Skip to main content

Luc Pluijmen

Verzeker mensen van zórg. Nu

De afgelopen tijd heb ik meerdere verhelderende gesprekken gehad met praktisch wijze zorgverleners waaronder bevriende artsen en een verpleegkundig specialist, waarvan een met jarenlange ervaring bij Médecins du Monde en de ander jarenlang als tropenarts bij Artsen zonder Grenzen, ook tijdens eerdere epidemieën. In een prettige dialoog gekomen tot de volgende inzichten en grove berekening:

Wat volgens hen momenteel nodig is, is de intensive care-zorg en ziekenhuizen zoveel als mogelijk te ontzorgen en de tijd proberen te vertragen door inzetten op preventie en zorg vanuit de topprioriteit: duurzaam omgaan met mensen. Deels door in thuiszorg en eerste lijnszorg ook in te zetten op behandeling, in menselijke maat, thuis, waar nodig palliatief. Daarbij de intramurale organisaties waar langdurige zorg gegeven wordt ook allesbehalve vergetend.

Grote lijn van te nemen maatregelen: zórg in de breedste zin van het woord. Zorg is wat mensen doen om de wereld leefbaar te houden.

Concreet uitgewerkt – bovenop de prachtige lokale initiatieven die ontstaan zijn vanuit liefde en gezond verstand die al bijdragen aan het ontzorgen van kwetsbare mensen en de (reguliere) zorg –  aanvullend de broodnodige, basale maatregelen:

1. Zorg voor óvervloed aan maximale persoonsbeschermende middelen (mondkapjes, mutsen, spatbrillen, gezichtsmaskers, beschermende pakken, handschoenen). Sla in wat voorhanden is, desnoods tegen de hoge prijzen waartegen mensen het proberen te slijten. So be it.
Snelheid is geboden. Trek er gerust € 2 miljard voor uit, verdeel deze hulpmiddelen over de hele zorgsector. Daarbij inbegrepen het volgende (punt 2):

2. Zorg voor overvloed aan hygiënische maatregelen en middelen. Daar waar nog gewerkt wordt en ook voor burgers die thuisblijven, dat laatste inbegrepen in punt 3;

3. Voorzie in basisbehoeften qua o.a. voeding van alle burgers, in overvloed. Begin met bijvoorbeeld komende zes weken distributie voor alle 17 miljoen inwoners van Nederland hierin te voorzien. Drie maaltijden per dag. Grove schatting: € 10 per persoon per dag. Doe daarbij een beroep op burgers om, daar waar mensen hierin al ruim voorzien zijn, een deel te delen met anderen, uiteraard met behoud van afstand en voorzichtig langsbrengen i.v.m. hygiëne. Rekensom: 17 miljoen mensen, € 10 per persoon per dag, zes weken lang. Zo’n € 7 miljard. Geef hierbij de boodschap aan mensen mee: blijf binnen, tenzij vervulling van een vitale functie of ter (veilige) verdeling van deze basisbehoeften met kwetsbare medemensen. Hiermee medezorgen dat mensen zo weinig mogelijk redenen hebben om onnodig de deur uit te gaan.

4. Blijf gezond verstand gebruiken en breid indien nodig deze maatregelen uit naar langere termijn. Blijf observeren en werken vanuit de context van de patiënt, vertrouw op de basisobservaties en het onderbuikgevoel van verpleegkundigen en blijf deze steeds bijstellen en reflecteren.

Nu is niet het moment meer om te verstijven, maar om te luisteren en te handelen. Veel van wat we tot op heden deden, deed Italië ook. Het is hoog tijd te “Doen wat nodig is” om te voorkomen dat we krijgen wat Italië kreeg.

Wellicht is het al te laat en zal nooit te achterhalen zijn of bovenstaande maatregelen effectief zijn geweest, maar dat is wel vaker zo bij preventie. Als maatregelen achteraf onnodig leken, zou het ook zomaar kunnen dat ze juist heel effectief zijn gebleken. Het gaat nooit perfect of foutloos.

Het geld, die 9 miljard, is er. Om te zórgen. Waar het vandaan komt doet er even niet zo toe, maar mogelijk is dat De Nederlandsche Bank de verplichting van de zórgverzekeraars om reserves aan te houden (momenteel € 9,4 miljard) loslaat en zórgverzekeraars hun hart ten aanzien van goede en toegankelijke zórg laten spreken en in beweging komen. Sterker nog, toegang tot gezondheid. En dat gaat, ook in deze crisis, over veel meer dan het medische en verpleegkundige, maar over zoals hierboven al gezegd: dat wat men doet om de wereld leefbaar te houden.

Als de overheid dit zelf wilt bekostigen, ook prima. Als het maar gebeurt.


Luc Pluijmen is zelfstandig adviseur bij ‘De mens zien’:
http://demenszien.nu

 

De afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Het ideale zorgstelsel. Hoe ziet dat eruit?

Het ideale zorgstelsel: Niet onnodig complex, zo eenvoudig mogelijk en aansluitend bij wat ertoe doet

Recent werd mij de vraag gesteld: ‘hoe zou “jouw” ideale zorgstelsel er dan uitzien?’

Nu heb ik niet de illusie dat er een ideaal stelsel zou bestaan of kunnen ontstaan. Desondanks heb ik, zonder te pretenderen volledig te zijn in deze fundamentele kwestie, geprobeerd een antwoord op deze vraag te formuleren.

Een zo optimaal mogelijk en passend zorgstelsel wordt mijns inziens bovenal gedreven door duurzaam omgaan met mensen, in welke rol dan ook. Hierbij past redeneren en een stelsel laten ontstaan vanuit de logica dat zorg húlp is. Hulp, die ontstaat in een unieke relatie, in een unieke context, op een uniek moment. Een dergelijk stelsel dient te bevorderen dat recht wordt gedaan aan dat unieke. Aan het complexe in de praktijk, veel meer dan in het huidige stelsel het geval is.

Niet onnodig complex

Om recht te kunnen doen aan die complexiteit is het cruciaal om een stelsel niet onnodig complex maar juist zo eenvoudig mogelijk te organiseren. Temeer om het ook zo flexibel mogelijk te kunnen doorontwikkelen. Dit heeft fundamentele gevolgen voor onder andere wat in dat stelsel onder zorg en kwaliteit verstaan wordt, hoe dat stelsel voedt dat dit kan ontstaan en hoe dat onder andere te toetsen en verantwoorden. Het huidige zorgstelsel voedt dat dit te dominant blijft gebeuren vanuit rationele betekenisgeving, het aantoonbare, het meetbare, het ogenschijnlijk vergelijkbare. Onder het huidige stelsel ligt de onlogica dat aan de hand van deze weinig betekenisvolle informatie zorgverzekeraars zorg zouden kunnen inkopen en zouden kunnen “sturen” op kwaliteit. En dat burgers op basis van deze weinig betekenisvolle informatie voor bepaalde zorg zouden kunnen kiezen. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het bovengenoemde unieke en complexe van waaruit zorg ontstaat.

De sociale kant van zorg

In een alternatief zorgstelsel is het zaak juist ruimte te laten voor onder andere de sociale betekenisgeving, van waaruit zorg daadwerkelijk ontstaat. Zorg ontstaat vooral vanuit wisselwerking en relationeel werken. 25 jaar geleden schreef Mieke van IJzendoorn1) hier het volgende over: “in plaats van controle en beheersen passen daar verantwoorden, leren en ontwikkelen bij”. De architecten van het huidige zorgstelsel hadden dat kunnen en moeten beseffen.

Daarbij dient een zorgstelsel te voeden dat zorg georganiseerd wordt vanuit de kleinst denkbare organisatorische eenheid in een sámenleving: de relatie tussen mensen, context gedréven in plaats van klantgerícht (zorg is hulp, geen product of dienst).

Het laten ontstaan van een stelsel dat van het bovenstaande uitgaat vraagt om zorgvuldige ontwikkeling ervan. Het vraagt om lange termijnvisie en waken voor enorme plannenmakerij die zo typerend is voor wat het huidige zorgstelsel voedt. Dat laatste is de bijl aan de wortel van duurzame ontwikkeling rondom iets dat zo complex is als zorg.

Passend tempo cruciaal

De ontwikkeling van een alternatief zorgstelsel vraagt van betrokkenen te kunnen omgaan met onzekerheid en dit te kunnen omarmen. En daarmee dus regie in handen te laten van deskundige mensen die vanuit deze logica te werk kunnen gaan: praktisch wijs en kwaliteitsbewust wat betreft zorg (en de organisatie ervan). Ten behoeve van de werkelijke ontwikkeling is het zaak vanuit passende logica vragen te stellen, passend te ontwikkelen, in een passend tempo en bovenal vanuit vertrouwen in plaats van vanuit een wantrouwend mensbeeld. Vanuit leiderschap dat gedreven wordt door zorg en verbinding in plaats van door strijd en autoriteit (hetgeen door huidig zorgstelsel gevoed wordt).

Het passende tempo is cruciaal. Daar waar nog weleens geluiden opgaan over dat een stelselwijziging te veel onrust zou veroorzaken is het van belang juist verstandig te handelen ten aanzien van dat tempo.

Bij de stelselwijziging in 2006 bleek dat tempo allesbehalve passend, evenals bij de transitie in 2015. Opmerkelijk genoeg komt dat “geeft te veel onrust” vooral uit de hoek van instituten die juist zelf nogal meebogen bij en meewerkten aan onder andere deze eerdere, te snel doorgevoerde wijzigingen.

Aansluiten bij wat ertoe doet

Vooruitstrevende zorgorganisaties, die zich niet hebben laten afleiden door de dominante onlogica, maar al decennialang context gedreven werken, tonen aan (en tónen vooral in de context zelf) dat juist volhardend organiseren en ontwikkelen vanuit beschreven gezonde leidende principes loont2). Dat leidt tot zórg die aansluit bij wat ertoe doet voor mensen die zorg ontvangen, tot voldoening en werkplezier bij mensen die zorg geven en tot zorg die ook betaalbaar blijft. Genoeg redenen om een stelsel te ontwikkelen op basis van dezelfde leidende principes.

Noten
1) M. van IJzendoorn (1994), Kwaliteit zonder kapsones, een denkkader voor kwaliteitszorg in de welzijnssector, NIZW

2)  A. Van Dalen (2012), Zorgvernieuwing: over anders besturen en organiseren, Boom Lemma Uitgevers


Zie ook de video Zorgvernieuwing vraagt om anders organiseren met organisatie-antropoloog Annemarie van Dalen: https://beroepseer.nl


Luc Pluijmen is zelfstandig adviseur bij ‘De mens zien’:
http://demenszien.nu

 

Foto bovenaan is van Gerd Altmann

Advies aan AD: stop met Top 100 Ziekenhuizen. Ze leiden af van de essentie: zorg

“Stop met de Top 100 Ziekenhuizen. De lijst leidt niet tot betere zorg, maar leidt daar juist van af”, aldus prof. Dr. Armand Girbes en drs. Luc Pluijmen. Zij doen in een artikel op de website over journalistiek Villamedia een beroep op het Algemeen Dagblad dat elk jaar een Top 100 samenstelt op basis van gegevens afkomstig van de Nederlandse ziekenhuizen, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Zorginstituut Nederland.  “Kritische ogen dwingen tot verbeteringen. Dat is het effect van openbaarheid”, stelt de krant in een toelichting.

Prof. Dr. Armand Girbes is hoogleraar intensive care geneeskunde, intensivist en klinisch farmacoloog. Drs. Luc Pluijmen is gezondheidswetenschapper en zelfstandig adviseur. Ze schrijven:

“Veel mensen en organisaties in de zorg willen af van nietszeggende afvinklijsten, maar willen wel graag hoog op lijsten staan… die gebaseerd zijn op afvinklijstjes”. Recent verscheen de jaarlijkse AD Top 100 Ziekenhuizen. En om maar direct met de deur in huis te vallen, een welgemeend advies aan de redactie van het Algemeen Dagblad: Stop ermee, doe het gewoon niet meer.
Het lijkt alsof er nogal wat mensen zijn die waarde hechten aan deze ranglijst. Bovenaan staan voelt als een aai over de bol, ook al weten zorgmedewerkers dondersgoed dat het een weinigzeggend ranglijstje is. Een lijstje gebaseerd op het behalen en behouden van “keurmerken” en groene vinkjes. En dat is nu net waar het wringt.

Deze keurmerken en groene vinkjes, die gezamenlijk de eindscore op deze ranglijst bepalen, worden vrijwel zonder uitzondering gevoed door allerlei invullijstjes. Lijstjes die allesbehalve recht doen aan de complexiteit van geneeskundige zorg en het vaststellen van wat kwaliteit van zorg in essentie is.
Laat staan dat generalisering daarvan ook maar iets zegt over hoe goed de zorg daadwerkelijk is of is geweest. Werkelijke kwaliteit van zorg vaststellen is uitermate lastig en het onderling vergelijken ervan is nog vele malen lastiger. Iets zeggen over kwaliteit van zorg op basis van indicatoren die enkel voortkomen uit rationele betekenisgeving en kunnen declareren, doet zórg en de veel belangrijkere vormen van betekenisgeving van waaruit zorg ontstaat, tekort.

Het mag duidelijk zijn dat het meer diepgang en onderzoek vraagt dan op eenzelfde manier te werk gaan als bij het jaarlijks vaststellen van de kwaliteit van oliebollen en het vergelijken daarvan (zonder daarbij overigens te suggereren dat het bakken van een goede oliebol gemakkelijk zou zijn).
De betreffende ranglijst en de keurmerken die deze voeden leiden bovendien mensen in de zorg, waaronder bestuurders, managers en zorgverleners van ziekenhuizen, af van waar hun volle aandacht wel voor nodig is: de essentie, zórg. Wanneer eenmaal een keurmerk, groen vinkje of een goede plaats op een ranglijst is behaald, zijn er maar weinig bestuurders die deze niet willen behouden.
Sterker nog, hoge noteringen blijven zelden onopgemerkt en niet zelden worden deze vol trots gecommuniceerd. Als vliegen op een hoop stront duiken de ‘winnaars’ er bovenop. Bij de publicatie van zwarte lijsten (overigens even betekenisloos als deze ranglijst) is het gedrag van reageren juist compleet omgekeerd. Terwijl die lijsten in feite dezelfde pseudowerkelijkheid weergeven, alleen in omgekeerde volgorde.

Tegelijkertijd zullen ook de meeste instanties die keurmerken en vinkjes uitdelen niet snel afstand doen van het beïnvloedingsmiddel dat ze in handen hebben. Maar misschien zijn mensen die heel erg goed zijn in veel lijstjes precies invullen helemaal niet zo goed in het echte werk, de zorg. Bijvoorbeeld omdat dat veel te veel tijd en geld kost. Bovendien ontberen de ranglijst van het AD en keurmerken die deze voeden de noodzakelijke wetenschappelijke validiteit en betrouwbaarheid.

En belangrijker nog, beide hebben geen enkele betekenisvolle toegevoegde waarde voor mensen met een zorgvraag. En dat terwijl dat toch het enige doel zou moeten zijn van dergelijke keurmerken: dat patiënten er baat bij hebben, er beter van worden. Het kost namelijk nogal wat, al die keurmerken en alle werk wat daaraan vast zit.
Voor wie het vooral wél loont: voor bedrijven die worden ingehuurd om de data, waarmee deze keurmerken worden gevoed, te verwerken en te analyseren. En voor instanties die deze keurmerken, niet zelden gesubsidieerd, in de lucht houden.

Verantwoordelijkheid

En blijkbaar loont het ook nog steeds voor een krant als het AD om met deze ranglijst door te blijven gaan. Het geeft vast betere verkoopcijfers. Maar zou dát nou de juiste drijfveer moeten blijven om dit te continueren? Ook de journalistiek heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. En deze ranglijst getuigt niet van degelijke onderzoeksjournalistiek. Door jaar in jaar uit deze ranglijst te publiceren blijft ook deze lijst bijdragen aan het in stand houden van onzinnige registraties in de zorg, hetgeen eerder verbetering van zorg stagneert dan dat het bijdraagt aan verbetering ervan. Het leidt af van hetgeen noodzakelijk is in de zorg, namelijk met elkaar beter worden in plaats van onderlinge strijd voeren en beter willen zijn dan de ander.

Veel passender dan het publiceren van een ranglijst zou zijn om tijd en aandacht te besteden aan gedegen artikelen over hoe ziekenhuizen al dan niet zorgen dat zij groeien als lerende organisaties. Over in hoeverre zij investeren in groei, in opleiding, in professionaliteit en in praktische wijsheid, van mensen, als basis voor groei in werkelijke kwaliteit van zorg.

Daarnaast merken wij op dat in bijvoorbeeld de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking juist de als koploper bekendstaande organisaties helemaal níet aan keurmerken en vinkjes meedoen. In een soortgelijke AD vinkjeslijst voor die deelsector zouden deze daardoor ten onrechte onderaan komen te staan. Deze organisaties investeren vooral in de relatie tussen de zorgbehoeftige mens en de zorgverlener. En leggen juist binnen die context verantwoording af, in die relatie, aan die mens en diens naasten. Om het niet moeilijker te maken dan dat het al is.

Ondanks bovenstaande kritieken is dit overigens geen pleidooi voor stoppen met registreren in de zorg. Het meten én bespreken van een beperkt aantal indicatoren kan wel degelijk leiden tot verbeterinformatie en verbetering van zorg. Het stimuleert om een continu lerende organisatie te zijn waar mensen elkaar aanspreken om steeds beter te worden. Maar voor het ranken van ziekenhuizen, of voor het bepalen van al of niet “inkopen van zorg” zijn deze indicatoren ongeschikt.

Veel partijen in en rondom de zorg zijn – ook al is dat vast ontstaan uit de beste bedoelingen – volledig doorgeschoten in redeneren en verbeteren op basis van het meetbare om zo een eigen realiteit te creëren. Het paradigma ‘meten is weten’ is vervangen door ‘als je niet kunt meten wat belangrijk is, maak je belangrijk wat je meet’. En dat terwijl we zouden moeten accepteren dat veel zaken die ertoe doen (in de zorg) juist niet te meten zijn.
Verbetering van zorg vraagt om een goede balans in aandacht voor alle vormen van betekenisgeving. Helaas werd en wordt nog steeds beleid gemaakt op basis van incidenten en casuïstiek, met ongewenste steeds verder groeiende regelzucht tot gevolg.

Van journalisten met impliciete maatschappelijke verantwoordelijkheid mag verwacht worden dat zij nu niet meer meewerken aan het in stand houden en het voeden van dergelijk gedrag. De lijstjes hebben vanuit de terechte wens tot meer transparantie zeker bijgedragen aan de discussie rondom en het bewustzijn van kwaliteit. Ook hebben de lijstjes een einde gemaakt aan de in het verleden arrogante houding van de zorgsector ten aanzien van de maatschappelijke wens om transparantie.

Maar er breken nu andere tijden aan. Het is nu tijd om rigoureus te snoeien in al die registraties en richtlijnen en alleen door te gaan met registraties waar de patiënt baat bij heeft. Het AD kan daaraan bijdragen door nu te stoppen met de publicaties van de registratiekampioenenlijst.

Advies aan AD: stop met Top 100 Ziekenhuizen, Villiamedia, 14 november 2017: www.villamedia.nl

Samenwerking in plaats van marktwerking en concurrentie in de zorg? Makkelijker gezegd dan gedaan…

Veel politici roepen om minder marktwerking en concurrentie en om meer samenwerking in de zorg. Dat is lang niet zo eenvoudig.
Veel veranderkundigen zullen het met mij eens zijn dat het relevant is om daarbij uitgerekend het volgende niet te onderschatten: echte samenwerking behoeft bovenal vertrouwen. En juist het tegenovergestelde daarvan is iets dat binnen het huidige zorgstelsel onder invloed van allerlei perverse prikkels nogal gestold is tussen diverse partijen in en rondom zorg. Iets dat schaadt, erin is gesleten en je niet zomaar even oplost: wántrouwen.

Dit is en wordt vergezeld door een zekere mate van wildgroei van en behoudzucht bij partijen in en rondom zorg. Onder meer deze combinatie maakt dat het een uitzonderlijk uitdagende opgave gaat zijn om te komen tot echte samenwerking binnen het huidige zorgstelsel. Een opgave die onder andere de vraag oproept in hoeverre de mensen bij diverse partijen in en rondom zorg, die het zover hebben laten komen dat onnodige complexiteit is toegevoegd aan die zorg, de mensen zijn die deze immense klus kunnen gaan klaren (uitzonderingen en goede voorbeelden daargelaten). In hoeverre die over echt leiderschap beschikken dat nodig is om hier de broodnodige beweging in te brengen. In hoeverre die, naast pleiten voor zorg vanuit de leefwereld, in doen en laten niet zelf blijven meebuigen met de systeemwereld en zich erdoor laten koloniseren. In hoeverre die consequent gaan handelen ten gunste van zórg, echte aandacht en vakmanschap. In lijn met de beroepseer van zorgverleners dus. In dat laatste staat namelijk slechts één belang echt voorop: het belang van burgers, patiënten, cliënten, verzekerden of hoe je de mensen die samen de zorg betalen ook wilt noemen.

En wat nu het aardige is: door hier in de volle breedte van de zorg wél op in te zetten zal zorg niet alleen beter worden, maar (juist daardoor) ook betaalbaar blijven. Het loont en is een stuk gezonder voor mensen. Voor mensen die zorg ontvangen en voor mensen die zorg verlenen. Onder andere politici moeten dat alleen wel echt willen zien. En daarbij ook het functioneren en waar nodig zelfs het bestaansrecht van diverse partijen in en rondom zorg ter discussie durven stellen. Zeker daar waar teveel ruimte wordt gelaten voor andere belangen die te veel indruisen tegen het belang dat voorop dient te staan in de zorg.

Luc Pluijmen

www.demenszien.nu

Gewoon, zórg

Zinnige zorg, persoonsgerichte zorg, waardegedreven zorg, passende zorg, liefdevolle zorg. Allemaal termen die veel partijen in en rondom de zorg bezigen. Termen die lekker bekken en het ongetwijfeld goed doen voor wat betreft campagnes, marketing, beleidsplannen, projectvoorstellen, subsidieaanvragen en het vullen van congressen en bijscholingen.
Waar echter nog vaak en makkelijk aan voorbij gegaan wordt is dat zorg altíjd zinnig, persoonsgericht, waardegedreven, passend en liefdevol is. Is het dat niet, dan is überhaupt geen sprake van zórg. Eerder slechts van een (opeenstapeling van) interventie(s).
Juist zorg is iets wat dit soort bijvoeglijk naamwoorden niet behoeft. Het in communicatieve jasjes als deze gieten leidt dan ook niet zelden af van waar het echt over zou moeten gaan:
gewoon, zórg.

Zorg is te veelomvattend, te complex en te belangrijk om te reduceren tot iets wat slechts een kenmerk is van zorg. Het is tijd de complexiteit en aard van zorg veel breder dan nu te onderkennen en te respecteren. Daar echt recht aan te doen en dus ruimte te geven en te nemen voor kijken, duiden, doen en verantwoorden vanuit zórg. In woord en daad. In beleid en praktijk.
Zorg is pas zorg als het bijdraagt aan wat ertoe doet voor een mens. In die unieke situatie, in dat leven, op dat moment. Dat is al hartstikke ingewikkeld en vrijwel nooit af (ondanks dat nog steeds veel mensen zorg, om welke reden dan ook, vooral denken te kunnen vangen in meetsystemen, excel-sheets, ranglijstjes en zo meer).

Overigens geldt voor iets als leiderschap dezelfde redenering als voor zorg.
Moreel leiderschap, dienend leiderschap, waardegedreven leiderschap, lerend leiderschap. Eveneens allemaal mooie woorden, maar ook wat leiderschap betreft geldt: als het niet moreel, dienend, waardegedreven en lerend is, is überhaupt geen sprake van leiderschap, maar slechts van leiding.
Echt leiderschap zit daarbij in mensen zelf. Het is een keuze, geen positie. En het is iets waar juist bij partijen in en rondom de zorg, meer dan ooit, behoefte aan bestaat, wil de zorg langzaamaan over de gehele breedte echt zinniger, persoonsgerichter, meer waardegedreven, passender en liefdevoller worden.

Luc Pluijmen

www.demenszien.nu

Over een leraar en zorg

Mijn vader, die volgende week 68 jaar wordt, heeft de ziekte van Parkinson.
Die diagnose heeft hij vanaf 2008. De ziekte zelf waarschijnlijk al veel langer.
Drie jaar geleden ging hij met pensioen, na zijn gehele werkzame leven als leraar vol compassie met en voor leerlingen te hebben gewerkt op diverse middelbare scholen. Een vakman die echte aandacht had, benaderbaar was, aanklampbaar was, bovenal voor de belangrijkste mensen waarvoor hij zich inzette: de leerlingen, hun ouders en zijn collega-docenten. Ook buiten werktijd en de niet zelden belemmerende regels om.

Zijn laatste zes werkzame jaren is hij met onverminderd enthousiasme blijven doorwerken, ondanks enkele managers die hem nog meer dan in de jaren daarvoor actief probeerden te dwarsbomen en te ontmoedigen in plaats van te helpen bij de door hem gevraagde ondersteuning om het werk goed te kunnen blijven doen. Dit heeft hem echter geen millimeter doen buigen. Uit liefde voor mensen en voor zijn vak. Dit tot grote waardering van met name (ouders van) leerlingen die juist net die extra aandacht nodig hadden en voor wie hij van grote betekenis heeft kunnen zijn, vanuit zijn eigen kracht en kwetsbaarheid. De enorme lading kaarten en cadeaus die hij vanuit die hoek ontving voor, tijdens en na zijn vertrek, spraken wat die waardering betreft boekdelen.

De eerste twee jaren van zijn pensioen verliepen redelijk. Het afgelopen jaar is hij hard achteruitgegaan. Parkinson-dementie is erin geslopen. Van zelfredzaamheid is steeds minder sprake, de kwetsbaarheid neemt zienderogen toe en niet alleen die van hem. In die zin zijn we gezegend met onder andere zijn neuroloog die echt aandachtig is, aanklampbaar en benaderbaar. Die zorg heel serieus neemt en zich actief lerend opstelt. Die inziet dat hij reflectie, samen met patiënten, mantelzorgers en andere zorgverleners nodig heeft om zijn zorgend handelen zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de opgaven en noden van mensen op dat moment. Die beoogt in alles wat hij doet en laat de mens voorop te stellen.
Wat mij betreft een wijze van denken en doen die over de gehele breedte van de zorg navolging verdient en, niet minder belangrijk: ondersteuning hiervan door veel meer bestuurders van partijen in en rondom de zorg dan momenteel het geval is. Zeker als we met zijn allen willen dat goede mensen voor de zorg behouden blijven en beschikbaar komen.

In mijn eigen werk loop ik nog te frequent zorgverleners tegen het lijf die zich hierin onvoldoende of niet ondersteund en gezien voelen en niet zelden zelfs tegengewerkt. Gepassioneerde mensen die vaker hun zorgen openlijk hebben geuit, maar daarbij meermaals tegen een muur aan liepen. Erger nog: waardoor sommigen van hen angstig, stil of zelfs zelf zorgbehoevend zijn geworden. Doodzonde. Brandstof en voldoening van veel zorgverleners zit hem juist in het kunnen hebben van echte aandacht. Het beveiligt hen zelfs tegen opbranden en is bovenal cruciaal om te komen tot zorg die goed is.

Ik vermoed dat dit evenzeer geldt voor professionals in het onderwijs en dat vooral het ruimte maken voor echte aandacht onder andere mijn vader al die jaren gaande heeft gehouden. Hopelijk wordt op tijd en veel breder dan nu ingezien, in zorg en onderwijs, dat werken en organiseren vanuit echte aandacht loont, voor de mensen die het geven en krijgen.
Het is kostbaar, kost tijd en geld en is niet de makkelijkste weg. Maar het nalaten ervan gaat ten koste van echte kwaliteit en is pas echt peperduur. Voorbeelden van waar het wel goed gaat zijn er. En gelukkig steeds meer. Ze liggen al jaren voor het oprapen. In diverse organisaties. Ze vragen wel om ook breder opgeraapt, omarmd en doorontwikkeld te worden. Door echte leiders: bestuurders én professionals zelf.

Luc Pluijmen
demenszien.nu

 

Wat kan de zorg (en Hugo Borst) leren van voetbal?

“De Tweede Kamer omarmt het manifest*) voor een betere ouderenzorg van Hugo Borst en Carin Gaemers”, koppen de kranten op 8 december 2016. Het manifest omvat tien punten ter verbetering van de zorg in verpleeghuizen. Een initiatief uit het hart, dat hopelijk de impact op deze zorg gaat krijgen die het verdient.
Echter, in het manifest ontbreekt in ieder geval één cruciale voorwaarde voor echte verbetering van zorg: het duurzaam voeden van reflectief en lerend vermogen van mensen.

Het is wat dat betreft aardig om eens na te gaan hoe dat in de voetballerij zit, een wereld waarin Hugo Borst goed thuis is. De beste teams zijn zo goed omdat clubs ruimte voor trainen, experimenteren, reflectie, leren en werken aan vertrouwen structureel hebben ingebed in praktijk en beleid. Reden daarvoor is: het keer op keer zo goed mogelijk en steeds beter willen presteren, voor de toeschouwer en voor de voldoening die het spelers en staf van een club zelf geeft.

Voetbal is uiteraard iets geheel anders dan zorg. Bovendien betreft het prestatiemoment voor spelers slechts twee keer drie kwartier en daar omheen is er alle ruimte om te verbeteren. In de zorg is dat momenteel nogal anders. Ruimte die gemaakt wordt voor reflectie en leren lijkt beperkt en de zorg heeft te kampen met onder andere hoge werkdruk en een tekort aan mensen op veel plekken. Toch en gelukkig zijn er steeds meer zorgorganisaties in Nederland die, ondanks werkdruk en personeelstekorten, blijvend investeren in het voeden van reflectief en lerend vermogen van mensen, ingebed in praktijk en beleid. Dit vanuit het principe en de overtuiging dat zorg dan pas echt kan verbeteren. Vooral als deze verbetering zich richt op de plek waar zorg ontstaat: de relatie tussen degene die zorg verleent en degene die zorg ontvangt (en diens naasten).
De ruimte die voor reflectie en leren in de voetballerij bestaat zal niet snel geëvenaard worden door zorgorganisaties, maar streven en handelen naar wat in praktijk en beleid wel mogelijk is zal de zorg zeker goed doen.

Wat ik hier beschrijf is overigens allesbehalve nieuw. Confucius zei 2500 jaar geleden al: “Leren zonder reflectie is zinloos. Reflectie zonder leren is gevaarlijk”. Cruijff had dat goed begrepen. Hopelijk wordt ook het manifest van Hugo Borst hiermee aangevuld en, belangrijker nog, wordt ook dit in de Tweede Kamer en door partijen in en rondom de zorg omarmd. In woorden en daden.

*) Manifest Scherp op ouderenzorg: www.ad.nl/dossier-manifest-hugo-borst

Luc Pluijmen
www.demenszien.nu

 

Aanzet tot een code voor deugdelijk bestuur in de zorg

Is een code voor deugdelijk bestuur nodig die geldt voor alle partijen in de zorg? Het is namelijk alleen van waarde als deze in lijn staat met de beroepseer van zorgverleners, men deze aan zichzelf belooft en ernaar handelt.

Vrijwel iedere zorgverlener heeft al eens vernomen van Hippocrates, een Griekse arts die leefde tot 370 v.C. Hij was grondlegger van wat in 2003 werd vertaald naar deze Nederlandse artseneed:

eed van aristoteles

Zorgverleners hebben beloofd, aan anderen en hopelijk vooral ook aan zichzelf, naar deze of een vergelijkbare eed te handelen. Het bevat de belangrijkste waarden voor goede zorg waaronder het vooropstellen van het belang van zorgvragers. Zorgverleners mogen er dan ook op worden aangesproken dat zij alles in het werk stellen om vanuit hun beroepseer te handelen.

Tegelijkertijd is van belang, voor zowel zorgvragers als zorgverleners, dat de omgeving waarin zorgverleners werken op een positieve manier bijdraagt aan het kunnen handelen vanuit die beroepseer. Zo kan hun vakmanschap ten volste benut en verbeterd worden. En juist dit vraagt om meer dan deugdelijk handelen van alleen zorgverleners.

Het vraagt van leiders van zorgorganisaties, zorgverzekeraars, overheden, zorginstituten en eveneens patiëntenorganisaties ook te handelen in lijn met de beroepseer van zorgverleners.

Vrijwel al deze partijen in en om de zorg verkondigen geregeld terminologie als “de patiënt centraal” en “de menselijke maat”. Prachtige beloften die zeker van waarde kunnen zijn míts zorgverleners worden ondersteund in plaats van tegengewerkt in het handelen vanuit hun beroepseer. Dit alles vanuit slechts één belang: dat van de zorgvrager.

Een eed of code voor leiders van partijen in de zorg kan hierbij helpen wanneer deze in lijn staat met de beroepseer van zorgverleners, leiders deze vooral aan zichzelf beloven en dit ook naleven, vanuit deugden als moed, rechtvaardigheid, gematigdheid en wijsheid.
Tijd dus voor een eed van Aristoteles, welke die van Hippocrates aanvult? Weer eens een andere Griek, een van de grondleggers van de deugdethiek en geboren tijdens de laatste levensfase van Hippocrates…

Hieronder een aanzet om eens over na te denken (in lijn met de Nederlandse artseneed):

“Ik zweer/beloof dat ik zal zorgen dat zorgverleners in staat worden gesteld om hun vak zo goed als zij kunnen uit te oefenen ten dienste van hun en mijn medemens.

Ik zorg ervoor dat zorgverleners in staat worden gesteld om te zorgen voor zieken, gezondheid te bevorderen en lijden te verlichten.

Ik stel het belang van de zorgvrager voorop, eerbiedig diens opvattingen en zal ervoor zorgen dat zorgverleners enkel oog hoeven hebben voor het belang van de zorgvrager en het eerbiedigen van diens opvattingen. Ik zal mij inspannen om al hetgeen dat indruist tegen het belang van de zorgvrager te veranderen.

Ik zal aan de zorgvrager geen schade doen of extra leed toevoegen en zal dus bevorderen dat zorgverleners dat ook niet (hoeven) doen.

Ik zorg ervoor dat zorgverleners in staat worden gesteld om goed naar de zorgvrager te luisteren, de mens als geheel te zien, deze goed in te lichten en zo goed als mogelijk aan te sluiten bij wat er voor de zorgvrager toe doet.

Ik zorg ervoor dat zorgverleners geheim kunnen houden wat aan hen is toevertrouwd.

Ik zorg ervoor dat structureel onderdeel van het werk van zorgverleners is om te reflecteren, te leren, te verbeteren en de eigen kennis en kwaliteiten en die van anderen te bevorderen. Ik zorg ervoor dat daarbij de veiligheid geboden wordt om de grenzen van hun mogelijkheden te erkennen en zich open en toetsbaar op te stellen.

Ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving en zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen.

Ik zal bevorderen dat zorgverleners geen misbruik (hoeven) maken van hun kennis, ook niet onder druk.

Ik zal zo het beroep van bestuurder in de zorg (bij een overheid, patiënten/koepelorganisatie, zorgverzekeraar, zorgaanbieder, etc.) in ere houden.

Dat beloof ik of Zo waarlijk helpe mij God almachtig”.

www.demenszien.nu

Kan de zorg leren van de dopingcultuur en -crisis in de wielerwereld?

Naast mijn passie voor het helpen van mensen om tot betere zorg te komen, ben ik ook fervent wielerliefhebber. Iedere wielerliefhebber zal in de winter het gevoel van verlangen naar de echte klassiekers herkennen. Gelukkig voor ons start het wielercircus in het vroege voorjaar. Helaas zullen ook dan de eerste verhalen rond de omstreden dopingcultuur in de wielerwereld weer hun intrede doen in de (sociale) media. De kritiek van buitenaf op die wereld en cultuur is de laatste decennia niet zuinig geweest. Het heeft de wielrennerij een tijdlang in een behoorlijke crisis gebracht en juist dat zou wel eens tot een kentering geleid kunnen hebben. Renners die ooit in dit wereldje gevangen zaten met allerlei belangen en voorheen zwegen, hebben de afgelopen jaren een boekje opengedaan. Sommigen over zichzelf en sommigen zelfs over de hele wereld die erachter schuilt. Dit werd hen door veel collega-renners bepaald niet in dank afgenomen. Daarbovenop kregen renners die naar buiten zijn getreden vaak juist een stortvloed van kritiek over zich heen in de media en van burgers die hun oordeel maar al te snel klaar hadden.

De vraag daarbij is of het beeld dat wij ons van die wielrenners hebben gevormd wel klopt? We zouden ons ook eens kunnen afvragen in welke context zij hebben gewerkt en in wat voor gesloten cultuur zij terecht kwamen? Is het niet zo dat vrijwel alle renners oorspronkelijk zijn gaan wielrennen vanuit liefde voor de sport en niet om naalden in hun armen te prikken? Zij kwamen van jongs af aan in een systeem terecht dat niet deugde. Veel van hen bleken onvoldoende opgewassen tegen allerlei (ook eigen) belangen gedurende de relatief korte carrière die wielrenners hebben.
Langzaamaan, uitzonderingen daargelaten, begint deze cultuur in de wielrennerij ten goede te veranderen, onder andere juist omdat verschillende renners moedig genoeg zijn geweest om openheid van zaken te geven.

Is de tijd al rijp voor een echte crisis in de zorg?

Tegelijkertijd bestaan in onze maatschappij sectoren als de gezondheidszorg waarin vele partijen en instituten betrokken zijn: zorgaanbieders, zorgverzekeraars, koepelorganisaties, patiëntenorganisaties en overheden. Veel mensen die bij dit soort organisaties werken, hebben dagelijks te maken met belangen die indruisen tegen de reden waarom zij oorspronkelijk zijn gaan werken in de zorg. Beter gezegd, velen krijgen te maken met belangen die indruisen tegen het enige belang dat echt voorop zou moeten staan in deze sector: het belang van patiënten, cliënten, verzekerden, burgers. Kortom, al degenen die de zorg uiteindelijk met elkaar betalen.

Het betreft nog slechts een onderstroom van mensen binnen de zorgsector die de moed weten op te brengen de gevestigde belangen te doorbreken. Het gebeurt helaas nog te vaak met gevaar voor eigen baan, inkomen, gezin, hypotheek, carrière, welzijn en reputatie. Net als bij die wielrenners die gevangen zaten in een systeem dat niet deugt. Sterker nog, in een manier van denken en handelen die niet deugt. Tot op heden bleef in de zorg een groot deel van de ijsberg nog verborgen onder water, met uitzondering van enkele toe te juichen initiatieven die het roer om willen gooien. In die zin denk ik dat de eertijds gesloten wielerwereld opener is geworden, en geleerd heeft van het verleden. Dat zou ook kunnen gebeuren met de zorgsector.

Ben je, in wat voor functie dan ook, werkzaam bij een van de partijen in de zorgsector en lukt het je niet om je uit gevangenschap in gevestigde belangen los te maken? Wees in dat geval hoe dan ook mild met oordelen over mensen in andere branches die zichzelf gevangen houden. En liever nog, span je vooral in om te veranderen wat indruist tegen het enige belang dat centraal zou moeten staan in de zorgsector.

Wielrenners die zichzelf gevangen houden en niets doen om dit te veranderen, benadelen vooral zichzelf, hun eigen ploeg en het wielerpeloton. Zij dienen, buiten het vermaken van de wielerliefhebber, weinig ander publiek belang. In de zorg ligt dat anders. Als partijen in de zorgsector zichzelf gevangen houden, hebben uiteindelijk andere mensen, namelijk zorgbehoevende burgers, daar het meeste last van. Dit maakt sectorbrede verandering in de zorg alleen maar urgenter. De wielrennerij begon pas te veranderen na een flinke crisis. Is de tijd al rijp voor een echte crisis in de zorg?

Luc Pluijmen

www.demenszien.nu