Stel de leraar in staat zich op de kern van zijn beroep te richten
Extra geld voor het onderwijs kwam nauwelijks terecht bij leraren, schrijft Klaas van Veen in dagblad Trouw. Van Veen is hoogleraar onderwijskunde en vice-decaan van de Faculteit Gedrags- & maatschappijwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Enkele decennia geleden kregen schoolbesturen meer autonomie en financiële verantwoordelijkheid. Er werd een ‘lumpsum’ toegekend: een grote zak geld, waarover besturen nauwelijks verantwoordelijkheid hoefden af te leggen aan de minister. De lumpsum leek een goed beheersingsmechanisme, maar het gevolg was dat grote organisaties een te grote financiële vrijheid kregen. Dat leidde tot grote, eigen gebouwen voor het bestuur of spannende beleggingsavonturen op de financiële markten. Het leidde ook tot een manier van denken en werken waarbij leraren als grootste kostenpost worden gezien, en kostenbesparing als doel.
Financiële reserves
Dat is natuurlijk de omgekeerde wereld. Scholen met grote financiële reserves. Onbenut geld dat leraren goed kunnen gebruiken. Bij de Algemene Onderwijsbond (AOb) wilde men wel eens weten om welke bedragen het gaat. Met een beroep op de Wet Openbaarheid van bestuur (WOB) door het Onderwijsblad van AOb heeft de Onderwijsinspectie een lijst vrijgegeven die voor alle 1330 schoolbesturen en 152 samenwerkingsverbanden laat zien of en hoeveel ze aan mogelijk overmatige reserves hadden eind 2019.
Eind januari 2021 publiceerde de Onderwijsinspectie de nieuwste Financiële Staat van het Onderwijs. Daarin wordt becijferd dat in 2019 schoolbesturen en samenwerkingsverbanden opgeteld 1,4 miljard euro aan publiek eigen vermogen hebben boven de signaleringswaarde voor ‘mogelijk bovenmatige reserves’. Voor elke organisatie geldt sinds vorig jaar een eigen norm, die de inspectie berekent aan de hand van twee formules: eentje voor alle schoolbesturen en eentje voor samenwerkingsverbanden
Het Onderwijsblad vroeg de onderliggende lijst met berekeningen per instelling. Die is nu openbaar gemaakt, zodat iedereen de cijfers over de eigen instelling kan nazoeken. De cijfers weerspiegelen de stand van zaken op 31 december 2019. Inmiddels zijn we een volledig boekjaar verder, waarin er natuurlijk veranderingen kunnen zijn. De nieuwe jaarcijfers over 2020 worden bij veel instellingen de komende maanden vastgesteld en moeten uiterlijk per 1 juli 2021 bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ingeleverd zijn.
Op de site van AOb staat een overzicht met tabellen van het vermogen van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden: Hoe rijk is mijn schoolbestuur (in 2019)?
Excessieve beloningen
In NRC van 28 maart 2021 komt Douwe van der Zweep, bestuurder van AOb aan het woord waarin hij ervoor pleit dat onderwijsbestuurders onder dezelfde CAO moeten vallen als hun personeel: “Nu wordt er met twee maten gemeten. Je moet belastinggeld eerlijk verdelen”. Zijn voorstel wordt gesteund door een meerderheid in de Tweede Kamer.
Uit onderzoek van NRC blijkt dat excessieve beloningen in het onderwijs zijn afgenomen sinds de Wet normering topinkomens (WNT) – ook wel bekend als de balkenendenorm – in 2013 van kracht werd. In 2018 overtraden nog zes bestuurders de WNT, die in dat jaar op 194.00 euro lag. Over 2019 worden zes gevallen onderzocht.
De best verdienende bestuurder in het hoger onderwijs is Anton Pijpers, collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht. Hij verdiende in 2019 229.978 euro. Edo de Jaeger van het ROC van Amsterdam is de best betaalde bestuurder in het mbo. In 2019 ontving hij 208.422 euro – bijna 15.000 euro boven de balkenendenorm. Hij voldoet toch aan de regels omdat hij zijn bezoldiging stapsgewijs afbouwt tot aan een ministerssalaris. Rob Neederkoorn, voorzitter van het Platform medezeggenschap MBO, noemt De Jaegers bezoldiging desondanks ‘exorbitant’.
Professionele autonomie
In plaats van de leraren als kostenpost te beschouwen, keren we de onderwijsstructuur om. Flip the system wordt dat genoemd. Hoe dat kan wordt uitgelegd in het boek Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! (2015) van René Kneyber en Jelmer Evers. In februari 2021 verscheen het boek Leraar, durf te claimen waarin Thijs Roovers en Jan van de Veen het alternatieve onderwijsstelsel presenteren waarin leraren gezamenlijk de regie hebben over hun eigen beroep en een vaste stem bij het maken van onderwijsbeleid.
Klaas van Veen pleit in zijn artikel ook het roer om te gooien. De klassen op de scholen zijn te groot en dat is niet gebaseerd op een onderwijskundig principe maar op het besparen op het aantal leraren. Nederlandse leraren geven in vergelijking met hun Europese collega’s al gemiddeld per week de meeste lesuren. Zij worden lesboeren, die door te grote klassen en veel lesuren nauwelijks tijd hebben om het individuele leerproces van leerlingen te monitoren en begeleiden. Het zorgt er ook voor dat leraren nauwelijks de tijd en ruimte hebben om hun eigen vak te onderhouden, laat staan het eigen onderwijs te verbeteren.
Van Veen haalt de woorden aan van een kleuterjuf die opmerkte dat er in het onderwijs dringend “minder bureaucratie en meer autonomie” nodig is. Hij vervolgt: “Concreet betekent dat ingrijpen in de organisatiestructuur in het basis- en voortgezet onderwijs. Het gaat dan om minder lesuren, zoals bijvoorbeeld in onderwijsmodelland Finland, waar de leerlingen om 13.00 uur naar huis gaan en de leraren de tijd hebben om te werken aan hun onderwijs. Het gaat om kleinere klassen.
Het gaat ook om professionele autonomie en ruimte, dat leraren kunnen beslissen over waar ze verstand van hebben, namelijk lesgeven. En het gaat erom dat het onderliggende mechanisme wordt veranderd: geen lumpsumfinanciering en geen schoolbesturen die zoveel inhoudelijke en financiële beslissingen kunnen nemen”.
Tijd voor focus
Tot die conclusie is ook de Onderwijsraad gekomen, gepubliceerd in het adviesrapport: Tijd voor focus (25 maart 2021). De Onderwijsraad bedoelt daarmee meer focus op de eigenlijke werkzaamheden van de leraar én investering in meer handen in en om de klas. De raad constateert dat er teveel verantwoordelijkheden op de schouders van individuele leraren liggen. Daardoor komen leraren basisonderwijs niet meer toe aan de kern van hun vak: het geven en ontwikkelen van onderwijs. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. De Onderwijsraad heeft die advies uitgebracht op verzoek van de Tweede Kamer.
Voorzitter Edith Hooge en secretaris-directeur M. van Leeuwen van de Onderwijsraad schrijven in het Voorwoord:
“Het beroep van basisschoolleraar staat onder druk die vooral op individuele schouders lijkt te rusten. Leraren basisonderwijs in Nederland voeren beduidend minder gesprekken over hun werk met collega’s en steken veel minder uren in teamwerk dan hun Europese collega’s. Ook blijken zij kampioenen in administratie: hier besteden zij twee keer zoveel tijd aan als collega’s in andere landen. Tegelijkertijd wordt steeds meer verwacht van basisschoolleraren: wensen vanuit de politiek en samenleving zorgen voor druk om het onderwijs te verbreden met nieuwe vakgebieden en onderwerpen, en zij moeten meer dan voorheen de ontwikkeling en vorderingen van leerlingen bewaken en bijhouden
Het wekt dan ook geen verbazing dat basisschoolleraren grote werkdruk ervaren en onvoldoende tijd hebben voor de kern van hun vak: onderwijs ontwikkelen en geven. Het huidige lerarentekort versterkt de hoge werkdruk, maar veroorzaakt het ook. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: het beroep van leraar basisonderwijs wordt minder aantrekkelijk, het lerarentekort loopt op en daarmee komt onderwijskwaliteit steeds meer onder druk.
Om deze negatieve spiraal te doorbreken stelt de Onderwijsraad met dit advies Tijd voor focus voor dat leraren basisonderwijs anders te werk gaan. Hun gemiddelde lestaak moet omlaag zodat zij meer tijd kunnen steken in die andere belangrijke delen van hun vak: voorbereiding, evaluatie en onderwijsontwikkeling samen met collega’s. Hiervoor is focus nodig: leraren(teams) moeten hun prioriteiten scherper stellen, hun werkzaamheden beter verdelen en deze gerichter uitvoeren.
Leraren hoeven ook niet allemaal hetzelfde te doen en het totaal aan activiteiten kan beter worden verdeeld onder hen en vakleerkrachten, specialisten en onderwijsassistenten. Dat kunnen zij niet alleen, hun schoolleiders en bestuurders moeten hierop sturen en hen hierin faciliteren. Dit betekent per saldo wel dat er meer mensen nodig zijn in en om de klas. Daarom vindt de raad dat de Rijksbekostiging structureel omhoog moet, zodat scholen meer mensen kunnen aantrekken”.
Het Voorwoord van Tijd voor focus begint met een citaat van de Amerikaanse kunstschilder Mark Rothko:
“Many of those who are driven to this life are desperately searching for those pockets of silence where we can root and grow”
Voor Rothko was het proces van schilderen een intense ervaring. “Zo heeft ook het werk van de leraar gerichtheid nodig: Noodzakelijke keuzen en duidelijke afbakeningen in tijd en activiteit die de leraar in staat stellen zich op de kern van zijn vak te richten en zodoende monumentaal werk te leveren”, aldus Hooge en Van Leeuwen aan het slot van hun Voorwoord.
Tijd voor focus, Onderwijsraad, 27 maart 2021: www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2021/03/25/tijd-voor-focus
Weg met schoolbesturen die zoveel financiële beslissingen kunnen nemen, door Klaas van Veen, Trouw, 23 maart 2021: www.trouw.nl/opinie/weg-met-schoolbesturen-die-zoveel-financiele-beslissingen-kunnen-nemen~bb5e6831/
Hoe rijk is mijn schoolbestuur (in 2019)? 28 maart 2021: www.aob.nl/nieuws/hoe-rijk-is-mijn-schoolbestuur-in-2019/
‘Breng het salaris van onderwijsbestuurders onder in de gewone cao’, door Mirjam Remie en Thijs Niemantsverdriet, NRC, 28 maart 2021: www.nrc.nl/nieuws/2021/03/28/breng-onderwijsbestuurders-onder-in-gewone-cao-a4037601
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie