Skip to main content

Redactie Beroepseer

Video Alternatieven-lab jeugdhulp

Video-verslag van het eerste Alternatieven-lab jeugdhulp

“In veel gemeenten die met forse tekorten op de jeugdhulp kampen, krijgen waslijsten, budgetplafonds en keukentafelgesprekken de sector in de greep. En zo stagneert noodzakelijke vernieuwing, en dat mag niet gebeuren. Er bestaan namelijk ruimschoots voldoende praktijken en inzichten van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals, die bewijzen dat de jeugdhulp veel beter kan. Daar moet in geïnvesteerd worden.
Dat is de kernboodschap van het boek Echt doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp.
Gemeenten, focus eens op kwaliteit, in plaats van op geld, alleen zo wordt de jeugdhulp goedkoper. En leg de pijn nu eens bij de sector, in plaats van bij de kinderen, jongeren en ouders zoals al decennialang gebeurt. Laten we investeren in vernieuwers die werken volgens twee kernprincipes: echt doen wat nodig is en handel alsof het je eigen kind of je eigen gezin betreft. Het kan, dus het moet”.

Met deze indringende woorden lanceerde Jansen, directeur van Stichting Beroepseer, het boek Echt doen wat nodig is1) tijdens de sessie van het Alternatieven-Kabinet2) in de gemeente Oude IJsselstreek op 21 november 2018. Vervolgens namen de deelnemers in kleine groepen deel aan het eerste Alternatieven-lab waarin ze op basis van het boek op zoek gingen naar effectieve oplossingen voor de huidige problemen in de jeugdhulp

Burgemeester Otwin van Dijk

Burgemeester Otwin van Dijk van Oude-IJsselstreek vertelde waarom juist in zijn gemeente het boek werd gepresenteerd:“We hebben het Alternatieven-kabinet en het Alternatieven-lab hiernaartoe gehaald omdat wij de jeugdhulp op een andere manier willen inrichten. Dat gaan we niet doen door alleen maar te kijken naar het geld, maar door te kijken of we de hulp niet op een andere manier kunnen inrichten. Misschien ook beter.
Zo’n dag als vandaag, dat adviseer ik, en gun ik ook alle gemeenten. Dat je loskomt van het financiële en ingewikkelde van dit moment en je laat inspireren door alle goede voorbeelden uit heel Nederland. Een mooi boek over hoe het ook kan. Onze jeugd in Nederland, die verdient dat. Dat je op een fijne, goede manier opgroeit, met betrokken hulpverleners en gemeenten die als bondgenoot naast ons staan. Ik zou zeggen tegen elke gemeente, doe het en laat je inspireren op deze manier“.

Wethouder Bert Kuster

Wethouder Bert Kuster van Oude IJsselstreek die het eerste exemplaar van het boek in ontvangst nam, zei: “Wij staan voor een grote uitdaging. We hebben financiële tekorten in de jeugdzorg. Dan praat je over miljoenen. Maar wij zien de oplossing niet in schrappen en een sterke aanzet van bepaalde dingen, maar we willen het systeem veranderen. Toen wij hoorden van dit initiatief, dachten we: dat past prima bij ons bewustwordingstraject om te kijken hoe we dingen anders kunnen doen”.

Annemiek de Klein

Ook aanwezig was Annemiek de Klein, directeur van Buurtzorg Jong en een van de redacteuren van het boek: “Op dit moment ervaren we een heleboel tekorten en we zien dat gemeenten daarop vooral aan het anticiperen zijn als het gaat om jeugdhulp en de kwaliteit van jeugdhulp. Als ouders en jongeren geholpen moeten worden gaat het heel vaak over geld en steeds minder over de inhoud“.

Jos de Blok

Tot slot spoorde Jos de Blok, directeur van Buurtzorg Nederland en lid van het Alternatieven-kabinet, aan tot tempo maken en zoals altijd koos hij voor de eenvoud: “Mijn idee is gewoon om vanuit de kinderen en gezinnen te redeneren. Laten we kijken hoe we deze revolutie die ooit 350 jaar geleden in de Oude IJsselstreek begonnen is3) omzetten naar een nieuwe revolutie die mensgericht is en proberen de samenleving in te richten naar de spreuk It takes a village to raise a child. Dat is zo en als die village een beetje zijn gezonde verstand gebruikt dan worden heel veel problemen van tevoren al gezien en lossen ze zich vanzelf op en heb je steeds minder professionele zorg nodig. Ik ben wel voor de radicale verandering. Als we het niet nu doen, dan blijven we aanmodderen en doormodderen. En dan hebben heel veel kinderen in de komende jaren daar heel veel last van“.

1) Videoclip over het boek Echt doen wat nodig is: https://vimeo.com/302443615
2) Meer info over het Alternatieven-kabinet: https://beroepseer.nl
3) De ijzerindustrie in Nederland is ontstaan langs de Oude IJssel in de tweede helft van de zeventiende eeuw en ontwikkelde zich van veldoventjes tot een belangrijke industrie. Oorzaken daarvan waren de uitmuntende kwaliteit van het ijzer, waterkrachtenergie voor de blaasbalgen en de geschiktheid van de rivier voor transport. In 1689 werd de eerste ijzergieterij in Rekhem in bedrijf genomen.

Klik hier voor geschreven verslag van Alternatieven-lab jeugdhulp, door Gerard van Nunen, Blogs Beroepseer, 6 december 2018

Het video-verslag van Alternatieven-lab jeugdhulp is gemaakt door Toon Westra van Motion Direct. Duur 3 min

Oratie Aukje Nauta draait om de vraag: Hoe blijven mensen overeind in de veeleisende werkomgeving van vandaag?

Aukje Nauta is benoemd tot bijzonder hoogleraar Enhancing individuals in a dynamic work context aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Leiden. De benoeming per 1 januari 2018 vond plaats door de interuniversitaire ambachtsschool Sioo voor een periode van vijf jaar. Sioo – opgericht in 1958 door acht Nederlandse universiteiten – maakt mensen en organisaties wendbaar in veranderings- en organisatieprocessen.
Nauta houdt haar oratie op vrijdag 7 december 2018. Onderwerp is het floreren van mens en organisatie bij goed werkgeverschap. De vraag waarom de leerstoel draait is: Hoe blijven mensen overeind in de veeleisende, dynamische werkomgeving van vandaag? Kun je overeind blijven als schoonmaker als je poetstijd per wc slechts negentig seconden is? Als je als maaltijdbezorger bij niet snel genoeg fietsen door een algoritme op je smartphone wordt gevraagd: ‘Kun je het vinden?’.

Corine Hendriks op de site van de Universiteit van Leiden over de oratie van Nauta:

Een derde heeft flexibel werk

De flexibilisering van de arbeid heeft flink om zich heen gegrepen. Al ruim een derde van de beroepsbevolking is zzp’er, uitzendkracht of heeft tijdelijk werk, vertelt Nauta in haar oratie. En er is een nieuwe sector ontstaan waarin werk- of opdrachtgevers de te vergeven taken wel zéér eng begrenzen: ze verschaffen mini-taakjes zoals maaltijden rondbrengen en dat is het dan. Verder onderhouden ze nauwelijks enige relatie met de mensen die het werk doen. Sterker nog, aldus Nauta: “De opdrachten die werkenden krijgen, komen vaak niet eens van een ander mens maar van een algoritme”. Misschien aardig als bijbaantje maar niet als baan waarmee je de kost moet verdienen. Nauta doelt hier met name op platformdiensten als Deliveroo en taxidienst Uber.

Liefde

Bij ‘echte’ bedrijven varieert de taakopvatting van de werkgevers van puur functioneel tot allerlei vormen van (werkgerelateerde) investeringen in werknemers. Nauta spreekt hier onvervalst van ‘liefde’. “Waar het altijd om zou moeten gaan is duurzame inzetbaarheid van werkenden: dat mensen hun vermogen om te werken op peil houden zodat ze altijd nieuw werk kunnen verwerven als dat nodig is of als ze dat zelf willen”. In een sector waar mensen vroeg versleten kunnen raken, zou de werkgever ervoor moeten zorgen dat werkenden ergens anders aan de slag kunnen als het niet meer gaat. En Nauta vindt dat die wederzijdse verantwoordelijkheid om actief te werken aan duurzame inzetbaarheid zich ook uitstrekt tot zzp’ers en uitzendkrachten.

Een ander punt dat Nauta aankaart is de betaling in allerlei sectoren. Soms is die te laag om in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Of de werknemer kan te weinig uren draaien. “Er zijn zelfs meer armen mét werk dan zonder”, citeert zij recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Kosten drukken

Goed werkgeverschap is volgens Nauta een keuze. Werkgevers die het slecht doen, verdedigen zich meestal met het argument dat ze hun kosten laag moeten houden. Goede werkgevers zoeken naar alternatieve financieringsbronnen – en die zijn vaak ook te vinden – en drukken de kosten net zo goed: één werkgever bracht door goed werkgeverschap het ziekteverzuim terug van 3,2 naar 0,8 procent. Nauta denkt dat het voor kleinere werkgevers – tot tweehonderd mensen – makkelijker is om een persoonlijke aanpak van werknemers te realiseren. Maar een groot bedrijf als DSM doet ook alles aan goed werkgeverschap. Dit betekent overigens niet dat er nooit iemand kan worden ontslagen, maar ook op dat punt variëren de opties: van iemand plompverloren op straat zetten tot begeleiden naar ander werk.

Nauta gelooft er heilig in – en onderbouwt die overtuiging met onderzoeksgegevens – dat bij bedrijven waar het werk met liefde wordt gegeven én gedaan, mens en organisatie floreren.

Oratie vindt plaats in het Academiegebouw, Rapenburg 73 in Leiden op vrijdag 7 december 2018, van 16.00 – 17.00 uur.

Mens en organisatie floreren bij goed werkgeverschap, door Corine Hendriks, Universiteit Leiden, 3 december 2018: www.universiteitleiden.nl

Boze burgers

Acht stellingen over hoe wel/niet om te gaan met de boze burger

Niemand zal het oproer in Frankrijk zijn ontgaan in de afgelopen week waar mensen in gele hesjes gestoken massaal en op niet mis te verstane wijze in het openbaar uiting gaven aan hun grieven. Hoe behoort de overheid om te gaan met uitingen van burgerlijke woede?

Het artikel Acht stellingen bij wijze van uitdaging geeft antwoord op deze vraag. Het is oorspronkelijk gepubliceerd in een themanummer over ‘de boze burger’ van het tijdschrift Bestuurskunde en geschreven door Gabriël van den Brink, Thijs Jansen en Philip Marcel Karré. De bedoeling van het nummer was het bestuurskundige debat over boze burgers te openen en te stimuleren. De actualiteit laat zien dat het onderwerp – het artikel verscheen in het vierde kwartaal van 2017 – alleen maar urgenter is geworden. Het komt dan ook goed uit dat het nu op internet in zijn geheel is te lezen.

Hieronder in het kort:

Acht stellingen over hoe wel/niet om te gaan met de boze burger. Bij wijze van uitdaging

  1. Het is niet alleen onjuist om de woede van burgers af te wijzen als irrationeel, het is ook arrogant en zal vooral averechts uitpakken.
  2. We kunnen de uitingen van publieke boosheid het beste opvatten als een vorm van voice in de zin die Hirschman daaraan gaf.
  3. We moeten minder zoeken naar de ‘oorzaken’ van allerlei onvrede maar beseffen dat boze burgers een politiek-moreel appel op de elite doen.
  4. Gegeven de enorme verschillen die zich de laatste jaren aandienen, moeten we de bezwaren van boze burgers vooral inhoudelijk beoordelen.
  5. Het is mooi dat de overheid een meer responsieve houding tegenover boze burgers wil aannemen, maar het is wel aan de late kant en het is niet genoeg.
  6. De Nederlandse democratie functioneert op een zodanige manier dat het aanpakken van de door boze burgers opgeworpen vraagstukken ernstig bemoeilijkt wordt.
  7. Wil men inderdaad recht doen aan de grieven van boze burgers, dan is een bijstelling van de koers door de politieke klasse onvermijdelijk.
  8. Publieke woede betekent op een meer algemeen niveau dat we opnieuw over de grote vragen van ons bestuurlijk stelsel nadenken.

Klik hier voor lezen van de uitgebreide acht stellingen: Acht stellingen bij wijze van uitdaging, door Gabriël van den Brink, Thijs Jansen en Philip Marcel Karré, Bestuurskunde 4, 2017: https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl

In PDF: https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl/tijdschrift/bk/2017/4/Bk_0927-3387_2017_026_004_006.pdf

Klik hier voor inhoud van hele themanummer gewijd aan ‘de boze burger’, Bestuurskunde, vierde kwartaal 2017: https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl

Open brief aan voorzitter Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie met pleidooi voor herstel vertrouwen in psychiatrie

Peter Groot heeft een open brief geschreven aan de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), professor Damiaan Denys. Groot is onderzoeker aan het User Research Centre van de afdeling Psychiatrie en Psychologie van het Universitair Medisch Centrum Maastricht. In zijn brief pleit hij voor herstel van vertrouwen in de psychiatrie en openlijke erkenning dat de psychiatrie in de afgelopen halve eeuw onvoldoende aandacht heeft gehad voor de negatieve effecten van langdurig gebruik van psychofarmaca en verantwoord stoppen.

De brief begint zo:

“Geachte professor Denys,

Zoals u weet werk ik als ervaringsdeskundige en onderzoeker al een aantal jaren aan de ontwikkeling van afbouwmedicatie (taperingstrips) die kan worden gebruikt om verantwoord te kunnen stoppen met medicijnen die in Nederland door meer dan 3 miljoen mensen worden gebruikt, zoals antidepressiva, antipsychotica, slaap- en kalmeringsmiddelen en pijnmedicatie.

Mensen die met deze middelen willen stoppen ondervinden hierbij vaak problemen. Ze kunnen bij het afbouwen last krijgen van zogenaamde onttrekkingsverschijnselen. De klachten die dat oplevert kunnen zo erg zijn dat stoppen niet lukt, of dat die worden verward met terugval. Het resultaat is in beide gevallen hetzelfde: mensen komen niet van hun medicatie af. Dat zoveel mensen deze medicijnen gebruiken, ook als ze die misschien niet nodig hebben, komt mede hierdoor.

Ik wil graag dat hier verandering in komt en was daarom verheugd toen ik nieuwsberichten van ZonMW en VU Medisch Centrum las over een nieuw groot onderzoek naar veilig afbouwen van antidepressiva. Daarin werden opmerkelijke uitspraken gedaan:

‘dat het ontbreekt aan evidentie bij wie je veilig kunt afbouwen’(pr
of. dr. Brenda Penninx, hoogleraar psychiatrische epidemiologie, Amsterdam UMC).

‘De richtlijnen voldoen prima voor het starten van antidepressiva, maar over veilig afbouwen is te weinig kennis beschikbaar’(Prof. dr. Pim Assendelft, hoogleraar huisartsgeneeskunde, Radboudumc)

‘In de geneeskunde is het probleem dat we veel weten van starten met medicatie, maar nog heel weinig van veilig stoppen’(Dr. mr. Christiaan Vinkers, psychiater en onderzoeker, Amsterdam UMC)

‘Veel patiënten willen het liefst stoppen, maar niemand weet goed hoe dat het beste kan’
(Prof. dr. Mattijs Numans, hoogleraar huisartsgeneeskunde, LUMC)

Pionieren na 50 jaar voorschrijven?

Wat deze deskundigen zeggen is dat er gebrek is aan bewijs, dat er te weinig kennis is en dat op dit moment eigenlijk niemand weet hoe je het beste met medicijnen kunt stoppen. Dit nieuwe onderzoek wil daar verandering in brengen. We gaan, zegt Dr. Christiaan Vinkers, ‘echt pionieren op een heel relevant terrein’. Pionieren! Dat is volgens mij wat de kolonisten deden die een paar honderd jaar geleden het wilde westen van Noord Amerika introkken, onverschrokken en optimistisch. Zij betraden een onontgonnen gebied waarvan ze de ongekende mogelijkheden niet kenden, evenmin als de gevaren. Alles was nog mogelijk.

Van een onontgonnen gebied kunnen we bij psychofarmaca echter moeilijk spreken. Antidepressiva, antipsychotica en benzodiazepines zijn vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkeld en werden bij hun introductie allemaal aangeprezen als nieuwe, veelbelovende en veilige middelen die zonder gevaar konden worden gebruikt. En gebruikt werden ze. Al tientallen jaren worden ze voorgeschreven, aan een steeds grotere groep mensen en voor steeds meer verschillende aandoeningen. Wereldwijd gaat het inmiddels om vele tientallen miljoenen mensen.

Geen aandacht voor lange termijneffecten en voor stoppen

Aandacht voor de nadelige langetermijneffecten van en voor de problemen bij het stoppen met deze medicijnen was er heel lang niet of nauwelijks. Patiënten met vragen kregen en krijgen nog steeds te horen dat ze hun dokter moeten raadplegen: die heeft richtlijnen, die kan ze helpen, die weet hoe het moet. Zo liet de NVvP in 2016 aan het Zorginstituut weten ‘dat afbouwen van psychofarmaca voornamelijk een kwestie is van goed overleggen met de patiënt om samen tot een programma voor afbouwen te komen’. De NVvP zag geen problemen: we weten hoe het moet. Uit de uitspraken hierboven blijkt nu dat dit helemaal niet klopt, ‘dat het ontbreekt aan evidentie’, ‘dat over veilig afbouwen te weinig kennis beschikbaar is’, ‘dat we nog heel weinig weten van veilig stoppen’ en ‘dat niemand weet hoe stoppen het beste kan’.

We blijken dus niet te weten hoe we verantwoord moeten stoppen met medicijnen die wereldwijd al decennialang door miljoenen mensen worden geslikt. Hoe is dat mogelijk? Is het denkbaar dat een bedrijf jarenlang auto’s kan blijven verkopen zonder dat is aangetoond of de remmen werken? Ook als die auto’s steeds opnieuw ongelukken blijven veroorzaken? Dat de fabrikant na een halve eeuw trots laat weten dat technici gaan ‘pionieren’ om goede remmen voor die auto’s te ontwikkelen? Binnen de psychiatrie blijkt dat te kunnen.

Eindelijk aandacht voor verantwoord afbouwen

Dat er aandacht komt voor verantwoord afbouwen, daar ben ik heel blij mee. Maar dat die aandacht nu pas komt, zoveel jaar nadat al die medicijnen op de markt werden gebracht, vind ik schokkend. Vooral omdat patiënten die problemen ondervinden als ze proberen te stoppen al vele jaren aan de bel trekken. Dat doen ze o.a. op fora op internet, waar systematisch ervaringen worden verzameld en patiënten elkaar adviseren hoe je kunt proberen om zelf de dosering van je medicijn in kleine stappen te verlagen. Deze praktijk is ontstaan nadat patiënten merkten dat het hun behandelaar niet lukte om medicatie voor te schrijven waarmee ze veilig konden afbouwen. Want die medicatie wordt door farmaceutische bedrijven niet geleverd. Omdat ze merkten dat hun artsen niet wisten (en dus ook niet konden weten) hoe verantwoord afbouwen moest. Naar al die signalen heeft de psychiatrie jarenlang heel slecht geluisterd. Individuele ervaringen van patiënten telden niet, ook al waren het er duizenden”.

Lees de hele open brief van Peter Groot, Stoppen met medicatie: verlies en herstel van vertrouwen in de psychiatrie, Maastricht University, 26 november 2018: https://urc.mumc.maastrichtuniversity.nl

Klik hier voor downloaden van de open brief in PDF: https://urc.mumc.maastrichtuniversity.nl

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: www.nvvp.net/home

Huisartsen herijken kerntaken en kernwaarden van hun beroep. Presentatie in januari 2019

Om te weten te komen hoe huisartsen en huisartsen in opleiding hun toekomst zien, konden zij in de afgelopen maanden deelnemen aan denksessies. Ongeveer 1300 huisartsen gaven hun mening over de reguliere huisartsenzorg, spoedeisende zorg, taken die bij de huisarts horen en welke niet en waarden die de basis van het beroep van huisarts vormen.

Op grond van de opbrengst van de sessies werd een enquête samengesteld. Er zijn thema’s waar men eensgezind goed beargumenteerde ideeën over heeft, maar er zijn ook thema’s met verschillende mogelijkheden en persoonlijke voorkeuren.
Waar het bij de sessies ging om gezamenlijk argumenten formuleren voor verschillende mogelijkheden, ging het bij de enquête nadrukkelijk om persoonlijk stelling nemen. De huisartsen konden dus duidelijk persoonlijke keuzes maken. De enquête kon worden ingevuld tussen 23 oktober en 5 november 2018.

Toekomst huisartsenzorg

De enquête is een essentieel onderdeel van het project Toekomst huisartsenzorg dat door de Nederlandse huisartsenorganisaties is gestart om de huidige kernwaarden en kerntaken van het huisartsenberoep te herijken. Het betreft de organisaties Nederlands Huisartsen Genootschap, Landelijke Huisartsen Vereniging,  eerstelijns platform voor strategie en innovatie InEen, actiecomité Het Roer Moet OM, Landelijke Organisatie van Aspirant Huisartsen, Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde, Landelijke Huisartsen Opleiders Vereniging en Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen.

De resultaten van de denksessies en de enquête worden verwerkt tot een herijking van kerntaken en kernwaarden en gepresenteerd op een conferentie in centrum Woudschoten te Zeist op 21 januari 2019. Daar zijn zestig jaar eerder, in januari 1959, de allereerste kernwaarden van de Nederlandse huisartsenzorg opgesteld. De resultaten van de enquête worden ook beschikbaar gesteld voor aanvullend wetenschappelijk onderzoek.

Na afloop van de conferentie worden de herijkte kernwaarden en kerntaken gepubliceerd op de website van Toekomst Huisartsenzorg.

Meer info over de Woudschoten-conferentie op 21 januari 2019: https://toekomsthuisartsenzorg.nl/woudschoten-conferentie/

Toekomst huisartsenzorg – Herijking kernwaarden en kerntaken huisartsenzorg: https://toekomsthuisartsenzorg.nl

VPH leden duidelijk over toekomst, VP Huisartsen, 30 november 2018: www.vphuisartsen.nl/vph-leden-duidelijk-over-toekomst/

Zie ook: Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022: https://www.tkv2022.nl/

U P D A T E

Op 21 januari 2019 zijn de resultaten gepresenteerd voor de herijking van de kernwaarden en kerntaken van de huisartsenzorg in congrescentrum Woudschoten in Zeist. Zie het uitgebreide verslag: https://woudschoten.verslagvandedag.nl

Omslag ERM report 2018

Rapport Eurofound over gevolgen van reorganisatie voor werknemers en arbeidsomstandigheden

Herstructurering of reorganisering vormt een belangrijk onderdeel van arbeidsmarkten en werkorganisaties. Gegevens, verzameld door Eurofound’s European Restructuring Monitor (ERM), laten dat duidelijk zien. Eurofound is de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden.
Terwijl organisatorische herstructurering noodzakelijk is voor de overlevingskansen en de groei van een bedrijf, kan de prijs die werknemers daarvoor betalen hoog zijn, niet in de laatste plaats voor de ‘blijvers’ of ‘overlevers’ die hun baan hebben behouden. Omdat herstructurering een onvermijdelijk onderdeel is van het leven van veel werkende mensen, is het van groot belang een beter begrip te krijgen van de volgende aspecten:

  • de gevolgen van herstructurering voor de blijvers; nodig is anticiperen op het veranderingsproces en het beheersen daarvan
  • hoe een te herstructureren organisatie de negatieve gevolgen kan verminderen of neutraliseren
  • hoe de organisatie haar werknemers kan ondersteunen tijdens de moeilijke transitie

Voor het ERM rapport van 2018 is gebruikt gemaakt van gegevens van het zesde onderzoek van European Working Conditions Survey (EWCS), die verzameld zijn in 2015. Op grond daarvan is onderzocht welke factoren op de werkplek van invloed zijn op de relatie tussen herstructurering (met verlies van banen) en de gevolgen voor werknemers. Gekeken is ook naar beleid en wetenschappelijk onderzoek en de invloed op goede herstructureringsmethoden.
De uitkomsten zijn vervolgens in een model gegoten dat kan bijdragen aan het ontwerpen en implementeren van effectieve maatregelen ter ondersteuning van de blijvers. Elementen van goede methoden worden toegelicht aan de hand van voorbeelden uit vier landen: Bulgarije, Duitsland, Nederland en Spanje. Ze laten zien dat er verschillende benaderingen zijn.

Beleidscontext

Nationale en Europese beleidsmakers zijn het erover eens dat structurele verandering op een effectieve en, waar nodig met een vooraf gemaakt plan, dient te worden benaderd, teneinde voorspoed en economische groei voor de toekomst te garanderen. Op EU-niveau bestaat er een aantal richtlijnen voor zaken die verband houden met herstructurering. In de afgelopen jaren heeft de EU aanzienlijke middelen verstrekt voor ondersteuning van werknemers en bedrijven die te maken hebben met herstructurering. Initiatieven voor trainingsprogramma’s en een levenlangleren-programma die worden gesubsidieerd door het Europese Sociale Fonds (ESF) zijn daar een voorbeeld van.

De Europese Commissie heeft ook onderzoek gefinancierd naar het effect van herstructurering op werknemers. Het Groenboek 2012 van de Commissie over herstructurering heeft de kwestie in de schijnwerpers gezet: zwak uitgevoerde herstructurering kan op lange termijn een aanzienlijk negatieve invloed hebben op personele middelen in bedrijven. Als dat gebeurt verzwakt het concurrentievermogen.

De laatste tijd is aandacht voor problemen waar blijvers helaas mee te kampen hebben, afgenomen. Hoewel nadruk is gelegd op het belang van anticiperen op reorganisatie en beperking van de maatschappelijke gevolgen voor werknemers door het EU Quality Framework 2013 for anticipation of change and restructuring (QFR), blijft de kern van beleid het ontslaan van werknemers. Belangrijke kwesties rond de gevolgen voor het welzijn, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden van overgebleven werkkrachten zijn niet aangepakt. Het huidige rapport is erop gericht de kwestie weer op de agenda van beleidsmakers te krijgen en hen aan te sporen tot een meer holistische en toekomstgerichte visie op herstructurering.

Belangrijkste bevindingen

  • Volgens een representatief overzicht van Europese gegevens, meldde een derde (30%) van de werknemers in de EU dat er in de afgelopen drie jaar een reorganisatie had plaatsgevonden in hun bedrijf.
  • Onder de blijvers werden zowel reorganisatie als inkrimping in verband gebracht met een hoger niveau van arbeidsintensiteit, blootstelling aan negatief sociaal gedrag en een lager niveau van een gevoel van voldoening met de werkomstandigheden. Deze verbanden waren nog beter waar te nemen op plaatsen waar grote aantallen mensen ontslagen waren.
  • Inkrimping werd evenwel ook in verband gebracht met door werkgevers aangeboden trainingen en cognitief rijk werk (‘nieuwe dingen leren’), daarmee suggererend dat sommige aan mensen gerelateerde dimensies van werk positief beïnvloed kunnen worden door herstructurering.
  • Open informatie en consultatie over herstructurering werden gezien als een potentiële buffer of bemiddelende factor die de negatieve gevolgen van inkrimping beperken. Meer dan driekwart van de werknemers die in een reorganisatie zaten, meldden dat ze van te voren waren ingelicht over een naderende reorganisatie en iets meer dan eenderde gaf aan dat zij geraadpleegd was (‘naar hun mening was gevraagd’) voordat de reorganisatie begon.
  • De beste manier voor het opvangen van schokken van een reorganisatie is het gevoel eerlijk behandeld te worden op de werkplek
  • Kwalitatief onderzoek wees naar het belang van inspanningen van het management en investering in het aanreiken van middelen aan het personeel om zich aan te passen aan de veranderingen en te voldoen aan de toenemende eisen. Maar cursussen om duurzame arbeidsgeschiktheid te vergroten door middel van een levenlang leren programma zouden wel eens nuttiger kunnen zijn dan een specifieke taakgerelateerde opleiding om te kunnen omgaan met de toenemende werklast van nieuwe taken. Duurzame arbeidsgeschiktheid kan zich vertalen in een grotere werkkracht van personeel en een verhoogd gevoel van baanzekerheid.
  • De mate van negatieve gevolgen van herstructurering kan variëren. Het is afhankelijk van een reeks factoren waarmee rekening dient te worden gehouden als men maatregelen bedenkt om het personeel te steunen tijdens de transitie. Wat werkt hangt af van de institutionele, juridische en economische context. Lokale omstandigheden, zowel culturele normen als verwachtingen, spelen ook een rol.
  • Een tekortkoming bij herstructurering is het gebrek aan controlesystemen om het proces te evalueren en beter voorbereid te zijn op toekomstige veranderingen. Dit is duidelijk te zien bij de onderzochte organisaties. Systematisch toezicht op de maatregelen die getroffen worden tijdens het veranderingsproces kan inzicht geven in de bedoelde en onbedoelde gevolgen van de maatregelen. Ze signaleren welke aanpassingen er nodig zijn.

Beleidsinstrumenten

  • Herstructurering is een algemeen kenmerk van de ontwikkeling van een organisatie in elke moderne maatschappij en is een voorwaarde van economische groei en materiële vooruitgang. Beleid zou gericht moeten zijn niet op aan banden leggen of belemmering van een organisatie dat herstructurering nodig heeft, maar op het faciliteren en aanmoedigen van een verantwoordelijke, goede aanpak van de herstructurering.
  • Herstructurering en inkrimping worden hoofdzakelijk in verband gebracht met een ongunstige werkorganisatie en nadelige gezondheidsresultaten voor degenen die in gereorganiseerde bedrijven blijven werken. Een drastisch doorgevoerde reorganisatie is mogelijk een factor die bijdraagt aan de toename van een aan werk gerelateerde slechte gezondheid die eerder mentaal van aard is dan fysiek. Deze kan ook bijdrage, via werkintensiteit, aan de groei van musculoskeletale aandoeningen (houding-, steun- en bewegingsapparaat).
    Expliciete verwijzing naar herstructurering zou overwogen kunnen worden bij gezondheids- en veiligheidsregelgeving met de nadruk op ‘zorgplicht’ van werkgevers om de reorganisatie op zodanige wijze uit te voeren dat er rekening gehouden wordt met risico’s voor de gezondheid.
  • Ondanks beleidsmaatregelen ter ontmoediging, blijft vervroegde uittreding een belangrijke exitstrategie ingeval van inkrimping. Een geldig alternatief is maatregelen nemen en bronnen aanboren voor steun aan duurzame arbeidsgeschiktheid van werknemers door hen te helpen meer generieke en overdraagbare vaardigheden te ontwikkelen door middel van een levenlang leren-programma.
  • Speciale aandacht kan gericht worden op kwetsbare groepen onder de blijvers voor wie de gevolgen van reorganisatie harder kunnen aankomen. Dit rapport toont aan dat vrouwelijke werknemers, geschoolde handarbeiders en werknemers in publieke sectoren als zorg, onderwijs, overheid en openbaar bestuur een verhoogd risico lopen op een slechte gezondheid na inkrimping.

Download The ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions, Eurofound (2018), ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions , Publications Office of the European Union, Luxembourg: https://beroepseer.nl

Executive summary. ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions: https://beroepseer.nl

GROENBOEK – Herstructurering en anticipatie op veranderingen: uit de recente ervaring te trekken lessen, Europese Commissie, 17 januari 2012: https://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0007:FIN:NL:PDF

Eurofound: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden: www.eurofound.europa.eu/en/home

De andere kijk op jeugdhulp van Laura Batstra: Naar een vriendelijker samenleving die mensen die anders zijn niet ziek verklaart

In het nieuwsmedium voor academisch Groningen, de digitale Universiteitskrant (UKrant) staat een interview met Laura Batstra: De strijd van Laura Batstra. Dat kind is anders? Nou en?
Batstra is pedagoge en gepromoveerd in de medische wetenschappen. Als hoofddocent is zij verbonden aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze doet daar onderzoek naar de medicalisering van kindgedrag en manieren om dit tegen te gaan. In 2017 verscheen haar boek ADHD: Macht en misverstanden.

Met muziekleraar Wim Venema is Batstra het project Klassenfeestjes gestart dat ouders helpt feestjes te organiseren voor de hele klas onder het motto: “Geen kind buiten de boot”. Uitgangspunt: Een feestje is pas echt geslaagd als je niemand bent vergeten, en blijdschap wordt alleen maar groter als je het kunt delen.

Nadruk op sociale aspect

Batstra heeft meegewerkt aan het in november 2018 verschenen boek Écht doen wat nodig is, Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp. Daarin schreef zij het hoofdstuk Van psychiatrische kinderziekten naar sociale en maatschappelijke problemen.
Batstra: “Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw groeide de kinder- en jeugdpsychaitrie spectaculair. Steeds meer kinderen kregen voor steeds lichtere problematiek psychiatrische diagnoses en behandelingen. Instellingen breidden uit en nieuwe poli’s werden opgericht. Het aantal ADHD-medicatievoorschriften aan kinderen verdubbelde in tien jaar tijd, en terwijl autisme vroeger een zeer zeldzame diagnose was, had 1 op de 33 kinderen in 2014 volgens hun ouders een aan autisme verwante stoornis. Ruim 60% van deze kinderen werd hiervoor behandeld in de specialistische tweede lijn. Er zijn geen aanwijzingen dat al deze zorg voor onze jeugd geholpen heeft: er lijkt eerder sprake te zijn van een door aanbod gecreëerde toegenomen hulpvraag.

Voor de samenleving werd het steeds moeilijker om de stijgende kosten voor jeugdzorg te dragen. Daarnaast klonken er steeds meer zorgen over overdiagnostiek en overbehandeling van kinderen, niet alleen vanuit de samenleving, maar ook steeds meer van psychiaters zelf. De beleidsmakers in de psychiatrie negeerden deze signalen, en de kinderpsychiatrie groeide door. Aan deze wildgroei kwam een einde toen het Rijk in 2015 noodgedwongen ingreep en de jeugdzorg overhevelde naar de gemeenten, die de opdracht kregen om te zorgen voor meer preventie en demedicalisering.

Hoofdlijnenakkoord

Op 10 juli 2018 tekenden staatssecretaris Paul Blokhuis van het ministerie van Volksgezondheid (VWS) en twaalf partijen uit de Geestelijke gezondheidszorg en het Sociaal Domein het Hoofdlijnenakkoord GGZ. In dit akkoord zijn afspraken gemaakt om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de ggz te verbeteren. Damiaan Denys, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) liet in dagblad Trouw weten niet blij te zijn met de voorgenomen inzet van wat hij ‘goedkopere krachten’ noemt: psychologen en ervaringsdeskundigen. Volgens Denys dreigt het kabinet het medische aspect van psychische stoornissen uit het oog te verliezen: ‘De nadruk ligt op het sociale aspect van psychische klachten. Op arbeidssituatie, op wonen, op ervaringsdeskundigheid. Maar nog altijd is een psychische stoornis een geneeskundige aandoening, een ziekte’.
Denys acht het medische karakter van de stoornis onomstotelijk bewezen. Hij is bang dat met de koerswijziging van de staatssecretaris en de inzet van meer goedkopere krachten, diagnostiek en behandeling aan kwaliteit zullen inboeten”.

Tijd voor een nieuwe koers

Batstra vindt deze uitspraken zorgelijk om diverse redenen. Een ervan is de bewering als zouden psychische problemen per definitie medische aandoeningen zijn en de suggestie dat alleen psychiaters in staat zijn deze ‘ziekten’ goed te diagnosticeren en te behandelen. Er zijn psychiaters die hier anders over denken, onder wie Jim van Os en Floortje Scheepers.
Batstra betoogt in haar bijdrage dat er weinig grond is voor de houding en verregaande claims van Denys, en dat ze goede hulpverlening in de weg kunnen staan.
Jeugdhulpverlening en kinderpsychiatrie zijn de afgelopen decennia dermate uit hun voegen gegroeid dat de overheid de koers wel moest verleggen.

Het is hoogtijd voor een nieuwe koers waarin verdere medicalisering van de samenleving wordt afgeremd en er ruimte is voor het sociale aspect van psychische klachten. De leefomgeving is van grote invloed op het psychisch welzijn. De enorme impact van factoren als armoede, sociale ongelijkheid, werkeloosheid, slechte behuizing, sociale uitsluiting, overbelasting van het onderwijssysteem en prestatienormen zijn door de dominantie van het medische model en de focus op de hersenen – die zouden aangeven waar een gedragsstoornis gelocaliseerd kan worden – en individuele pathologie lange tijd onderbelicht gebleven.

Een nieuw handboek

Om de nieuwe koers een handvat te geven pleit Batstra voor het opstellen van een nieuw handboek: de Diagnostic and Statistical Manual of Distressing Societal Problems (DSD-1). Dit in plaats van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) waar de psychiatrie zich van bedient en waarin criteria voor ongeveer vierhonderd stoornissen staan beschreven. Elk jaar komen er nieuwe bij. Steeds meer menselijke moeilijkheden en problemen worden geframed als een psychiatrische aandoening of stoornis.
Een nieuw handboek zou een flinke stap zijn in de richting van meer psychisch welbevinden en een vriendelijker, toleranter samenleving die mensen die anders zijn niet ziek verklaart.

De strijd van Laura Batstra. Dat kind is anders? Nou en? door Christien Boomsma, UKrant, 26 november 2018: www.ukrant.nl

Klassenfeestjes: www.klassenfeestjes.nl

Druk en dwars: www.drukendwars.nl

Hoofdlijnenakkoord geestelijke gezondheidszorg ondertekend, Rijksoverheid, 11 juli 2018: www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op Rijksoverheid). Ga naar Sitearchief Rijksoverheid en tik titel van nieuwsbericht in zoekbalk van grijze linkerkolom: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive

Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Videoclip lancering boek ‘Écht doen wat nodig is’ over kleinschalige jeugdhulp

“Veel gemeenten krijgen te kampen met forse tekorten op de jeugdhulp met als gevolg wachtlijsten, budgetplafonds en keukentafelgesprekken. Zo houden ze de sector in de greep en zo stagneert de noodzakelijke vernieuwing. En dat mag niet gebeuren. Er bestaan namelijk ruim voldoende praktijken en inzichten van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals die bewijzen dat de jeugdhulp veel beter kan”.
Thijs Jansen van Stichting Beroepseer sprak deze woorden tijdens de lancering van het boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp in Oude IJsselstreekop 21 november 2018. Hij vervolgde: “Gemeenten, focus op kwaliteit in plaats van op geld! Alleen zo wordt de jeugdhulp goedkoper. Dat vraagt om een andere manier van kijken en handelen. Dat is de kernboodschap van Écht doen wat nodig is“.

Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp is een uitgave van Stichting Beroepseer en verschenen in de Boekenreeks Beroepseer. De bundel is geredigeerd door Dorien Graas, Annemiek de Klein, Jeffrey Stevens, Thijs Jansen en Gerard van Nunen, en bevat bijdragen van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals.

De boeklancering was onderdeel van de eerste inhoudelijke bijeenkomst van het Alternatieven-kabinet*). Op basis van het boek zochten deelnemers in het Alternatieven-lab met elkaar naar duurzame oplossingen voor de problemen in de jeugdhulp.

Écht doen wat nodig is kan worden besteld bij Stichting Beroepseer:  https://beroepseer.vrijeboeken.com

*) Meer info over Alternatieven-lab Jeugdhulp: https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/uitnodiging-alternatieven-lab-jeugdhulp/

Echt doen wat nodig is besluit met Het manifest voor een vernieuwde jeugdhulp die écht doet wat nodig is. Klik hier om het te lezen: https://beroepseer.nl

Wilt u ook een Alternatieven-lab over de jeugdhulp in uw gemeente en onderzoeken wat er voor nodig is voor een goede, effectieve jeugdhulp? Het Alternatieven-kabinet komt graag bij u langs. Mail naar Maurits Hoenders voor een afspraak en meer info: m.hoenders@beroepseer.nl

Op foto bovenaan links: Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer. Rechts: wethouder Bert Kuster van Oude IJsselstreek voor o.m. Zorg en ondersteuning, Jeugdbeleid en Volksgezondheid.

Toespraak van minister Hoekstra van Financiën op Accountantsdag 2018

Minister Hoekstra van Financiën opende de 101ste editie van de Accountantsdag van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) met een toespraak in duidelijke taal. Daarin kondigde hij de instelling aan van een onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar de noodzaak van aanvullende maatregelen om de kwaliteit van wettelijke accountantscontroles in Nederland te verbeteren. De toespraak vond plaats op 21 november 2018 in de RAI in Amsterdam voor een gehoor van 1600 accountants.
Minister Hoekstra is ontevreden over het tempo van de veranderingen in de accountancysector. Hij verwijst naar een nieuw rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en een in het voorjaar 2018 verschenen verslag van de Monitoringcommissie Accountancy (MCA). De AFM constateert dat er aanwijzingen zijn dat het langzame tempo tot veranderingen besloten ligt in de structuur van de sector. Zo werken vraag en aanbod onvoldoende en is er sprake van mogelijk schadelijke prikkels door het verdien-, partner en bedrijfsmodel binnen de accountantsorganisaties.

De AFM stelt dat het nog te vroeg is om te concluderen dat de 53 maatregelen tot verbetering die de accountants in 2014 voor zichzelf opstelden onvoldoende resultaat zullen opleveren. De MCA kwam met een tweede – opnieuw kritisch – rapport over de verbeteringen in de sector. Volgens de MCA kijkt de sector nog te defensief naar het debat over de structuurmodellen.
De rapporten van de AFM en van de monitoringcommissie baren minister Hoekstra zorgen, juist omdat het erop lijkt dat de sector de complexiteit van het proces tot verbeteringen onderschat en nog onvoldoende bereid is te kijken naar fundamentele veranderingen.

De minister beseft wel dat het traject dat de sector in 2014 insloeg tijd kost, maar hij is van mening dat fundamenteler ingrijpen nodig kan zijn. Eenvoudig zal dat overigens niet zijn, omdat accountantsorganisaties internationaal opereren en ingebed zijn in een Europees juridisch kader.

Uit de toespraak van minister Hoekstra

“Uiteindelijk zal ik met de conclusies van deze onafhankelijke commissie in de hand, én met de nieuwste bevindingen van de Autoriteit Financiële Markten én het laatste verslag van de Monitoringscommissie Accountancy, de balans opmaken. En eerlijk is eerlijk, in de tussenliggende periode hoop ik dat u, dat de sector niet stil zit.

Wat verwacht ik nu van u en uw vakgenoten? Dat komt niet toevallig overeen met wat de samenleving van een accountant mag verwachten. En met wat elke Nederlander en elke ondernemer mag verwachten als hij of zij een accountant inhuurt.

Ik verwacht kortom dat u onberispelijk werk levert, dat u uw beroepseer hoog houdt en dat u uw cruciale rol in onze economie met verve vervult.”

“Ik spreek als minister regelmatig met accountants en mensen die de sector goed kennen. En eerlijk is eerlijk, in die gesprekken krijg regelmatig te horen dat de sector een spiegel nodig heeft.*) Ook van een aantal mensen die vandaag in de zaal zitten. Blijft u rustig zitten, ik zal ze niet bij naam noemen. Een spiegel om jezelf eens goed in de ogen te kijken. Om te kijken of je de dingen die je doet, ook goed doet. En precies daar bestaan ook bij een aantal van u zorgen over.

En natuurlijk, de goeden niet te na gesproken. Ongetwijfeld zitten er onder u velen in de zaal die zich kunnen scharen onder die goeden. Die elke dag met de juiste motieven aan het werk gaan. Maar er is toch ook alle reden voor de spiegel die ik noemde. In het verleden is het namelijk te vaak fout gegaan. Te vaak stond de beroepsgroep in een negatief daglicht. Te vaak stonden accountants in het beklaagdenbankje. En te vaak gaf de rechter de eiser gelijk.”

Dames en heren, zoals gezegd, ik weet dat er velen in de zaal zitten die elke dag werken voor het publieke belang en zich inzetten voor het versterken van vertrouwen in de sector. Ik ben daar blij om, en ik hoop dat juist ook zij het voortouw zullen nemen bij de hervormingen die nog steeds nodig zijn. Of u nu aan het begin van uw carrière staat, of al een tijdje bezig bent. Of u nog in de collegebanken zit, of al richting de pensioenleeftijd gaat: ik heb vandaag voor u allemaal dezelfde oproep. Blijf elkaar bevragen. Wees kritisch op ongeschreven gewoontes en gebruiken, wees kritisch op gedrag en cultuur op de werkvloer. En denk aan die spiegel. Met die kritische blik naar uzelf en uw omgeving bouwt u aan het vertrouwen in de professionaliteit en reputatie van uw beroepsgroep. En daarmee aan het vertrouwen in uw handtekening onder de stukken.”

Luister naar de Toespraak van minister Hoekstra op Accountantsdag 2018, 21 november 2018: www.youtube.com/watch?v=2WUani7UpXg

Toespraak van minister Hoekstra bij Accountantsdag 2018, Open Overheid.nl, 21 november 2018: https://open.overheid.nl/

Minister Hoekstra stelt ‘Commissie toekomst accountancysector’ in voor verbetering werk accountants, Accountant, 21 november 2018: www.accountant.nl/nieuws/2018/11/hoekstra-stelt-commissie-in-voor-verbetering-wettelijke-controles/

Accountantsdag 2018: www.accountant.nl/nieuws/2018/11/accountantsdag-live-verslag-video–blog/


Noot
*) Tip: In de serie Beroepseer-boeken verscheen de bundel Artikel 5 – De beroepseer van de accountant (Met spiegel op omslag).  Bekijk de inhoudsopgave op: https://beroepseer.nl/artikel-5/