Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs
Op het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs staat een artikel van de hand van H. Minkema over Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek.
Hij noemt daarin het in januari 2006 gepubliceerde rapport Naar meer evidence-based onderwijs van de Onderwijsraad.
Het rapport was een pleidooi om het onderwijs meer evidence-based te maken als uit onderzoek mocht blijken dat een bepaalde lespraktijk of methode voordelen biedt of nadelen verkleint. Bij dit advies heeft de Raad zeker ook de (vak)didactiek op het oog: men heeft het over ‘bewezen effectieve taalmethoden’, ‘nieuwe lesboeken’ of ‘kleinere groepsgrootten’.
De Raad heeft een kennelijk vertrouwen in de brede toepasbaarheid van de resultaten van de onderwijswetenschappen: als hoofdprobleem ziet men dat die te weinig worden ‘benut’ en te weinig ‘verzameld en verzilverd’. Kortom: uit de onderwijskunde groeien prachtige bloemen. Maar waarom wil het onderwijs die maar niet plukken? vraagt Minkema zich af?
Minkema is leraar Nederlands en gepromoveerd onderwijsonderzoeker en vakdidacticus: “Als ‘mediator’ (niet mijn term) tussen onderwijs en onderzoek heb ik wel eens idee waar er kinken in de kabels zitten. Zo vind ik het jammer dat veel leraren niet of nauwelijks kennisnemen van onderwijsonderzoek, laat staan er enthousiast aan deelnemen; maar betreur eveneens dat onderwijsonderzoekers zelden ervaren zijn in of goed zicht hebben op de onderwijspraktijk. Dat van meet af uit elkaar groeien tussen beroepspraktijk en wetenschappelijke studie leidt tot een nogal ongelukkig huwelijk; het bemoeilijkt een vruchtbare uitwisseling van wensen, opvattingen en ervaringen. Daardoor houden leraren en onderwijsonderzoekers er wederzijdse karikaturen op na.
Uit mijn functie zou men misschien afleiden dat ik voorstander ben van die evidence-based benadering van onderwijsvernieuwingen, die worden ‘benut’ mits het effect ervan eerst naar wetenschappelijke maatstaven is gebleken. Maar dat is toch niet zo. Althans niet op het voor de onderwijskwaliteit belangrijke terrein van de didactiek – de manier waarop een leraar lesgeeft en als gevolg daarvan zijn leerlingen leren”.
De scholen bepalen hoe ze het onderwijs inrichten
Volgens Minkema is onderwijs geen geneeskunde. In de geneeskunde heeft de evidence based benadering al een decennium een flinke poot aan de grond: “Hartstikke interessant (mijn vrouw is internist en een pleitbezorger van evidence-based medicine). Maar op minstens twee wezenlijke punten verschillen onderwijs en geneeskunde van elkaar, hetgeen toepassing van de evidence-based benadering in de didactiek tot een hachelijke onderneming maakt.
Met mijn kritiek stel ik vast een aantal collega-onderzoekers teleur, want zij zien – met de beste bedoelingen – graag dat de resultaten van hun didactische of (toegepast!) onderwijskundige onderzoek in de praktijk worden ‘geïmplementeerd’. Maar ik vind dat noch OCW noch de wetenschap over didactische aangelegenheden gaan. Dat heeft ook te maken met het welbekende onderscheid tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’ van onderwijs: de overheid bepaalt een minimum aan ‘wat’ geleerd moet worden op school en de scholen bepalen zelf ‘hoe’ ze dat onderwijs inrichten”.
Minkema gaat verder met het benoemen van de verschillen tussen geneeskunde en onderwijs en die tussen leraren, klassen en leerlingen onderling: “Het menselijke, gevarieerde aspect – zowel van leraar als van leerling – en de daarmee samenhangende keuzes leggen in de effectiviteit van onderwijs feitelijk veel meer gewicht in de schaal dan in de geneeskunde. Omdat dat menselijke aspect vele vormen kent, vele gedaanten op hetzelfde moment in een klaslokaal, en ook nog eens wisselt over de momenten (humeur), is hier met een evidence-based protocol geen peil op te trekken. Het onderwijs is maar gedeeltelijk maakbaar of voorspelbaar, en de effectiviteit van de te maken keuzes is nauwelijks bewijsbaar. Dat betekent niet: helemaal niet. Maar aanzienlijk minder dan de evidence-based benadering ons wil doen geloven”.
Leraren zijn geen uitvoerders van andermans ideeën. Volgens Minkema kunnen…”Alleen de leraren zelf hun eigen plussen en minnen en die van hun leerlingen voldoende in ogenschouw nemen om verstandige beslissingen te nemen over ‘wat werkt’ op een gegeven moment, voor een gegeven doel”.
Ethiek ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen op beter onderwijs biedt
Maar, leraren hebben daarnaast ook een boodschap aan didactisch onderzoek: “Zoals gezegd ben ik naast leraar ook onderwijsonderzoeker en vakdidacticus, en niet voor niks natuurlijk. Net als mijn collega-onderzoekers ben ik een optimist, en meen dat er steeds verstandiger theorieën en adviezen mogelijk zijn over onderwijs en didactiek, die de willekeur overstijgen (dat is al heel wat). Daarbij moeten we domweg onze beperkingen kennen, erkennen, en ernaar handelen. Didactisch onderwijsonderzoek kan en moet relevante ideeën testen, die didactische beslissingen in de beroepspraktijk schragen. Conclusies uit dergelijk onderzoek moeten niet als ‘richtlijn’ aan de politiek worden aangeboden, of aan de schoolleiding ter ‘implementatie’. Maar ze kunnen dienen als gefundeerd ‘advies’ aan de leraren, en wel vrijblijvend. Want leraren willen best wel weten welke rekendidactiek of kaartlees-strategie of groeperingsvorm bij hun collega’s voordelen bleek te hebben boven andere – al is dat dan nog niet in hun eigen setting vastgesteld. En zij kunnen in hun eigen setting de kwaliteit daarvan beproeven, desnoods in aangepaste vorm. Dat is hun verantwoordelijkheid, niet die van de onderzoekers.
Leraren zouden van hun kant de ethiek moeten ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen biedt, kansen op beter onderwijs. En dat goed onderwijs geven meer is dan vasthouden aan gewoontes of zomaar wat aanmodderen. Het is belangrijk dat we blijven zoeken naar vormen van beter onderwijs, effectiever en efficiënter onderwijs, motiverender onderwijs.
Het is belangrijk dat leraren zich daar actief (meedoen) of passief (lezen over) in verdiepen”.
Blijven zoeken i.p.v. overgaan op evidence-based onderwijsvernieuwingen
Minkema besluit met te schrijven dat…”‘blijven zoeken’ op zichzelf ook een reden is om niet over te gaan op het implementeren van evidence-based onderwijsvernieuwingen. Want stilstand is achteruitgang. Als we morgen het protocol ‘groepsspreekbeurten’ algemeen verplichtend zouden invoeren omdat ‘uit onderzoek blijkt’ dat leerlingen er wat meer van leren dan van solistische spreekbeurten (‘significant op p=0.01, met een effectgrootte van 0,3 s.d.’), dan staat de ontwikkeling van die didactiek stil. Als onderwijzers twintig jaar geleden de didactiek van het ‘realistisch rekenen’ verplicht hadden moeten uitventen omdat dit toen onderzoeksmatig de beste optie leek, hadden we nu niet gerede aanleiding gezien om op onze schreden terug te keren en de basisvaardigheden hernieuwde aandacht te geven. Juist in de variëteit aan didactieken die leraren voor zichzelf toepassen, ook de conservatieven onder ons, schuilt de mogelijkheid tot ervaring en vergelijking. Dat is een groot goed, dat gekoesterd moet worden”.
Als we dat niet doen, dan krijgen we te maken met horrorscenario’s waarmee het onderwijs in Californië te maken kreeg. Autoriteit en vakmanschap van leraren worden daar miskend. Leerkrachten mogen alleen nog de van hogerhand voorgeschreven tekst van schoolboeken volgen.
Klik hier voor de blog Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek van H. Minkema op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 20 augustus 2012: https://onderzoekonderwijs.net