Skip to main content

Redactie Beroepseer

Advies Onderwijsraad: Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap

Hoe kunnen aanpassingen in de opleidings- en arbeidsstructuur van leraren bijdragen aan voldoende én goede leraren? In antwoord op deze vraag van de Tweede Kamer komt de Onderwijsraad met het advies Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap. De raad pleit voor een nieuwe kijk op het leraarschap, die leidt tot een ingrijpende herziening van de opleidings- en arbeidsstructuur.

De Onderwijsraad is van mening dat de kern van het lerarenberoep in alle vakken en onderwijssectoren (voorschoolse educatie, basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) gelijk is. Leraren kwalificeren hun leerlingen voor een vervolgopleiding of een beroep, en spelen een belangrijke rol in socialisatie en persoonsvorming. Elke leraar ontwikkelt onderwijs, geeft les en evalueert. Didactische en pedagogische vaardigheden vormen de basis van het beroep. Daarnaast hebben leraren inhoudelijke kennis nodig voor een specifieke onderwijscontext, bijvoorbeeld voor lesgeven in een bepaald vak.

Vanuit deze gedachte adviseert de raad een verandering van de huidige opleidings- en arbeidsstructuur. Hij adviseert om ruimere onderwijsbevoegdheden in te voeren – geldig voor meerdere onderwijssectoren en meerdere (verwante) vakken – samen met specialisatiemogelijkheden. De raad benadrukt dat vakkennis ook in dit nieuwe perspectief cruciaal is. In combinatie met de ruimere bevoegdheden pleit de raad voor sterkere prikkels voor professionalisering en loopbaanontwikkeling op de werkplek. Startende leraren en leraren met een nieuw behaalde specialisatie moeten hun kennis en vaardigheden kunnen verdiepen door goede begeleiding in de school.

Nieuw perspectief vergroot de mobiliteit en maakt het vak aantrekkelijker

De raad denkt dat dit langetermijnperspectief en de aanpassingen in de opleidings- en arbeidsstructuur zullen leiden tot voldoende én goede leraren. Het geeft leraren meer mogelijkheden voor mobiliteit. Overstappen naar een andere onderwijssector of een ander vak is nu moeilijk. Er is aanvullende diplomering voor nodig en er zijn salarisverschillen. Meer mobiliteit, meer keuzemogelijkheden in de lesgevende taak en de nadruk op (samen) leren maken het beroep aantrekkelijker, ook voor starters. Dit alles kan helpen lerarentekorten in bepaalde sectoren of vakken tegen te gaan, zonder concessies te doen aan de kwaliteit. Daarbij zijn vernieuwingen makkelijker de school in te brengen, bijvoorbeeld omdat voor een nieuw vak geen gehele opleiding nodig is, maar een specialisatietraject dat aansluit op al aanwezige kennis en vaardigheden.

Nadere uitwerking van het voorstel is nodig

De raad schetst de contouren voor de nieuwe structuur en adviseert om een commissie aan te stellen die dit advies uitwerkt. Daarbij worden ook de financiële consequenties duidelijk. Alleen als deze consequenties worden aanvaard, heeft het voorstel kans van slagen. Hoe dan ook vragen de voorgestelde aanpassingen om overdenking van de cao’s voor beroepskrachten in de voorschoolse sector en voor leraren in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

Verruim de onderwijsbevoegdheden en loopbaanperspectieven van leraren, Onderwijsraad, 7 november 2018: www.onderwijsraad.nl

EPD en digitale dictatuur

Hugo van der Wedden: Het EPD is machtig. Digitale dictatuur is dichterbij dan we denken

In het digitale magazine Nursing schrijft verpleegkundige Hugo van der Wedden dat het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) inmiddels zo veeleisend is dat het qua tijd en aandacht een geduchte concurrent van de patiënt is geworden.

Het is wel zo dat het EPD informatie makkelijker samenbrengt dan de dossiers van vroeger, maar soms is het een dwingelandje, aldus Van der Wedden in zijn blog De macht van het EPD.

Het eist dingen van je

Ter verduidelijking, Van der Wedden wil niet terug naar de tijd van de papieren dossiers: “Maar het dossier was in de basis wel gewoon een dossier. Het zorgde voor continuïteit. Je kon je eigen bevindingen noteren en teruglezen wat de vorige diensten allemaal gezien en gedaan hadden.

Het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) is werkelijk next level. Alles is met een paar simpele klikken terug te vinden. Noties van de spoedeisende hulp, rapportages van vorige opnames, operatieverslagen, labwaarden. Alle informatie is bijeengebracht. Het enige dat je nodig hebt is een computer en een functionerend netwerk.

In tegenstelling tot het oude, papieren dossier, is het EPD wel een dwingelandje. Het wil dingen van je. Sterker nog, het eist dingen van je. Je moet minimaal twee keer daags controles doen. Je moet op maandag en donderdag iedereen wegen. Je moet twee keer in de week decubitusscores invullen. Je moet drie keer per dag een VAS-score invullen. Je moet de ontslagchecklist helemaal doorlopen. Je moet echt heel erg veel.

Het EPD is machtig. Je kunt zijn eisenpakket niet zomaar naast je neerleggen”.

Lees de hele blog van Hugo van der Wedden: Blog Hugo: ‘de macht van het EPD’, Nursing, 6 november 2018: www.nursing.nl/blog/blog-hugo-de-macht-van-het-epd/

Jonge generatie accountants maakt bezwaar tegen bedrijfsmodel grote kantoren

Veertien jaar na publicatie van het boek Intensieve menshouderij van Jaap Peters en Judith Pouw zien we in Het Financieele Dagblad (FD) een verrassende kop boven het commentaar op een artikel: Einde aan de intensieve menshouderij.  Je eerste reactie is als een reflex: “Het is niet waar. Zou het dan toch?”

Bedrijfsmodel grote kantoren

Het betreft een commentaar op het artikel: Werk is belangrijk, maar we hebben ook nog een léven’ van Jeroen Piersma in het FD van zaterdag 3 november 2018. Het artikel behelst o.m. interviews met zeven jonge accountants (gemiddeld 25 jaar) over hun leven op de werkvloer. Het blijkt dat de nieuwe generatie accountants steeds meer bezwaar maakt tegen het bedrijfsmodel van de grote kantoren. Ze ervaren hoge werkdruk en een teveel aan overwerk.

Eind mei 2018 publiceerde de Vereniging van Accountancy Studenten een manifest*). Daarin beklagen de studenten zich, aldus Piersma, niet over hun studie, maar over hun werk. Zij hebben kritiek op de balans tussen werk en privé, het gebrek aan aandacht van het management voor hun werk, de checklist-cultuur en het grote verloop onder hun collega’s. “Het is tijd om onze stem te laten horen. Het is tijd voor actie”.
De interviews zijn anoniem. Met naam en toenaam praten over hun werk en hun werkgever willen zij niet. Drie van de zeven hebben onlangs de accountancy verlaten.

Werkvloer heeft ander beeld van organisatie dan top

De commentator op het artikel: “Jonge accountants schetsen in het FD van afgelopen zaterdag een beeld van hoge werkdruk en organisaties die piepen en kraken door de krappe bezetting. Gevraagd naar de ultieme oorzaak van die situatie zeggen zij dat partners om commerciële redenen nog steeds te veel klanten aannemen.

Om de concurrentie af te troeven offreren zij een lage prijs. Het gevolg is dat de controlebudgetten en werkplanningen vaak niet realistisch zijn. Alleen door structureel overwerken kan het controlewerk in het drukke seizoen gedaan worden. Het is een model dat wel eens ‘intensieve menshouderij’ is genoemd.

Bestuurders van de grote accountantsorganisaties herkennen het beeld van werkdruk en nemen het serieus. Te hoge werkdruk kan immers ten koste gaan van de kwaliteit of ertoe leiden dat talentvolle mensen voortijdig afhaken.

[ … ]

Maar wat de bestuurders niet herkennen is dat commercie nog steeds een grote rol speelt. Sinds 2014 werkt de sector aan de uitvoering van een groot hervormingsplan en sturen op kwaliteit neemt daarin een prominente positie in, zeggen zij. Zij wijzen op nieuwe regels en procedures, waaronder beloningsprikkels, die partners ertoe moeten aanzetten kwaliteit te laten prevaleren op de jacht op omzet.

De werkvloer heeft dus een ander beeld van de organisatie dan de top. Een verklaring voor deze kloof zou kunnen zijn dat de juiste regels en procedures er zijn gekomen, maar dat het gedrag van de partners er tot nog toe nog niet wezenlijk door veranderd is. Het zijn bureaucratische maatregelen voor de oplossing van een cultuurprobleem”.

Reacties

Mensen die reageerden op het commentaar merkten op dat de kritiek natuurlijk niet alleen de accountancy betreft: “Hetzelfde speelt bij de banken, universiteiten, ziekenhuizen… Wat nodig is, is een diepgaande heroriëntering”.
Of: “In de advocatuur is het niet anders; dramatisch slechte organisatie van veel partners op projecten, overnames, due diligence etc. Gaan klanten niet lang meer pikken m.i.”
Of: “dit hoor ik al een aantal decennia”.

Noot
*) ‘In het belang van iedereen’. Jonge accountants presenteren maatregelen ter verbetering kwaliteit van hun beroep, Blogs Beroepseer, 1 juni 2018: https://beroepseer.nl

Omslag Intensieve menshouderijLees het hele commentaar Einde aan de intensieve menshouderij, Het Financieele Dagblad, 4 november 2018: https://fd.nl

‘Werk is belangrijk, maar we hebben ook nog een léven’ , door Jeroen Piersma, Het Financieele Dagblad, 3 november 2018: https://fd.nl

Intensieve menshouderij, door Jaap Peters en Judith Pouw, Scriptum, 1e druk 2004. Meer info op Managementsite:  www.managementsite.nl/intensieve-menshouderij-20-deel-1

Zie ook het boek Artikel 5 – De beroepseer van de accountant, onder redactie van Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen, een uitgave van Stichting Beroepseer, 2017: https://beroepseer.nl/artikel-5/

Canon palliatieve zorg

Canon palliatieve zorg

De Canon palliatieve zorg richt zich op de geschiedenis van de palliatieve zorg in Nederland, een nog relatief jonge sector in het zorglandschap. Toch is er al een rijke geschiedenis opgebouwd en de pioniers hebben boeiende verhalen te vertellen die inspirerend zijn voor de toekomst van de sector.
Op 1 november 2018 is er een boekeditie verschenen van de Canon palliatieve zorg bestaande uit bijna honderd rijk geïllustreerde pagina’s die begint met de internationale geschiedenis van hospices, onder wie Cicely Saunders en Elisabeth Kübler-Ross. Daarna komen onder meer aan bod de pijnbestrijdingsrevolutie, de toenemende levensverwachting, de eerste initiatieven in Nederland, de opkomst van de euthanasiediscussie, de stichting Leendert Vriel, het Bijna-Thuis-huis in Nieuwkoop, de invloed van Aids, de rol van koningin Beatrix, de palliatieve zorg voor kinderen en de worsteling met de financiering.

De geschiedenis van de palliatieve zorg in Nederland is een verhaal van doorzetters dat nog maar weinig verteld is, en nog maar heel beperkt gedocumenteerd.

De verdienste van pioniers

Het was niet vanzelfsprekend dat de zorg voor ongeneeslijk zieken en stervenden een volwaardige plek kreeg in de gezondheidszorg. De aandacht daarvoor is eigenlijk van recente datum. Pas in 1990 kwam de World Health Organisation (WHO) met een eerste definitie over wat palliatieve zorg eigenlijk is, de term zelf werd ook pas een decennium eerder gemunt door de Canadese oncoloog Balfour Mount. Tot dan was de medische wetenschap eigenlijk niet echt geïnteresseerd in het proces van sterven. De dood voelde voor artsen als een nederlaag. Als deze onafwendbaar was, verdween de medische belangstelling. Het is de verdienste van pioniers als de Engelse verpleegkundige en arts Cicely Saunders en de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross dat daar verandering in is gekomen. Zij lieten zien dat het anders kon en wisten wereldwijd velen te overtuigen om in het eigen land initiatieven te nemen. Ook in Nederland vormde hun werk een bron van inspiratie.
Zo richtte in de jaren zeventig de Rotterdamse Daniel den Hoedkliniek en in samenwerking met het verpleeghuis IJsselmonde als eerste een aparte afdeling in voor de zorg voor stervenden.

Palliatieve thuiszorg en eerste hospice

In het kielzog daarvan volgden initiatieven om met behulp van vrijwilligers terminale thuiszorg te bieden. In het decennia daarna kwam de hospice-beweging van de grond, die eind jaren tachtig leidde tot de oprichting van het eerste hospice. Pas in de jaren
negentig dringt ook binnen de overheid het besef door dat palliatieve zorg iets aparts is en derhalve beleidsmatige aandacht en gerichte financiering nodig heeft.

Nederland is met deze ontwikkeling in internationaal opzicht een verhaal apart. In ons land lag lange tijd het accent op de discussie over de toelaatbaarheid van euthanasie en de eigen wilsbeschikking. Dat debat overvleugelde de aandacht voor de zorg die daaraan
vooraf zou moeten gaan. Zelfs in die mate dat in internationaal verband regelmatig het verwijt te horen viel dat in Nederland de aandacht voor euthanasie gevoed wordt door de afwezigheid van kwalitatief hoogstaande palliatieve zorg.

Ruim 10.000 vrijwilligers actief in deze vormen van palliatieve zorg

Pas na aanvaarding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (de Euthanasiewet) in 2001 is er sprake van een evenwichtige ontwikkeling. Het euthanasiedebat komt tot rust (om recentelijk weer tot leven te komen in de
discussie over voltooid leven) en de palliatieve zorg komt tot bloei. Het is ook niet meer een of-of-dispuut (of euthanasie, of hoogstaande palliatieve zorg), maar een omgang met het stervensproces waarin de mogelijkheden – in de woorden van de toenmalige minister Els Borst – ‘in het verlengde van elkaar’ worden gezien. Inmiddels is er een rijk palet van voorzieningen ontstaan, waar op verschillende manieren palliatieve zorg geboden wordt. Steeds meer ziekenhuizen en een groot aantal verpleeghuizen kennen aparte units voor palliatieve zorg. Daarnaast kent ons land zo’n 125 hospices met verschillende organisatiemodellen (van Bijna thuis huizen tot High care hospices) en wordt er op een steeds grotere schaal palliatieve thuiszorg geboden door gespecialiseerde (hospice) teams. Ruim 10.000 vrijwilligers zijn in deze vormen van palliatieve zorg actief. Dat is een indrukwekkend geheel, zeker tegen het licht dat deze ontwikkeling eigenlijk nog geen halve eeuw omspant.

Canon palliatieve zorg

De Canon palliatieve zorg is sinds eind 2016 in digitale vorm toegankelijk op internet, compleet met beelden, documenten en literatuurverwijzingen. Nu is daar het gedrukte boek  bijgekomen van 96 rijk geïllustreerde pagina’s. Kosten: 15,-. Bestellen op de site van Canon Sociaal Werk: www.canonsociaalwerk.eu/nl_pal/details.php?canon_id=600

Het boek in PDF lezen kan ook: www.canonsociaalwerk.eu

Canon Sociaal werk: www.canonsociaalwerk.eu

Van 7 – 9 november 2018 vindt het 7e Nationaal congres Palliatieve zorg plaats in Lunteren. Thema: Palliatieve zorg voor iedereen!Van kwaliteitskader naar unieke patiënt’. Voor programma en meer info: https://beroepseer.nl/event/7e-nationaal-congres-palliatieve-zorg/

De werkende mens, De Groene Amsterdammer van 31 oktober 2018

De werkende mens: roeping versus regels

Het nieuwe (dubbel)nummer van De Groene Amsterdammer is gewijd aan De werkende mens: roeping versus regels. Onze baan is onze passie, maar ondertussen gaan we gebukt onder werkdruk, regels, algoritmen en flexcontracten.
In de Inleiding schrijven Xandra Schutte en Evert de Vos: “Postbode Ellen loopt haar wijk terwijl haar baas via de ‘Mijn Werk’-app van PostNL over haar schouder meekijkt. Op de minuut nauwkeurig bepaalt de app hoe ze moet lopen en hoe lang ze erover mag doen. Wie te veel tijd nodig heeft, wordt daarover aangesproken. Wie het werk in minder tijd blijkt te kunnen, krijgt ook minder salaris.
Vroeger was de postbode een bekende figuur in de buurt, die vaak een praatje maakte en zelfs problemen signaleerde. Nu is hij of zij een anonieme flexwerker die juist géén belangstelling voor de omgeving mag hebben, want dan protesteert de app”.

Een van de artikelen in dit nummer gaat over beroepszeer en beroepseer: Wie meet mag het zeggen. Marcel ten Hooven heeft daarvoor een uitgebreid interview gehad met Thijs Jansen en Gabriël van den Brink. Beiden waren met Dorien Pessers de samenstellers van de in 2005 gepubliceerde bundel Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt die een gevoelige snaar in werkend Nederland raakte: de miskenning van beroepseer. De tekst op de achterflap van het boek luidde: “Vroeger was het parool op de werkvloer ‘wie er verstand van heeft, mag het zeggen’. Tegenwoordig maken daar juist degenen die er géén verstand van hebben de dienst uit. Stop de wildgroei van duurbetaalde bestuurders, managers en consultants”. Deze bundel staat aan de basis van stichting Beroepseer, waarvan Thijs Jansen directeur is sinds 2015. Met Alexandrien van der Burgt, die directeur was tot 2015,  heeft hij de stichting opgericht in 2006. Het lijkt erop dat de missie van de stichting nu pas goed begint door te dringen.

Het moet allemaal snel, vlug, vlug, vlug

Ten Hooven begint Wie meet mag het zeggen met een andere postbode. Het contrast met de postbode uit de Inleiding spreekt voor zich: “De adressering in meisjeshandschrift luidde niet meer dan : ‘Oma, Oud Ade’, maar het was postbode Ton Plugge zijn eer te na om de ansichtkaart als onbestelbaar terzijde te leggen. ‘Het was tegen Kerstmis. Ik dacht: ik mag zo’n meissie toch niet teleurstellen?’ vertelt hij. ‘Dus ik vraag de mevrouw van het dorpswinkeltje: welke oma zou dat nu kunnen wezen? Ze gaf me vier mogelijke adressen. En ja, één ervan was raak! Da’s zo mooi hè, als dat lukt.’ Hij denkt niet dat oma in Oud Ade haar ansicht nu nog bezorgd zou krijgen. ‘Daar hebben die gasten tegenwoordig helemaal de tijd niet voor, joh, om zo’n adres op te snorren’, zegt hij over de postbodes die nu zijn oude ronde lopen. ‘Ze krijgen voor twee uur per dag of zo uitbetaald en dan moeten ze het hele zwikkie hebben afgewerkt. Da’s krap, hoor. Het moet allemaal snel. Vlug, vlug, want tijd kost geld.’
Postbode is een van die vakken die van hun beroepstrots zijn ontdaan, als gevolg van de moderniseringsdruk om het werk – zo heet het in de taal van het management – ‘efficiënter en doelmatiger’ te maken. De eigen methodes die Plugge en zijn collega’s ontwikkelden om alle post in de juiste bus te krijgen, hebben plaatsgemaakt voor de pseudo-zekerheid van het ‘track and trace-systeem’: ‘U kunt uw bezorger vandaag tussen 9 en 17 uur verwachten”.

Een contractje voor een paar uur per week

Het interview met Jansen en Van Brink eindigt met een bericht over plannen van Post NL. Als postbode Ton Plugge hoort van het plan van PostNL om postbodes ook in te zetten voor andere klussen in de wijk, zoals het opnemen van waterstanden, de controle van de staat van onderhoud van wegen en het signaleren van eenzaamheid moet hij grinniken: ‘Geloof jij het?’ zegt de oud-postbode. ‘Een postbezorger krijgt tegenwoordig een contractje voor een paar uur per week. In die tijd moet hij zijn ronde hebben gelopen. Denk jij dat-ie dan nog tijd heeft om een uurtje aan de deur met een eenzame ziel te staan praten? Die tas moet leeg! Dit zijn loze kreten van PostNL. Als je ook waterstanden moet gaan opnemen, wegen controleren en met eenzame mensen praten, dan moet je wel verstand hebben van waterstanden, van wegen en van eenzame mensen, maar ik zie het niet gebeuren dat PostNL al die mensen met dat kleine contractje daartoe opleidt. Als ik jouw stukje zou schrijven, dan zou jij toch ook zeggen: Ton, laat dat de volgende keer maar zitten?”.

Een greep uit de inhoud van De Groene Amsterdammer over ‘de werkende mens’, no 42 – 31 oktober 2018

  • Inleiding: Onze baan is onze passie. Maar ondertussen gaan we gebukt onder algoritmen en regels, door Xandra Schutte & Evert de Vos
  • Werk is meer dan een loonstrook. Socioloog Richard Sennett is optimistischer en linkser geworden, door Rutger van der Hoeven
  • Als onze baan onze identiteit bepaalt, is ons geestelijk welzijn in gevaar, door Arthur Eaton
  • Waarom hoogopgeleide jongeren vaker kiezen voor makkelijker werk, door Roanne van Baren
  • Waarom de maaltijdbezorger zijn fietsers elk recht wil onthouden, door Coen van de Ven
  • Bij populaire werkgevers draaien stagiairs voor een schamel loon volwaardig productie, door Bram van Vulpen
  • Stress en lage lonen beheersen het leven van Berlijnse creatieven, door Merlijn Schoonenboom
  • Er is in Nederland géén burn-out-epidemie, maar er lijden wel veel werkende mensen aan geestelijke uitputting, door Margreet Fogteloo en Rosa van Gool
  • Hoe professionals vastlopen in de beheerscultuur waarin alles meetbaar moet zijn, door Chris van der Heijden
  • Beroepszeer: Door de meetmanie geeft werk steeds minder bevrediging, interview met Thijs Jansen en Gabriël van den Brink, door Marcel ten Hooven

De werkende mens, De Groene Amsterdammer, 31 oktober 2018

De Groene Amsterdammer,
jaargang 142, nr 44, 31 oktober 2018
www.groene.nl/artikel/de-werkende-mens

Uitnodiging Alternatieven-lab Jeugdhulp

Op woensdag 21 november 2018 wordt het boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp gepresenteerd op DRU Industriepark in de gemeente Oude IJsselstreek in de Gelderse Achterhoek. Deze bijeenkomst is tegelijkertijd de eerste inhoudelijke bijeenkomst van het Alternatieven-kabinet. Na de presentatie wordt er op basis van het boek tijdens het eerste Alternatieven-lab gezocht naar duurzame oplossingen voor de problemen in de jeugdhulp.

Toosje Valkenburg, huisarts en lid van het comité Het Roer Moet Om, zit de bijeenkomst namens het Alternatieven-kabinet voor. Aanwezig zijn ook Kabinetsleden Jos de Blok van Buurtzorg (in de ochtend) en Tim Robbe, aanbestedingsjurist. Zie onderaan voor meer info over het Alternatieven-kabinet.

Écht doen wat nodig is

De pOmslag Echt doen wat nodig is, over jeugdhulprobleemanalyse, de goede voorbeelden en het manifest aan het slot van het boek Écht doen wat nodig is vormen het uitgangspunt voor het Alternatieven-lab. De noodzakelijke omslag in de jeugdhulp wordt allang voorgeleefd door vernieuwers die met de vaste reflexen van de sector gebroken hebben, zich dienstbaar opstellen en laten zien dat er een andere en betere jeugdhulp mogelijk is. Het boek bevat de praktijk en inzichten van vernieuwers, onder wie:

Marco Mout van WALHALLAb; jongerenwerker Yassin Settout; Corina Schenk van Briedis Jeugdbeschermers; Suzanne de Ruig van de JIM-aanpak; Nely Sieffers van UW Ouderplatform; Erik Gerritsen, secretaris-generaal van het ministerie van VWS; Annemiek de Klein en Monique van den Dries van Buurtzorg Jong; Rob de Munck en Anneke Veenstra van Gezinshuis.com; Tim Robbe, aanbestedingsjurist; Evelyn Visschedijk van Garage 2020.

Om de noodzakelijke jeugdhulprevolutie te versnellen op weg naar een jeugdhulp waarin gezagsvolle en vakkundige professionals eindelijk kunnen doen wat écht nodig is, nodigt het Alternatieven-kabinet alle partijen uit die zich betrokken voelen en onderdeel willen zijn van nieuwe, duurzame oplossingen.  Het is tijd om kennis, ervaring en krachten te bundelen. Het kan, dus het moet!

Programma

10.30 – 11.00 – Inloop
11.00 – 11.30 – Boekpresentatie. Toelichting door Stichting Beroepseer en de redactie
11.30 – 12.30 – Probleemanalyse
12.30 – 13.15 – Lunch
13.15 – 14.00 – Introductie Alternatieven-lab + goede voorbeelden en het manifest van Écht doen wat nodig is
14.00 – 16.00 – Deelsessies over:

  • concrete alternatieven: Wat is de sleutel tot hun succes? Wat is ervoor nodig om deze werkwijze te kunnen opschalen?
  • uitgangspunten manifest: wat is er voor nodig om deze waar te maken in de praktijk en te kunnen opschalen?

16.00 – 16.30 – Manifest amenderen, besluit Alternatieven-kabinet + vervolgstappen
16.30 – 17.30 – Borrel

Datum, tijd en locatie

Datum Woensdag 21 november 2018
Tijd 11.00 – 16.30 uur (inclusief lunch en met aansluitend netwerkborrel)
Locatie Dru Industriepark, Hutteweg 24, Ulft (Gemeente Oude-IJselstreek)

Aanmelden

Wie bij de presentatie aanwezig wil zijn, kan zich vòòr 19 november a.s. aanmelden per e-mail bij Maurits Hoenders: m.hoenders@beroepseer.nl
Vermeld in de mail s.v.p. voor- en achternaam, beroep/functie en organisatie.

Over het Alternatieven-kabinet

Het Alternatieven-kabinet bestaat uit een mix van ervaren professionals en ervaringsdeskundigen die hun eigen kennis, ethiek en ervaring en die van andere professionals inzetten om tot sociaal-duurzame alternatieven te komen, gebaseerd op vertrouwen, vakmanschap en menselijk contact. Het Alternatieven-kabinet wil laten zien hoe het beter, slimmer en duurzamer kan. Het doet dat niet alleen, maar gaat actief op zoek naar individuen, professionals, initiatieven en organisaties die praktisch (hebben) laten zien dat ze die doelstelling delen. Het Alternatieven-kabinet heeft als doel bij te dragen aan het herstel van vertrouwen, sociale cohesie en aandacht voor menselijkheid in onze samenleving.
Klik hier voor meer informatie over de start van het Alternatieven-kabinet.

Klik hier voor meer informatie over het boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp.

Het boek alvast bestellen kan op: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Social insecurities and resilience Eurofound

Europese beleidsnota over kwaliteit van leven, sociale onzekerheid en weerbaarheid

De European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions (Eurofound) heeft een beleidsnota opgesteld over de kwaliteit van leven van inwoners van de Europese Unie. De nota is gebaseerd op gegevens van een onderzoek naar gevoelens omtrent sociale onzekerheden en het effect daarvan op het leven en de omgeving van inwoners.
Gevoelens van sociale onzekerheid zijn wijd verspreid onder de inwoners, ook onder degenen met een goed inkomen. Beleidsmakers behoren hiermee rekening te houden en begrip te tonen voor de zorgen en onvrede van burgers.

De onzekerheden van burgers zijn onderverdeeld in vijf gebieden:

  1. persoonlijk – je persoonlijk onveilig voelen (door misdaad bijvoorbeeld)
  2. huisvesting – je huis kwijtraken
  3. gezondheidszorg – niet in staat zijn de zorgkosten te betalen
  4. je baan kwijtraken en geen nieuwe kunnen vinden
  5. oudere leeftijd – niet genoeg inkomen voor de oude dag

Er is al veel onderzoek gedaan naar economische onzekerheid en bezorgdheid om de toekomst door o.a. de econoom Joseph Stiglitz (The Quest for Security, 2015) en Walter Bossert en Conchita D’Ambrosio (Measuring Economic Insecurity, 2013).
Economische zekerheid is evenwel geen waarborg tegen andere onzekerheden. Mensen met een goed inkomen bijvoorbeeld lopen het risico hun huis kwijt te raken als gevolg van schulden.
Werkgelegenheid heeft vooral een sterk effect op economische zekerheid, hoewel ook hier de negatieve gevolgen van voortdurende onzekerheid of per ongeluk je baan kwijtraken verder reiken dan alleen de financiële.  Ze voeren tot sociale uitsluiting en psychische problemen. De meeste onzekerheden waarvan sprake is bevatten een economisch element, maar er spelen ook andere elementen een rol. Onzekere gevoelens over huisvesting bijvoorbeeld worden beïnvloed door de huurbeschermingswet. Onzekere gevoelens over het inkomen op de oude dag worden beïnvloed door gezondheidszorgvoorzieningen. Onzekere gevoelens over de gezondheidszorg worden beïnvloed door het al of niet beschikken over een dekkende ziektekostenverzekering. Rechten en wetten kunnen ook gevoelens van onzekerheid beïnvloeden, net zoals kennis of een gebrek daaraan.

In de beleidsnota staat een lijst met overzicht van de belangrijkste gegevens.

Een greep:

  • Slechts 1% van de bevolking van de EU bezit het hoogste niveau van sociale zekerheid op alle vijf gebieden. Als er nog meer onderzoek was gedaan op andere gebieden, dan zou er waarschijnlijk geen mens in de hele EU te vinden zijn die zich vrij zou voelen van welke vorm van sociale onzekerheid dan ook.
  • Veel mensen voelen onzekerheid op verschillende gebieden. Een op de tien (12%) mensen in de EU voelt onzekerheid op alle vijf gebieden, hoewel de mate waarin naar soort verschilt. Lagere inkomens voelen over het algemeen veel onzekerheid, maar onzekerheid is ook wijd verspreid onder groepen die het materieel goed hebben.
  • Persoonlijke onzekerheid. Meer dan een kwart van de mensen (27%) van 75 jaar en ouder voelt zich persoonlijk niet veilig bij het naar buiten gaan als het donker is buiten de eigen buurt. Bij mensen met een andere leeftijd komt dat gevoel van persoonlijke onveiligheid minder voor, tussen de 16-17%. Mensen met een lager inkomen voelen zich persoonlijk onveiliger buiten de eigen buurt als het donker is of als ze alleen thuis zijn ‘s avonds. Ze voelen het heel intens, ongeacht geslacht en of ze in de stad of het platteland wonen.
  • Woononzekerheid. Mensen in een huurwoning met een laag inkomen zijn vooral kwetsbaar wat wonen betreft.
  • Baanzekerheid. Iets meer dan 1 op de 10 werkende mensen (11%) geniet het hoogste niveau van baanzekerheid. Dat betekent dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat zij hun baan verliezen binnen zes maanden. En als zij hun baan verliezen is het zeer waarschijnlijk dat ze een gelijkwaardige nieuwe baan vinden. Werkende mensen met een vast contract genieten het hoogste niveau van baanzekerheid. Maar, zelfs onder deze groep sluit een kwart niet uit hun baan binnen zes maanden kwijt te raken.

De analyse van sociale onzekerheid in de beleidsnota is gebaseerd op in 2016 verzamelde gegevens van het European Quality of Life Survey (EQLS) in 28 landen van de Europese Unie.

Onzekerheden beïnvloeden het leven in mindere mate als er mechanismen zijn die de negatieve invloeden kunnen verzachten. Om tegenslag het hoofd te kunnen bieden, zijn persoonlijke reserves nodig, alsmede steun van derden en goede openbare instellingen. Een van de vragen betrof de weerbaarheid. Respondenten werd gevraagd in welke mate zij het eens zijn met de volgende stelling: “Als dingen verkeerd gaan in mijn leven, duurt het over het algemeen lange tijd voordat ik een normaal kan opbouwen”, en: “Ik vind het moeilijk belangrijke problemen in mijn leven aan te pakken”.

De beleidsnota laat aan de hand van vele grafieken zien hoe het ervoor staat met de levenskwaliteit van de Europeaan.

Social securities and resilience EurofoundKlik hier voor downloaden beleidsnota Social insecurities and resilience, Hans Dubois and Tadas Leoncikas, Publications Office of the European Union, Eurofound, 2018, Luxemburg: www.eurofound.europa.eu

Social insecurities and resilience, Eurofound, oktober 2018: www.eurofound.europa.eu

Alan Ralston stelt de hamvraag i.v.m. faillissement Slotervaartziekenhuis

Alan Ralston las in de week dat de markt zijn werk deed in de gezondheidszorg een interview met staatssecretaris van Volksgezondheid Paul Blokhuis in De Psychiater, het vaktijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
Alan Ralston is psychiater, filosoof en voortrekker van Stichting Beroepseer.

In zijn blog op de site van Arts en auto schrijft Ralston dat Blokhuis in het interview heeft gezegd dat hij van psychiaters verwacht dat ze niet uit de instellingen vertrekken en voor zichzelf beginnen, en dat ze weekenddiensten blijven doen.
Ralston: “Een opvallende uitspraak, want de ‘uittocht uit de instellingen’ van psychiaters komt voort uit het soort rationeel eigenbelang (meer vrijheid en autonomie, minder zinloze administratie), waar ons liberaal zorgstelsel op gestoeld is. Ho ho, hoor ik u roepen, het is gereguleerde marktwerking, en dus doet Blokhuis een nudge in het publieke belang. Het is interessant om te kijken wie een nudge krijgt en wanneer. Als ik bijvoorbeeld over de mistige financiële constructies van Winter en de Boer lees, en de tonnen die medisch specialisten Brandjes en Beijnen ontvingen voor ‘advieswerk’, dan denk ik: daar had weleens eerder een flinke douw tegenaan gegeven mogen worden. Is de zorgschok van afgelopen week een geval van zacht heelmeesterschap?

Eigenbelang en publiek belang

De ontwikkelingen zijn in elk geval tekenend voor de spanningen in ons hybride publiek-private zorgstelsel. Het Nederlands principe is: rationeel eigenbelang waar het kan, publieke sturing waar het moet, en alles ten dienste van zorgwaarden. Maar wat, als het eigenbelang van enkelen leidt tot een beroep op anderen om hún eigenbelang op te offeren ten dienste van het publieke belang?

Winter zette in op prijsconcurrentie, met voorspelbare druk op de kwaliteit van zorg. Een blik op de mistige financiering roept vragen op over de bestuurlijke mores. Sommige professionals kozen eieren voor hun geld, anderen – hoeveel keuzevrijheid hadden ze? – bleven het ziekenhuis trouw, en deden afgelopen week aan chaosmanagement.

Dergelijk altruïstisch gedrag zou je denk ik in economische termen een anomalie noemen. Wie zijn nu de professionals die ‘leiderschap’ tonen: de achterblijvers die de rommel opruimen, of de zzp’ers die als kanaries in de kolenmijn uitvliegen? Hoe rechtvaardig is het als we zorgondernemers hun winst gunnen, terwijl we ‘verwachten’ dat professionals over hun eigenbelang springen? Wat betekent het voor professionaliteit, als we allemaal zorgondernemers worden?

Professionaliteit

Sommige tenten sluiten, anderen openen hun deuren, dat is van alle tijden, ook in de zorg, en dat heeft weinig te maken met welk zorgstelsel je kiest. Econoom Marcel Canoy ziet het als normal practice dat een dysfunctionerend ziekenhuis kan omvallen. Over de manier waarop, tweette hij, kun je discussiëren.

Ja, de manier waarop, daar zit juist vaak de kern van kwaliteit van zorg, daar zitten zaken in die onder de zorgplicht vallen: continuïteit van zorg bijvoorbeeld.

[ …]

Eén les van de Flevoland-faillissementen is, dat we een gedegen discussie moeten voeren over wat zorgplicht is, en wie daarin welke verantwoordelijkheden draagt. Een tweede is, dat de afwikkeling een gedegen voorbereiding behoeft.

De hamvraag

De hamvraag na deze week is dus niet of dit alles nu wel of niet de schuld is van marktwerking (die term is hopeloos politiek besmet), maar of er aan de zorgplicht voldaan werd en wordt.

Lees de hele blog van Alan Ralston: Een stapel stenen, Arts en Auto, maandblad van de vereniging van zorgprofessionals VvAA, 29 oktober 2018: www.artsenauto.nl

Omslag Echt doen wat nodig is jeugdhulp

Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp

Nu veel gemeenten met forse tekorten  op de jeugdhulp kampen, krijgen budgetplafonds, keukentafelgesprekken en wachtlijsten de sector opnieuw in de greep. Die terugval is onverstandig en onnodig. De pijnlijke gevolgen van de broodnodige veranderingen moeten bij de sector worden gelegd, niet langer bij kinderen, jongeren en ouders.

Dat de jeugdhulp anders en beter kan blijkt uit het zojuist verschenen boek Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp, onder redactie van Dorien Graas, Annemiek de Klein, Jeffrey Stevens, Thijs Jansen en Gerard van Nunen.
Het boek is een uitgave van Stichting Beroepseer en verschijnt in de Boekenreeks Beroepseer.

De noodzakelijke omslag in de jeugdhulp wordt allang voorgeleefd door vernieuwers die met de vaste reflexen van de sector gebroken hebben, zich dienstbaar opstellen en laten zien dat er een andere en betere jeugdhulp mogelijk is. Dit boek bevat tegendraadse oplossingsrichtingen uit de wetenschap en beroepspraktijk die de weg wijzen naar een jeugdhulp waarin gezagsvolle en vakkundige professionals eindelijk kunnen doen wat écht nodig is.

Het boek bevat bijdragen van onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals, onder wie: Laura Batstra, Jason Bhugwandass, Tom van Yperen en Wim Gorissen, Peer van der Helm en Vrank Post, Marije Kesselring, Anke van Dijke en Linda Terpstra, Elize Lam en Ingrid Ligtermoet, Ferko Öry, Arne Popma, Bert Wienen; Marsha de Vries.

Daarnaast beschrijft het boek de praktijk en inzichten van vernieuwers, onder wie: Marco Mout van WALHALLAb; jongerenwerker Yassin Settout; Corina Schenk van Briedis Jeugdbeschermers; Suzanne de Ruig van de JIM-aanpak, Nely Sieffers van UW Ouderplatform, Erik Gerritsen, secretaris-generaal van het ministerie van VWS; Annemiek de Klein en Monique van den Dries van Buurtzorg Jong; Rob de Munck en Anneke Veenstra van Gezinshuis.com; Tim Robbe, aanbestedingsjurist;Evelyn Visschedijk van Garage 2020.

De bundel bestaat uit drie delen. Het eerste deel bestaat uit een inleiding en het hoofdstuk ‘Wat was de bedoeling van de Jeugdwet?’  Het tweede deel bevat analyses van de belangrijkste keerzijden van het huidige jeugdhulpstelsel. Er worden enkele prangende problemen behandeld, zoals aanbestedingsproblematiek, wachtlijsten, een gebrek aan zeggenschap voor ouders en onnodige problematisering van jeugdigen. Juist deze problemen staan goede jeugdhulp in de praktijk sterk in de weg.
Het derde deel gaat over oplossingen en geslaagde voorbeelden van hoe het anders en beter kan.
De bundel wordt afgesloten met een krachtig manifest voor een werkelijk vernieuwde jeugdhulp die écht doet wat nodig is.

Klik hier voor complete inhoudsopgave van Écht doen wat nodig is.

Hier vind je een korte boektrailer.

Presentatiebijeenkomst op 21 november 2018

Omslag Echt doen wat nodig is, over jeugdhulp

Op woensdag 21 november 2018 werd het boek Écht doen wat nodig is gepresenteerd op het DRU Industriepark in de gemeente Oude IJsselstreek in de Gelderse Achterhoek. Deze bijeenkomst was tegelijkertijd de eerste inhoudelijke bijeenkomst van het Alternatieven-kabinet. Na de presentatie werd er op basis van het boek tijdens het eerste Alternatieven-lab gezocht naar duurzame oplossingen voor de problemen in de jeugdhulp.

Hier vind je het geschreven verslag.

Hier vind je het video-verslag.

Verkoop

Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp  is te bestellen voor € 25,-. https://beroepseer.vrijeboeken.com

Reacties

Harold Aalbers, gezinshuis-ouder schreef op Linkedin op 7 december 2018 hoe hij geïnspireerd is door Écht doen wat nodig is. Over de waarde van verrassen, voordoen en voorbeeld zijn: https://www.linkedin.com/pulse/%C3%A9cht-doen-wat-nodig-harold-aalbers/