als vakbond FNV de werknemers in de publieke sector oproept om dinsdag in een stille tocht door Den Haag te lopen, prijkt minder werkdruk dan ook bovenaan het eisenlijstje. Die eis gaat nog voor de roep om hoger loon. Mede door de stevige economische groei en de daarmee gepaard gaande personeelstekorten komt steeds meer werk terecht op de schouders van steeds minder mensen.

Dat kan bijna niet zonder gevolgen blijven voor de gezondheid. Cijfers die het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) en het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid van Amsterdam UMC naar buiten hebben gebracht, onderstrepen dat. Steeds meer werknemers, vooral in leidinggevende functies en intellectuele beroepen, vallen uit met psychische aandoeningen, zoals overspannenheid en burn-out.

De problemen doen zich het meest voor in het onderwijs, bij de overheid en in de zorg, precies die sectoren waarvan de werknemers dinsdag de straat op gaan. Het rapport legt een direct verband tussen die stijging en een toename van de werkdruk onder de werknemers. Op iedere 100.000 werknemers meldden bedrijfsartsen er vorig jaar 179 af met een beroepsziekte. In 2016 was dat nog 161 per 100.000. In 57% van de gevallen gaat het om psychische klachten, tegen 42% in 2016.

Het percentage ziektemeldingen vanwege psychische aandoeningen is sinds 2013 ruim verdubbeld. Hoewel dit cijfer mogelijk wordt vertekend door het wegvallen van bepaalde registraties uit de bouw en extra aandacht voor het probleem door campagnes over werkstress, is de stijgende trend volgens Henk van der Molen, hoofd van het NCvB, onmiskenbaar. Dat blijkt ook uit het feit dat het aantal werknemers in het hogere segment dat overspannen of opgebrand uitvalt, al jarenlang met gemiddeld 6% per jaar stijgt.

Opgejaagde koks

Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek ervaren koks, artsen, juristen en managers in de dienstverlening de hoogste werkdruk. Koks hebben het gevoel dat zij snel moeten werken. Artsen, juristen en managers hebben naar eigen beleving zeer veel werk. Gespecialiseerde verpleegkundigen scoren hoog op emotioneel zwaar werk en intimidatie. Emotionele zwaarte speelt een rol voor alle dienstverlenende zorg- en onderwijsberoepen.

Lees het hele artikel: Opgebrand door hoge werkdruk, door Rik Winkel, Het Financieele Dagblad, 2 oktober 2018: https://fd.nl

Geert Kelchtermans over de vijf elementen van professioneel leraarschap

Geert Kelchtermans kreeg in 2013 de opdracht van de Onderwijsraad een essay te schrijven over de ontwikkeling van de professionaliteit en de aard van de professionaliteit van leraren in de huidige onderwijspraktijk. Daarbij ging het vooral om de binnenkant van de professionaliteit van leraren, de kwaliteit van hun dagelijks handelen in de onderwijspraktijk en hun beroepshouding.

Een van Kelchtermans uitspraken: “Het fundamenteelste kenmerk van leraarschap, dat alle andere mede bepaalt betreft het relationele. De professionaliteit van leraren manifesteert zich per definitie in de relaties die zij aangaan met leerlingen. Maar ook met andere collega’s of de schoolleiding zijn relevant voor de ontwikkeling”.
Kelchtermans is hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Leuven waar hij hoofd is van het Centrum voor Onderwijsvernieuwing en de Ontwikkeling van Leraar en School.

Eind 2017 gaf Kelchtermans twee inspiratiesessies voor het Christelijke Onderwijzersverbond (COV) in Hasselt en Gent over ‘professioneel leraarschap’. De COV is met bijna 40.000 leden de grootste Vlaamse onderwijsvakbond voor het gesubsidieerd basisonderwijs. De sessies waren georganiseerd in voorbereiding op het COV-congres van november 2018.

De vijf elementen van leraarschap

Kelchtermans had het over de fundamentele spanning waarmee leraren moeten omgaan in hun praktijk: Aan de ene kant is het nodig om in concrete situaties doelgericht, planmatig en systematisch te handelen. Aan de andere kant is de pedagogische werkelijkheid complex en dynamisch. Dat komt omdat het in het onderwijs over mensen gaat en niet over dingen of producten. Bovendien kan een leraar nooit helemaal zeker weten of zijn inschatting of zijn oordeel helemaal terecht was. Dat kan alleen maar blijken uit de gevolgen.

Kelchtermans noemt vijf elementen die inzicht geven in wat het betekent leraar te zijn. Waaruit bestaat de specifieke professionaliteit van de leraar?

1. Leraren zijn mensen die per definitie in relatie staan tot anderen.

2. Men staat niet zomaar in een relatie. Men staat in een relatie van gedeelde verantwoordelijkheid. Er wordt van de leraar iets verwacht: antwoord geven aan de leerling.
De persoon van de leerkracht is ongelooflijk essentieel om te snappen wat leraarschap inhoudt. Elke leerkracht zal zeggen: ik heb mijn eigen stijl.
In het leraarschap en de professionaliteit van het leraarschap kun je geen onderscheid maken tussen wie je bent als persoon en je professionele bagage. Dat kleurt de manier waarop de leraar in zijn beroep staat.

3. Inzet van expertise, deskundigheid. Daarmee wordt bedoeld didactische kennis, vakinhoudelijke kennis, vakdidactische kennis. De hele know how waarmee je gestalte geeft aan het beroep.

4. Inzet van engagement. Expertise en engagement zijn de twee cruciale elementen in de praktijk van leraarschap. Met engagement wordt bedoeld dat je als persoon betrokken bent bij je werk. Dat het je iets kan schelen dat de kinderen iets leren of niet.

5. Kwetsbaarheid. Professioneel leraarschap wordt fundamenteel gekenmerkt door kwetsbaarheid. Niet als kenmerk van de persoon, maar als kenmerk van het beroep.
Expertise en engagement hangen samen met het feit dat wij doelgericht dingen proberen te bereiken. Tegelijkertijd houdt het werk van de leerkracht in dat hem of haar een aantal dingen overkomen: “Bijvoorbeeld wie er in uw klas zit. Dat overkomt u. Daar heeft u niet per se voor gekozen en dat is wederzijds”.
Dat geldt ook voor collega’s en directeuren. Die kwetsbaarheid wijst naar het feit dat er in die professionaliteit naast dat doelgerichte, intentionele, een dimensie is van dingen die de leraar overkomen en waarmee hij moet omgaan.

De drie bronnen van kwetsbaarheid

Er zijn drie belangrijke bronnen van kwetsbaarheid van de leraar.

A. Een aantal essentiële werkomstandigheden valt niet onder de controle van de leraar. De staat van het schoolgebouw bijvoorbeeld. Wie zitten er in de klas? Welke collega’s heeft men? En toch heeft wie er in de klas zit een ongelooflijke invloed op het werk van de leraar. Het bepaalt wat de leraar kan doen in de klas.

B. Je kunt nooit je eigen doelmatigheid bewijzen. Wel kun je als leerkracht van ‘s morgens tot ‘s avonds het beste van jezelf geven. De leerkracht weet ook nooit zeker of positieve resultaten zijn verdiensten zijn. Men kan dat niet bewijzen: “Dat is behoorlijk balen. Want de gemeenschappelijke, gefundeerde publieke opinie is: de leerling die op het einde van het jaar goede resultaten heeft, daarvan wordt gezegd dat ie goed gewerkt heeft. Flink zijn best gedaan, heette dat vroeger. En de leerling die het niet zo goed doet, daarvan wordt gezegd; hij heeft ook een beetje pech gehad met de leerkracht dit jaar”.
Internationaal is de huidige tendens dat de leraar wordt afgerekend op basis van de resultaten van de leerlingen. Hier zit volgens Kelchtermans een gedachte achter die helemaal niet klopt. Het zou makkelijk zijn als dat legitiem aangetoond kon worden, maar dat is niet zo.

C. De laatste, in zekere zin nog ergere bron van kwetsbaarheid is dat de leraar in de dagelijkse praktijk niet anders kan doen dan voortdurend de situatie inschatten, deze beoordelen en beslissen wat te gaan doen. Voor een aantal beslissingen neemt men tien seconden de tijd. Die beslissingen zijn nooit puur technisch.
Kelchtermans geeft ter illustratie een voorbeeld over zo’n situatie in de klas. Het toont heel duidelijk de kwetsbaarheid van het leraarschap aan.
Die derde vorm van kwetsbaarheid heeft te maken met het feit dat we voortdurend keuzes moeten maken, moeten oordelen en handelen. Voor het ‘handelen’ kunnen we vaak goede argumenten geven, maar die argumenten zijn nooit puur technisch, ze zijn altijd waardegebonden. Nodig is de bereidheid de dialoog aan te gaan en het advies aan de leraar is dan ook zijn argumenten te uiten en zich er niet makkelijk vanaf te maken met te zeggen: Zo is het en daarmee uit.

Samenvattend: Kwetsbaarheid is onderdeel van de professionaliteit van de leerkracht. Niet van de persoon, het gaat om het kenmerk van het beroep.

Twee houdingen

Volgens Kelchtermans zijn er twee houdingen jegens zijn beroep waaruit de leerkracht kan kiezen:

1. Flink zijn. De realiteit uithouden. Beseffen dat dat de misère is die men zichzelf heeft aangedaan door te kiezen voor dit beroep. Soms is het het beste gewoon te denken: oké. Bijt vervolgens op je tanden, even slikken en doorgaan.

2. De andere houding is omarmen en koesteren. Juist omdat men niet alles onder controle heeft. Juist omdat de leraar allerlei dingen overkomen, zijn er verrassingen mogelijk. De dingen kunnen ineens een sprong maken die men nooit had voorzien. Denk bijvoorbeeld aan het ongelooflijk magische moment van een leerling die geïnteresseerd raakt in een vak of een activiteit. Ineens is er een klik. Of een van de ouders die zegt: ‘Mijnheer, mevrouw ik weet niet wat u gedaan heeft, maar voor de eerste keer –  ze zit in de derde – gaat mijn dochter graag naar school. Merci daarvoor’.

Het koesteren van de kwetsbaarheid is dus ook het alert zijn op dat soort dingen.
Kelchtermans adviseert leraren hun ervaringen te delen met anderen en elkaar verhalen te vertellen over de eigen ervaringen. Hij zegt dat wat er dan gebeurt… “een ongelooflijk wetenschappelijke, onderbouwde activiteit is, namelijk het organiseren van gestructureerd delen van verhalen met elkaar. Omdat er in die verhalen, dames en heren, veel meer, veel krachtiger, veel zinniger dingen gezegd worden, dan u misschien zelf tot vandaag gedacht had”.

Zie ook het verslag: Inspiratiesessies: Droomwerk(en)in basisonderwijs, COV-Congres 2018: www.hetacv.be

Geert Kelchtermans over de professionaliteit van de leraar, Blogs Beroepseer, 8 april 2013: https://beroepseer.nl

 

Nederlandse student wordt Europees kampioen bouwtimmeren Euroskills 2018

Het Nederlandse team heeft op de Europese kampioenschappen voor beroepen – de Euroskills 2018 – vijftien medailles gewonnen: een gouden medaille, vier bronzen medailles en tien medailles voor excellent vakmanschap. De medal of excellence wordt uitgereikt bij het verrichten van een bovengemiddelde prestatie. De beste score van Nederland werd behaald door hoveniers, Jochem Molenaar en Willem Stougie.

De gouden medaille is gewonnen door Daan Weijgertze (19) uit Hagenstein voor het vak bouwtimmeren. Hij is nu de beste bouwtimmerman van Europa. Weijgertze volgt een opleiding op het Hoornbeeck College en werkt bij Bouwmensen Rivierengebied/STIBO V.O.F. Hij was al nationaal kampioen.
Weijgertze na de bekendmaking: “Dit geeft me een wow-gevoel, ben enorm trots op mezelf!”
Weijgertze over zijn beroep: “In mijn beroep als timmerman is geen dag hetzelfde. Ben eigenlijk alleen maar werkzaam in de particuliere sector (nieuwbouw, renovatie en restauratie) en hier is geen klus te gek! Wij maken huizen vanaf de fundering tot aan de nok, dus alle bouwkundige werkzaamheden zitten hierin”.

Een bronzen medaille ging naar:

Tuinaanleg – Jochem Molenaar (Wellantcollege/JM Hovenier) en Willem Stougie (Wellantcollege/Stougie Hoveniers v.o.f)
Mobiele Werktuigen – Dinand Hekman (Aventus)
Etaleren – Aaron Preyer (Nimeto Utrecht)

Euroskills

Elke twee jaar strijden jonge vakmensen tot 25 jaar in verschillende vakgebieden drie dagen lang om de titel ‘beste vakman of vakvrouw van Europa’. De Euroskills van 2018 werden gehouden van 26 tot en met 28 september in de hoofdstad van Hongarije, Boedapest. Het was de eerste keer dat EuroSkills werd georganiseerd in Oost-Europa.

Grootste beroepenwedstrijd

In Boedapest streden meer dan 500 deelnemers uit 28 Europese landen in 37 beroepen voor een plek op het erepodium. Nederland deed mee in 27 beroepen, waaronder stukadoor, bloembinder, meubelmaker, lasser, CAD-tekenaar en verpleegkunde. Experts, afkomstig uit het bedrijfsleven en van scholen, trainden en begeleidden de deelnemers in de afgelopen maanden.

Op de plek waar Euroskills plaatsvonden, het Hungexpo Budapest Fair Center,  werden ruim 70.000 internationale bezoekers ontvangen, onder wie prominenten uit de politiek, het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs. Ook Nederland was vertegenwoordigd met een delegatie. Zij moedigden niet alleen TEAM NL aan, maar wisselden ook de laatste kennis uit op het gebied van beroepsonderwijs en vakmanschap.

Deelnemers kwalificeren zich voor de EuroSkills door het winnen van de nationale mbo-vakwedstrijden Skills Heroes. In het schooljaar 2018/2019 doen vrijwel alle mbo-scholen weer mee aan de vakwedstrijden. Inmiddels vindt deelname plaats door studenten van 857 opleidingen in 60 wedstrijdrichtingen. Zij maken kans om zich te kwalificeren voor de volgende lichting van Team NL, de selectie die deelneemt aan WorldSkills, het WK voor beroepen dat in augustus 2019 plaatsvindt in Kazan, Rusland.

WorldSkills Netherlands

Nederland kan niet zonder goede vakmensen. Daarom vestigt WorldSkills Netherlands de aandacht op het belang van vakmanschap en beroepsonderwijs bij jongeren. Dat doet zij door het ontwikkelen en organiseren van diverse evenementen en vakwedstrijden. WorldSkills Netherlands wordt ondersteund door het ministerie van Onderwijs en vele partners uit het beroepsonderwijs en bedrijfsleven.

Klik hier voor een volledig overzicht van de uitslagen van Team NL op EuroSkills 2018: https://worldskillsnetherlands.nl/teamnl/editie/euroskills-2018-boedapest/

Daan Weijgertze, Euroskills 2018 Boedapest: https://worldskillsnetherlands.nl/teamnl/kandidaat/daan-weijgertze/

Nederlandse student wordt Europees kampioen bouwtimmeren in Hongarije, Nationale onderwijsgids, 2 oktober 2028: www.nationaleonderwijsgids.nl

Foto bovenaan: Vooroplopend Daan Weijgertze , winnaar van de gouden medaille bouwtimmeren op Euroskills 2018 in Boedapest

Foto hieronder: Daan Weijgertze, winnaar van de gouden medaille bouwtimmeren, aan het werk op de Euroskills 2018 in Boedapest.

Daan Weijgertze winnaar van gouden medaille bouwtimmeren, aan het werk op Euroskills 2018 in Boedapest

Open brief aan Rinnooy Kan

Open brief van René Kneyber en Jan van de Ven aan de heer Rinnooy Kan n.a.v. voorstel over versterken beroepsgroep leraren

28 september 2018

Geachte heer Rinnooy Kan,

Wij hebben kennis genomen van uw eerste voorstel voor het vervolg op de Onderwijscoöperatie en we willen hierbij gebruik maken van de geboden mogelijkheid om te reageren op uw ideeën gepresenteerd via de live-stream (https://www.youtube.com/watch?v=quCTwdEmHdk&t=2798s) en de meegeleverde presentatie.*⁾

We vinden het uiteraard sympathiek dat u het op zich heeft genomen om na te denken over het vervolg op de Onderwijscoöperatie. Wij zijn het met u eens dat de behoefte aan een stevige beroepsorganisatie onverkort aanwezig Waar het initiatief sympathiek is, daar vinden we de analyse en de gepresenteerde oplossingsrichting – met alle respect – nogal knullig en onbenullig. Waardoor u in feite aanstuurt op eenzelfde weeffout als die bij de oprichting van de Onderwijscoöperatie is gemaakt. Dit was de korte samenvatting van wat nu gaat volgen.

Waarom is een beroepsorganisatie op aarde?

We zijn, wederom, blij dat u het nut van een beroepsorganisatie onderschrijft. Maar in uw analyse van wat er misging bij de Onderwijscoöperatie staat u wel uitgebreid stil bij het gebrek aan zeggenschap van de beroepsgroep, maar niet bij welke functie een beroepsorganisatie in ons onderwijsbestel zou moeten hebben, en vooral ook welke functie een beroepsorganisatie dus ook niet heeft. U spreekt er dan wel over in de termen dat er geen één aanspreekpunt is voor de beroepsgroep, maar dit is vooral een polderprobleem of, zo zouden we willen zeggen, een OCW-probleem. De leraar die voor de klas staat zit daar zelf niet mee.

Een probleem bij de Onderwijscoöperatie was – naast de door u geconstateerde problemen – dat er nu juist een gebrek aan visie was op wat een beroepsorganisatie zou moeten doen, waardoor bovendien de status binnen het bestel onduidelijk was.

Welke functies een beroepsorganisatie moet hebben, daarover hebben we in het verleden al uitgebreid geschreven en gesproken, maar voor uw gemak zetten we het hier nogmaals uiteen.

Een beroepsorganisatie heeft enerzijds een toezichthoudende functie. Het houdt toezicht op wie er voor de uitoefening van het vak, op Nederlands grondgebied, in aanmerking komen, en welke eisen hieraan gesteld worden.

Men zou kunnen zeggen dat dit gaat over de minimumdrempel waar een persoon aan moet voldoen om voor de klas te mogen staan. Hiermee wordt gewerkt aan de ‘beroepseer’ van leraren. Dit kan de vorm aannemen van een beroepsregister, maar dat hoeft niet.

Het tweede aspect is een ontwikkelingsgerichte functie. Hierbij wordt nagedacht en gewerkt aan hoe een professie boven het eerdergenoemde minimumniveau doorontwikkeld kan worden.  Hierbij kan men denken aan de ontwikkeling van standaarden rondom professionele ontwikkeling (komen we later op terug), het uitwerken van handreikingen rondom zaken als ‘leervorderingen bijhouden in het kleuteronderwijs’, of ‘het bevorderen van kansengelijkheid’, en levert een actieve bijdrage aan de verbetering en vernieuwing in de school. In zekere zin wordt hier dus gewerkt aan de ‘beroepstrots’ van leraren.

Deze functies zijn met ons bestel niet bepaald een match. Toezicht op wie er een bevoegdheid krijgt, ligt nu elders belegd, en in ieder geval niet bij een beroepsorganisatie. De ontwikkelingsgerichte functie kan makkelijk schuren met de bevoegdheden en ambities van het bevoegd gezag, de schoolbesturen. Een dergelijke beroepsorganisatie moet zich hier niet alleen principieel tot besturen verhouden; in een bepaald opzicht kan een juiste verhouding tot werkgevers ook een verbetering opleveren tussen de samenwerking van werkgevers en werknemers.

Bekwaamheidsonderhoud als vehikel?

Het bevreemdt ons dan ook ten zeerste dat u bekwaamheidsonderhoud als vehikel aangrijpt om tot bottum-up-ontwikkeling van een beroepsorganisatie te komen, sterker nog de wijze waarop u hierover spreekt vinden we zorgwekkend. U spreekt erover dat het ‘leuk’ zou zijn als leraren meer zouden samenwerken, en dat de groepen vooral cursus-aanbod in kaart gaan brengen.

Wij vinden ‘bekwaamheidsonderhoud’ niet alleen een lelijk woord, zoals u in uw presentatie zelf ook zei, het dekt de lading ook onvoldoende. Het beeld dient zich aan van een leraar die periodiek naar de garage moet (congres/workshop/etc.) om daar de motorolie te laten verversen (inhoud). Wij spreken liever van professionele ontwikkeling, en we zullen dat vanaf hier aanhouden.

Wellicht ten overvloede, maar over professionele ontwikkeling van leraren zijn al bibliotheken volgeschreven. Samenwerken is niet alleen ‘leuk’, het is een bewezen component in een strategie om professionele ontwikkeling effectief te laten zijn, dat wil zeggen dat de interventie ook leidt tot gedragsverandering in de les en dus tot beter of ander onderwijs. Dit vereist namelijk een combinatie van formeel leren, non-formeel en informeel leren, en waarbij de organisatiedoelen en de persoonlijke doelen van een leraar enigszins op elkaar afgestemd zijn, om maar een paar dingen te noemen.

Cursus-aanbod in kaart brengen, om te kijken wat er ontbreekt en vervolgens voor de geconstateerde hiaten zelf iets organiseren lijkt ons dan ook een nogal futiele onderneming, waar bovendien geen leraar zit op te wachten.

Niet alleen zijn cursussen op zichzelf weinig effectief in het verbeteren van onderwijs, tegen welke standaard moet dit aanbod bovendien worden gehouden om te zien wat er ontbreekt?

In Engeland is er recent door een grassroots-lerarenorganisatie een poging gedaan om tot standaarden voor professionele ontwikkeling te komen. En het lijkt ons dan ook verstandig om juist daarmee te beginnen. Maar ongetwijfeld kan dit niet zonder de ontwikkeling van allerlei andere standaarden.

Bovendien zijn er vraagtekens over de status van deze producten. Als leraar hebben we in kaart gebracht wat er ontbreekt en wat dan? Wat moet een individuele leraar in een school hier dan mee? Wat heeft een bestuur hier dan aan? U lijkt de hele context waarin ‘nascholing’ moet gebeuren helemaal uit het oog verloren te zijn.

U heeft er bovendien teveel vertrouwen in dat leraren wel een stichting kunnen en zullen gaan opzetten en de governance hiervan naar behoren zullen inrichten, en hun subsidie adequaat kunnen verantwoorden . Dat komt allemaal goed, lijkt u te denken. Wij denken dat niet. Laat leraren vooral lesgeven.

Het laatste wat we hierover willen opmerken is dat u een rechtstreekse lijn trekt van ‘bekwaamheidsonderhoud’ naar een beroepsregister. Terwijl deze naar ons inziens weinig met elkaar van doen hebben, en u verwart hier wat ons betreft de twee door ons eerder genoemde functies.

Versterking van positie van leraren binnen school is vakbondskwestie

Daarnaast maken we ons zorgen dat u deze hele exercitie inbrengt als een soort poging om arme leraren te helpen die niet de nascholing van hun wens mogen doen. Wij willen er nogmaals op wijzen dat het oplossen van dit ‘geobserveerde’ probleem, waarbij we dus ook vraagtekens willen zetten bij de realiteit hiervan, niet behoort tot de kernfuncties van een beroepsorganisatie. Dit is een vakbondskwestie, en laten we hen vooral aanmoedigen om de positie van leraren in de school te versterken maar daar een beroepsorganisatie niet (wederom) te laten vervuilen met een functie waar vakbonden door hun leden gewoon voor betaald worden.

Waarom niet lerarentekorten als focuspunt?

U had er ook voor kunnen kiezen om de lerarentekorten als vehikel te nemen. Dit wordt ook in alle sectoren gevoeld.  Zo is de oudste lerarenorganisatie ter wereld, in Schotland, in de jaren zeventig ontstaan juist vanwege de lerarentekorten die er toen waren, en er vanuit de beroepsgroep een sterk gevoel was dat er teveel concessies werden gedaan aan de kwaliteit van de instroom in het beroep.

Dat is in Nederland zoals u ongetwijfeld meegekregen heeft ook het geval. De ‘plannen’ van minister Slob om zomaar iedereen voor de klas te laten staan strijkt ons tegen de professionele haren in. Een beroepsorganisatie kan prima meedenken over de routes die moeten leiden tot leraarschap en de verbetering hiervan, bijvoorbeeld door de accreditatie van lerarenopleidingen, of andere leerroutes (bijvoorbeeld een samenwerking tussen opleidingen en werkgevers), zonder dat dit ten koste gaat van de entree-eisen.

Haastige spoed is zelden goed (net als de vorige keer overigens)

 Een tweede ontbrekende factor in uw analyse is naar ons idee dat de ontwikkeling van de Onderwijscoöperatie te snel is gegaan. Er is te snel toegewerkt naar een register terwijl er allerlei andere daarvoor noodzakelijke vereisten (zoals standaarden en een adequate governance) achterwege zijn gebleven.

U maakt nu weer dezelfde fout. De reactietermijn waarin leraren kunnen reageren is nu welgeteld zes dagen (tot 2 oktober). U wilt dat leraren vervolgens stichtingen gaan opstellen en subsidie gaan aanvragen, een analyse gaan maken, hun collega’s mobiliseren tot inspraak op hun analyse en dat allemaal nog voor de zomervakantie.

Gezien het schooljaar al gestart is, lijkt ons dit buitengewoon naïef. Wij zien de ontwikkeling van een beroepsorganisatie als een proces dat wel twintig jaar kan gaan duren. De vernietiging van een nep-beroepsorganisatie was een belangrijke eerste stap hierin, en dat heeft geleid tot een vertraging die leraren niet aan te merken is. Maar als we de twintig jaar even als termijn nemen dan betekent dit dat ons nog vijftien jaar rest om dit als beroepsgroep voor elkaar te gaan krijgen.

Wij stellen dan ook voor dat u uw uiteindelijke advies grondig zult herzien en onze punten hierin verwerkt,  en hierin dus ook een toekomstplan voor vijftien jaar uiteenzet, en een inschatting geeft van welke begrotingsruimte er nodig is om dit te laten slagen.

U ontvangt een afschrift hiervan via de mail.

Hoogachtend,

René Kneyber, docent wiskunde, kroonlid van de Onderwijsraad, bestuursvoorzitter stichting Beroepseer en auteur van Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!

Jan van de Ven, docent primair onderwijs,  voormalig voorman van PO-in-Actie.

——————————-

Noot

Live stream Praat mee! Advies versterking beroepsgroep leraren,  26 september 2018, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: https://www.youtube.com/watch?v=quCTwdEmHdk

PDF: Praat mee! Advies versterking beroepsgroep leraren. 26 september 2018: https://www.leraar.nl/file/download/59366461 (Niet meer beschikbaar).

 

Onderwijs Festival Rotterdam 2018

Rotterdam viert de Week van het Onderwijs met Onderwijs Festival van 1 – 5 oktober 2018

De stad Rotterdam viert de landelijke Week van het Onderwijs mee met het Onderwijs Festival Rotterdam van 1 – 5 oktober 2018 met interessante en leerzame activiteiten op verschillende locaties. De week is bedoeld voor iedereen die zich betrokken voelt bij het onderwijs. Onderdeel van het programma zijn de verkiezing Leraar van het Jaar, de Onderwijsparade, en de Dag van de nieuwe leraar. Het festival sluit af met De nacht van het onderwijs, een avondvullend programma tot 24.00 uur met een theatershow, mini-workshops en LAB Rotterdam met persoonlijke ervaringen met het maakonderwijs.

Het Algemeen Dagblad publiceerde ter gelegenheid van het festival een uitgebreide bijlage over het onderwijs in Rotterdam. Het lezen waard  is het interview met socioloog en onderzoeker Iliass El Hadioui, docent aan Erasmus Universiteit Rotterdam, die een antwoord heeft op de vraag hoe om te gaan met diversiteit en straatgedrag op school. Vooral in Rotterdam is dat een prangende vraag.
Met zijn team is El Hadioui actief op diverse scholen voor het voortgezet onderwijs. Ze coachen schoolleiders en docenten, doen veel observaties in de klas en meten resultaten. Een wetenschappelijke benadering van de schoolpraktijk. Dat is uniek voor Nederlandse begrippen, schrijft Leo van Marrewijk in zijn artikel Switchen van ‘de straat’ naar ‘school’.

In dit schooljaar zijn zeven Rotterdamse onderwijsinstellingen aan de slag met de principes van de ‘transformatieve school’. Zoals El Hadoui al in zijn boek Hoe de straat de school binnendringt beschrijft, zijn er drie werelden: de thuiscultuur, de straatcultuur en de schoolcultuur. Vooral de straat- en de schoolcultuur botsen en zorgen op school geregeld voor een mismatch. Daardoor spelen veel leerlingen volgens hem een ‘uitwedstrijd’.
Om van die pedagogische mismatch een geslaagde match te maken begint het voor een school allemaal met één plan, een duidelijk omschreven visie. El Hadioui zegt dat het misschien niet leuk is om te constateren, maar hij vindt dat “veel scholen in Nederland geen diep doordacht en doorleefd plan hebben. Althans geen visie met hogere doelen voor de leerlingen, met duidelijke normen en omgangsvormen die álle docenten hanteren”.
Scholen zouden een duidelijk onderscheid moeten maken tussen straat- en schoolcultuur.
Volgens de principes van de transformatieve school behoren docenten en leerlingen samen op zoek te gaan naar persoonlijke leerdoelen en motivatie.

Makerplaats Bouwkeet

Het artikel Altijd op zoek naar de wow factor gaat over de Bouwkeet, die nu twee jaar bestaat. In de wijk Bospolder-Tussendijken staat een openbare werkplaats waar kinderen en volwassenen naar hartelust dingen kunnen maken. In de Bouwkeet worden workshops gegeven die wekelijks door 660 leerlingen worden bezocht. Kinderen en scholen zijn enthousiast, ouders ook. De Bouwkeet biedt wijkbewoners kansen die ze eerst niet hadden, aldus Daniel White, directeur van Bouwkeet:  “We hebben in diverse werkplaatsen hypermoderne 3D-printers, digitaal gestuurde lasersnijders, maar ook ambachtelijke, traditionele apparaten om hout en metaal te bewerken”.

Niet alleen tieners kunnen aan de slag in de Bouwkeet. Volwassen buurtbewoners worden ook nadrukkelijk uitgenodigd om mee te doen. Bijvoorbeeld om als vrijwilliger de jongeren te begeleiden: “Daarbij werken we op basis van wederkerigheid: wijkbewoners, kunstenaars, senioren, zzp’ers en werkzoekenden mogen gereedschap en apparaten gebruiken mits ze ook hun expertise inzetten, bijvoorbeeld om als vrijwilliger te helpen bij een workshop voor 20 tot 15-jarigen. Dat werkt in de praktijk verrassend goed”.
Volwassenen krijgen op die manier een rolmodel.
Volgens White is de Bouwkeet uniek in de wereld. Er zijn wereldwijd weliswaar veel ‘makerspaces‘*) , maar die hebben meestal een commercieel belang. Bouwkeet streeft geen commerciële doelen na maar streeft naar ‘social return of investment’. De financiering hiervoor is tot 2020 verzekerd met steun van stichting De Verre Bergen.

Noot
*) Makerspaces of maakplaatsen zijn er in diverse soorten en maten. De meeste zijn toegankelijke werkplaatsen waar jongeren in aanraking komen met nieuwe maaktechnieken. Doel is creatieve jongeren enthousiast maken voor (moderne) technieken. Maakplaatsen zijn sterk in opkomst. In Rotterdam komt er binnenkort een, Maakplaats010 in de Centrale bibliotheek.

Switchen van ‘de straat’v naar school, door Leo van Marrewijk, Algemeen Dagblad, 24 september 2018: www.ad.nl

Altijd op zoek naar de ‘wow factor’, door Leo van Marrewijk met foto’s van Levien Willemse, Algemeen Dagblad, 24 september 2018: www.ad.nl

Onderwijs Festival Rotterdam: https://onderwijs010.nl/onderwijsfestival

Hoe de straat de school binnendringt, door Iliass El Hadioui, 2011: www.vangennep-boeken.nl/boek_detail.php?id=248

De Makersbeweging: plezier in zelf dingen bedenken en maken, Blogs Beroepseer, 9 februari 2014: https://beroepseer.nl

Ambtenaar 2.0 Dag 2018

De laatste Ambtenaar 2.0 Dag vindt plaats op 12 oktober 2018 in Den Haag

Op vrijdag 12 oktober 2018 wordt het tienjarig bestaan van netwerk Ambtenaar 2.0 gevierd. Dat gebeurt met de tiende editie van de Ambtenaar 2.0 Dag in Den Haag, in de JuBi-Toren, de locatie van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid aan de Turfmarkt 147. Deze Ambtenaar 2.0 Dag is tevens de laatste. Netwerk Ambtenaar 2.0 houdt na tien jaar op te bestaan.

Ambtenaar 2.0 werd in 2008 opgericht door Davied van Berlo. Tijdens het schrijven aan zijn boek Ambtenaar 2.0 over de opkomst van sociale media en de betekenis daarvan voor de overheid, begon hij te bloggen: “Op die blogs kwamen veel reacties, maar mensen zijn daarna weer weg. Ik wilde dynamiek en interactiviteit stimuleren en de mensen vasthouden waarmee ik het gesprek voerde”.
Ambtenaar 2.0, een netwerk van mensen, zowel ambtenaren als burgers, wilde de gevolgen van web 2.0*⁾ voor de overheid onderzoeken en onder de aandacht brengen en daarover in gesprek gaan om ideeën, kennis en praktijkervaring uit te wisselen.
Het terrein werd verbreed met thema’s als innovatie en ‘de nieuwe overheid’. Er ontstond een platform voor vragen, ontmoeting, kennisuitwisseling en discussie. On- en offline, want Ambtenaar 2.0 organiseerde ook bijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Ambtenaar 2.0-dag.
In 2012 publiceerde Van Berlo zijn boek Wij de overheid – Co-creatie in de netwerksamenleving over de gevolgen voor de overheid van de netwerksamenleving. Van belang is dat de overheid aansluiting vindt bij de veranderende maatschappij. Netwerken van ondernemende ambtenaren met nieuwe werkmethoden behoren mede vorm te geven aan die veranderingen.
Ambtenaar 2.0 begon als project bij het ministerie van Landbouw en werd vervolgens ondergebracht bij het programma Vernieuwing Rijksdienst en uiteindelijk bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Uniek netwerk

Ambtenaar 2.0, met ruim 10.000 leden, heeft veel creatieve mensen met ideeën en met hart voor de publieke zaak – al dan niet ambtenaar – uit binnen- en buitenland bij elkaar gebracht en een podium gegeven. Duizenden ambtenaren van de rijksoverheid, gemeenten en provincies hebben hun kennis gedeeld en met elkaar samengewerkt.

Tien jaar is een goed moment om te stoppen en ruimte te geven aan nieuwe initiatieven binnen de overheid.
Nog één keer is het mogelijk bij elkaar te komen als netwerk dat zich heeft ingezet voor de publieke zaak en een betere overheid. Het is met recht een uniek netwerk te noemen waarin overheid en ambtenaren zichzelf opnieuw uitvonden.

Wie erbij wil zijn op de Ambtenaar 2.0 Dag kan zich aanmelden via bit.ly/2Ondi7K #a20dag
Deelname is gratis; het aantal deelnemers is beperkt.

Het programma voor de laatste Ambtenaar 2.0 dag bestaat uit workshops en toespraken die gegeven worden door mensen uit het netwerk van Ambtenaar 2.0. Naast nieuw, onbekend talent zijn ook oude bekenden aanwezig, onder wie Elke Wambaq, Guido Rijnja, Renata Verloop, Edwin de Beer en Kees Fröling.

Voorbeeld: De workshop van Guido Rijnja – hij is voortrekker van Stichting Beroepseer – gaat over Dilemmalogica: leg het probleem op tafel!: “Heel veel burgers en ondernemers zijn niet tegen plannen en ingrepen, maar snappen niet hoe besluiten tot stand komen. Leg je eigen afwegingen en de dilemma’s dus op tafel en maak om te beginnen duidelijk dat je de zorgen (h)erkent. In dat rijke contact kunnen zienswijzen worden geordend en oplossingen vanuit een draagvlak worden opgetrokken. In deze workshop gaan we aan de slag met de werking van procedurele rechtvaardigheid”.

De dag wordt om half vier afgesloten met een gesprek met de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid Siebe Riedstra, een keynote speech van mediapsycholoog Mischa Coster en de drijvende kracht achter Ambtenaar 2.0 Marie-Louise Borsje, waarna een definitief slot volgt met een twitterballenborrel tot half zes.

Klik hier voor het volledige programma met beschrijving van de workshops en namen sprekers: https://www2.eventsxd.com/event/6536/ambtenaar20dag/sessions

Ambtenaar 2.0 – Nieuwe ideeën en praktische tips om te werken in overheid 2.0, door David van Berlo, 4 december 2010: http://api.ning.com

Noot
*⁾ Web 2.0 verwijst naar de ontwikkeling van het internet tot een communicatiemiddel, tot een medium met een hoge graad van mens-computerinteractie. Iedere gebruiker kan informatie zowel uploaden als downloaden, iemand hoeft daar geen webmaster voor te zijn. Tim O’Reilly bedacht de naam en noemt voor het moment van de omslag 2001, na het uiteenspatten van de internetzeepbel van het Web 1.0.
Met Web 2.0 bepalen de internetgebruikers de inhoud mee, die op internet verschijnt en daarmee verhogen ze het interactieve karakter van het web.

 

 

kwaliteitseisen nieuwe zorgaanbieders

Nieuwkomers in de zorg zijn niet op de hoogte van kwaliteitseisen

De Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ) meldt dat nieuwe zorgaanbieders bijna nooit op de hoogte van de kwaliteitseisen zijn die aan hun werk worden gesteld. In de afgelopen jaren maakte de zorg een grote ontwikkeling door, met veel nieuwe toetreders en organisatievormen. De IGJ houdt toezicht op een groot deel van deze zorgaanbieders.

In 2017 bezocht de inspectie 146 nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg. De inspectie toetst zorgaanbieders op vijftien randvoorwaarden voor veilige en goede zorg die vooral zijn gebaseerd op de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg). In het rapport van de inspectie is te lezen hoe de zorgverleners gemiddeld per norm scoren.
Hoewel veel van deze nieuwe zorgondernemers bevlogen zijn, bleek 95% van hen niet op de hoogte van de kwaliteitseisen en was een hertoets noodzakelijk. Van hen voldeed 66% aan het eind van deze onderzoeksperiode aan de randvoorwaarden voor goede zorg.

In de toekomst meldplicht voor nieuwe zorgaanbieders

De inspectie zet vervolgtoezicht in bij zorgaanbieders die achterblijven. Tegelijk roept zij ook cliënten op om zich tijdig te informeren over wat goede zorg is en melding te doen bij het Landelijk Meldpunt Zorg als zij twijfels hebben over de kwaliteit van de zorgverlening van hun zorgaanbieder. De nieuwe wet Wtza (Wet toetreding zorgaanbieders) die waarschijnlijk in 2019 in werking treedt, verplicht nieuwe aanbieders zich vooraf te melden. De nieuwe wet moet ertoe leiden dat nieuwe zorgaanbieders zich bewust zijn van de wettelijke eisen en het kwaliteitskader van de eigen sector, vóórdat ze met de zorgverlening gaan beginnen. Daar gaat de inspectie op toezien.

Verschillende soorten zorg bij nieuwe aanbieders

De meeste organisaties leveren een combinatie van zorg, zoals dagbesteding en thuiszorg. We maken onderscheid tussen somatische, psychogeriatrische, psychiatrische en gehandicaptenzorg. Ruim de helft van de nieuwe organisaties biedt cliënten een combinatie van deze soorten zorg.

Factsheet: kwaliteitseisen vaak niet bekend bij nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ), 6 p., 25 september 2018: www.igj.nl/ (Bericht niet meer beschikbaar op IGJ. Wel aanwezig in archief van Rijksoverheid. Ga naar https://igj.sitearchief.nl/#archive en tik titel in zoekveld grijze kolom links).

Kwaliteitseisen vaak niet bekend bij nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd, augustus 2018: https://beroepseer.nl

Nieuwkomers in de zorg niet op de hoogte van kwaliteitseisen, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ), 25 september 2018: www.igj.nl

‘Zo makkelijk begin je een zorgbedrijf (en dat leidt tot fraude)’, NOS Nieuws, 4 maart 2018: https://nos.nl

rapport doelgericht digitaliseren

Vijf aanbevelingen in rapport over doelgericht digitaliseren

Nederland is het afgelopen jaar gaan beseffen hoe groot de impact is van digitalisering op de samenleving. Digitalisering verwijst niet langer naar vooral een verzameling gadgets of hebbedingetjes maar blijkt een transitie te zijn met kansen en risico’s. Het is dan ook de vraag voor de toekomst hoe Nederland die transitie gaat vormgeven.
Het Rathenau Instituut heeft het rapport Doelgericht digitaliseren gepubliceerd met de boodschap dat de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de digitale samenleving zodanig behoren vorm te geven dat mensen en waarden meer centraal komen te staan. Het is namelijk gebleken dat publieke waarden als privacy, veiligheid, gelijke behandeling en autonomie onder druk staan.
Het Rathenau Instituut is een organisatie die zich bezighoudt met vraagstukken op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving en informeert de overheid daarover.

Doelgericht digitaliseren is een vervolg op het rapport Opwaarderen uit februari 2017. Een snelle update vond het Rathenau Instituut wenselijk, gezien de maatschappelijke relevantie en urgentie van het beschermen van publieke waarden in het digitale tijdperk. Het nieuwe rapport geeft een overzicht van alle inspanningen die de overheid tussen januari 2017 en juni 2018 heeft verricht ten aanzien van de ethische kant van digitalisering.

koppeling tussen maatschappelijke vraagstukken en innovatie

Op het gebied van privacy en veiligheid is de stap gemaakt van agenda- en beleidsvorming naar beleidsbepaling. Het governance-systeem*⁾ is in de afgelopen anderhalf jaar daarmee positief veranderd.
Op andere terreinen zijn thema’s weliswaar geagendeerd, maar nog niet vertaald naar concrete beleidsmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de bescherming van de democratie, inzicht in algoritmen, en een eerlijke, competitieve data-economie. Ook zijn sommige technologieën en daarmee samenhangende maatschappelijke kwesties nog niet geagendeerd. Voorbeelden hiervan zijn gezichtsherkenning, virtual en augmented reality en mogelijke gezondheidseffecten van digitale technologie.

Vastgesteld kan worden dat het stelsel waarmee de samenleving zichzelf bestuurt – het governance-systeem – is versterkt, maar dat de noodzaak niet eerder zo groot was digitalisering als transitie te zien waarin waarden centraal staan en niemand buiten de samenleving komt te staan. Instituut Rathenau zag veel bewustwording en losstaande acties, maar wat ontbreekt is de koppeling tussen maatschappelijke vraagstukken en innovatie. Voor een digitale transitie waarin mensen en waarden centraal staan, is het nodig dat overheden en bedrijven doelgerichter digitaliseren. Overheid, bedrijven en burgers behoren in de komende jaren ieder hun verantwoordelijkheid te nemen en samen te werken op lokaal, regionaal en internationaal niveau.

Vijf aanbevelingen

In 2019 organiseert het Kabinet voor het eerst een Digitale Top voor ondernemers, wetenschappers, overheden en maatschappelijke organisaties waar deelnemers een strategie kunnen bedenken voor de verdere digitale ontwikkeling van Nederland.

In de aanloop naar die Digitale Top staan er vijf aanbevelingen in Doelgericht digitaliseren voor partijen die aan de Top deelnemen.

  1. Investeer in een waardengedreven benadering van innovatie.
  2. Kom tot een proactieve, overkoepelende agenda en activiteitenplan voor maatschappelijke en ethische aspecten van digitalisering.
  3. Investeer in een sterke positie van toezichthouders.
  4. Bedrijfsleven: maak werk van maatschappelijk verantwoord digitaliseren.
  5. Stimuleer technologisch burgerschap.

Om richting te kunnen geven aan innovatie, dienen burgers te worden betrokken. Op die manier komen zij te weten wat de mogelijkheden en risico’s van technologie zijn, en kunnen zij deelnemen aan het democratisch debat en aan politieke besluitvorming. Het blijven stimuleren van deze drie elementen is essentieel voor een sterk governance- systeem. Daarbij is aandacht nodig voor de grenzen van de zelfredzaamheid van burgers, en voor
hun bereidheid om te participeren. Waardengedreven innoveren betekent innovatie vormgeven vanuit gedeelde, publieke waarden. Dat kan alleen in gesprek met de samenleving. Daarvoor is een visie van de overheid nodig.

———————

Noot
*⁾ Etymologisch is het begrip governance verwant aan het Griekse kubernein, dat het besturen van een boot of wagen betekent. De filosoof Plato was de eerste die het woord gebruikte om te spreken over het bewust sturen van het handelen van grote groepen mensen om daarmee gewenste resultaten te verkrijgen en risico’s en ongewenste uitkomsten te vermijden. Bij publieke governance gaat het dus in essentie om maatschappelijk sturen.
Governance is het stelsel waarmee een samenleving zichzelf bestuurt. Het is de manier waarop de samenleving omgaat met maatschappelijke vraagstukken, in woord (discussie) en daad (besluiten).
Het governance-systeem bestaat uit spelers die maatschappelijke en ethische kwesties agenderen en vormgeven. De overheid is slechts een van de  partijen die een rol hebben. Het governance-systeem bestaat ook uit bedrijven, toezichthouders en maatschappelijke organisaties. En burgers.
De overheid stuurt de andere partijen wel, op een formele en informele manier. Met wetgeving, door het stimuleren van debat, door boetes op te leggen of door te onderhandelen over akkoorden.

———————
Rapport in PDF: Doelgericht digitaliseren – Hoe Nederland werkt aan een digitale transitie waarin mensen en waarden centraal staan, door Linda Kool, Elma Dujso en Rinie van Es, Rathenau Instituut, september 2018: https://www.rathenau.nl/sites/default/files/2018-09/Doelgericht%20digitaliseren.pdf

Doelgericht digitaliseren, Rathenau Instituut, 13 september 2018: www.rathenau.nl

het governance systeem rathenau instituut

Finalisten verkiezing Overheidsmanager van het Jaar 2018 bekend

De drie overheidsmanagers die meedingen naar de titel Overheidsmanager van het Jaar 2018 zijn bekend gemaakt:

  • Desirée Curfs – Directeur Stroomopwaarts
  • Rob Keet – Teamleider Grootschalig optreden, Nationale Politie (eenheid Noord-Holland)
  • Emine Özyenici – Directeur Informatievoorziening en Inkoop, ministerie van Justitie en Veiligheid

In oktober 2018 bezoekt een afvaardiging van de jury de finalisten op hun werkplek waarna op 19 november tijdens de uitreiking van de Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag bekend wordt gemaakt wie van de drie finalisten een plek heeft verworven in de eregalerij en zich de Overheidsmanager van het Jaar 2018 mag noemen.

Het thema van deze editie is Leider in verbinding. Het gaat om overheidsmanagers die inspelen op toekomstige ontwikkelingen en hun organisatie hierop laten aansluiten.

De jury over Desirée Curfs
Desirée Curfs is een verbinder pur sang. Als directeur Stroomopwaarts in het participatiebedrijf van de gemeente Maassluis, Schiedam en Vlaardingen creëert zij dwarsverbanden tussen de gemeente, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners. Met haar visie inspireert zij haar medewerkers het verschil te maken voor een ander. Als een bevlogen overheidsmanager is zij met haar organisatie het boegbeeld van het werkveld van het sociale domein.

De jury over Rob Keet
Rob Keet, Teamleider Grootschalig optreden bij de Nationale Politie, toonde zich een ware leider in verbinding tijdens het oplossen van de moord op Milica van Doorn. Hij wist goed te balanceren tussen de media, de bevolking en de wetenschap en wist hen allemaal op juiste wijze bij de opsporing te betrekken. Mede door zijn volharding en visie in nieuwe opsporingsmethodieken was hij niet alleen van betekenis voor de zaak van Milica van Doorn, maar ook voor vele andere cold cases.

De jury over Emine Özyenici
Als Directeur Informatievoorziening en Inkoop draagt Emine Özyenici bij aan ‘een veiliger en rechtvaardig Nederland’. In deze tijd van digitalisering wordt het steeds belangrijker om als overheid goed te kunnen opereren in de informatiemaatschappij. Emine en haar team krijgen daardoor een steeds belangrijkere rol. Als inspirator voor haar omgeving, zet zij haar expertise, creativiteit en enthousiasme in om tot innovatieve oplossingen te komen.

Over de jury
De jury bestaat uit voorzitter Jetta Klijnsma (commissaris van de Koning Provincie Drenthe), Jannine van den Berg (politiechef Landelijke Eenheid), Antje Dekker (secretaris-directeur Waterschap De Dommel), Paul Depla (burgemeester Breda), Sandra Groeneveld (hoogleraar Publiek Management, Universiteit Leiden), Bram de Klerck (directeur-generaal Algemene Bestuursdienst), Siebe Riedstra (secretaris-generaal ministerie van Justitie en Veiligheid) en Arre Zuurmond (ombudsman metropool Amsterdam, Overheidsmanager van het Jaar 2016).

De Verkiezing Overheidsmanager is een initiatief van de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM). De uitreiking van de prijzen wordt mede mogelijk gemaakt door: Binnenlands Bestuur, Ernst & Young (EY), Netwerk van Publieke Dienstverleners (NPD), Huis ter Duin, Interprovinciaal Overleg (IPO), ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ordina, Publiek Denken en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Meer info over de verkiezing en uitreiking van de prijzen bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Finalisten Overheidsorganisatie van het Jaar 2018

De finalisten van de verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 zijn inmiddels ook bekend. Tien overheidsorganisaties vertelden in Buurtcentrum de Schakel in Utrecht hun verhaal voor de jury. Na uitvoerig overleg heeft de jury gekozen voor:

  • Gemeente Heerhugowaard
  • Rechtbank Rotterdam
  • Waterschap Aa en Maas

Deze organisaties gaan met elkaar de strijd aan in de finale van 19 november in de Ridderzaal in Den Haag.

Zie voor meer info over de verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Meer info over Overheidsawards bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Op de foto bovenaan:  De drie overheidsmanagers die meedingen naar de titel Overheidsmanager van het Jaar 2018: v.l.n.r. Ermine Özyenici, Desirée Curfs, Rob Keet