Skip to main content

Redactie Beroepseer

Ethiek, moraal en het bedrijfsleven: geen handboeken maar voorbeeldgedrag

omslag p en o actueel december 2012
Thema van het nieuwe nummer van P & O Actueel, tweewekelijks nieuwsmagazine voor personeelsbeleid, is ethiek en moraal: “In bijna alle organisaties gaat het primair om winst en performance. Toch krijgen steeds meer bedrijven oog voor ethiek en moraal. Een beetje onwennig, want hoe doe je dat eigenlijk en wat levert het je feitelijk op?”

Redacteur Basti Baroncini schrijft in zijn inleidende artikel Moraliteit bevorder je van bovenaf dat “de verschillende crises waar we ons momenteel in bevinden  – de klimaat-, krediet-, voedsel-, onderwijs- en vertrouwenscrisis bijvoorbeeld – voor een deel hun oorsprong vinden in moreel falen van werknemers.
We lezen in de krant dat bedrijven zich anders gedragen dan we als samenleving zouden willen. Bonussen bij woningbouwcorporaties en diplomafraude op hogescholen bijvoorbeeld. Daar zijn in de praktijk bijna altijd mensen bij betrokken die keuzes hebben gemaakt waar we achteraf vraagtekens bij kunnen zetten”.

De vraag is hoe je moraliteit bij werknemers bevordert?  Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat mensen zich tijdens het werk al morele vragen stellen, in plaats van achteraf, wanneer het leed is geschied?

Volgens Albert Jan Stam, theoloog en organisatieadviseur groeit de aandacht voor moraliteit op de werkvloer: “Enerzijds zijn er de organisaties die een scheve schaats hebben gereden en door interne of externe toezichthouders gedwongen worden aan waarheidsvinding te doen. Dat zijn er steeds meer omdat er, ook door de media, steeds meer aandacht voor is. Anderzijds zie je dat meer en meer ondernemingen preventief nadenken over ethiek: ‘Wat er bij die hbo-instellingen gebeurt is vervelend, maar hoe zit het eigenlijk bij ons?’ Maar overdrijven hoeven we het ook weer niet. Verreweg de meeste aandacht gaat binnen organisaties uit naar zaken als effectiviteit en efficiëntie; de meeste managers zien reflectie nog steeds als zonde van de tijd”.

Voorbeelden en tips om met ethiek aan de gang te gaan zijn nuttig, maar zonder voorbeeldgedrag aan de top heeft het allemaal weinig zin, aldus de Tilburgse hoogleraar bedrijfsethiek Wim Dubbink: “Zonder interne rechtvaardigheid is er ook geen rechtvaardigheid naar buiten toe. Geen morelere werknemers dus wanneer bestuurders aan vriendjespolitiek doen, niet transparant zijn, niet luisteren naar de werkvloer en veel te hoge bonussen toucheren”.
Het mechanisme is simpel: “Psychopaten daargelaten heeft iedereen een besef van goed en kwaad. Maar wanneer er een botsing is van belangen  – de belangen moraal en zelfbehoud bijvoorbeeld – dan komen er excuses en rationalisaties: ‘Ik bedonderde die klant, maar de hele sector deed het’ bijvoorbeeld. Ik praat het niet goed, maar wanneer je als bestuurder zelf niet eerlijk bent, geef je mensen wel een heel makkelijk excuus in handen om het zelf ook niet zo nauw te nemen. Morele moed betekent: je sterk maken tegen deze excuses”.

De afgelopen jaren heeft menig bedrijf een handboek ethiek geschreven. Maar dat helpt helemaal niet, zegt Dubbink: “Je zou dat oude vrouwtje naast het stoplicht niet moeten beroven omdat je bang bent voor straf, maar omdat je er intrinsiek van overtuigd bent dat het niet mag. Wat er gebeurt met een ethisch handboek, is dat werknemers zeggen: ‘Kijk, er staat geen regel in het boek dat mijn gedrag verbiedt. Dus het mag’. Bedrijven denken dat ze op de goede weg zijn met ethische handboeken. Maar het is juist omgekeerd: het maakt van werknemers berekenende in plaats van zelfdenkende individuen die hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ethische handboeken belemmeren het zelf denken, terwijl je juist dát wilt stimuleren”.

Zie Ethisch en moreel ondernemen – Geef top-down het goede voorbeeld, door Basti Baroncini: http://www.baroncini.nl/uploads/1/0/0/3/100352748/ethisch_en_moreel_ondernemen.pdf (niet meer beschikbaar op site Baroncini)

Over het nieuwe decembernummer van 2012 van P & O Actueel mehttp://www.baroncini.nl/uploads/1/0/0/3/100352748/ethisch_en_moreel_ondernemen.pdft thema Ethiek en moraal, zie: www.penoactueel.nl (Site is opgeheven. P & O Actueel heet sinds september 2016 XpertHR Actueel. In 27 juli 2020 veranderde de naam in XpertHR. Daarna is XpertHR gefuseerd met Brightmine: www.brightmine.com/nl/

Informeel netwerkleren van leraren verdient formele erkenning

Op 7 december 2012 hield hoogleraar Maarten de Laat van de Open Universteit zijn inaugurele rede, getiteld Enabling professional development networks. How connected are you? In die oratie pleitte hij voor formele erkenning van het informeel netwerkleren. Leraren delen kennis onderling en gaan bij elkaar te rade om problemen op te lossen. Dit informele netwerkleren wil De Laat beter zichtbaar maken zodat het formeel kan worden erkend als professionalisering.

Onzichtbare processen zichtbaar maken

Wat leraren in de dagelijkse praktijk informeel met elkaar ontwikkelen en leren, blijft vaak onzichtbaar en wordt niet erkend als vorm van professionaliseren. Om netwerkleren beter zichtbaar te maken, te ondersteunen, de herkenning ervan te vergroten en de waarde die netwerkleren oplevert expliciet te maken, ontwikkelt De Laat met zijn onderzoeksgroep diverse onderzoeksinstrumenten. Ook onderzoekt De Laat hoe leraren als professionals hun relaties gebruiken om werkgerelateerde problemen op te lossen, om te leren en zich te ontwikkelen. En hoe zulke relaties zich ontwikkelen en wat ze betekenen.

Het moet bottom-up en informeel blijven

Als leraren oplossingen vinden voor problemen, moet de schoolleiding deze initiatieven (h)erkennen en aanmoedigen om deze met anderen te delen. Formeel erkennen van informeel leren is iets heel anders dan het formaliseren van informeel leren. Maarten de Laat: “Als de schoolleiding ontdekt dat netwerkleren interessant is en besluit dat de leraren elke woensdag verplicht gaan netwerkleren, werkt het niet. Het moet bottom-up en informeel blijven. Netwerkleren leer je door het te doen, niet via voorschriften”.

Prof. dr. Maarten de Laat (1973) werkt sinds 2010 bij LOOK  – Wetenschappelijk centrum lerarenonderzoek – van de Open Universiteit, aanvankelijk als universitair hoofddocent. Hij werd in januari 2012 benoemd tot hoogleraar op de leerstoel Professionaliseren in sociale netwerken. LOOK levert door wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek een bijdrage aan de (verdere) professionalisering door leraren.
De Laat studeerde onderwijskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde in 2006 aan de Universiteit Utrecht, op het proefschrift Networked Learning. De Laat is ook staflid van het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek (ICO) en co-chair van de internationale Networked Learning Conference.

Op 30 november 2012 verscheen er een interview met De Laat op de site van de Open Universiteit: Maarten de Laat: netwerkleren beter zichtbaar maken en erkennen. Klik hier (Niet meer beschikbaar op site van Open Universiteit)

Inaugurele rede Maarten de Laat, 7 december 2012, Open Universiteit: https://beroepseer.nl

Informeel netwerkleren van leraren verdient formele erkenning, www.openuniversiteit.nl (Niet meer beschikbaar op site van Open Universiteit).

Amarantis laat zien: Grondige heroriëntatie op beroep van accountant noodzakelijk

Op 3 december 2012 presenteerden de leden van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis de belangrijkste bevindingen en overhandigden zij het rapport aan minister van OCW, Jet Bussemaker. In het rapport staan niet mis te verstane conclusies die ook de rol van de accountant betreffen. Volgens Marcel Pheijffer is het rapport leerzaam, want het is weer zo’n voorbeeld waarin de kern van het falen van het accountantsberoep wordt blootgelegd. Pheijffer is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden. In 2002 was hij secretaris van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid.

Pheijffer in zijn weblog Amarantis raakt kern van ons falen op de site van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, Accountant.nl: “Wat stelt de onderzoekscommissie? De instellingsaccountant heeft volgens de commissie ‘binnen de daarvoor geldende regels inclusief het Controleprotocol geopereerd’. Tot zover goed nieuws. Maar meestal volgt er dan nog een ‘maar’ of ‘echter’. Zo ook nu.
‘Echter de commissie vindt wel dat de instellingsaccountant kritischer had moeten zijn in zijn natuurlijke adviesfunctie om het gedrag van het College van Amarantis bij te sturen. Dat is niet gebeurd ten aanzien van het feit dat het College van Bestuur in de jaarrekening de maximale ruimte heeft moeten gebruiken om een solvabiliteit te presenteren die voldeed aan het gewenste niveau. De accountant had in dat kader van de effecten op de continuïteit van Amarantis scherpere formuleringen moeten kiezen om belanghebbenden beter te informeren’.
Oeps, dat is minder goed nieuws. Een veeg uit de pan. Weer zo’n jaarrekening die voldoet aan de regels en de ondergrenzen. Maar niet aan de maatschappelijke behoefte. Een accountantsrol waarin de signalerende en waarschuwende functie niet, althans onvoldoende, tot uitdrukking komt”.

Pheijer besluit zijn blog met: “Een goede accountant (of toezichthouder) is een persoon die naast het hebben van vrienden ook bereid is om vijanden te maken. Op basis van feiten en inzicht. Op basis van het kennen van diens plaats binnen het stelsel van corporate governance. Op basis van ambacht en vakmanschap. Op basis van erkenning van de maatschappelijke functie die ons beroep bij de gratie van de wetgever heeft gekregen. Een wetgever die dezer dagen voor ons beslist over de contouren voor ons vak.

We moeten ons schamen!”

Reactie: accountants moeten ruimte creëren en opeisen

In een reactie op de weblog schrijft Wolfgang Paardekooper op 6 december 2012: “Als we willen dat wij accountants de ruimte nemen om onze eigen professionele mening te vormen en daarop onze conclusies te baseren dan zullen we deze ruimte ook moeten creëren, en opeisen.
Een duidelijk standpunt innemen als het gaat om de eigen beoordeling, soms ook los van de exacte regelgeving en formele standaarden. Lef hebben om een eigen weg te gaan, af te wijken van hetgeen standaard wordt verwacht en de discussie willen aangaan over de eigen interpretatie, uiteraard binnen de regelgeving.
En natuurlijk ben ik van mening dat iedere accountant dat nu al voor zichzelf zou moeten doen en kan doen.
Maar ook in deze discussie kunnen we onze ogen niet sluiten voor de effecten van een juridiserende omgeving. Als accountants ‘afgerekend’ worden op compliance aan standaarden en regelgeving dan reageren ze net als ieder ander mens en zal compliance de focus krijgen boven de juist zo gewenste eigen mening van deze vakman / -vrouw. En dan moeten we ook niet gek opkijken dat men de stelling inneemt dat alles volgens de regels is gegaan.
Ik zou er dan ook voor willen pleiten om de balans terug te brengen tussen compliance en “gewoon” gezond en kritisch nadenken en een eigen mening vormen. Maar het is te makkelijk om een enorme focus op de een aan te brengen en te verwachten dat het ander evenzeer aandacht krijgt. Het woord balans zegt het al. Ik vrees echter dat de beroepsgroep hiervoor een breder draagvlak nodig heeft dan alleen binnen de eigen gelederen.
Hopelijk een discussie die nog verder gevoerd kan worden, binnen en buiten het spectrum van onze beroepsgroep”.

Lees de hele blog (en de reacties daarop): Amarantis raakt kern van ons falen, door Marcel Pheijffer op site Accountant.nl, 4 december 2012: www.accountant.nl

Tien lessen voor toezichthouders van onderwijsinstellingen

De Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen (VTOI) heeft in november 2012 een extra editie van haar Nieuwsbrief  uitgegeven – no 33 – waarin de vraag gesteld wordt of de bestuurscrises in het Nederlandse onderwijs incidenten of weeffouten zijn?
De VTOI is met 1.538 leden het grootste landelijke platform van toezichthouders uit alle sectoren van het onderwijs, van PO tot en met HBO. Leden van de VTOI zijn toezichthouders die hun functie professioneel uitoefenen en zich blijvend willen ontwikkelen. De VTOI bevordert als beroepsvereniging die professionaliteit door middel van opleidingen, workshops, seminars en publicaties.

De incidenten waarop wordt gedoeld zijn o.m. de crisis bij Amarantis, de Onderwijsstichting BOOR en  het Zadkine College. Ook in het MBO staan instellingen onder zware druk om diverse redenen:
“Dergelijke incidenten hebben onvermijdelijk invloed op het beeld van ons, als toezichthouders. We moeten er niet raar van opkijken dat politici vaak meer vertrouwen op de tucht van het Externe Toezicht dan op de wijsheid van het Interne Toezicht. Op het VTOI-congres van april vond er een stevige confrontatie plaats tussen Kamerleden en toezichthouders, waar deze twee visies met elkaar botsten. De gemoederen liepen hoog op. Voor ons vormde dit een extra aansporing om als VTOI het voortouw te nemen en ons opnieuw te bezinnen op de rol en het functioneren van het interne toezicht.

Na InHolland en verschillende ‘kleinere’ (of wellicht minder opvallende) bestuurlijke incidenten, doen zich met Amarantis, BOOR en Zadkine opnieuw situaties voor die veel mensen sterkt in hun overtuiging dat ‘groot’ slecht is, dat ‘defuseren’ de oplossing is, en dat de overheid beter weer ‘de touwtjes strak kan aanhalen’.
Aan de andere kant zijn er bestuurders en toezichthouders die deze (en andere) situaties wel erg snel afdoen als ‘incidenten’ of verwijzen naar externe oorzaken (economische crisis, rijksbezuinigingen).
Intussen klagen leraren dat het bestuur te ver van hen afstaat, en de Rijksoverheid nog steeds teveel voorschrijft hoe zij hun vak moeten uitoefenen. Deze paradox maakt duidelijk dat het debat over de rolverdeling tussen overheid en scholen scherper moet worden gevoerd dan nu gebeurt – en niet mag blijven steken in oppervlakkige conclusies als ‘laat de politiek de boel maar overnemen, dan komt het goed’.

Zoals professor dr. Hans Strikwerda onlangs zei: “De meeste scholen in Nederland zijn gesticht op initiatief van kerkgenootschappen, bedrijven, verenigingen en lokale gemeenschappen. Toch doet de Rijksoverheid vaak alsof we de scholen van haar in bruikleen hebben gekregen.”
Met andere woorden: alsof de grotere autonomie van scholen een ‘cadeautje’ is dat, in geval van verkeerd gebruik, weer even snel kan worden teruggevorderd.

Vanaf de eerste officiële signalen over de problemen bij Amarantis in februari 2012, hebben we als bestuur de tijd genomen om ons te verdiepen in achtergronden en oorzaken – en na te gaan welke lessen zijn te trekken uit deze ‘incidenten’. We hebben intensief van gedachten gewisseld met onze Raad van Advies, waarin eminente deskundigen zitting hebben (bestuurskundig, juridisch, accountancy) en expertise aanwezig is uit verschillende maatschappelijke sectoren.
We hebben ons verdiept in publicaties over (toepassing van de) Governance Codes (PO, HBO, MBO), Bestuur en Toezicht (w.o. de hoogleraren Minderman, Strikwerda, Mouwen en Goodijk), in de rapportage over BOOR, en gesproken met zowel politici als met bestuurders van instellingen die in ‘zwaar weer’ zijn gekomen.

Op basis van al deze bronnen en gesprekken hebben we 10 lessen getrokken, die we vervolgens opnieuw hebben besproken met onze leden. Ook uit die besprekingen zijn weer belangwekkende opmerkingen naar voren gekomen. Met deze publicatie willen we onze lessen met u delen. Lessen die betekenis hebben voor toezichthouders zelf, voor politici en beleidsambtenaren, en die ook voor andere betrokkenen de moeite waard kunnen zijn”.

Klik hier voor verder lezen van de Nieuwsbrief en de 10 lessen voor de toekomst, geschreven door Leden van de Raad van Advies van VTOI: https://beroepseer.nl

Les no 1 begint met een korte uiteenzetting over de “Voorgeschiedenis: van centrale sturing naar autonome onderwijsinstellingen”, ingeleid door een kritische noot van prof.dr. Hans Strikwerda: “Wat mij dwars zit, is dat in ‘Den Haag’ onvoldoende oog is voor de betekenis van goed onderwijs voor de kwaliteit van de samenleving: het probleemoplossend vermogen, het democratisch gehalte, economische groei, algemeen welbevinden”.
Les 2 en 3 zijn geschreven door Pim Breebaart, “Opleiden van de toezichthouder – sterkere rol t.o.v. de bestuurder”.

Website VTOI: www.vtoi.nl

Nieuw bestaansrecht voor de vakbeweging

omslag beeld van een vakbeweging“De polder is terug, hoorden we toen werkgevers en werknemers aanschoven bij Rutte en Samsom. Anderen verwachten juist een opleving van activisme in protest tegen de kabinetsplannen. Maar de bonden hebben een uitdaging die fundamenteler is dan de vraag hoe zich te verhouden tot Rutte 2. De Nederlandse vakbeweging bevindt zich in een existentiële crisis. Het gaat niet over een machtsstrijd tussen een PvdA-vleugel en een SP-vleugel, of over een generatieconflict tussen oude fabrieksarbeiders in oranje hesjes en jonge zzp’ende internetondernemers met moeilijke brillen. Ja, die kwesties spelen”.

De echte crisis gaat over het wezen van de vakbeweging, aldus Barry Smit in zijn artikel De vakbeweging, waartoe is zij op aarde en welke rol moet zij spelen in de 21e eeuw? in de Volkskrant van 1 december 2012:
“Wie als werknemer of zzp’er op de websites van de bonden antwoord zoekt op de vraag waarom je nog lid zou worden, krijgt argumenten als: voordelig verzekeren, belastinghulp, rechtsbijstand. Kortom: het lijkt een sociale ANWB. Leden worden als consumenten benaderd, er wordt niet mét hen maar vóór hen gewerkt. Veel diensten die de bond aanbiedt, kan men evengoed elders betrekken. De vakbeweging lijkt geheel vergeten wat de waarden zijn waarop haar bestaansrecht is gebaseerd. Ze verzuimt haar belangrijkste verworvenheden en historische overwinningen in de etalage te zetten. Niet gek dat vrijwel niemand nog weet wat we allemaal aan een strijdbare vakbeweging te danken hebben als de bonden hun erfenis zelf op zolder laten verstoffen”.

Smit gaat verder met te schrijven dat  de vakbeweging van oudsher streefde naar meer vrijheid, gezondheid, waardigheid en gelijkwaardigheid. Vanuit deze waarden streed ze voor zaken als de 40-urige werkweek, veiligheidsvoorzieningen op de werkvloer, een minimumloon en ontslagbescherming. Verworvenheden die door velen als vanzelfsprekend worden beschouwd omdat de vakbeweging zelf al decennia verzuimt in herinnering te houden dat ze door strijd verwezenlijkt zijn.

De vakbeweging heeft zich in slaap laten sussen en liet de opkomst van de neo-liberale beweging, ingezet door Margaret Thatcher in de jaren tachtig die haar land in een nieuwe richting wilde duwen. Ze wilde “een geheel nieuwe mentaliteit” creëren. Dat is ook gebeurd. “Niet veel later klonk ook in Nederland het neoliberale geluid, en het bleef niet bij een oprisping. Het respect voor de arbeider verdween. Wie zich niet wist op te werken, was een loser; succes was immers een keuze. Iedereen kon zich vanuit de werkende klasse naar de middenklasse vechten en vanuit de middenklasse naar échte rijkdom”.
De nieuwe ideologie maakte zich op om de wereld te veroveren. Met de marketing van de nieuwe ideologie, kwam er ook een nieuwe taal: “Banen schrappen werd saneren, afschaffen werd hervormen, bezuinigen werd ombuigen, onzekerheid werd flexibiliteit. Blijft je loonontwikkeling zwaar achter bij stijgende winsten en arbeidsproductiviteit? Dat heette ‘je verantwoordelijkheid nemen’. De polderende vakbeweging nam de nieuwe taal over en bewoog mee. De toenemende grilligheid van de economie werd ook door haar als onvermijdelijk aanvaard”.

Nog genoeg misverstanden om collectief te bestrijdenomslag boek handen ineen

De vraag is nu, aldus Smit, of de klassieke waarden van de vakbeweging nog relevant zijn: “Kan de geëmancipeerde beroepsbevolking het zelf niet af? De praktijk wijst uit dat er nog genoeg misstanden zijn die werknemers niet individueel, maar wel collectief kunnen bestrijden”.
We denken aan het flexibele personeel: uitzend-, oproep- of tijdelijke krachten. De fabrieksarbeider van vroeger is de caissière, de cateraar, de beveiliger en de thuiszorger van nu. Veel bouwvakkers zijn uitzendkrachten of schijnzelfstandigen. Daar komt nog bij dat de kwaliteit van het werk en het vakmanschap tegenwoordig onder druk staan. Niet alleen bij laagopgeleiden, maar ook bij…”de politieagent die wordt overladen met papierwerk en degenen die onze opa’s en oma’s verzorgen in het verpleegtehuis hebben het gevoel in een veredelde wasstraat te werken. Van de thuiszorger die stopwatchzorg moet verlenen tot de journalist die geen tijd meer krijgt om iets goed uit te zoeken. Allemaal zaken waar werknemers in hun eentje weinig tegen beginnen, dus hoezo zou de vakbeweging niet relevant kunnen zijn in de 21ste eeuw?”.

Smit concludeert dat de vakbeweging weer relevant wordt als ze vanuit haar kernwaarden opereert en voorgaat in de discussie over de toekomst van dit land, in plaats van zich afzijdig te houden of te reageren op de slagvaardigheid van anderen. Een eigen agenda bepalen en campagnes voeren: “Zet een Nederlandse New Deal op de agenda. Jaag maatschappelijke debatten aan. De vakbeweging zal echt opnieuw moeten worden opgebouwd, vanaf haar fundamenten: de waarden vanwaaruit zij ooit is opgericht”.

omslag bezield fnvVakbonden blijven dus nodig en wie nog twijfelt doet er goed aan zich te verdiepen in wat er in de Verenigde Staten gebeurt op het gebied van werk, rechten en arbeidsmarkt. Wat daar gebeurt, gebeurt hier jaren later hoogstwaarschijnlijk ook. De rechten van vakbonden worden in de V.S. systematisch geschonden. In februari en maart 2011 vonden er grote vakbondsdemonstraties plaats in Madison, Wisconsin waar 100.000 mensen aan deelnamen om te protesteren tegen een nieuwe wet. Bonden mochten niet meer onderhandelen over cao’s. Dat betekende dat er zonder enige tegenspraak lonen van ambtenaren konden worden verlaagd. Daarvan waren ook de leraren van openbare scholen de dupe. De Republikeinse gouverneur van de staat Wisconsin, Scott Walker wilde op die manier het begrotingstekort van de staat terugbrengen. Een rechter oordeelde later dat Walkers wet in strijd was met de grondwet. De aanval op rechten van werknemers gaat in de V.S. onverminderd door.

De praktijken van de oligarchie

Charles Pierce,  journalist en auteur van de bestseller uit 2010 Idiot America, How stupidity became a virtue in the land of the free, vroeg zich af in een artikel op zijn blog van Esquire magazine dat hij een paar weken voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 6 november 2012 schreef, waarom rijke, machtige elites zo moeiteloos politieke steun krijgen van de Amerikaanse middenklassen die door diezelfde elites worden geëxploiteerd. Het kapotmaken van werknemersrechten en vakbonden ziet Pierce als een teken aan de wand van wat er in feite gaande is in de samenleving: “We hebben ons laten meesleuren in de praktijken van de oligarchie, alsof er geen andere politiek mogelijk zou zijn… en waarin iemand ontslaan een van de meest voorkomende praktijken is….”

Televisiesterren vertellen ons, vervolgt Pierce, dat politieke sterren in hun “Grand Bargain” – het compromis tussen de Republikeinen en Democraten – gaan snoeien en dat “wij” dan zullen applaudisseren voor de “zware keuzen” die voor ons bestwil gemaakt zijn. Zo laat je de mensen wennen aan de praktijken van de oligarchie in een politiek, georganiseerd systeem. Eerst ontneem je de mensen hun droom dat de regering de definitieve vorm is van dat politieke systeem, en vervolgens vernietig je, of verzwak je, alle kernen van macht die onafhankelijk van die wurgende macht zouden kunnen bestaan, zoals bijvoorbeeld de georganiseerde arbeid. En dan maak je duidelijk wie er de baas is. Ik ben de baas. Wen er maar aan.
Pierce verwijst naar de “realistische” televisieprogramma’s die ook in Nederland worden uitgezonden en waarin rijke “bazen” op zoek zijn naar de beste werknemers:
“En wat doen wij? Op televisie vermaken we ons met de zich stompzinnig gedragende bazen. Donald Trump is natuurlijk een van hen, maar de rij voor de shows met boze misantropen die werknemers van kapsalons, restaurants en hotels behandelen als een stuk vuil is lang. Ze doen dat om het bedrijf ‘te verbeteren’. The Economist van vorige week publiceerde een verbazingwekkende zin in een van die zogenaamd ‘gematigd politieke’ redactionele bijdragen: ‘Geen Wall Street financierder heeft zoveel schade toegebracht aan de Amerikaanse sociale mobiliteit als de lerarenvakbonden hebben gedaan’.”

“Laat je trots en je persoonlijke leven achter je”

Wat het ontslaan van personeel vanwege futiele redenen betreft, abominabele arbeidsomstandigheden die een moderne variant zijn van het werken aan de lopende band in de fabrieken ten tijde van de groei van de grote industriën, is te lezen in een reportage in het Amerikaanse tijdschrift Mother Jones. Het verhaal gaat over een groot internetwarenhuis waar het personeel op een inhumane manier wordt behandeld. Wij beseffen als kopers niet hoe de door ons op internet geplaatste bestellingen verwerkt worden en hoe de bestelde goederen bij ons terechtkomen.
Internetbestellingen verwerken is een nieuwe vorm van slavernij, het is intensieve menshouderij. Elke handeling van de werker in het internetwarenhuis is afgepast tot op de seconde en in een schema vastgelegd. In deze obsessionele efficiëntie is de mens gereduceerd tot een inwisselbaar, gedrild wezen. Journaliste Mac McClelland die de reportage maakte, beschrijft gedetailleerd hoe het eraan toegaat in het warenhuis: “We zijn omgeven door borden waarop onze streefcijfers staan aangegeven”. Andere borden geven aan dat “een tevreden klant de sleutel is tot groei en dat groei de sleutel is tot lagere prijzen die weer zorgen voor een nog tevredener klant. Er is geen ruimte voor inefficiënties”.

modern times chaplinToen McClelland solliciteerde kreeg ze het volgende advies mee: “Laat je trots en je persoonlijke leven achter je als je de deur binnenstapt van het internetwarenhuis, als je daar tenminste wilt blijven werken…”
Arbeidsdeling tot in het absurde, de teloorgang van menselijke waardigheid, een toenemend gebrek aan collectieve zekerheden in een  tijd van economische malaise, vakbonden lijken beslist nog nodig willen we de menselijke waarden in het werk en het beroep behouden.

Tot slot een mooie leidraad, geciteerd uit FNV Grondslag van 1997: “Het is ons ideaal dat mensen voor elkaar opkomen als het nodig is en elkaar in bescherming nemen. Dat gaat niet vanzelf, zelfs niet als solidariteit gezien kan worden als ‘welbegrepen eigenbelang’. Solidariteit moet steeds opnieuw georganiseerd worden. Mensen moeten in solidariteit werken aan een samenleving – nationaal en internationaal – die zo is ingericht, dat voor iedereen de kwaliteit van het bestaan is gegarandeerd. Ook voor mensen in een zwakke en kwetsbare positie.”


Referenties

De vakbeweging, waartoe is zij nog op aarde? door Barry Smit in De Volkskrant, 1 december 2012. Klik hier.
Barry Smit (1974) was van 2002 tot in 2009 communicatieadviseur bij de SP. Tegenwoordig werkt hij als campagneadviseur voor maatschappelijke organisaties. In 2011 ondersteunde hij de acties van de vakbond van schoonmakers. In 2012 adviseerde hij Jetta Klijnsma’s Kwartiermakers voor de nieuwe vakbeweging. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.

De Wisconsin demonstraties en de speech van Kathleen Kennedy Towsend, op site van Beroepseer, 11 juni 2011: https://beroepseer.nl

Why Bosses Always Win When the Game Is Always Rigged, door Charles Pierce op zijn blog op de site van Esquire magazine, 18 oktober 2012: www.esquire.com/news-politics/politics/a16339/mitt-romney-boss-13852713/#ixzz29kn51Ilw

De door Pierce geciteerde passage over mobiliteit en Amerikaanse leraren uit artikel True Progressivism in The Economist van 13 oktober 2012: “School reform and introducing choice is crucial: no Wall Street financier has done as much damage to American social mobility as the teachers’ unions have. Getting rid of distortions, such as labour laws in Europe or the remnants of China’s hukou system of household registration, would also make a huge difference”. Zie: www.economist.com

I Was a Warehouse Wage Slave, door Mac McClelland in Mother Jones, maart/april 2012: www.motherjones.com

Aanbevolen boek Intensieve menshouderij – Hoe kwaliteit oplost in rationaliteit, door Jaap Peters en Judith Pouw, 1e druk verschenen in 2004.

Foto’s

Bovenaan: Een beeld van een vakbeweging. geschiedenis van het Nederlands verbond van vakverenigingen, zoals die spreekt uit prenten en documenten, gebouwen en gedichten, verschenen ter gelegenheid van het 70 jarig bestaan van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, Fr. De Jong Edz, 1976.

Rechtsmidden: Omslag boek De handen ineen. Geschiedenis van 100 jaar vakbeweging in Tilburg, door Henk J.M. van Doremalen, Tilburg, 1996.

Linksmidden: Omslag boek Bezield, de inspiratiebronnen van de FNV, door Leo Mesman, Herman Noordegraaf, Jan Schrauwe, 2003.

Linksonder: Beeld uit de film Modern Times van Charlie Chaplin uit 1936 waarin absurde werkomstandigheden en het verlies van individualiteit als gevolg van anonimiteit en mechanische monotonie op de korrel worden genomen.

Joseph Kessels over het onderwijs van morgen

Joseph Kessels vertelt in een interview hoe hij het onderwijs van morgen ziet. Hij is een groot voorstander van meer aandacht voor het individuele talent. Maar de dagelijkse praktijk op de scholen ziet er anders uit. Daar ligt de nadruk op hoog scoren bij het maken van de Cito-toets en andere gestandaardiseerde toetsen.
Kessels is onderwijskundige, hoogleraar Human Resource Development aan de Universiteit van Twente en hoogleraar aan de Open Universiteit waar hij werkzaam is voor LOOK – het wetenschappelijk centrum voor lerarenonderzoek. Kessels is een van de oprichters van Kessels & Smit, The Learning Company en werd bekend vanwege zijn theorie over het ontwerpen van leerprocessen.

Kessels: “Het Centraal Planbureau heeft begin van dit jaar kritiek geuit op de gang van zaken in het onderwijs: er is een hoop geld geïnvesteerd dat niet direct tot kwalitatieve verbetering heeft geleid. De druk die daardoor ontstaat op kwaliteitsverbetering wordt door bestuurders tamelijk eenzijdig vertaald in de nadruk op taal- en rekenscores. Dat lijkt op het No Child Left Behind programma van oud-president Bush in Amerika, waarin via zogenaamde Adequate Yearly Progress-scores scholen elk jaar gedwongen worden om beter te scoren. De zwakke scholen worden met zo’n aanpak echter niet sterker, terwijl het aantal leraren dat gedemotiveerd raakt toeneemt, en het vak zijn aantrekkelijkheid verliest.

In het Finse systeem gaat het heel anders: daar is nauwelijks sprake van gestandaardiseerde toetsen, toezicht van de inspectie en brengen kinderen het minste aantal klokuren door op school vergeleken met de rest van Europa. Toch worden de Finse scholen elke keer geprezen om hun uitzonderlijk hoge scores. Finse leraren zijn niet bezig om voortdurend die scores omhoog te drukken, maar juist om in onderling overleg en collegiale samenwerking lastige vraagstukken in het onderwijs aan te pakken. Hoe pak je de belangstelling van kinderen, en hoe werk je aan de persoonlijke aandacht op die punten waar het nodig is? Het gaat om werken aan vakmanschap, en dat doe je met elkaar. De instrumenten van druk uitoefenen, dwang, afknijpen en straffen zoals in het programma van Bush werken averechts op de motivatie van leraren. De professionele ruimte wordt kleiner, en uiteindelijk zie je dan ook dat veel leraren van een jaar of vijfenveertig opgeven en niet meer aan hun ontwikkeling werken.”

Kessels haakt aan bij de leerlingen van de toekomst die andere verwachtingen hebben van een school dan we nu waarmaken: “De school moet een plek zijn waar je als leerling nodig bent, waar je welkom bent, waar je aan betekenisvolle dingen werkt, waar je je kunt ontwikkelen. Een plek die spannend is.
Ik zou het leuk vinden als de school van de toekomst meer kenmerken krijgt zoals de kenmerken van Social Media: een grote mate van autonomie en anarchie die gericht is op een levendige uitwisseling van informatie. Maar waar je tegelijkertijd moeite doet om aantrekkelijk voor elkaar te zijn. Waar ligt bijvoorbeeld het talent en de interesse van een kind? Ik denk dat we daar als samenleving meer mee opschieten dan wanneer iedereen aan het einde van het jaar hetzelfde boekje heeft geleerd en voor dezelfde gestandaardiseerde toets kan slagen. En dan zeggen we natuurlijk dat die te gemakkelijk is.”

Lees het hele interview Het onderwijs van morgen volgens Joseph Kessels op de site van Werken aan onderwijs (23 november 2013): www.werkenaanonderwijs.nl (Website is opgeheven)

Werkdruk en tevredenheid verpleegkundigen en verzorgenden bepaalt wel of niet doorwerken tot pensioen

Slechts 27% van de verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal agogisch begeleiders denkt door te kunnen werken tot hun pensioen. Ruim vier van de tien zijn niet tevreden met het werk of vinden de werkdruk te hoog om zo lang door te kunnen werken.
Doordat oudere verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten en er minder jongeren bijkomen, zal het arbeidsaanbod de komende jaren afnemen. Terwijl door onze steeds hogere leeftijd, de vergrijzing en de toename van het aantal chronisch zieken de vraag naar zorg alleen maar zal stijgen. Er moeten dus meer nieuwe verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal agogisch begeleiders bijkomen in de zorg, maar het is ook belangrijk dat de ouderen blijven werken.

Het Nederlands instituut voor onderzoek naar de gezondheidszorg – NIVEL  –  peilde in het Panel Verpleging & Verzorging hoeveel verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal agogisch begeleiders verwachten hun werk vol te kunnen houden tot hun pensioen.

Tevredenheid en werkdruk
Zorgverleners die minder tevreden zijn met hun werk of die een hogere werkdruk ervaren, voelen zich minder vaak in staat door te werken tot hun pensioen dan degenen die meer tevreden zijn of een lagere werkdruk ervaren. Slechts 27% denkt zijn pensioen te halen in zijn werk. Drie van de tien weten het nog niet en 43% verwacht niet in staat te zijn het huidige werk tot het pensioen vol te houden. 85% van de beroepskrachten in de directe patiëntenzorg denkt dat 50-plussers langer blijven werken als de werkdruk acceptabel is.

Aangrijpingspunten
Werktevredenheid en ervaren werkdruk bieden werkgevers dus aangrijpingspunten om zorgpersoneel tot hogere leeftijd door te laten werken. Waar kunnen zij dan zoal aan denken? NIVEL-onderzoeker Anke de Veer: “Bij de werktevredenheid gaat het vooral om een prettig contact met de leidinggevende en duidelijkheid over wat er van de werknemer wordt verwacht. Ook als de zorgverlener de indruk heeft dat het werk genoeg kans biedt tot promotie en persoonlijke groei, vergroot dit de kans dat de zorgverlener langer denkt te kunnen doorwerken. Zorgverleners die tevreden zijn over de kwaliteit van de zorg verwachten ook vaker het werk vol te kunnen houden dan zorgverleners die daarover minder tevreden zijn. Wat betreft werkdruk gaat het om het gevoel voortdurend tijd te kort te hebben voor cliënten. Dit vergroot de kans op voortijdige uitval.”

Tekorten voorkomen
“Om verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal agogisch begeleiders voor de zorg te behouden is aandacht nodig voor de verschillende aspecten van werktevredenheid en daarnaast voor de werkdruk van deze zorgverleners”, stelt Anke de Veer. “Hiermee kan mogelijk een bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van de tekorten aan arbeidskrachten in de zorgsector die momenteel worden verwacht. Bij de inschatting of iemand het huidige werk kan volhouden tot het pensioen, speelt ook de beroepstrots een rol, maar ervaren werkdruk en werktevredenheid zijn belangrijker.”

Verzorgenden en jongeren
Een extra kwetsbare groep vormen de verzorgenden: ruim de helft (51%) denkt niet in staat te zijn hun werk tot hun pensioen voort te zetten. De kans dat zij vroegtijdig uit het beroep treden is groter. Dat ook de jongere zorgverleners verwachten dat ze het huidige werk niet kunnen volhouden is opmerkelijk. Anke de Veer: “Hier speelt mogelijk een selectie-effect: de oudere deelnemers aan het onderzoek zijn – in vergelijking met hun leeftijdsgenoten – al de volhouders. Werkgevers moeten dus al bij de jongere werknemers beleid maken om hen voor het werk te behouden.”

Panel Verpleging & Verzorging
Het Panel Verpleging & Verzorging bestaat uit ongeveer 1350 verpleegkundigen, verzorgenden, sociaal agogisch begeleiders en helpenden. De verpleegkundigen werken vooral in de ziekenhuizen, de psychiatrie, de zorg voor mensen met een beperking en de thuiszorg. De verzorgenden en helpenden werken vooral in verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg. Alle sociaal agogisch begeleiders werken in de gehandicaptenzorg. Het panel wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Factsheet Panel Verpleging & Verzorging: Werkdruk en werktevredenheid van belang voor kunnen doorwerken tot pensioen, door Erica E.M. Maurits, Anke J.E. de Veer, Anneke L. Francke.  NIVEL, Utrecht, november  2012. Klik hier.

Website Panel Verpleging & Verzorging: www.nivel.nl/nl/panels-en-registraties

Website NIVEL: www.nivel.nl

Massaontslag in de thuiszorg

Volgens Wouter van den Elsen staan er tussen de 30.000 en 50.000 banen in de thuiszorg op de tocht. Hij schrift op zijn weblog op de site van Zorgvisie dat “de aangekondigde bezuinigingen verschillend kunnen uitpakken, maar zeker is dat de gevolgen voor de werkgelegenheid gigantisch zullen zijn.

Langzaam dringt door wat de personele gevolgen zijn van de hervorming van de ouderenzorg. In het donkerste scenario van werkgeversorganisatie ActiZ zijn er in 2015  50.000 banen minder in de extramurale zorg. Niet alleen door de bezuiniging op huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en begeleiding, maar ook vanwege de effecten die het opheffen van dagbesteding en het korten op de tarieven voor gehandicaptenvervoer zullen hebben.

Gemeenten
Precies uitrekenen wat de gevolgen voor de werkgelegenheid zijn, is niet mogelijk omdat de gemeenten zelf mogen bepalen hoe zij met de maatregelen omgaan. De ene gemeente accepteert wel een overschrijding van het Wmo-budget en de andere niet. Een actueel voorbeeld komt van de gemeente Zoetermeer. Deze gemeente heeft net haar aanbesteding voor huishoudelijke hulp in 2013 rond. In een persbericht schrijft ze dat alle contracten in 2013 ontbonden kunnen worden als de kabinetsmaatregelen verkeerd uitpakken. Niets is dus zeker.

Werkgevers
Ook werkgevers anticiperen op de nieuwe werkelijkheid. Een recent voorbeeld is Thebe. Deze thuiszorgaanbieder legde onlangs het personeel een sociaal plan voor waarin de huishoudelijke hulpen aan het werk konden blijven mits zij loon wilden inleveren. De medewerkers hebben het plan verworpen.

Werknemers
Voor de werknemers wordt het dus spannend. Volgende week zijn de begrotingsbesprekingen en dan zal duidelijk worden wat de ruimte is in het regeerakkoord. In aanloop naar de besprekingen zijn de verschillende zorgkoepels druk aan het lobbyen in Den Haag en is Abvakabo al aan het demonstreren. Helaas voor het thuiszorgpersoneel hebben de bond en ActiZ de strijdbijl nog steeds niet begraven en is er geen gezamenlijk actieplan om het banenverlies te beperken. De thuiszorgmedewerkers gaan een koude winter tegemoet”.

Zie weblog Massaontslag op site Zorgvisie, 28 november 2012:  www.zorgvisie.nl
Wouter van den Elsen is redacteur en werkt sinds 2006 bij Zorgvisie, online platform voor beleid en management in de zorg.