Skip to main content

Redactie Beroepseer

Les uit SNS Reaal-debacle: het faciliteren van gefundeerde tegenspraak

“Van managers als Sjoerd van Keulen gaan er dertien in een dozijn. Hij reageerde zoals het overgrote deel van het bestuurlijke topmanagement doet, wanneer ze ‘tegenspraak’ op hun pad tegenkomen: hij luisterde niet. Laat staan dat hij zijn koers wijzigde, toen hij enkele malen grondig onderbouwd werd gewaarschuwd door collega’s van buiten SNS Reaal. Politieke bestuurders, toezichthouders, directie, managers in de hoogste echelons en de geprivilegieerde top van de ondernemingsraad houden er niet van halverwege te keren. Zij geven de voorkeur aan het ten hele dwalen (hoe het spreekwoord ook mag luiden). Ook Van Keulen zette alles op alles om te blijven dwalen. Daar is een les uit te leren”.

In zijn column SNS en schaamteloos rendement op Managementsite stelt Aart G. Broek de vraag waarom leiders niet naar deugdelijke tegenspraak luisteren: “Het gaat hier toch om een van de meest essentiële competenties die we van mensen in leiderschapsposities moeten verlangen? De managementliteratuur doet er het zwijgen toe. Aan de beschrijving van ‘symptomen’ is overigens geen gebrek, zoals van de vele vormen van persoonlijke vooringenomenheid (bias), van het fenomeen van groepsdenken, en van het gladstrijken van zogeheten onwelgevallige informatie.

Deze verschijnselen kunnen het tegenspreken bemoeilijken maar verklaren de kracht waarmee tegenspraak wordt weggeslagen niet. In essentie is de pijnlijke schok die bij gefundeerde tegenspraak ontstaat, een kwestie van schaamte: door de onderbouwde kritiek horen we niet meer ín de groep maar staan juist te kijk vóór de groep waartoe we behoren. Schaamte bedreigt onze primaire behoefte erbij te horen. We verlangen koestering. Schaamte bedreigt onze behoefte aan bewondering en waardering. Juist daarom verdraagt leiderschap deugdelijke vormen van tegenspraak zo slecht.

Tegenspraak, schaamte en agressie

Na het inzetten van een bedrijfstraject is er geen weg terug. Het daadwerkelijk luisteren naar gefundeerde tegenspraak impliceert dat je als bestuurder geen juiste keuzes hebt gemaakt. Voor belanghebbenden is het nog wel mogelijk te erkennen dat er ‘weeffoutjes’ blijken te zijn ontstaan. Het is echter geen doen zich echt af te vragen of er fundamentele beslissingsfouten zijn gemaakt. Terugkomen op je schreden is een krenkende aantasting van de eigen identiteit. Zó pijnlijk dat je nog slechts kunt volharden in je mogelijke ongelijk.Succes betekent dat je bewonderenswaardig slim bent, een foute beslissing en falend beleid betekenen dat je verwerpelijk dom bent. Een beslissingsfout diskwalificeert je voor de leidende functie die je bekleedt: toiletjuffrouw zijn en dan de pot niet weten schoon te borstelen!

Tegenspraak zorgt voor de dreiging van vernedering en voor potentiële uitsluiting van degene die wordt tegengesproken. Deze schok van schaamte vertaalt zich in agressie, dikwijls van ernstige aard, soms zelfs van direct fysiek geweld. Zelden waagt een speler uit de eigen organisatie zich dan ook aan het expliciet kritisch aanspreken van leiders over het beoogde of reeds ingezette parcours. Het kan je letterlijk of figuurlijk de kop kosten. Juist daarom is het geven van tegenspraak zo verrekte moeilijk en laten we dat bij voorkeur over aan een buitenstaander. Juist daarom scharen we ons niet achter degene die tegenspraak levert”.

Volgens Broek is de harde les uit het SNS Reaal-debacle: het faciliteren van gefundeerde tegenspraak. Lees zijn column verder op Managementsite van 6 februari 2013: SNS en schaamteloos rendement: www.managementsite.nl/sns-poen-prestige

Websites van Aart G. Broek: www.carilexis.nl
https://klasse-oplossingen.nl

Jelmer Evers nieuwe Voortrekker Beroepseer

jelmer eversJelmer Evers, leraar en onderwijsactivist,  is de nieuwe Voortrekker van Beroepseer. In 2012 was hij genomineerd voor Leraar van het jaar.
Evers is vooral geïnteresseerd in onderwijsinnovatie en de positie van de docent. Met concepten als Flipping the Classroom –  geen klassikale instructies meer maar YouTube colleges – zoekt hij …”de vernieuwing op vanuit mijn eigen overtuiging en pedagogisch en didactisch vakmanschap”.
Evers vraagt zich af waar de docent blijft in de publieke en beleidsdiscussies over het onderwijs. Er wordt vaak óver docenten gediscussieerd en besloten, maar niet mét docenten. Hij vindt ook dat binnen de scholen de docenten veel te meegaand zijn.

Voor verder lezen: https://beroepseer.nl/voortrekkers/jelmer-evers

Agent moet zelf hoogte van verkeersboete bepalen

Volgens voorzitter Pieter van Vollenhoven van de Stichting Maatschappij en Veiligheid zou de politieagent zelf de hoogte van een verkeersboete moeten bepalen. In De Telegraaf van 5 februari 2013  zegt hij dat “bij verkeersovertredingen de politie nu twee keuzes heeft: een waarschuwing of een boete waarvan de hoogte vaststaat. Vaker komt de verkeersovertreder er met een waarschuwing vanaf, omdat de boete in de ogen van de agent te hoog is”. Met deze nieuwe maatregel hoopt Van Vollenhoven een einde te maken aan de aarzeling bij agenten om te bekeuren.
Zij voelen zich vaak bezwaard omdat de hoogte van de boetes in hun ogen niet altijd in verhouding staat tot de ernst van het vergrijp.

In januari sprak de nieuwe politiechef van West- Brabant Hans Vissers zich nog uit over de hoogte van verkeersboetes in Nederland. Hij vond dat Nederland is doorgeschoten in de hoogte van verschillende boetes. Agenten zouden twijfelen om überhaupt boetes uit te schrijven vanwege de exorbitante hoogte van de bedragen.
Bijvoorbeeld: bumperkleven: 240 euro -; parkeren op een invalidenparkeerplaats: 340 euro. Onnodig toeteren kost je een een klein vermogen: zo’n 350 euro. Deze bedragen zijn nog zonder de gebruikelijke zeven euro administratiekosten.

Volgens Minister Opstelten van Justitie en Veiligheid giing politiechef Vissers met zijn opmerking zijn boekje te buiten. Vissers moest zich niet bemoeien met de hoogte van sancties, “maar alleen met de uitvoering en naleving ervan”, aldus de minister tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer op 15 januari 2013. De hoge verkeersboetes zouden de veiligheid alleen maar ten goede komen.

Politievakbonden ACP, ANPV en NPB gaven in september 2011 al aan dat ze signalen kregen van verontruste agenten. “De ernst van de overtreding staat niet meer in verhouding tot de rekening die mensen ervoor moeten betalen. Agenten zijn het er niet mee eens en ze weten dat zulke boetes agressie oproepen”. aldus  ACP-voorzitter Gerrit van de Kamp.

Vanaf 1 januari 2013 gelden nieuwe bedragen voor verkeersovertredingen. Hierbij geldt het principe: hoe gevaarlijker, hoe duurder. Ook de tarieven voor snelheidsovertredingen zijn aangepast. Om te weten wat een snelheidsovertreding kost, ga naar de website van het Openbaar Ministerie – Tarieven snelheidsovertredingen: https://snelheidsovertredingen.om.nl/

‘Agent moet boete zelf bepalen’, De Telegraaf, 5 februari 2013: www.telegraaf.nl

‘Agent moet zelf hoogte van verkeersboete bepalen‘, De Volkskrant, 5 februari 2019: www.volkskrant.nl

Jelmer Evers

jelmer eversJelmer Evers (1976) is docent geschiedenis, blogger en zelfbenoemd onderwijsactivist. Hij werkt sinds 2003 in het onderwijs. Na een studie geschiedenis in Utrecht en een post-doctorale opleiding bij het Instituut Clingendael  heeft hij de eerstegraads lerarenopleiding – tweetalig en internationaal onderwijs – aan de Universiteit Utrecht gedaan. In 2012 was hij genomineerd voor Leraar van het jaar. Evers schrijft columns, geeft lezingen en workshops over onderwijsvernieuwing en professionele autonomie. Daarnaast zet hij zich in voor organisaties als Het Kind, The Crowd en Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, een collectief van docenten en onderzoekers om praktijk en onderzoek met elkaar te verbinden.

Op de Algemene Vergadering van de Algemene Onderwijsbond van 21 maart 2019 is Jelmer Evers gekozen tot een van de dagelijkse  bestuurders van de bond.

Evers is met name geïnteresseerd in onderwijsinnovatie. Een andere invulling van het onderwijs, meer gericht op de talenten van kinderen, is volgens hem mogelijk. Met concepten als Flipping the Classroom, sociale media en web 2.0 toepassingen is het didactisch palet enorm verbreed: “Ik zoek die vernieuwing op vanuit mijn eigen overtuiging en pedagogisch en didactisch vakmanschap”. Vernieuwingen zijn te vaak top-down opgelegd. Maar vernieuwing gaat pas echt leven en is duurzaam als het vanuit de praktijk ontstaat”.

Gaandeweg zijn carrière is Evers zich steeds meer bewust geworden van een tekortkoming in het onderwijs: “Waar is de docent? In de publieke en beleidsdiscussies over het onderwijs wordt er vaak over docenten gepraat, niet met docenten. Daar begon ik me steeds meer aan te ergeren”. Maar ook binnen scholen ziet hij dat docenten te meegaand zijn: “Terwijl ik er steeds meer ben achtergekomen dat wij, docenten, veruit het meest verstand hebben van onderwijs. Dat we niet voor onze expertise opkmen heeft gevolgen voor ons imago. Ik heb fantastisch werk waar ik trots op ben, maar docenten worden toch een beetje meewarig bekeken. Mensen staan niet te trappelen om het onderwijs in te gaan”.
Evers vindt dat zonde, kinderen verdienen de beste docenten voor de klas.

In oktober 2013 verscheen het door René Kneyber en Jelmer Evers geredigeerde boek Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, het vijfde boek in de serie over beroepseer.  Een tweede deel verscheen in 2015: Het alternatief II – De ladder naar autonomie. Een internationale, Engelstalige versie kwam uit bij uitgeverij Routledge, Londen en New York in 2015: Flip the system. Changing education from the ground up. Het boek werd gepresenteerd op het 7e Wereldcongres Education International dat gehouden werd van 10 – 26 juli 2015 in Ottawa, Canada.

Evers werd in 2014 en 2015 genomineerd voor de internationale Global Teacher Prize die jaarlijks wordt uitgereikt aan een innovatieve en betrokken leraar die een inspiratie is voor leerlingen en de omgeving.

Sinds 2016 is Evers bezig voor de in Brussel gevestigde Education International (EI) een netwerk op te zetten van individuele leraren en lerarenorganisaties overal ter wereld, het Global Teacher/Educator Network (TEN Global).
EI is ‘s werelds grootste federatie van vakbonden en vertegenwoordigt dertig miljoen docenten en onderwijsmedewerkers in ongeveer vierhonderd organisaties in honderdzeventig landen en gebieden.

Perspectief van de publieke sector in 2020

omslag perspectief van de publieke sector 2020De Nederlandse publieke sector discussieert al geruime tijd over de wijze waarop de publieke sector en dienstverleners uit de private sector met elkaar samenwerken en resultaten behalen. Dat daar voldoende valt te verbeteren over en weer is een heldere conclusie. Daarom zijn er ook al tal van initiatieven genomen en onderzoeken gedaan. Denk aan het instellen van de haalbaarheidsonderzoeken door ICT~Office, Gateway-reviews en rapporten van de Algemene Rekenkamer.

OverheidscongresNL levert al meer dan tien jaar een bijdrage aan die discussie. In 2011 hebben de organisatoren van OverheidscongresNL het Overheidsforum opgericht dat zich heeft gebogen over de samenwerking van de publieke en private sector met als resultaat het boek  Perspectief van de publieke sector in 2020, waarin vier teams op zoek gaan naar de verbindende factoren die onze samenleving kunnen voorbereiden op (inter-)nationale ontwikkelingen. Denk aan de oprukkende invloed van sociale media, privacy- en veiligheidsvraagstukken, de gevolgen van de Patriot Act en andere wetgeving, de effecten van internet en de cloud, data sourcing en de consequenties hiervan op bestuurlijk informatiemanagement. Het boek werd in november 2012 overhandigd aan alle leden van de nieuwe Tweede Kamer. In het voorjaar van 2013 vindt er in Den Haag een debat plaats over het onderwerp.

Het Overheidsforum heeft aan de hand van interviews en rondetafelgesprekken in 2011 en 2012 met een brede groep bestuurders uit het bedrijfsleven en de overheid de ontwikkelingen in kaart gebracht. De artikelen staan niet op zichzelf, maar behandelen thema’s vanuit de invloed die ze op elkaar uitoefenen en de consequenties voor de bestuurlijke ontwikkelingen die ons de komende jaren staan te wachten. De thema’s zijn van belang voor beslissers uit alle maatschappelijke sectoren die willen meepraten over de mogelijke publieke inrichting van de Nederlandse samenleving in 2020.
De vraag is uiteraard in welk opzicht dit initiatief een aanvulling is op de andere goede initiatieven die er al zijn? Volgens het Overheidsforum wordt er hier in de eerste plaats geredeneerd vanuit het behalen van de doelstellingen van de publieke sector. Dit betekent dat de resultaten van organisaties in de publieke sector centraal staan, nu en in de toekomst. En dat sluit aan bij het standpunt van het regeerakkoord om betere resultaten te behalen tegen minder kosten. Feitelijk speelt dit al langer in de publieke sector wereldwijd en zeker ook in Nederland. De private dienstverleners kunnen en willen daaraan bijdragen. De wijze waarop, is een gespreksonderwerp met de publieke sector.

Een van de discussiepunten in het boek is ICT: Meer interactie tussen burgers en de overheid leidt tot betere publieke dienstverlening.  ICT-ontwikkelingen voor de moderne burger gaan razendsnel. Tot voor kort was het de overheid die de bevolking stimuleerde tot internetgebruik. De wal heeft het schip gekeerd. De moderne burger loopt ver voor op de overheid en beschikt over de modernste multimediale apparaten, geavanceerde software of apps, en zich razendsnel uitbreidende cloud services zoals Google, Dropbox en Facebook.  De overheid kan de digitale burger alleen nog bijbenen door alle zeilen bij te zetten. Meer interactie tussen burgers en de overheid leidt tot betere publieke dienstverlening.
Een stelling voor discussie is: “Het is belangrijk dat de Rijksoverheid in 2020 als eenheid wordt erkend door burgers, bedrijven en werknemers”. En: “De regie van interactie tussen overheid, burgers en bedrijven zou niet bij de overheid moeten liggen”.

Het toekomstbeeld van Overheidsforum is dat Nederland zich in een periode bevindt waarin op alle fronten grote wijzigingen plaatsvinden: “We verwachten dat de overheid zich zal aanpassen aan deze veranderingen, met name waar het gaat om de interactie tussen burgers en bedrijven. In het licht van deze aanpassingen verwachten we dat Nederland in 2020 een efficiëntere overheid heeft die meer op burgers en bedrijven is gericht. Om dit toekomstbeeld van de overheid te realiseren, hebben we zeven oplossingsrichtingen geïdentificeerd” (zie pagina 16).

Downloaden Perspectief van de publieke sector in 2020, OverheidscongresNL, 100 pagina’s: https://beroepseer.nl

Kritiek op WRR-rapport over burgerparticipatie: Vertrouwen in burgers

Actief burgerschap kan af en toe best frustrerend zijn, schrijven Marije van den Berg en Frans de Jong, die zichzelf opgewekte, sociale en constructieve burgers noemen: “Toch houden we opgewekt mopperend vol. Het komt ook voor dat we vol plichtsbesef doorzwoegen, met dat werken aan de publieke zaak, gewoon omdat er niemand anders is die het doet. Hoe dat allemaal ook mag wezen: wij zijn wel de baas over onze eigen participatie”.

 Instituties zijn geen doel, maar middel om de kwaliteit van leven van burgers te verbeteren

In hun blog Wij burgers leveren zij kritiek op het in mei 2012 verschenen rapport: Vertrouwen in burgers. Daarin stelt de  Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat veel burgers bereid zijn zich in te zetten voor de samenleving, maar dat er veel kansen voor burgerbetrokkenheid blijven liggen. Burgers zouden meer betrokken moeten worden bij de beleidsontwikkeling van overheden en mee moeten denken. Beleidsmakers moeten denken vanuit het perspectief van burgers en minder vanuit de bestuurlijke logica. De WRR doet in het rapport aanbevelingen voor vier vormen van binding tussen burgers en beleidsmakers.

Toch vinden Marije van den Berg, adviseur en trainer in communicatie en participate en Frans de Jong, bioloog met bedrijfskundige nascholing, het rapport een beetje een eng rapport: “Onze kritiek is kortweg:
– De WRR redeneert helemaal niet vanuit de burger, maar kijkt naar ‘de burger’ zoals een bioloog en een boer kijken naar ‘de kip’.
– De WRR adviseert instituties om voor het eigen overleven, door middel van een verbond van beleidsmakers en frontlijnwerkers, actief burgers in te schakelen – die ‘moeten’ participeren.
En daarmee adviseert het rapport om een flink stuk van onze eigen burgerregie over participatie in te leveren in een netwerk voor de poort van de instituties – reden om te spreken over een ‘beetje eng’ rapport”.

Volgens Van den Berg en De Jong benadert de WRR de burger als een bioloog die kijkt naar de diersoort kip: “Denken vanuit de kip om zo het gedrag van de kip beter te kunnen classificeren. En vervolgens kan die bioloog dan in samenwerking met een verstandige boer het gedrag van die kippen zo beïnvloeden dat daarmee het dierenwelzijn en daarmee de winstgevendheid van de boerderij gediend is. Dat is ongeveer de benadering die de WRR toepast.
Wij zien instituties niet als doel, maar als middel om de kwaliteit van leven van burgers te verbeteren. En we zijn dan best bereid om een deel van dat leven te wijden aan de instituties door middel van belasting betalen, stem uitbrengen, maar ook: door actieve participatie in beleidsprocessen. Maar het moet ons passen. Wij zijn de baas over ons publieke leven, niet de instituties. Als de WRR had gekozen voor deze benadering, dan zouden we dat echt denken ‘vanuit de burger’ noemen. Nu doet de WRR alsof, maar kijkt eigenlijk naar burgers zoals een bioloog kijkt naar kippen”.

Sluipende institutionalisering van burgers

Het tweede punt van kritiek betreft de de burgerparticipatie als middel voor het doel: overleven van instituties. In het WRR rapport staat: “In een complexe, snel veranderende omgeving ‘overleven’ alleen adaptieve instituties: instituties die meer doen dan instrumenteel bijschaven en die ook de onderliggende aspecten durven aan te pakken. […] De grondslag voor dat collectieve gedrag is gelegen in institutionele intuïtie: een intuïtie die gedeeld wordt door allen binnen de gemeenschap en die elk van hen in staat stelt om zonder formele opdracht aanpassingen te kunnen maken”.

Van den Berg en De Jong: ” Lees dat nog eens goed… ‘intstitutionele intuïtie’. Wat betekent dat voor ons? Moeten we de regie over onze eigen participatie inleveren voor iets of iemand met ‘institutionele intuïtie’ – of lezen we dat verkeerd? Het woord ‘gemeenschap’ wordt hier door de WRR gebruikt voor een informele structuur binnen en buiten de instituties.
Het is de bedoeling van de WRR dat individuen binnen en buiten instituties, onbewust – intuïtief, zonder reflectie, zonder formele opdracht – in een continu proces de instituties helpen om te overleven. Zoals je een hockeystick balanceert op je hand. Verbinders, frontlijnwerkers moeten dat tot stand brengen – in nauwe samenwerking met beleidsmakers.
Wij vragen ons af of de WRR zich heeft gerealiseerd wat de reikwijdte van deze gedachte is. Moeten burgers als het ware een beschermende laag rond de instituties maken? Water uit de omgeving mengt zich met de afscheiding van het dier zodat een ondoordringbare snotlaag ontstaat. Zodat roofvissen geen grip meer krijgen op het glibberige beweeglijke diertje? (De WRR gebruikt metaforen uit de sport. Wij zijn gek op biologische metaforen.) Wat doet dit denken met opvattingen over vrijheid en staat, over rechtsorde?

We konden onze eigen analyse haast niet geloven. Zou het gaan om een uitglijder van de WRR – of pleit men echt voor een sluipende institutionalisering van burgers? De WRR helpt ons zelf uit de onzekerheid, schetst een nieuwe overheidslogica (waarin niet langer de duidelijke rechtsregels centraal staan, maar de actieve interactie van instituties met de omgeving) en noemt die Weber 3.0:
Beleidsmakers moeten de omstandigheden creëren die het frontlijninitiatief  ‘afdwingen’: mensen moeten zich verantwoordelijk willen voelen voor de uitdagingen binnen hun werkgebied…

MOETEN is het kernwoord van dit rare advies: “…de WRR pleit voor een aanpassing van de instituties, echter niet richting vereenvoudiging, ze hoeven geen betrouwbare partner te worden van vrije burgers. Nee, de WRR adviseert om de manipulatie en binding van burgers op een hoger niveau te brengen door middel van de inzet van een verbond van beleidsmakers en frontlijnwerkers”.

“De omslag naar een Weber 3.0 cultuur vereist de ijzeren discipline van het ‘rechte pad'”

Volgens Van den Berg en De Jong zakt het rapport aan het eind  euforisch door de mand: Leest en huivert:
“Dit verhaal over burgerbetrokkenheid is een nieuw verhaal en moet al langer bestaande verhalen verdringen. Dat gaat niet zonder strijd…
Het nieuwe verhaal moet verwarmen: beter zijn dan het oude, geloofwaardiger. Het moet aangeven waar ‘we’ – beleidsmakers plus verbinders – vandaan komen en vooral waar we naartoe kunnen gaan. Het is persoonsgericht: het richt zich tot de individuele ontvanger met de bedoeling te informeren (wat is het probleem en waarom is het ernstig, ook voor jou?), te communiceren (denk eens mee: wat zouden ‘we’ eraan kunnen doen?) en uit te dagen (wat zou jij kunnen doen en hoe kan ik je daarbij de hand reiken?). Het verhaal laat bovendien ruimte tot inkleuring.[…]
De omslag naar een Weber 3.0-cultuur vereist de ijzeren discipline van het ‘rechte pad’ met het bijbehorende, brede politieke draagvlak: goed doen waarvoor ‘we’ hebben gekozen en dat over een periode van vele jaren. Tevens moeten ze geloven, en dat uitstralen, in de veerkracht van de netwerksamenleving, met haar zelfcorrigerende en lerende vermogens.
[…]
Meer dan voorheen dienen ze te vertrouwen op de checks and balances die de vier vormen van binding bieden in een sterk vernetwerkte samenleving, indachtig de slotles van het hockeystickmanagement: een stick die altijd valt, valt nooit als je maar snel genoeg corrigeert…”

Het wordt hoogtijd voor een studie over participatie die de vrijheid van het individu in een netwerksamenleving serieus neemt: “Een mooie taak voor de WRR – of niet?”, aldus Van den Berg en De Jong. Zij doen in hun blog Wij burgers (december 2012) alvast een aantal suggesties. Ga naar: http://fransdejongiii.blogspot.nl

Downloaden van WRR rapport no 88, 2012: Vertrouwen in burgers: www.wrr.nl

Tijd voor een “morele renaissance” in de zakenwereld

bedrijf aardbolGary Hamel, management-expert en directeur van Management Lab (London Business School), schrijft in zijn in 2012 verschenen boek What matters now over het opnieuw opbouwen van een organisatie in een wereld van slinkende hoop, radicale veranderingen en verwoestende wedijver. Het is geen boek over hoe het beter moet maar een gloedvol pleidooi om het management zoals we dat nu kennen opnieuw uit te vinden en ons te bezinnen op de basisbeginselen van het kapitalisme, de organisatiecultuur en de betekenis van werk. Het denken hierover is niet meer veranderd sinds het industriële tijdperk. Het is hoogtijd dat we de opgelopen achterstand inhalen.

Op de website van Convercent vertelt Hamel aan Jeffrey Davis hoe we dat zouden kunnen doen. Bovenaan zijn lijst van wensen staat een volledige herziening van ethiek en waarden in de zakenwereld die de laatste jaren geteisterd wordt door principeloze CEO’s die roekeloos nieuwe records leken te vestigen op het punt van eogocentrische onverantwoordelijkheid: “Grote bedrijven behoren vandaag tot de minst betrouwbare instituties in de maatschappij. Nu het vertrouwen is weggeëbd, is de druk van regelgeving op de zakenwereld groter geworden. Om deze trend te keren, is er niets anders nodig dan een morele renaissance in de zakenwereld. Belanghebbenden zijn het niet altijd met elkaar eens, maar op een punt zijn ze dat wel: waarden doen er meer toe dan ooit”.
Om te ontdekken hoe zo’n “morele renaissance” eruit zou kunnen zien in de praktijk, ging Hamel om de tafel zitten met collega’s van The Company Ethicist*).

gary hamelZonder ethisch fundament zal het kapitalisme zichzelf van binnenuit vernietigen

De geschiedenis leert dat mensen altijd hebben begrepen dat een vrije markt niet kon bestaan zonder moraliteit en een stevig ethisch fundament. Zonder ethiek vervalt kapitalisme tot louter eigenbelang. Het gevolg is al gauw regelgeving door de overheid die haar burgers wil beschermen tegen de excessen van het kapitalisme.
Vandaag zijn macht en invloed van bedrijven groter dan ooit. Hun beslissingen hebben grotere gevolgen. Als je een dergelijke wereldwijde economische macht bezit, is het ook nodig een aantal ethische verantwoordelijkheden op je te nemen.
CEO’s denken dat ze straffeloos kunnen handelen, maar oplettende waarnemers van het kapitalisme hebben altijd al begrepen dat zonder een ethisch fundament of ethische verantwoordelijkheid, het kapitalisme zichzelf uiteindelijk van binnenuit zal vernietigen. Of je krijgt uiteindelijk een sterk gereglementeerde staat waarin de dynamiek en het nut van het kapitalisme verloren gaan.

Een morele renaissance wordt steeds urgenter om drie redenen:
1. Grote bedrijven worden wereldwijd almaar machtiger en krijgen steeds meer invloed in ons leven. Denk aan Google, Amazon of Apple. We mogen dus van hen verwachten dat ze zich verantwoordelijk gedragen.
2. Elk wangedrag van een bedrijf wordt meteen bekend, dankzij internet. Alles wordt openbaar. Mensen houden bedrijven aansprakelijk voor wat er gebeurt in de wereld.
3. Ook dankzij internet groeit wereldwijd het ethisch besef dat bedrijven overal ter wereld dezelfde maatstaven hanteren. Er zijn verschillen in lonen en voorwaarden, maar het milieu opofferen voor winst kan niet meer. Eigen winst kan niet leiden tot andermans ellende. Volgens Hamel bezondigt 99% van de bedrijven zich nog steeds. Ze zijn erop gespitst niet door de wet gepakt te worden en hun reputatie niet te verliezen.

De financiële crisis is een morele crisis

omslag what matters nowWelke maatstaven hanteert die overige 1% van de bedrijven? Volgens Hamel zijn er verschillende initiatieven. Veel daarvan zijn er voor de sier, maar er zijn er ook die beginnen na te denken over strategieën die goed zijn voor de maatschappij èn voor het bedrijf.
Pessimistisch zijn is momenteel niet moeilijk, gelet op wat er gebeurt in de financiële sector die nog weinig geneigd is de hand in eigen boezem te steken.
Voor Hamel staat het vast dat de financiële crisis een morele crisis is. Je kunt de sector een graaicultuur zonder regels noemen of niet, er is een moreel spel gespeeld waar de menselijke gebreken schril aan het daglicht zijn gekomen.

Renaissance van de bedrijfsethiek

Hamel noemt een aantal punten waarmee een nieuwe start gemaakt kan worden:

1. Helder zijn over de waarden van het bedrijf waarvan de medewerkers zich rekenschap geven. CEO’s, leiders en medewerkers praten over competitie, superioriteit, efficiëntie en leiderschap, maar niet over waarheid en rechtvaardigheid, liefde, eer en schoonheid. Deze fundamentele waarden zijn de kern van onze menselijkheid. Ons streven moet gericht zijn op dat wat goed is voor de mensheid.
2. Welke persoonlijke waarden gaan medewerkers met elkaar delen? Bedoeld worden: eerlijkheid, onpartijdigheid, integriteit en openheid. Mensen voelen zich alleen veilig als de top dergelijke waarden onderschrijft. Zij kunnen dan vrijuit spreken als ze merken dat deze waarden geweld wordt aangedaan. De waarden dienen te worden gelegitimeerd. Noodzakelijk zijn dus een ombudsman of een interne website waar  mensen zich vrij kunnen uiten over ethische dilemma’s op hun werk. Een deugdelijke klokkenluidersregeling zou in elk bedrijf aanwezig moeten zijn.
3. De bedrijven met een ethische verantwoordelijkheid zijn over het algemeen bedrijven die groot respect hebben voor de mens en het individu. Een bedrijf is goed als het zijn werknemers niet als een menselijke bron behandelt maar als een menselijk wezen. Zo’n bedrijf zet medewerkers in hun kracht, deelt informatie met hen, investeert in hen en luistert naar hen. Dat is een bedrijf dat zijn ethische verplichtingen serieus neemt.
Een bedrijf dat zijn eigen werknemers behandelt als een bron of een instrument om mee te produceren, van zo’n bedrijf kan je niet verwachten dat het anderen beter behandelt.

——————————————

*) The Company Ethicist: Putting values and ethics to work for long-term success, zie de website: www.convercent.com (Niet meer beschikbaar op site van Convercent)

Gary Hamel: What Matters Now: Values! door Steve Denning, Forbes, 6 april 2012: www.forbes.com/

Gary Hamel: Why It’s Time for a ‘Moral Renaissance’ for Business, door by Jeffrey Davis, 29 januari 2013 op site van The Company Ethicist. Klik hier. (Niet meer beschikbaar op site van Convercent).

Website Management Lab: https://managementlab.org

Experimenteren met buurtteams voor zorg en welzijn

antoniek vermeulen 2Antoniek Vermeulen is als projectleider van buurtteams in de gemeente Utrecht bezig met een nog in de experimenteerfase verkerende nieuwe aanpak van zorg- en welzijn. Per 2015 worden taken en het daarbij behorende budget overgeheveld van de rijks- en provinciale overheid naar gemeenten. Het betreft jeugdzorg en AWBZ, maar ook op het gebied van werkgelegenheid krijgen we te maken met vergelijkbare ontwikkelingen. Gemeenten zijn momenteel druk bezig zich daarop voor te bereiden.

Uitgangspunt van het nieuwe gemeentebeleid is dat mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben volwaardig deelnemen aan de samenleving. Termen die we in dit verband veel horen zijn: mogelijkheden benutten, zelf zoeken naar oplossingen, inschakelen van eigen netwerk, eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht.
Het is ook de bedoeling dat burgers van een gemeente de helpende hand bieden.

De integrale buurtteams waarmee Vermeulen aan de slag is gegaan zijn een antwoord op de verkokering en versnippering waarmee multi-probleem-gezinnen te kampen hadden. De problemen op meerdere gebieden – huisvesting, financiën, gezondheid,  psychische klachten, verstandelijke beperking – worden nu niet meer aangepakt met veel verschillende hulpverleners.
Ook het sterk verminderen van bureaucratie is een ambitie van de buurtteams. Ze experimenteren met werken zonder indicatie en de vele indicatieformulieren. Een professioneel teamlid kan na een gesprek zelf bepalen welke hulp er nodig is. Met deze aanpak, waaronder ook preventief optreden valt zoals het voorkomen van huisuitzetting, hoopt de gemeente te komen tot duurzame oplossingen. Daarbij is de verwachting dat de kosten voor zorg en hulpverlening zullen dalen.
Op de vraag of al bekend is wat de burger van deze nieuwe aanpak vindt, geeft Vermeulen aan het slot een reactie.

Belang en noodzaak van openbaarheid wetenschappelijke artikelen

Sarah Kendzior, onlangs gepromoveerd in de anthropologie aan de Washington University in St Louis, V.S., begint haar artikel op de website van Al Jazeerah: The political consequences of academic paywalls, met het noemen van de zelfmoord van activist Aaron Swartz die van mening was dat alle resultaten van academisch onderzoek vrij beschikbaar zouden moeten zijn voor alle mensen. In het huidige systeem zijn onderzoeksresultaten ondergebracht in databases. Om daarover te beschikken moet worden betaald, vaak vijftig dollar per artikel, door niet-academici.
De enigen die profiteren van dit systeem zijn de academische uitgevers. Wetenschappers ontvangen zelf geen geldbedragen uit de verkoop van hun artikelen en het gewone publiek kan die artikelen niet betalen en lezen en daardoor ook niet deelnemen aan wetenschappelijke debatten.

Afschermen wetenschappelijke artikelen heeft politieke gevolgen

Afgezien van deze gevolgen voor de lezer en de auteur, zijn er nog andere. Betaaldrempels hebben ook politieke gevolgen. Informatie, inzichten en expertise van een artikel zijn niet beschikbaar en dat heeft grote gevolgen voor plaatsen waar censuur wordt toegepast en propaganda wordt gemaakt. Als kennis of informatie macht is, dan zijn betaaldrempels de privileges van mensen met macht.
Voorbeeld is een door Kendzior geschreven artikel in 2006:  Inventing Akromiya: The role of Uzbek propagandists in the Andijon massacre, gepubliceerd in een tijdschrift en afgeschermd voor het lezerspubliek.
In 2008 plaatste ze het artikel op de website van academia.edu, waar wetenschappers hun artikelen naartoe kunnen uploaden. Dit had grote gevolgen.
Honderden Oezbeken waren de grens met Kirgizië overgestoken, waarna ze als vluchteling naar westerse landen reisden. Er waren Oezbeken onder hen die getuigen waren geweest van het bloedbad van Andijon, maar er waren er ook die ervan beschuldigd werden lid te zijn van Akromiya, een losse organisatie van welgestelde, gematigd islamitische, vrome Oezbeekse zakenmensen die aan liefdadigheid deden, vernoemd naar oprichter Akrom Yo’ldoshev. De regering van Oezbekistan vond de groep bedreigend en schilderde de leden af als gewelddadig en extreem, hetgeen niet het geval was.

In de jaren die volgden vroegen veel Oezbeken die verbonden waren geweest aan Akromiya politiek asiel aan in het buitenland. Omdat ze het stempel van extremist opgedrukt hadden gekregen door de Oezbeekse regering, stond hun een juridisch gevecht tegen de bierkaai te wachten.
Kendzior: “Mijn wetenschappelijke artikel werd een bewijsstuk in veel van deze asielaanvragen, inclusief deze van de United Nations Refugee Agency, die uit het artikel op academia.edu citeert. Door openbaarmaking van mijn werk, zijn onschuldige mensen geholpen en niet gedeporteerd naar een land waar zij gevangen genomen zouden worden, of vermoord”.

“Afgeschermd voor mensen die ze het meest nodig hebben”

De artikelen worden afgeschermd voor mensen die ze het meest nodig hebben, aldus Kendzior: “Als we het hebben over wetenschappelijk onderzoek dat niet vrij toegankelijk is voor het gewone publiek, dan bedoelen we daarmee ook niet-wetenschappelijke experts voor wie dergelijk onderzoek relevant is: advocaten, artsen, journalisten, ambtenaren en activisten. Wetenschappers klagen graag over oppervlakkige verslaggeving en oppervlakkig politiek beleid, maar hun eigen systeem ontzegt professionals de toegang  zich te verdiepen in hun werk. Abonnementen op databases die tot in de tienduizenden dollars lopen, kunnen zelfs vooraanstaande organisaties zich niet veroorloven”.

Veel wetenschappelijk onderzoek, dat van zeer groot belang zou kunnen zijn voor de politiek, wordt genegeerd, concludeert Kendzior. Na de zelfdoding van Swartz publiceerden veel wetenschappers hun artikelen op internet. Als eerbetoon aan Swartz die vocht voor vrij toegankelijke informatie voor iedereen, in plaats van alleen voor de academisch elite. Critici reageerden met te zeggen dat een dergelijke actie geen zin heeft, aangezien bij vrije toegankelijkheid het motief voor een academische loopbaan zou ontbreken. Vooruitgang in academische kring is afhankelijk van de bereidheid in tijdschriften te publiceren die niet toegankelijk zijn voor het algemene publiek.

Hoewel wetenschappelijke artikelen saai kunnen zijn en weinig aantrekkelijk voor het algemene publiek, ze zijn belangrijk vanwege hun specialistische karakter. Niet iedereen is in staat diepgaand onderzoek te verrichten.
Het lijkt dus een kwestie van academische carrière versus maatschappelijke belangen.
Kendzior maakt duidelijk in haar artikel dat een van de sterkste wapens van autoritaire regimes is het vermogen informatie te censureren. Ze heeft zelf het belang ondervonden van statistieken, verkregen uit de eerste hand, open bronnen, of gecensureerde verhalen die vrijkwamen. Ze weet wat er gebeurt als toegang is geblokkeerd.

Informatie is macht, maar informatie is ook vrijheid, concludeert Kendzior. Met die vrijheid komt ook de verantwoordelijkheid. Wetenschappers mogen, als het aan haar ligt, zich niet langer afvragen of hun werk van belang is voor een groter publiek. Het kan van belang zijn voor die ene persoon, en hele grote gevolgen hebben.

Zie: The political consequences of academic paywalls, door Sarah Kendzior op website van Al Jazeerah, 18 januari 2013: www.aljazeera.com

Rapport van UNHCR waarnaar Kendzior verwijst in haar artikel. Klik hier. (Niet meer beschikbaar op site van UNHCR).

Site Sarh Kendzior: https://sarahkendzior.com