Skip to main content

Hans Wilmink

De rechtsstaat: een papieren tijger?

De laatste weken is er is veel gebeurd rondom onze rechtsstaat. De Staatscommissie bracht haar rapport uit. De bemensing van het kabinet is rondgekomen. De bewindslieden zijn getoetst door de Tweede Kamer. Daarbij zijn enkele kandidaten uit hun anti-rechtsstatelijke dromen wakker geschud, en verklaarden plechtig de nachtmerrie van de ‘omvolking’ te hebben verjaagd. Vandaag terwijl ik dit stukje afrond staan ze op het bordes.

Kunnen we die gebeurtenissen niet zien als een bewijs van hoe krachtig en stevig het rechtsstatelijk besef uiteindelijk toch is binnen ons bestel? Mogen we er niet op hopen dat die mythe rond de ‘omvolking’ nu geleidelijk onschadelijk gemaakt wordt? Hebben we met de deelname van het Nieuw Sociaal Contract (NSC) aan het kabinet de rechtsstatelijke waakhond nu niet op de beste plaats zitten? Ik zeg hierop drie keer neen. En ik zal dat hierna toelichten.

Alleen eigen volk is goed volk
Minister Faber en haar medestanders weten heel goed dat zij haar ideeën rond ‘omvolking’ helemaal niet heeft teruggenomen. Wat zij heeft teruggenomen is de idee dat de ‘omvolking’ in het geheim door een elite wordt bekokstoofd. Wat zij helemaal niet heeft teruggenomen en wat naar ik vrees tot in de haarvaten van haar partij is doorgesijpeld, is de idee dat we – wat ik maar even noem – onze raciale en culturele identiteit dreigen te verliezen door de immigratie van mensen uit andere werelddelen en met andere culturen. Ik vind niet dat maatregelen om immigratie te beperken per definitie onrechtsstatelijk zijn. Maar die verkramping rond raciale en culturele identiteit legt voor mij de bijl aan de wortels van de rechtsstaat. En het is die verkramping die ten grondslag ligt aan het hoofdstuk migratie en asiel in het Hoofdlijnenakkoord.
De humanitaire beginselen die voortvloeien uit de ideeën van gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging zijn fundamenteel voor het idee en het besef van de rechtsstaat. Minister Faber spreekt hier namens meerderen in het kabinet als ze die betitelt als humanitair gewauwel. De idee dat een diverse samenleving juist een bron van ontwikkeling en groei kan zijn mits rechtvaardig en goed bestuurd, wordt bedreigd door de verlangens naar gelijkschakeling van alle verschillen terwille van het ene, eigen, volk en ter wille van de zogenaamde eendrachtige volkswil. Die ‘Gleichschaltung’ – een begrip uit de nazitijd maar als idee nooit geheel verdwenen – kan eerst sluipend worden doorgevoerd en daarna als de meerderheid niet oplet tot keihard en onrechtvaardig beleid leiden tegen minderheden, media, kunstenaars, wetenschappers.

Waakhond of papieren tijger
Veel mensen hebben op het Nieuw Sociaal Contract gestemd omdat zij wilden dat er een beter rechtsstatelijk bestuur kwam. En ik begreep hen goed. Het werd mede gevoed door de Toeslagenaffaire en de rol die Pieter Omtzigt daarin als volksvertegenwoordiger vervulde. Ideeën die hij presenteerde en de mensen met wie hij zich omringde boden uitzicht op een mooie coalitie gericht op beter en rechtvaardiger bestuur.
Maar wat is er gebeurd? Elke partij in de coalitie kreeg zijn eigen kernhoofdstuk in het akkoord.
Zo kreeg NSC veel ruimte om Hoofdstuk 7 ‘Goed bestuur en een sterke rechtsstaat’ te schrijven.
Maar diezelfde ruimte kregen hun politieke partners om aan de inhoud ervan voorbij te gaan in hun bijdragen. De zaak van goed bestuur en een sterke rechtsstaat is op die  manier gedevalueerd tot een apart hoofdstuk in plaats van als een uitgangspunt of richtlijn voor alle andere hoofdstukken. Daarmee is deze waakhond gemuilkorfd en tot een papieren tijger verworden.
Zo lang er geen meerderheid is om onrechtsstatelijke maatregelen te nemen kunnen ze rustig in Wilders ijskast blijven. Hij kan er dan vrijelijk stemming mee blijven maken. Als dat helpt om tot een zekere normalisering van dit gedachtengoed te komen dan moeten we vrezen dat de democratische ruimte er wellicht komt om hier en daar enkele van deze maatregelen door te voeren.

Rechtsstatelijke waarden zijn kwetsbaar
Is dat te pessimistisch gedacht? Komt die democratische ruimte er toch niet? Het rapport van de Staatscommissie laat zien dat er veel schort aan het rechtsstatelijk besef binnen ons bestel1). Niet voor niets pleit de commissie voor stevige investeringen in de rechtsstatelijke cultuur. En de achtergronddocumenten die de commissie erbij leverde laten zien hoe kwetsbaar ook bij ons de rechtsstaat is voor stemmingmakerij. Zo beschrijft de Kennisnotitie van de SCP hoe uit onderzoek blijkt dat ook “de voorstanders van de representatieve democratie geen eenduidige of onwrikbare opvatting van de bijbehorende principes (te) hebben: er zijn aanzienlijke minderheden die illiberale waarden steunen als de situatie daar in hun ogen om vraagt. Dat betekent dat het bestuur, wat hen betreft, het parlement, rechterlijke uitspraken en zelfs de wet soms mag negeren als deze geen constructieve bijdrage leveren aan een effectieve oplossing”.2)
Meerdere politieke partijen – niet alleen die in  de huidige coalitie – hebben dat gebrek aan rechtsstatelijk besef gevoed doordat ze de behartiging van de publieke zaak te vaak hebben  verengd tot de specifieke belangen van groeperingen uit hun achterban.
Volgens het SCP blijken de rechtsstatelijke waarden zwak te zijn als ze botsen met andere waarden of met persoonlijke belangen. Dat betekent dus: als de publieke zaak niet helder gemaakt wordt, verbleken de rechtsstatelijke waarden.

Het huidige kabinet draagt al deze kwetsbaarheden ten volle in zich. De Staatscommissie bepleit daarom nieuwe impulsen voor de rechtsstatelijke cultuur, via o.a. een dialoog tussen de staatsmachten, een Planbureau voor de rechtstaat, een wetgevingsprogramma ter verbetering en vereenvoudiging van regelingen ten behoeve van de bestaanszekerheid, toetsing van wetten door de rechter aan de grondrechten in de Grondwet, toetsing door de bestuursrechter aan  algemene rechtsbeginselen, en last but not least: versterking van het rechtsstatelijk kompas van overheidsmedewerkers, in het bijzonder bij topambtenaren.
Staatsrechtelijk gevoelige volksvertegenwoordigers weten hiermee wat hen te doen staat.
Ambtenaren putten er naar ik hoop moed en inspiratie uit.

Noten
1) De gebroken belofte van de rechtsstaat | Rapport | Rijksoverheid.nl
2) Achtergronddocument behorend bij de Staatscommissie Rechtstaat, Bijlage 2 Kennisnotitie SCP: https://open.overheid.nl/documenten/dpc-ea32a98171f2f5c6ebe47118101bd4749cabb719/pdf

Deze blog is deel 7 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 6: Rechtsstatelijke sluiproutes en spookrijden: https://beroepseer.nl/blogs/overheid/rechtsstatelijke-sluiproutes-en-spookrijden/
Deel 5: Een formatie die deformeert: https://beroepseer.nl/blogs/een-formatie-die-deformeert/
Deel 4: Wij en zij in de rechtsstaat: https://beroepseer.nl/blogs/wij-en-zij-in-de-rechtsstaat/
Deel 3: De ambtenaar in tijden van rechtsstatelijk vandalisme: https://beroepseer.nl/blogs/overheid/de-ambtenaar-in-tijden-van-rechtsstatelijk-vandalisme/
Deel 2: Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek: https://beroepseer.nl/blogs/ambtelijke-tegenspraak-past-niet-op-een-spandoek/
Deel 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl/blogs/rechtsstaat-leren-leven-met-onbehagen/

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef
als kompas voor overheid en burger,
door Hans Wilmink:
https://beroepseer.nl

 

Rechtsstatelijke sluiproutes en spookrijden

In mijn vorige blogs ben ik ingegaan op de vraag hoe een nieuw rechtsstatelijk narratief zou kunnen luiden. Ik kwam niet erg ver. Actieve inzet voor de grondrechten. Een overheid die verschillen in cultuur, belangen en geaardheid overbrugt. Burgers die de maatschappelijke verdraagzaamheid kunnen opbrengen die daarvoor nodig is.
De zwakte van dat narratief is dat het zo vanzelfsprekend lijkt. Dat is wellicht één van de oorzaken dat met de rechtsstaat nogal eens achteloos wordt omgegaan, óók door hen die oprecht staan voor het behoud ervan. Je merkt pas wat de rechtsstaat je waard is als je zelf in je bestaan of je vrijheden wordt beperkt.

In het hoofdlijnenakkoord staat dat de daarin deelnemende partijen geen initiatief zullen nemen om de grondrechten zoals die nu in de grondwet geregeld zijn te veranderen. Kan die passage ons wel geruststellen? Formeel gesproken wel, dit kabinet zal denk ik niet aan die 23 regels in de Grondwet komen. Het NSC deel van het nieuwe kabinet en de fractie in de Tweede Kamer zal hier op toezien, en de beoogde nieuwe premier Dick Schoof zal het ook als zijn taak zien: binnen de regels blijven. Maar het kabinet noch haar recht geaarde premier kan verhinderen dat er in en buiten het parlement stemming gemaakt wordt tegen de beginselen en waarden die ten grondslag liggen aan de rechtsstaat. Enkele hoofdlijnen in het akkoord lokken daartoe uit.

Rechtsstatelijke sluiproutes
Hoewel het non discriminatieverbod volgens art. 1 van de Grondwet geldt voor “allen die zich in Nederland bevinden”, kun je  volgens het hoofdlijnenakkoord humanitaire en juridische grondbeginselen aan je laars lappen als het over asielzoekers gaat. Daar hoef je artikel 1 niet voor te veranderen. Bij de zwakste groepen – en vooral bij de asielzoekers die als het ware nog aan de rand van onze samenleving staan – kan het knagen aan de rechtsstaat beginnen, dat is politiek het veiligst. Volgens oud recept worden eufemismen gebruikt om de mensonterende maatregelen voor deze groepen aanvaardbaar te maken. Met de ‘asielbeslisstop’ wordt het recht op opvang beperkt en sterk ‘versoberd’. Mobiele telefoons van asielzoekers mogen worden uitgelezen. En de oordeelsvorming of iemand aan de asielvoorwaarden voldoet moet zo worden ingericht dat “de inwilligingspercentages (dalen) van boven naar onder het Europees gemiddelde”. Hier wordt dus het individueel recht op asiel ondergeschikt gemaakt aan de vooral bepaalde getalsmatige uitkomst. Zullen de ambtenaren binnen  de IND – waar de beoogd premier ooit de leiding had – hier effectieve tegenspraak kunnen leveren? En de rechter,  normaal gesproken zou ook die hier toch een stokje voor steken?
Als ook de rechtsbijstand voor asielzoekers wordt beperkt  zoals dit hoofdlijnenakkoord dat wil, wordt deze rechtsstatelijke sluiproute wellicht begaanbaar?

Deze rechtsstatelijke sluiproute voor de beperking van asiel is politiek redelijk veilig omdat een groot deel van de kiezers een beperking van migratie wil. Om die migratie in de grip te krijgen is beleid nodig dat consequenties heeft voor diverse bedrijfstakken en de economie, en die consequenties worden door de betreffende politieke leiders niet getoond,  laat staan afgewogen. Om die sluiproutes te dichten heb je alerte en professionele ambtenaren nodig die daar intern ten behoeve van de politieke beslissers grote waarschuwingsborden plaatsen.1)
Maar ook burgers en politici die naar andere wegen zoeken om enerzijds de voorzieningen en anderzijds het draagvlak voor asielopvang beter in balans te krijgen. Remkes geeft hier een schot voor de boeg. Hij waarschuwt in een vraaggesprek in Trouw dat het kabinet mag proberen ruimte te vinden op Europees niveau (op het terrein van klimaat en natuur en asiel bijvoorbeeld) maar dat de rechter de rechtsstatelijke grenzen bewaart en “niet de schuld (mag) krijgen van onwelgevallige uitspraken”.2)

Rechtsstatelijk spookrijden
Ook in een rechtsstaat mag je grenzen stellen aan migratie en mag je beleid ontwikkelen om meer grip op asiel te krijgen. Maar de rechtsstaat is meer dan een set van regels, ze berust op een aantal universele grondbeginselen die zich in de loop der tijd in onze beschaving hebben gevormd. Universeel in ieder geval in die zin dat de rechtsstaat een vorm van samenleven en besturen wil mogelijk maken voor mensen met verschillende culturele en religieuze achtergronden. Daarom raken leuzen als “eigen volk eerst”, en “Nederland voor de Nederlanders” de rechtsstaat frontaal. Ook als de regels (nog) in stand blijven. Deze leuzen verkondigen zie ik als spookrijden tegen de rechtsstaat. Dat geldt ook voor het vooropstellen van de eigen godsdienst en het afdoen van andere als ‘een ideologie’ of als een dwaalleer.
Het was dit idee of een door xenofobie veroorzaakte blinde vlek in haar historisch besef die mevr. Mona Keijzer – beoogd vice-premier – op vrijdag 17 mei 2024 in het programma Sophie&Jeroen bracht tot haar toelichting op de volgende passage in het hoofdlijnenakkoord: “Inburgering omvat kennis over de Holocaust en de slachtoffers daarvan”. Zij stelde dat dit in het inburgeringsprogramma nodig is  “omdat antisemitisme bijna een onderdeel is van het islamitisch geloof”.3) Tja, dat zal een bijzonder welkom zijn voor de migranten uit islamitische landen. Ik zie drie lessen voor me.
In les 1 leren  de migranten dat ze in een christelijk Europa zijn aangekomen waar nog geen mensenleven geleden zes miljoen joden zijn vermoord. In Nederland is toen drie kwart van onze Joodse gemeenschap vernietigd.
In les 2 maakt het christelijke Nederland aan haar toekomstige islamitische medeburgers duidelijk hoe gevaarlijk het islamitisch antisemitisme is.
In les 3 leren de cursisten aan de hand van dit voorbeeld wat een gotspe is. Een begrip dat we hebben ontleend aan het Jiddisch en Hebreeuws en dat zoveel betekent als: een ongehoorde, onbeschaamde verdraaiing, een ongepaste brutaliteit.

Noten
1) Dat is al een beetje gedaan, niet alleen het CPB maar ook departementsambtenaren maken een weging van de plannen van een komend kabinet. Het NRC heeft op 31 mei op de voorpagina een lek gevonden in die ambtelijke stukken. “Interne analyse: coalitieakkoord bevat risico’s voor de grondrechten, klimaatdoelen en ‘gevaren voor de nationale veiligheid’.“
2) Trouw dinsdag 21 mei 2024: “De VVD moet blaffen als de democratie onder druk komt”.
3) Het is kennelijk een idee dat goed doordacht is binnen de BBB want eerder al (24 maart) had Caroline van der Plas in Op 1 verkondigd dat veel migranten komen uit landen waar jodenhaat “tot diep in hun ziel zit”.

Deze blog is deel 6 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 5: Een formatie die deformeert: https://beroepseer.nl/blogs/een-formatie-die-deformeert/
Deel 4: Wij en zij in de rechtsstaat: https://beroepseer.nl/blogs/wij-en-zij-in-de-rechtsstaat/
Deel 3: De ambtenaar in tijden van rechtsstatelijk vandalisme: https://beroepseer.nl/blogs/overheid/de-ambtenaar-in-tijden-van-rechtsstatelijk-vandalisme/
Deel 2: Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek: https://beroepseer.nl/blogs/ambtelijke-tegenspraak-past-niet-op-een-spandoek/
Deel 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl/blogs/rechtsstaat-leren-leven-met-onbehagen/

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef
als kompas voor overheid en burger,
door Hans Wilmink:
https://beroepseer.nl

 

Een formatie die deformeert?

Aan het eind van mijn vorige blog had ik het over de behoefte aan een rechtsstatelijk narratief. Voor velen kunnen de ‘klassieke’ ideologieën niet meer overtuigen. Ik ga verder zoeken naar zo’n narratief en stuit daarbij op rechtsstatelijk grensoverschrijdend gedrag. En op een aloud gevaarlijk gebleken narratief dat nu als nieuw en veelbelovend verkocht wordt.

Wortels van gemeenschapszin; voer voor sociologen
We leven al lang met de drie klassieke ideologieën, de drie hoofdstromen, gedragen door de middenpartijen. De liberalen stellen het individu voorop, de socialisten het collectief en de christen-democraten staan voor de combinatie. Ook het politiek–filosofische denken over de gemeenschap en de gemeenschapszin beweegt zich rond deze driedeling. De Amerikaanse socioloog Robert Putnam komt mede op basis van empirisch onderzoek tot de stelling dat het vermogen tot gemeenschapsvorming, het zogenoemde sociaal kapitaal, afneemt naarmate de diversiteit in zo’n samenleving groter wordt. Dat leidt in zijn visie niet direct tot vijandigheid tussen de verschillende groepen, het grootste euvel is volgens hem juist de afnemende binding binnen de eigen groep (‘bonding’).
Hij bepleit een investering in een nieuw sociaal kapitaal dat het maatschappelijk en politieke vermogen vergroot om de verbinding tussen de verschillende groepen aan te gaan. Een nieuwe identiteit waarmee we verschillen overbruggen, sociaal kapitaal gericht op wat hij noemt ‘bridging’.1) Zou dit een opmaat kunnen zijn naar een rechtsstatelijk narratief dat een nieuwe invulling geeft aan het begrip van gelijkheid? Een begrip van gelijkheid dat ruimte laat voor – of zelfs uitgaat van – verscheidenheid en diversiteit? Want daar zit een gevoelige snaar van de rechtsstaat, zo leert onze geschiedenis: het streven naar gelijkheid is nogal eens  in botsing gekomen met elementaire beginselen van vrijheid.

Van overbruggen naar gelijkschakelen
Veel mensen die aan de onderkant van de samenleving staan en dagelijks de beklemming van hun ongelijkheid ervaren, zijn vatbaar voor de redenering dat zij nooit gelijke kansen zullen krijgen als we niet aan al die ‘dure’ en ‘elitaire’ ongelijkheden een einde maken. Daar profiteren immers ‘de anderen’ vooral van. Dat is het narratief van nieuw rechts. Waarom al die omroepen, kranten, media, kunstuitingen, religies? Nutteloos. We moeten zorgen dat die allemaal op één noemer komen en voor éénzelfde gemeenschapsdoel worden ingezet. Als we eenmaal zover zijn dan wordt het volk ook duidelijk hoe oeverloos de discussies in ons parlement zijn. Dan ziet men dat het  een speeltuin is voor die ‘anderen’, een nepparlement.  Daarna ligt het voor de hand om de benoeming en rekrutering van de rechters in goede banen te leiden, zodat de uitspraken die zij doen direct aansluiten op het rechtsgevoel van de gewone burgers. Dan zien we een land voor ons opdoemen dat weer trots kan zijn op zichzelf, omdat het herkenbaar wordt voor de mensen die zich mogen rekenen tot ons eigen volk. Zo worden de gelijkheidsidealen en het streven naar overbruggen van verschillen geraffineerd omgezet in een autoritair streven naar gelijkschakeling ten behoeve van een hechte gemeenschapszin.

Rechtsstatelijk grensoverschrijdend gedrag
Ik bracht vorige week weer eens een bezoek aan Berlijn. Die stad heeft de gevaarlijke passage van overbruggen naar gelijkschakelen twee keer meegemaakt, vanuit twee tegengestelde politieke richtingen, en binnen een tijdsbestek van nog geen 20 jaar.
Dat gebeurde bij de vernietiging van de rechtsstaat na de Weimer Republiek vanaf 1933 en binnen twee decennia daarna bij de vorming van de DDR (1949).
Is het narratief van nieuw rechts niet dit oude verhaal van radicaal autoritair rechts én van radicaal autoritair links? Zit daar niet de historische kiem van het moderne rechtsstatelijk grensoverschrijdend gedrag? De geschiedenis herhaalt zich gelukkig niet vanzelf, je kunt er lessen uittrekken voor het handelen van nu. Ik haal er de les uit dat je dit gedrag niet meer tijdig gecorrigeerd krijgt als je het te ver laat doordringen of te lang onbesproken laat. Nu is er een kabinetsformatie bezig met de partij die al dertig jaar bezig is het rechtsstatelijk besef bij de kiezers te ondermijnen. Die partij – de PVV – boekte verkiezingswinst met een programma dat wemelt van de voorstellen die in strijd zijn met elementaire beginselen van de rechtsstaat. Ik noem er enkele: moskeeën, de koran en islamitische scholen verbieden; mensen opsluiten zonder voorafgaande strafbepaling en eerlijk proces; leraren ‘neutraliseren’ (in termen van het voorafgaande: gelijkschakelen). Als een partij met – of ondanks – dergelijke fundamentele aantastingen van de rechtsstaat een groot aantal stemmen wint, dan heeft de democratische rechtsstaat partijen nodig die daar krachtig stelling tegen nemen. Volksvertegenwoordigers die een rechtsstatelijk alternatief presenteren voor de problemen die de burgers ondervinden. Bereik je dat door met die partij een gemeenschappelijke ‘baseline’ voor het waarborgen van de Grondwet af te spreken, zoals in februari onder leiding van informateur Plasterk is gedaan.?[i]*) Kern van die baseline is dat de democratische grondrechten als waarborg worden gezien en dat de instituties van de rechtsstaat zullen worden gerespecteerd en beschermd. Daar voegt de baseline niets toe, dat was al de kern van onze Grondwet.  Nieuw is wel de regel dat de partijen geen voorstellen zullen doen tot wijziging van de bepalingen waarin de grondrechten geregeld zijn. Getuigt de hoop dat het met die regel is opgelost  niet van een naïeve formalistische veronderstelling? Of sterker: kun je in die regel  juist niet een bevestiging zien dat de grondrechten in deze coalitie niet vanzelfsprekend zijn?
De NSC fractie heeft dat gevoel kennelijk ook, want die laat in het rapport van de informateur aantekenen dat ‘de rechtstatelijke afstand’ (tot de PVV) ‘te groot is en blijft’ voor deelname in een kabinet.
Terwijl ik dit schrijf lees ik in de krant dat het onderling vertrouwen tussen de formerende partijen is ‘gekanaliseerd’. En ik lees ook dat Wilders in reactie op misdragingen in Amersfoort door twee vermeende ‘moslim meisjes’ dit weekend twitterde: “Ze moeten het land uit”. Grondrechten? Baseline?

Een formatie die deformeert
Volksvertegenwoordigers kunnen alleen rechtsstatelijk geloofwaardig blijven  als ze openlijk en nadrukkelijk weigeren om compromissen te sluiten met dit rechtsstatelijk ondermijnend gedrag. De democratische rechtsorde is meer dan de regels. Het vergt ook een indringend besef van algemene beginselen. Als dit rechtsstatelijk ondermijnend gedrag wordt vertoond door de leider van de grootste regeringspartij, zal dat bijdragen aan de normalisering van dat gedrag en aan de deformatie van het rechtsstatelijk besef. Het zal de ruimte voor  volksvertegenwoordigers uit de coalitiepartijen en gedoogpartijen om een rechtsstatelijk sociaal contract te ontwikkelen wegnemen. Die volksvertegenwoordigers hebben burgers nodig die dat rechtsstatelijk besef kunnen opbrengen. Dié moeten zij achter zich scharen.
Dat besef is soms moeilijk op te brengen, en stellingen als “alle mensen zijn gelijk” of “de meeste mensen deugen” helpen niet. Sterker nog, goed beschouwd zijn het simplificaties, of misschien wel mystificaties. Immers, rechtsstatelijk besef behelst onder meer de erkenning dat alle mensen juist niet gelijk maar verschillend zijn. En dat juist in het overbruggen – en niet het afschaffen – van die verschillen en identiteiten de uitdaging zit van een rechtsstatelijk sociaal contract. Het vergt daarnaast het inzicht dat wij allemaal in situaties komen waar het ‘deugen’ niet lukt, zeker niet als de belangen groot zijn of de conflicten scherp worden. Juist voor die overbrugging en voor die bemiddeling hebben we leiders nodig die onze grondrechten serieus nemen, in woord én daad, in de geest én de letter. En  natuurlijk zijn de rechtsstatelijke instituties daarvoor onmisbaar, waaronder een ambtenarencorps dat neutraal is in politieke zin, maar niet neutraal als het gaat om de beginselen, waarden en instellingen van de rechtsstaat.

Noten
1) Putnam, Robert, D. (2000). Bowling alone: the collapse and revival of American Community, New York, Simon & Schuster.
Marcia Luyten, NRC 19-03-2005. Samen zijn we sterker. Interview met Robert Putnam.
2)  Tweede Kamer, vergaderjaar 2023 -2024, 36 471. Nr. 21

 

Deze blog is deel 5 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 4: Wij en zij in de rechtsstaat: https://beroepseer.nl/blogs/wij-en-zij-in-de-rechtsstaat/
Deel 3: De ambtenaar in tijden van rechtsstatelijk vandalisme: https://beroepseer.nl/blogs/overheid/de-ambtenaar-in-tijden-van-rechtsstatelijk-vandalisme/
Deel 2: Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek: https://beroepseer.nl/blogs/ambtelijke-tegenspraak-past-niet-op-een-spandoek/
Deel 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl/blogs/rechtsstaat-leren-leven-met-onbehagen/

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef
als kompas voor overheid en burger,
door Hans Wilmink:
https://beroepseer.nl

 

Wij en zij in de rechtsstaat

Het aantal mensen dat op partijen of kandidaten stemt die de rechtsstaat willen inperken neemt toe. Dat is niet alleen zo bij ons maar in een groeiend aantal landen. In de VS maakt Trump opnieuw grote kansen, hij lijkt een rolmodel voor hen die de rechtsstaat willen ondermijnen. Zijn die kiezers ook allemaal tegenstanders van de rechtsstatelijke beginselen? De interpretaties van de verkiezingsuitslag lopen op dat punt uiteen. Sommige stellen dat deze kiezers vooral hun onvrede uitten over hun blijvende achterstelling. Anderen wijzen op de vertrouwensbreuk die recentelijk onrechtsstatelijke gedrag van de overheid heeft teweeggebracht.
Dat zijn verklaringen die nog wel enige ruimte voor optimisme laten. Immers, aan die kiezers kan met beter en rechtvaardiger bestuur nieuw perspectief geboden worden. Maar er bereiken ons ook meer pessimistische geluiden. Die luiden dat men zich in de samenleving meer en meer verschanst in gescheiden culturele identiteiten. Een moderne samenleving gedijt met het bestaan van verschillende identiteiten, tenzij die te sterk als begrenzingen worden beleefd en moeilijk te overbruggen zijn. Als dat zo sterk wordt dat men die verbinding en overbrugging niet wil,  de eigen identiteit verabsoluteert en de andere identiteiten afwijst, dan kan een rechtsstatelijk ethos niet gedijen. Daartegen zullen de institutionele en juridische waarborgen voor de rechtsstaat moeilijk bestand zijn.

Wij en zij identiteiten: verleiding om te scheiden
Het Sociaal Cultureel Planburo (SCP) signaleerde enkele jaren geleden via haar Continu onderzoek burgerperspectieven (COB) dat de tegenstellingen in ons land moeilijker overbrugbaar worden omdat ze zich ontwikkelen in de richting van gescheiden leef- en denkwerelden. Zo hebben theoretisch opgeleide mensen en praktisch opgeleide mensen weinig contacten onderling; zij sturen hun kinderen veelal naar andere scholen en tussen beide groepen is er een groot verschil in denken over thema’s als globalisering en immigratie.1) In de VS krijgt die ontwikkeling door het twee partijenstelsel nog scherper vorm; de politieke verschillen vallen daar steeds meer samen met culturele verschillen.2)

Dit denken over, en dit beleven van de maatschappelijke werkelijkheid in termen van gescheiden identiteiten is geen nieuw verschijnsel. In zekere zin waren onze zuilen daar toch ook een voorbeeld van? Jesse Frederik stelt in De Correspondent dat de negatieve oordelen over (de rechten op verblijf) van minderheden ook in de jaren 70 van de vorige eeuw al dik gezaaid waren, maar dat de kiezers in de tegenwoordige tijd “meer gewicht toekennen aan hun culturele in plaats van hun economische voorkeuren”.3) De rechts populistische partijen trekken die stemmen naar zich toe.
Dit laat de tegenstellingen in een nieuwe en scherpere vorm zien. Vanuit conservatieve hoek wordt die identiteitsbeleving vermengd met nationalistische en racistische elementen, in de aloude noties over ‘de Volksaard’ of ‘de ziel van de gemeenschap’. Die gaan ook nu weer gepaard met het aanwijzen van zondebokken of met de aandrang groepen uit te sluiten.
Kennelijk zien we in de VS nu ook in de progressieve hoek sterke staaltjes opkomen van identiteitsdenken en doen. Yascha Mounk4) laat in zijn onlangs ook hier verschenen boek voorbeelden zien van wat hij noemt ‘progressief separatisme’; progressieven die ervoor pleiten dat een ieder zich sterk moet maken binnen de eigen groep, in en door zijn eigen culturele of raciale identiteit. Culturele eigenschappen van elkaar overnemen geldt in die kringen  als ongeoorloofde ‘culturele toe-eigening’. Het leidt er soms tot een pleidooi voor zwarte en witte scholen en voor overheidsbeleid dat zich richt op specifieke groepen.

Dit progressief separatisme van links inzetten tegen het nationalistisch identiteit denken van rechts?  Kan dat de weg naar de rechtsstaat veiliger maken? Zie ik het goed dat Peter Mertens dat bepleit, de ideoloog van de Belgische Partij van de Arbeid? In De Groene Amsterdammer lees ik zijn sociaal democratische basisstatement: “In heel de wereld van identiteiten – sommige objectief, andere subjectief – is sociaal- economische klasse de dominante en verbindende identiteit”.  Hij bepleit ‘een narratief’ dat daar eindeloos op hamert.5) Gelukkig wijst zijn narratief geen zondebokken aan, of groepen die we moeten uitsluiten. De tegenstander is een beetje anoniem, dat is ‘het kapitaal’. Maar mensen gaan geen genoegen nemen met anonieme tegenstanders.  Daarom vertrouw ik dat narratief niet erg.

Rechtstaat: noodzaak om te verbinden
Ieder narratief dat vertrekt vanuit een sterke identificatie met de eigen groep en een desidentificatie met ‘de anderen’ is rechtstatelijk gezien een gevaarlijke weg.
Het is bijna een historische ervaringsregel: het begint bij ieder zijn eigen identiteit en ieder zijn eigen rechten, en het loopt niet zelden uit op uitsluiting.6)

Het is ook filosofisch gezien een valkuil: ieder zijn eigen waarheid, kennis wordt gereduceerd tot een (groeps)mening. Het betekent het opgeven van diversiteit, het loslaten van universele waarden en het veronachtzamen van beginselen die aansporen om verschillende identiteiten te overbruggen of te verbinden.

In een interview voor De Correspondent zegt Jan Pronk: “De rechtsstatelijke waarden op internationaal niveau zijn eigenlijk uit nood(zaak) geboren, na de grove schendingen van de medemenselijkheid die vanuit het westen zijn geïnitieerd met kolonialisme, twee wereldoorlogen, holocaust, vernietigingswapens”.7)
De hier geschetste tendens tot eenzijdige identificatie met de eigen groep en desidentificatie met ‘de anderen’ laat zien hoe groot de nood en de noodzaak is, ook op nationaal niveau.  Nog steeds. Opnieuw.
Het wordt tijd dat we de geschetste terugval op eng geestige tribalistische neigingen het hoofd bieden door wat Tjeenk Willink noemt ‘groter denken’.
Voor de publieke belangen op de lange termijn is een groter denken nodig – ook van de politiek – dat breder kijkt dan het belang van de eigen achterban en verder dan de kortere termijn. Dat zal zeker spanningen en conflicten met zich meebrengen. Maar het kan concreet maken dat juist  de combinatie en het overbruggen van de verschillende identiteiten nieuwe kansen schept en grote vooruitgang kan brengen. Dát is het rechtsstatelijk narratief dat politieke inkleuring behoeft. Hebben we dan nog een klassenstrijd nodig om onze werkers meer zekerheden te bieden op inkomen, huizen, zorg en onderwijs?

Noten
1) SCP: continu onderzoeken burgerperspectieven.
2) Onderzoek van Patric Egan aangehaald in Trouw.
www.trouw.nl/nieuws/polarisatie-in-de-vs-waar-houdt-dit-op~bac7a4ba
3) Jesse Frederik in de Correspondent: Waarom de PVV zo groot werd (en nee, niet door geschrapte buslijnen, guur neoliberalisme of groeiende ongelijkheid) – De Correspondent
4) Mounk, Yascha. (2023)De identiteitsval. Het gevaar van groepsindentiteit en het pad naar een gelijkwaardige democratie. Amsterdam, Spectrum.
5) Ewald Engelen: Peter Mertens. De potentie van de onvrede. De Groene Amsterdammer 25-1-2024.
6) Swaan, A. de (2015). Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders. Amsterdam: Prometheus Bert Bakker.
7) https://decorrespondent.nl/15046/links-klaar-met-dat-geneuzel-vorm-een-groot-front-tegen-extreemrechts-aldus-oud-minister-pronk/817baae6-2cc5-0ae9-31cd-3a62ac9cbe88


Deze blog is deel 4 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 3: De ambtenaar in tijden van rechtsstatelijk vandalisme: https://beroepseer.nl/blogs/overheid/de-ambtenaar-in-tijden-van-rechtsstatelijk-vandalisme/
Deel 2: Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek: https://beroepseer.nl/blogs/ambtelijke-tegenspraak-past-niet-op-een-spandoek/De
el 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl/blogs/rechtsstaat-leren-leven-met-onbehagen/

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger, door Hans Wilmink: https://beroepseer.nl

De ambtenaar in tijden van rechtsstatelijk vandalisme

Wat moet ik als goede ambtenaar doen als er een kabinet Wilders komt? Dat vragen veel ambtenaren zich op dit moment af. De vraag veronderstelt dat er zich op dat punt onmiddellijk een totaal andere situatie voordoet. Dat er een radicale breuk komt waarin we van een rechtsstatelijke hemel in een rechteloze hel belanden, waar de professionele ambtenaar zijn rol niet meer kan vervullen. Maar, daarmee wordt het recente verleden geïdealiseerd, dat zie je vaker bij een crisisgevoel. Daaraan moeten de ambtenaren voorbij. Dat verlamt en maakt juist kwetsbaar. Ik ga eerst in op de erosie van de rechtsstaat door achteloosheid in het recente verleden. Daarna schets ik het rechtsstatelijk vandalisme dat Wilders bedrijft. Ik lever tot slot een handvol suggesties ter bemoediging van de ambtenaren voor het geval zij een kabinet Wilders moeten gaan bedienen.

Rechtsstatelijke achteloosheid
In de toeslagenaffaire is een groot aantal mensen onrechtvaardig behandeld, en heeft de rechterlijke macht zich onvoldoende onafhankelijk opgesteld. Daarmee is gehandeld tegen een fundamenteel rechtsstatelijk beginsel. Interne kritiek van professionele ambtenaren werd niet gehoord, of erger nog: die werd weggemoffeld.
De geschiedenis van de gaswinning laat zien dat de publieke belangenafweging en de risico-afweging onzorgvuldig geweest is. Kritische risicoschattingen werden veronachtzaamd en weggemoffeld, de belangen van omwonenden werden onvoldoende meegewogen. Dan vergt behoorlijk bestuur in ieder geval nog extra coulance bij de schadeafwikkeling, maar ook die bleef lang uit.
In toenemende mate moet de rechter zich uitspreken over regeringsbeleid, omdat dit vanuit internationaal rechtelijke beginselen of afspraken onzorgvuldig is. Denk bijvoorbeeld aan het  Urgenda-vonnis in de klimaatdiscussie. Dat is een rol die de rechter toekomt in een rechtsstaat, maar als die door onzorgvuldig bestuur té vaak op de publieke afwegingen moet ingrijpen gaan burgers de rechterlijke macht als een politiek orgaan zien.

Rechtstatelijk vandalisme
De vertoonde rechtsstatelijke achteloosheid kan ruimte bieden aan rechtsstatelijk vandalisme. Die kan voeding geven aan de stelling dat rechters niet neutraal zijn maar ook een politieke (D’66) macht vertegenwoordigen. Dat is de stellingname van Wilders, maar kun je daar niet juist ook een pleidooi in  zien vóór een versterking van de onafhankelijkheid van de rechter? Neen, kijk naar het optreden van  Wilders in de Tweede Kamer met betrekking tot dit onderwerp. Na 1945 is er twee keer politieke bemoeienis geweest met de benoeming van onze hoogste rechters, de leden van de Hoge Raad. Tot dan was het gebruik dat de Tweede Kamer niet ingreep op de voordracht die door de Hoge Raad wordt gedaan.1) Beide keren was het Wilders die deze historische daad verrichtte. Eén keer omdat de politieke “nestgeur” van de voorgedragen rechter hem niet aanstond, één keer omdat de kandidaat een juridisch commentaar had gepubliceerd dat de PVV niet aanstond,  over de “Minder, minder” rechtszaak van Wilders zelf.2)
Wilders heeft wetsvoorstellen ingediend die botsen met rechtsstatelijke beginselen. Dat hij die in de ijskast heeft geplaatst maakt voor de praktijk niets uit, want ook buiten de ijskast zouden ze met de huidige samenstelling van de volksvertegenwoordiging geen schijn van kans maken. En verder: de mentaliteit die er achter schuil gaat wordt elke dag opgewarmd.
Die bevat een minachting voor de rechterlijke macht, voor de vrije pers,  voor de democratische en rechtsstatelijke functie van het parlement,  en een voorliefde voor autoritair leiderschap. Misschien nóg vernietigender voor de rechtsstaat is dat zijn invulling van  wie behoort tot “ons volk”  en “de Nederlanders” een radicale uitsluiting behelst van groepen die hier soms al generaties lang wonen.

Wakker worden
Gelukkig heeft de rechtsstaat het er niet bij laten zitten na de geschetste achteloosheid.
De gemaakte fouten hebben het rechtsstatelijk besef op diverse fronten wakker geschud.
Zo heeft de hoogste bestuursrechter uitvoerig en in het openbaar schuld bekend voor zijn optreden in de toeslagenaffaire en verbeteringen gepresenteerd. Daarnaast hebben de affaires in de rijksdienst en ook bij de andere overheidslagen een hernieuwde aandacht gebracht voor de beginselen van behoorlijk bestuur. Ook de bezinning op het ambtelijk vakmanschap en de morele kanten daarvan is er de afgelopen jaren door versterkt. Met o.a. als resultaat een nieuwe ambtseed die de ambtelijke rol en verantwoordelijkheden in ons stelsel stevig neerzet. Er zijn intensieve trajecten gestart om de eigen ambtelijke verantwoordelijkheid en tegenspraak aandacht te geven in de dagelijkse beroepspraktijk.
En er is een Staatscommissie ingesteld die het functioneren van de rechtsstaat zal analyseren vanuit het perspectief van de burger, en die voorstellen zal doen voor het versterken van die rechtsstaat.
Rechtsfilosoof Jonathan Soeharno heeft die staatscommissie gewezen op enkele zwakke punten in ons stelsel, in het bijzonder waar het gaat om de politieke invloed op de positie en het werk van rechters. Hij zegt dat zijn collega’s uit Hongarije, Polen en Rusland die in hun land de effecten daarvan aan den lijve ondervinden verbijsterd zijn over die kwetsbaarheden in ons stelsel.3)

Een handvol suggesties
Terug naar de vraag wat moet je als ambtenaar nu doen als er een kabinet Wilders komt?

  1. Het eerste antwoord is een open deur, maar het is wel zaak dat die frisse wind blijft waaien: de ambtelijke leiding en alle medewerkers houden strak en zichtbaar vast aan de uitgangspunten van het recht op ambtelijk vakmanschap. Dat recht op een behoorlijke, politiek onafhankelijke, en zorgvuldige functievervulling komt niet alleen de bestuurders toe, maar ook de burgers, de volksvertegenwoordiging en de ambtenaren zelf.
  2. Om de neutrale beroepsuitoefening te borgen moet de ambtelijke leiding er op toe zien dat er – buiten de gegroeide praktijk van een enkele politiek assistent4) geen politieke benoemingen van ambtelijke functies plaatsvinden.
    De politieke neutraliteit van het ambtelijk corps brengt met zich mee dat ambtenaren ondergeschikt zijn aan de ambtelijke leiding, niet aan de politieke leiding. Tot mijn verbijstering wil de Vereniging de Nieuwe Ambtenaar (VDNA) daar een eind aan maken. Want die suggereert: “om (sommige) topambtenaren voor de zittingsduur van een kabinet direct door de ministerraad, dan wel een gewone meerderheid in de Tweede Kamer te benoemen.”5)  Voor de zittingsduur van het kabinet en de meerderheid in de Tweede Kamer: dat zou de ambtelijke top binden aan de politieke kleur van een bepaald moment. Dat zou het einde zijn van het  recht op politiek onafhankelijk vakmanschap.
  3. Tegenspraak door ambtenaren zal niet zijn ingegeven door een persoonlijk politiek oordeel maar moet gebaseerd zijn op onafhankelijk oordeel. Dat behelst zorgvuldige presentatie van de relevante feiten, visies en rechtsstatelijke beginselen. Bij een goede professionele ambtenaar doet het er dus niet toe voor welke politieke richting die in zijn persoonlijk leven kiest. Daar een probleem van maken ondergraaft juist het stelsel. De eerdergenoemde VDNA gaat nog verder en bepleit een maatregel die de toets aan grondwettelijke beginselen niet zou doorstaan: “de verplichting tot publicatie van politieke lidmaatschappen van (top) ambtenaren die actief zijn in één of meerdere politieke partijen.”
  4. De secretarissen generaal roepen via de formatietafel het kabinet op om met haar een werkklimaat te bevorderen, “waarbij medewerkers op de werkvloer hun vragen en dilemma’s bij collega’s en leidinggevenden kunnen uitspreken en samen met hen kunnen onderzoeken hoe hier het beste mee om te gaan”. Dat statement van het huidige demissionaire kabinet kan onderdeel worden van het volgende kabinetsprogramma.6)
  5. Voldoende ruimte voor interne tegenspraak maakt ambtelijk activisme – openbare tegenspraak – overbodig. Laat de politieke bezwaren komen van het parlement, uit de media en van de burgers zelf.  Openbare tegenspraak op onderwerpen waarbij de ambtenaar zelf betrokken is ondergraaft de ambtelijke professie, en is zeker in tijden van politieke polarisatie een bedreiging voor de neutrale positie van de ambtenaar.

Hans Wilmink is socioloog, oud-ambtenaar en voortrekker van Stichting Beroepseer.

 

Noten
1) De Staatscommissie over het parlementair stelsel heeft daarom een andere benoemingsprocedure voorgesteld. Dat vergt een wijziging van de grondwet ( art. 117, eerste lid, Grondwet)
Lage Drempels Hoge Dijken. Democratie en rechtsstaat in balans. Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel (2018) Boom Amsterdam pag. 216
2)  In Trouw 7 januari 2012 De onafhankelijkheid van de rechter is in het geding: https://www.trouw.nl
3)  Jonathan Soeharno, Wij hebben te weinig waarborgen. De Groene Amsterdammer 25 01 2024
4) Inmiddels heeft elke bewindspersoon een politiek assistent. In tegenstelling tot elke ‘gewone’ ambtenaar die onder hiërarchie van de ambtelijke leiding is geplaatst, valt de politiek assistent hiërarchisch direct onder de bewindspersoon.
5) Ambtenaren-leveren-vakwerk.pdf (nieuweambtenaar.nl): https://nieuweambtenaar.nl/wp-content/uploads/2024/02/Ambtenaren-leveren-vakwerk.pdf
6) Ministeries blijven uitslagen verkiezingen bespreken: www.binnenlandsbestuur.nl/carriere/ambtenaren-moeten-op-werkvloer-hun-zorgen-kunnen-uiten

Deze blog is deel 3 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 2: Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek: https://beroepseer.nl/blogs/ambtelijke-tegenspraak-past-niet-op-een-spandoek/
Deel 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl/blogs/rechtsstaat-leren-leven-met-onbehagen/

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger, door Hans Wilmink: https://beroepseer.nl

Ambtelijke tegenspraak past niet op een spandoek

De activistische ambtenaar heeft de laatste maanden veel aandacht getrokken. Zo namen ambtenaren in het openbaar stelling tegen het klimaatbeleid van de overheid en tegen de onvoorwaardelijke steun van het kabinet voor het optreden van Israël in de Gaza. In Amsterdam demonstreerden gemeenteambtenaren kort na de verkiezingsuitslag voor het behoud van grondrechten en tegen uitsluiting. Dient dit activisme de rol die de ambtenaar binnen ons rechtsstatelijk stelsel heeft? De Amsterdamse actie is het meest politiek gevoelig, door de relatie die wordt gelegd met de verkiezingsuitslag. Maar die actie richt zich niet tegen overheidsbeleid, en benadrukt de ambtelijke plichten waar het gaat om de grondrechten en het niet uitsluiten van groepen. De andere acties richten zich op overheidsbeleid waar ambtenaren ook intern verschillend over geadviseerd kunnen hebben. Ik vrees dat dit ambtelijk activisme verwarring of zelfs wantrouwen schept over de rechtsstatelijke rol van ambtenaren, bij het publiek en de politiek.
Kan het aanleiding zijn tot politieke benoemingen? Ik ga daar verder op in, maar eerst een anekdote die laat zien dat de activistische ambtenaar  van nu illustere voorgangers kent uit lang vervlogen tijden.

Ambtelijke autoriteiten
Ik herinner mij uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, mr. F.H.A.M  Kruse, toentertijd directeur generaal van de arbeidsvoorziening (arbvo). Hij werd wel mister arbvo genoemd, en gold als een autoriteit op zijn vakgebied. De NRC van 8 april 1989 schrijft bij zijn afscheid “Hij kon onverbloemd zijn mening geven, ook als hij daarmee zijn eigen minister in verlegenheid bracht”1) Ik herinner me dat minister De Koning in een interne bespreking de vraag werd gesteld wat hij van het openbare optreden van zijn dg mr. Kruse vond. Dat was in 1987 toen De Koning enkele maanden minister ad interim van Binnenlandse Zaken was, waar ik toen werkte. Naar verluidt antwoordde De Koning daarop dat hij een man met zo’n staat van dienst die al zo lang op dat terrein werkzaam was toch niet de ruimte kon ontnemen om zijn visie te geven. Een minister met veel gezag kan veel ruimte geven. In 1988 is in de ambtenarenwet een beperking opgenomen op de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren. De formulering in de wet is nogal abstract, maar een algemeen aanvaarde uitleg ervan is dat de wetgever die vrijheid  alleen wil beperken als het gaat over een onderwerp waar de betreffende ambtenaar nauw bij betrokken is.2) Die beperking, en dus ook de te betrachten zorgvuldigheid, weegt zwaarder naarmate het onderwerp maatschappelijk en politiek gevoeliger ligt, en dus ook de verantwoordelijke bestuurder een grotere kans loopt om er publiekelijk op te worden aangesproken. Naar de huidige maatstaven ging mr. Kruse hier dus zijn ambtelijke boekje te buiten.3)

Dan liever zonder ambtenaren?
Deze anekdote laat zien wat het belang is van de – overigens beperkte – begrenzing van de ambtelijke vrijheid van meningsuiting. De ambtenaar draagt feiten en visies aan, laat relevante alternatieven en consequenties zien, ook waar die een bestuurder “onwelgevallig” zijn. Hij spreekt zich uit en spreekt tegen, waar nodig. Maar steeds intern. Zodra hij dat op zijn eigen terrein ook extern en in de openbaarheid doet, kan hij tegen sancties aanlopen. Maar ook zijn geloofwaardigheid, zijn onafhankelijkheid en dus zijn professionaliteit lopen dan gevaar. Erik Pool – de leider van het programma ambtelijke tegenspraak in de rijksdienst – stelt : “Tegenspraak is goed beargumenteerd, is goed getimed, is niet alleen in de vorm van een tekst maar kan in een alternatief voorstel zijn gegoten.“4) Die tegenspraak moet de minister of wethouder dus niet in de krant lezen, en het past niet op een spandoek.

Bestuurskundige Kutsal Yesilkagit zegt in de NRC dat ambtenaren intern hun kritiek niet meer kwijt kunnen.5) Zeger van der Wal bepleit maximale ruimte voor interne tegenspraak,  maar roept op iedere stap richting een “Beamtenherrschaft” te vermijden.6)

Is het gedrag van ambtelijke autoriteiten zoals mr. Kruse niet mede een impuls geweest voor de vorming van de Algemene Bestuursdienst (ABD), waarbij de ambtelijke top verplicht werd niet langer dan zeven jaar op één functie te zitten? Dat systeem heeft tot nog meer roulatie geleid dan men wilde, uit carrièreoverwegingen bleef men vaak veel korter op een functie. En er werd te eenzijdig gelet op manager-kwaliteiten ten koste van de inhoudelijke kennis en betrokkenheid. Als het ambtelijk activisme aan de hierboven aangeduide – wettelijke –  grenzen veelvuldig voorbij gaat zou dat wel eens een impuls kunnen zijn om op gevoelige onderwerpen tot politieke benoemingen van ambtenaren over te gaan. Al of niet openlijk. Het kan het streven doen herleven om het – in navolging van Pim Fortuyn –  “zonder ambtenaren” te doen, en de ambtelijke dienst grotendeels te privatiseren, bijvoorbeeld door voor projecten en  adviesklussen zzp-ers in te huren.7)

Ambtenaren, ook burgers
Buiten de bovengeschetste grenzen is de ambtelijke vrijheid van meningsuiting in beginsel onbeperkt.8) Daar geldt art. 7 van de  Grondwet voor ambtenaren net als voor alle burgers. Als de overheid in mijn omgeving een weg gaat aanleggen en ik ben daar niet ambtelijk bij betrokken, dan mag ik daar tegen ageren ook al ben ik ambtenaar. Ik mag stukken schrijven in de krant, het woord voeren op bijeenkomsten, spandoeken dragen bij een demonstratie. Dat mag ik eventueel ook “als ambtenaar” doen. Maar waarom zou ik dat wíllen doen? Is de zaak in kwestie ermee gediend als ik mij kenbaar maak als ambtenaar? Schept het geen verwarring en onvrede die de ambtelijke rechtsstatelijke rolvervulling kan schaden? Kan ik als rechtsstatelijk bewust ambtenaar niet ook een activistische burger zijn?

Hans Wilmink is socioloog, oud-ambtenaar en voortrekker van Stichting Beroepseer.

 

Noten
1)  NRC, 8 april 1989.
2) In 1988 is de beperkingsgrondslag van de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren opgenomen in art. 125a AW.67
3) Terzijde:  De laconieke reactie van minister de Koning kan mede zijn ingegeven door het feit dat de arbeidsvoorziening als directoraat generaal van zijn ministerie aan het laatste jaar bezig was: de arbeidsvoorziening werd onder zijn leiding “getripartiseerd”; een zaak van sociale partners en overheid.
De Koning gaf ruimte maar liep daarbij niet aan de leiband van zijn dg. Zie ook pagina 222 in : Bootsma, Peter. (2013) Als het niet kan zoals het moet…Jan de Koning. Een biografie. Boom.
4) https://www.binnenlandsbestuur.nl/carriere/erik-pool-pleit-voor-ambtelijke-moed
5) NRC 7 januari 2024. Stevin Derix. Mag de ambtenaar demonstreren?
6) https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/de-zoektocht-naar-heldhaftige-ambtenaren
7) Fortuyn, Pim. (1994). Zonder ambtenaren. Amsterdam, Pandora.
8) Relevant zijn vooral art. 7 GW (Grondwet), art. 125a Aw en art 10 EVRM

Deze blog is deel 2 in de serie over een rechtsstatelijk onderwerp.

Deel 1: Rechtsstaat: leren leven met onbehagen: https://beroepseer.nl

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger, door Hans Wilmink: https://beroepseer.nl

Rechtsstaat: leren leven met onbehagen

In 2020 publiceerde Hans Wilmink het boek Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger. Veel inzichten daaruit zijn zeer actueel nu de rechtsstaat een brandende maatschappelijke en politieke kwestie is. Daarom is Hans Wilmink gevraagd in 2024 elke maand voor Beroepseer te schrijven over een actueel rechtsstatelijk thema.  Reacties zijn van harte welkom en kunt u onder de blog plaatsen.

Stemming maken?
Meerdere politieke partijen doen voorstellen die in strijd zijn met de grondwet.  Dat vergt aandacht, maar moeilijker te hanteren vind ik de groeiende stemmingmakerij die het vertrouwen in rechtsstatelijke beginselen aantast. Het is een stemmingmakerij die werkt, ook letterlijk, want het leverde veel stemmen op voor enkele  partijen. Een stemmingmakerij  die een gevoel van overrompeling wil oproepen met de stelling: “Nederland weer voor de Nederlanders”.  Waarbij minderheden worden neergezet als zondebokken: migranten krijgen de  schuld van het woningtekort en van de problemen in het onderwijs. Dat dit aantoonbaar onjuist is wordt niet aanvaard. De mars door de instituties van deze stemmingmakers is begonnen: er is iemand voorzitter van de Tweede Kamer geworden die zegt dat rechters niet onpartijdig zijn. Als hij daar op aangesproken wordt zegt hij: “Ik zat toen in een andere rol, in een andere functie”. Ja dat klopt. Hij was toen lid van de Tweede Kamer. En daar wordt hij juist geacht ervoor te zorgen dat rechters en hun uitspraken geen onderwerp van de politiek worden. Dat is onrechtsstatelijk handelen, neen erger: dat is ondermijning van de rechtsstaat.

Afstraffen
We moeten ons realiseren dat lang niet alle kiezers die op deze stemmingmakers gestemd hebben onrechtsstatelijke bedoelingen hebben.
Het zal zo zijn dat veel kiezers hun onvrede hebben willen uiten over de manier waarop de laatste kabinetten op een aantal terreinen hebben gefaald, ook in de omgang met burgers en boeren. Is het dan juist ook niet een teken van kracht van ons democratisch stelsel als die ontsporingen van het overheidsgezag door de kiezers worden afgestraft? Dat lijkt mij wel. Als dat het enige was konden we ook met groot optimisme werken aan een verbetering.

Onvrede en onbehagen
Maar ik zie nog een ander aspect. Er wordt misbruik gemaakt van het onbehagen dat de rechtsstaat onvermijdelijk met zich meebrengt.
Immers, de rechtsstaat vraagt veel van haar burgers.
Ze laat een verscheidenheid van opvattingen, leefstijlen en identiteiten toe.
Dat vergt veel verdraagzaamheid, elkaar de ruimte laten, geduld.
Daarbij voorziet de democratische rechtsstaat in procedures waarbij de overheid belangen zorgvuldig afweegt. Dat doet de overheid vaak niet goed, dat hebben de recente ‘affaires’ laten zien. Maar ook in die gevallen waarin de overheid daar juist wél goed in slaagt, is de uitkomst voor veel burgers moeilijk te verdragen. Immers, men krijgt vaak niet zijn zin, met moet soms offers brengen voor het publiek belang en men moet vaak inschikken omdat ook met minderheidsbelangen rekening werd gehouden. Dat roept onvrede op, het schept onbehagen.

Daarin ligt een voedingsbodem voor een verlangen naar een rechtsorde die gebaseerd is op de eenheid van alle burgers. De grote utopieën van extreem links tot extreem rechts hebben dat gemeen, die verheerlijking en beloften van eenheid. Het geldt voor de linkse utopie van de communistische arbeidersstaat en het geldt voor de rechtse utopieën die uitgaan van het principe ‘eigen volk eerst’, of beter gezegd: ‘alléén het eigen volk’. Het is een historische ervaringsregel dat die eenheid alleen bereikt kan worden door groepen uit te sluiten. Pogingen om een rechtsorde op zo’n utopie te grondvesten eindigden dan ook meestal in een dictatuur of in onrechtsstatelijk autoritair bestuur.

De nieuwe ambtseed
De nieuwe ambtseed is helder over de rol die de ambtenaar hierin geacht wordt te vervullen.1) De ambtenaar belooft:
“Ik werk in het algemeen belang voor onze samenleving en zet mij daar volledig voor in.” De toelichting gaat in op wie deel hebben aan die samenleving.

“De ambtenaar werkt binnen dit algemeen belang voor, ofwel ten dienste van de samenleving. Het begrip samenleving is flexibel en moet hier ruim worden opgevat. Het omvat Nederlanders en niet Nederlanders. Denk hierbij aan de inwoners van onze overzeese gebieden, Nederlanders die in het buitenland werken, wonen of verblijven, en niet-Nederlanders die in Nederland werken, wonen of verblijven.

Drie perspectieven op de rechtstaat
Tegen de geschetste stemmingmakerij en openlijke of verborgen ondermijning van de rechtstaat kan tegenkracht worden gemobiliseerd, door bij de overheid én in de samenleving het besef te vergroten van de rechtsstatelijke beginselen en hun betekenis. Ik acht daarbij drie perspectieven van belang.
Allereerst het perspectief dat vertrekt vanuit de staatsrechtelijke beginselen,  in het bijzonder deze drie:  ook de overheid is aan de wet gebonden; de drie machten (wetgeving, bestuur en rechterlijke macht) opereren gescheiden en onafhankelijk van elkaar; en de burgers hebben vrijheidsrechten en sociale grondrechten.
Het gaat daarnaast over elementaire beginselen van beschaving waarin we de beginselen als rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, medemenselijkheid ook willen laten werken in het maatschappelijke en culturele leven.
Tenslotte is het kennisperspectief van belang: het besef van de waarde van betrouwbare en controleerbare methoden van kennisontwikkeling. Door de (sociale) media maar ook vaak in talkshows wordt gedaan alsof alle kennis slechts een mening is. Dat is ondermijnend. Niet alleen omdat het een  voedingsbodem biedt voor nep nieuws. Maar ook omdat het grote belemmeringen met zich meebrengt om tegenstellingen te overbruggen. Ik volg hier graag Rob Wijnberg die dit beschrijft als de kennis filosofische bom onder de bereidheid om samen te werken en vooruitgang te boeken.2)

Er komen spannende tijden aan, die ook van ambtenaren om extra zorgvuldigheid en alertheid vragen. Ik ga de komende periode iedere maand een stukje over de rechtsstaat en het rechtsstatelijke besef schrijven. Daarbij hanteer ik de drie genoemde perspectieven en sluit ik aan op de actualiteit. Ter bemoediging, ter inspiratie.

Hans Wilmink is socioloog, oud-ambtenaar en voortrekker van Stichting Beroepseer.

 

Noten
1) https://open.overheid.nl/documenten/ronl-64b3a7cef98cbb4993fd7ea1087965c0d0134ae5/pdf
2) Weinberg, Rob (2023). Voor ieder wat waars. Hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen. De Correspondent.

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger, door Hans Wilmink: https://beroepseer.nl

 

 

Analyse van DUO en algoritmeschandaal: Toets toepassing AI aan algemene rechtsbeginselen

DUO – Dienst Uitvoering Onderwijs – heeft gebruik gemaakt van een geautomatiseerd beslis ondersteunend systeem ten behoeve van de opsporing en bestrijding van fraude. Met behulp van algoritmen (een combinatie van data) wilde men misbruik in het studentenleningenstelsel opsporen en bestraffen.

Het lijkt er op dat dit systeem zeer discriminerend heeft uitgepakt. De NOS en Investico (een journalistiek onderzoeksplatform) deden navraag bij advocaten die van fraude beschuldigde studenten hebben ondersteund: van de 396 gevallen bij hen in portefeuille hadden 367 studenten een migratieachtergrond, dus 97%. Minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft naar aanleiding daarvan gelast dat DUO onmiddellijk stopt met de toepassing van dit systeem – dat al sinds 2012 wordt gebruikt – en heeft opgedragen dat men grondig nagaat wat er misging.
De schaal is minder omvangrijk dan bij de Toeslagenaffaire, maar ook hier gaat het om mensen met een laag inkomen en ook hier moeten de veronderstelde fraudeurs duizenden euro’s terugbetalen aan eerder ontvangen leningen, plus boetes. En ook hier is de bewijsvoering (van fraude) door de overheid zacht gezegd zeer gebrekkig.

Op het Verfassungsblog,  een Duits open forum over constitutioneel recht lichten academici en journalisten dit soort praktijken in diverse landen door. Sarah de Heer schrijft er een interessant stuk over deze DUO casus*) . Zij is verbonden aan de rechtenfaculteit van Lund (Zweden) en onderzoekt zogenaamde ADM systemen (Automated Decision Making).
Sarah de Heer concentreert zich in haar blog op de algemene rechtsbeginselen die bij dit type AI toepassingen (Artificial Intelligence, kunstmatige intelligentie) aan de orde zijn.

Bezoek aan huis

Het blijkt dat uiteindelijk ongeveer 1000 op basis van de geautomatiseerde selectie opgespoorde studenten bezoek  aan huis kregen van inspecteurs. De hoogte van de studielening is onder meer afhankelijk van de  vraag of men thuiswonend dan wel uitwonend is, en vooral dat zijn de inspecteurs gaan controleren. De werkwijze van de inspecteurs is vaak nogal onzorgvuldig (veel bezoeken worden afgelegd in vakanties en op tijdstippen dat de studenten afwezig zijn) en de bewijzen die ze daarbij verzamelen zijn uiterst gebrekkig (vaak inlichtingen van de buren).

Sarah de Heer geeft aan dat hier meerdere algemene rechtsbeginselen geschonden zijn: er is onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan, de motiveringsplicht is geschonden (een besluit tot terugbetaling is niet of onvoldoende onderbouwd ), het recht om gehoord te worden is niet nageleefd, het recht op verweer dat de betrokkenen toekomt wordt door dit alles belemmerd.
Daar komt bij dat men gebruik gemaakt heeft van data die gezien worden als risico-indicatoren, (zoals leeftijd, opleidingsniveau, diverse adresgegevens) zonder dat helder is wat dat risicoprofiel per individu betekent. Sarah de Heer acht dat vanuit het beginsel van rechtsgelijkheid discutabel.

Indirecte discriminatie

Sarah de Heer laat zien dat dit gebruik van persoonsgegevens en persoonsregistraties indirecte discriminatie teweeg kan brengen, maar ze trekt niet de conclusie dat het gebruik van algoritmen en AI door publieke instellingen gestopt zou moeten worden. De toepassingen van de systemen waar het hier om gaat dienen op zichzelf een goed doel: zorgen dat uitkeringen en voorzieningen terecht komen bij de mensen voor wie ze zijn bedoeld. De behoefte aan dit type toepassingen zal bij grote uitvoeringsorganisaties alleen maar toenemen, niet alleen in Nederland. De tekortkomingen die daarbij aan het licht komen zijn niet typisch Nederlands en vergen internationale aandacht.
De toepassingen van dit type algoritmen zijn zeer foutgevoelig en kunnen zeer ondoorzichtig zijn in hun uitwerking.

Vier aanbevelingen

Zij doet daarom vier aanbevelingen. Punt een: zij die met deze toepassingen werken moeten de uitwerking ervan goed kunnen doorgronden. Dat Is complex en vergt intensieve en goede training. Op Europees niveau wordt er gewerkt aan wetgeving die deze “AI literacy” als eis opneemt. Punt twee: voorkom en bestrijdt tunnelvisie waarbij de overheidsfunctionarissen alleen de bewijzen voor  hun eigen gelijk opnemen. Laat contra-bewijs (en verweer) toe bij de uitvoering. Punt drie: geen toepassing van algoritmen zonder wettelijke basis, een interne regeling van een uitvoeringsorganisatie (zoals bij DUO) mag niet voldoende zijn. Punt vier: zorg voor goede data en stel de openbaarmaking van gebruikte meta-data verplicht.
Dat is zeker nodig voor de data die gebruikt worden ten behoeve van de profilering, omdat dat zeer discriminatie gevoelig is en bij onzorgvuldig gebruik fundamentele burgerrechten aantast.
De openbaarmaking maakt het debat over de beperkingen en gevaren mogelijk en zal de zorgvuldigheid en kwaliteit kunnen vergroten.

*) A Scandal on AI in Administration, AgainFortifying Fundamental Rights in the Age of AI, Sarah de Heer, Verfassungsblog, 25 juli 2023: https://verfassungsblog.de/a-scandal-on-ai-in-administration-again/

Hans Wilmink is voortrekker van Stichting Beroepseer

 

U P D A T E

AI op de werkvloer: DTC en politie delen tips, Digital Trust Center, Ministerie Economische Zaken, 5 december 2023: www.digitaltrustcenter.nl/nieuws/ai-op-de-werkvloer-dtc-en-politie-delen-tips

Waarom nauwkeurige algoritmes er toch vaak naast zitten, door Joran van Apeldoorn, Bits of Freedom, 7 september 2023: www.bitsoffreedom.nl/2023/09/07/waarom-nauwkeurige-algoritmes-er-toch-vaak-naast-zitten/

 

Afbeelding bovenaan is van herbinisaac

Ongetemde problemen en een getemde overheid

Hans Wilmink reageert op het interview met Erik Gerritsen in De Correspondent van 22 december 2021: Amateurisme? Paniekvoetbal? Onkunde? Gerritsen was tot 1 juni 2021 secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en laat je heel anders kijken naar de aanpak van de coronacrisis. De Correspondent waarschuwde dat je na het lezen van het interview wel eens milder zou kunnen gaan denken over het Nederlandse coronabeleid.

Hans Wilmink:

De laatste jaren – mede door de spanningen over de aanpak van de pandemie – is het vertrouwen in de overheid tot een ongekend laag niveau gedaald.
Erik Gerritsen – tot 1 juni 2021 de hoogste ambtenaar op het ministerie van VWS – geeft in een interview in De Correspondent daarvoor twee verklaringen.[1] Hij beschrijft de pandemie als een typisch voorbeeld van een ‘ongetemd’ probleem: een probleem dat zich niet laat vangen met een enkelvoudige oorzaak en gevolgbenadering. Er zijn vele variabelen die op dit probleem inwerken, het probleem verandert voortdurend, het kent geen ‘eindpunt’ en geen oplossingen. Er zijn bovendien vele visies hoe het probleem te bestrijden en bij de oplossing ervan hebben we te maken met diverse deels onverenigbare belangen. Je kunt het dus nooit goed doen.

Een tweede probleem is volgens hem de overdreven verwachtingen die de burger heeft van de overheid. De burger verlangt bijna een almachtige overheid. Dat leidt onvermijdelijk tot alsmaar weer nieuwe teleurstellingen voor de burger, en dus tot een daling in het vertrouwen. Gerritsen schetst hoe ver het ministerie van VWS afstaat van die almachtige overheid. Het ministerie gaat bijna niet meer over de zorg waar de minister wel verantwoordelijk voor wordt gehouden.

Een ontmoedigend introductiedossier

Stel je voor dat dit interview met Gerritsen wordt ingevoegd in het introductiedossier voor  de nieuwe bewindslieden. Met als welkomstwoord: Dames en heren, u gaat nu werken aan problemen die niemand kan oplossen, en meerderen van u worden verantwoordelijk voor zaken waar u niet over gaat. Mogelijk dat een groot deel van hen na deze introductie direct zijn of haar biezen pakt. Zeker als ze terugdenken aan de misstanden in het overheidsoptreden waarover juist de laatste tijd veel aan de oppervlakte is gekomen. Meerdere bewindslieden zullen ook daarover iets aantreffen in hun introductiedossier.

Denk aan de alsmaar door etterende toeslagenaffaire, de slechte afwikkeling van de aardbevingsschade, de meedogenloze omgang met schulden en boetes. Er zijn signalen over de gebrekkige uitvoering van de participatiewet, over willekeur bij de keuring voor arbeidsgeschiktheid.[2] Maar niet alleen waar het voorzieningen voor individuele burgers betreft zijn grote gebreken aan het licht gekomen. Ook bij de afwegingen van collectieve belangen – een andere pijler van de publieke zaak – is het overheidsoptreden nogal eens onzorgvuldig.
Ik noem drie voorbeelden. De Mijnraad – een onafhankelijk adviesorgaan – stelde in 2018 vast dat de modellen waarop de berekeningen voor de gasboringen destijds werden gebaseerd veel meer onzekerheden te zien geven dan door politiek en bestuur werd toegegeven.[3] Bij de aanleg van een windmolenpark in Midden-Groningen stelde de toenmalige burgemeester dat de betrokkenheid van de bewoners vrijwel nihil geweest is. Betrokken burgers zelf verklaren daarover in een tv-rapportage dat de overheid de inspraakmomenten slechts plichtmatig hanteerde, puur om het vinkje te kunnen zetten bij de stappen in de procedure waar de Raad van State op let bij haar marginale toetsing.[4]
Het had er inderdaad alle schijn van. Er zijn grote twijfels of er bij de komst van de drie grote datacentra in Nederland wel sprake zal zijn van een verantwoorde belangenafweging gezien de grote lokale, regionale en nationale belangen.

Nieuwe moed

Maar zo kunnen we onze nieuwe bewindslieden toch niet aan hun werk laten beginnen?
Over de geschetste misstanden en gebreken zijn diverse rapporten verschenen, ook van parlementaire onderzoekscommissies. In de inwerkdossiers treffen de betreffende bewindslieden vast en zeker de belangrijkste aanbevelingen en verbetermogelijkheden aan. Dat ga ik hier niet proberen over te doen, laat staan beter te doen. Maar een moedgevend weerwoord tegen die theorie over de ongetemde problemen (wicked problems) lijkt me toch zeker op zijn plaats.

Ten eerste: de machteloosheid die Erik Gerritsen tentoonspreidt is misplaatst. Immers, de door hem geschetste positie van het ministerie van VWS is geen onomkeerbaar natuurverschijnsel. Het is een gevolg van het beleid van de overheid zélf, van de verregaande decentralisaties en privatiseringen uit het verleden. De positie van de minister kan op onderdelen – bijvoorbeeld voor mogelijke pandemieën in de toekomst – worden verbeterd. Dat geldt ook voor andere ministeries op andere terreinen van het overheidsbeleid. Bijvoorbeeld ten aanzien van de eerdergenoemde vestiging van grote datacentra. Het nieuwe regeerakkoord speelt daar dan ook al op in, het wil de landelijke regie en de toelatingscriteria aanscherpen.
En dat ‘leerstuk’ over de ongetemde problemen? Gerritsen zal het zeker niet zo hebben bedoeld, maar het komt nogal over als een vlucht voor publieke verantwoordelijkheid.
In ieder geval leidt het tot een volkomen onnodige en onverantwoorde ontmoediging om aan de publieke zaak te werken.

Wicked problems of een wicked theorie?

De theorie over ongetemde problemen (wicked problems) werd in 1973 geïntroduceerd door Horst Rittel en Melvin Webber.[5] De auteurs analyseren de problemen waar professionals in het publieke domein mee te maken hebben en schetsen deze aan de hand van tien kenmerken, die overigens onderling nogal overlappen. Het komt neer op het volgende: wicked problems zijn problemen die niet met een enkelvoudige oorzaak en gevolg benadering zijn op te lossen, die vaak uniek zijn en dus niet met andere al bekende problemen te vergelijken zijn. Ze geven aan dat het bij deze problemen bovendien gaat om ethische vragen van goed of kwaad en van wel of niet rechtvaardig. Het is volgens hen niet mogelijk de daar achterliggende waarden en waarderingen te overbruggen met een overkoepelende benadering, omdat onze samenleving daarvoor te verdeeld geworden is.

Vanuit twee gezichtspunten vind ik dit een verbijsterend kortzichtige benadering. In de eerste plaats vanuit het gezichtspunt van de kennisleer. Welke opvatting over kennis en wetenschap steekt hier bij Rittel en Webber achter? Heel kort gezegd komt het hierop neer: kennis is alleen kennis als het tot onbetwistbare, bewezen uitkomsten leidt. Dat is een volstrekt achterhaalde opvatting over wetenschap en kennisontwikkeling.
De wetenschap erkent juist onzekerheid. Dat niet eenduidige karakter van problemen en de moeilijkheid om probleem en symptoom te onderscheiden is al heel lang dagelijkse kost voor wetenschappers. Ik laat hierover een wetenschapper aan het woord, nu minister in het huidige kabinet: “Eén van de grote giften van de wetenschap is de omarming van onzekerheid”. En: “Inzicht begint pas bij de realisatie van wat je allemaal niet weet. Het pad naar de waarheid kent vele haarspeldbochten en gaat soms door dikke mistwolken”.
Dit komt uit de Abel Herzberg lezing (2019) van Robbert Dijkgraaf, nu minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.[6]

Het is de wetenschappelijke methode en het zijn de normen voor een ordentelijke en open proces van kennisontwikkeling die er ondanks alle onzekerheden voor zorgen dat een wetenschappelijke uitkomst meer is dan een willekeurige mening van iemand. Mede daarom betekenen de onzekerheden niet dat we moeten berusten in een fatalistische houding. Opnieuw een citaat uit de lezing van Robbert Dijkgraaf: “Het is ons voorrecht en onze plicht de wereld te bevragen, te beschrijven, te onderzoeken en naar vermogen te begrijpen. En, nog belangrijker, ervan doordrongen te zijn dat de wereld begrepen kan worden. Ik zou zelfs willen zeggen, wil worden.”
Nu het tweede gezichtspunt: hoe kijken Rittel en Webber naar de publieke zaak? Kort samengevat als volgt: anders dan in de vroeger meer homogene samenleving kun je in de moderne en verdeelde samenleving de verschillen in waarden en waarderingen niet meer overbruggen met een ‘gedeelde theorie’. Dat getuigt van een zeer beperkte en fatalistische opvatting over de rol van de overheid en de behartiging van publieke belangen. Waar en in welke tijd plaatsen Rittel en Webber die homogene samenleving? Dat is in hun artikel niet helemaal duidelijk. Die homogeniteit is er al heel lang niet meer – als die ooit bestaan heeft – en het is juist de kernopdracht van de rechtsstatelijke overheid om zorgvuldig te leren omgaan met die verschillen in waarden en belangen. [7]

Doen we maar wat?

Waar het stuk van Rittel en Webber nogal fatalistisch overkomt – we kunnen die wicked problems niet tot een aanvaardbare oplossing brengen – schiet Erik Gerritsen met kracht een andere kant op. Kijkend naar de prestaties van zijn ministerie bij het bestrijden van de pandemie geeft hij op verschillende onderdelen drie kwalificaties: een topsucces, topprestatie, een geoliede machine.
Op de vraag hoe je moet beoordelen of de ongetemde problemen goed behandeld zijn heeft hij eigenlijk maar één antwoord: je moet kijken of ze goed hebben geïmproviseerd. Hij zegt dus nog net niet: we doen maar wat.

Behoorlijk bestuur en professionele ambtenaren

Gelukkig is er wel degelijk een meer systematische en professioneel te verantwoorden benadering mogelijk. Pieter Vermaas en Udo Pesch van de TU Delft bespreken in een artikel uit 2020 de benadering van Rittel en Webber en stellen dat dit type problemen weliswaar niet eenduidig is op te lossen, maar dat je ze wel degelijk systematisch en planmatig kunt benaderen en een ontwikkeling kunt inzetten die tot geleidelijke verbetering leidt.[8] Zij schetsen dit als een nieuwe vorm van ontwerpplanning. Ook de verschillende belangen en ethische waarden van betrokkenen kunnen worden meegenomen in een werkwijze die feedback organiseert, en die geleidelijk en stapsgewijs tot resultaten leidt.

Ook de benadering van de zogenaamde publieke waarde creatie is in dit verband interessant, de public value benadering van Mark Moore, hoogleraar aan de Kennedy School of Management van Harvard University. Deze benadering maakt de spanningen tussen verschillende waarden en belangen zichtbaar, en tot onderwerp van open dialogen tussen stakeholders en bestuurders. Dat brengt geen definitieve oplossingen van ongetemde problemen, maar het biedt perspectieven om ondanks de spanningen toch tot een resultaat te komen. Het is een aanpak die in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is uitgewerkt aan de hand van voorbeelden uit de – gemeentelijke – praktijk.[9]
Maar vóórdat Gerritsen aan zijn baan bij VWS begon heeft hij zelf ook een aanpak voor het behandelen van ongetemde problemen uitgewerkt in zijn proefschrift (2011).[10] Daarin onderbouwt hij hoe je ook in een bestuurlijke omgeving waar het gaat om machtsverhoudingen toch via een veranderkundige aanpak, lerende processen tot stand kunt brengen.

Open eind

Echter, geen enkele benadering kan ervoor zorgen dat alle belangen gelijkelijk worden gediend en dat de uiteenlopende waardeoordelen volledig tevreden worden gesteld. De publieke belangenbehartiging ontkomt er niet aan dat er altijd een ‘open eind’ blijft. Juist daarom is de overheid gebonden aan rechtsstatelijke normen. Juist daarom moeten politici en ambtenaren verantwoord leren omgaan met de ingewikkelde en vaak storend tijdrovende mechanismen die de rechtsstaat met zich meebrengt, zoals checks and balances, de machtenscheiding, de onafhankelijke rechtspraak die de burgers beschermt, de kritische adviesorganen met onafhankelijk oordeel en open en responsieve overheidsinstellingen.[11]

Het kan verhelderend zijn om de normen die gelden voor behoorlijk bestuur eens systematisch te vergelijken met de normen die worden gehanteerd in de wetenschap en ten behoeve van een ordentelijke kennisontwikkeling. Denk aan beginselen als: kies een onafhankelijke opstelling, wees zorgvuldig en doe goed feitenonderzoek, neem daarin de diverse invalshoeken mee, laat de gekozen aanpak ook zien en leg daarover verantwoording/rekenschap af zodat deze vatbaar is voor kritiek en debat. Ik schat in dat je dan tot de ontdekking komt dat de normen voor behoorlijk bestuur, de normen voor kritische kennisontwikkeling én de vereisten voor professioneel handelen nogal in elkaars verlengde liggen. Behoorlijk bestuur vergt professionele ambtenaren die een gevolgde benadering kunnen en willen verantwoorden.

Nieuwe bestuurscultuur: politieke scoringsdrift temmen

Erik Gerritsen kaart in het interview met De Correspondent een ander punt aan dat in dit verband niet onbesproken kan blijven. Hij zegt dat je als minister moeilijk eerlijk kunt zijn over de onzekerheden die achter het beleid of een maatregel zitten, want voor je het weet heb je een motie van wantrouwen aan je broek. Dat leidt er in Den Haag toe dat ‘de illusie van beheersing’ hoog wordt gehouden.
Hij heeft debatten in de Tweede Kamer vaak ervaren als een soort show en stelt dat het bij vragen van de Tweede Kamer te vaak niet gaat om het antwoord maar om de vraag, dus om de exposure die de vraag biedt. Een citaat uit het interview: “Met iets meer ingetogenheid, en als je je concentreert op de dingen die er echt toe doen, de vragen die gesteld moeten worden, die ons pijn doen omdat ze terecht zijn, dan denk ik dat 10 procent van de vragen overblijft”. Dat kun je lezen als een oproep om de overheid te temmen, althans wat de politieke scoringsdrift in haar hoogste orgaan – het parlement – betreft.
Gerritsen staat daarin niet alleen. Het is heel zichtbaar dat het politieke debat weinig ruimte laat voor een echt inhoudelijk debat over de publieke belangenafwegingen. Misschien laat de lokale politieke omgeving waar hij ten tijde van zijn proefschrift mee te maken had daar meer ruimte voor dan de nationale omgeving. Hij schetst dat in die nationale politieke omgeving leren en rekenschap afleggen worden verdrongen door afrekenen. De frustratie daarover zal zijn uitspraken in dit interview nogal gekleurd – of verkleurd – hebben.

Recht op ambtelijk vakmanschap

Als we die signalering van Gerritsen serieus nemen dan moeten we vaststellen dat de eerder in dit stuk bepleite open verantwoording van de publieke afwegingen een nieuwe bestuurscultuur vergt, en een meer open en op de inhoud gerichte politieke debatcultuur.
De tendensen richting polarisatie en versnippering stuwen precies de andere kant op. Maar dat kan juist ook de tegenkrachten mobiliseren, en daar moeten we toch naar vermogen toe bijdragen? We putten hoop uit de signalen die daarover ook uit de kring van het parlement komen.[12] En ook uit de ervaringen en ambities op dit vlak die vooral enkele nieuwe bewindslieden meenemen naar het landsbestuur.
Dit alles onderstreept het belang om juist nu ook vanuit ambtelijke kring te laten zien wat ambtenaren nodig hebben om het publiek belang beter en professioneler te bedienen.
Daarom voert de Stichting Beroepseer nu een onderzoek uit naar het recht op ambtelijk vakmanschap, in opdracht van het Arbeidsmarkt– en Opleidingsfonds Rijk (A+O fonds Rijk) en in samenwerking met de vakbonden.[13] Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) plaatste het bevorderen van ambtelijk vakmanschap prominent op de departementale agenda.[14]
Gerritsen doet een oproep die we daarbij ter harte moeten nemen. Die staat niet in het interview met De Correspondent, maar wel in zijn proefschrift. Ik citeer de volgende aanbeveling: “Gewoon stappen voorwaarts zetten en verantwoordelijkheid nemen in een democratisch gelegitimeerde context. Iedereen kan dit doen op alle niveaus”.

Noten

[1] Amateurisme? Paniekvoetbal? Onkunde? Deze oud-baas van VWS laat je heel anders kijken naar de aanpak van de coronacrisis, door Michiel de Hoog, Maurits Martijn en Anne de Blok, De Correspondent: https://decorrespondent.nl

[2] Uitkeringsinstantie UWV kauwt voor, de rechter slikt door, en de burger is de dupe, Jean Louis van Os, Opinie en debat Volkskrant 4 januari 2022.

[3] Advies van de Mijnraad uit juli 2018. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 33529 nr. 491

[4] NPO 2 DOC zondag 13 oktober. Tegenwind. Het verdriet van de Veenkoloniën.

[5] Horst W. J. Rittel and Melvin M. Webber, Dilemmas in a General Theory of Planning, Policy Sciences 4, no. 2 (1973): 155–69, DOI: https://doi.org/10.1007/ bf01405730

[6] Kennis onder vuur. 30e Abel Herzberglezing Robbert Dijkgraaf Zondag 15 september 2019: www.robbertdijkgraaf.com/pdf/Publicaties%20lezingen/Herzberglezing%20Dijkgraaf%20DEF.pdf

[7] Karl Popper stelt dat zo’n homogene samenleving al duizenden jaren niet meer bestaat en een veel misbruikt en onrealistisch verlangen naar eenheid is dat hij kenschetst als tribalisme.

[8] Vermaas, Piter E. and Pesch Uno, Revisiting Rittel and Webber’s Dilemmas: Designerly Thinking Against the Background of New Societal Distrust, The Journal of Design, Economics, and Innovation Vol. 6, No. 4, Winter 2020 Copyright © 2020, Tongji University and Tongji University Press. Publishing services by Elsevier B.V.

[9] Torre, L van der, Douglas,S.,&Hart, Paul’t (2018). Werken aan publieke waarde. Leren van en voor gemeenten.
DenHaag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

[10] De slimme gemeente nader beschouwd: Hoe de lokale overheid kan bijdragen aan het oplossen van ongetemde problemen (uva.nl): https://dare.uva.nl/search?identifier=bccf2d78-b8c4-45e6-b8ff-4e1d604b0274

[11] Ik heb dat eerder uitvoeriger verdedigd in een essay: Wilmink, Hans. (2020). Voorbij Boos en Achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger. Stichting Beroepseer.

[12] Een inspirerend en bemoedigend voorbeeld is het boek van Pieter Omtzigt. Omtzigt, Pieter (2021). Een nieuw sociaal contract. Amsterdam, Prometheus.

[13] https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/gestart-onderzoek-naar-het-recht-op-ambtelijk-vakmanschap/

[14] https://grenzeloossamenwerken.pleio.nl/cms/view/da1fac84-a71d-4122-b3f6-0e629f364ce7/de-gids-ambtelijk-vakmanschap

 

Dit artikel van Hans Wilmink verscheen eerder op online Platform Overheid, 20 januari 2022: https://platformoverheid.nl

Hans Wilmink is socioloog, oud-ambtenaar en voortrekker van Stichting Beroepseer.  In april 2020 verscheen zijn essay: ‘Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger’.

 

Afbeelding bovenaan is van Mohamed Hassan