Skip to main content

Redactie Beroepseer

Marc Tucker: Drie strategieën voor verbetering kwaliteit leraar

leraar en leerlingIn de Verenigde Staten is men het er in het algemeen over eens dat de kwaliteit van de leraar de sleutel is tot het verbeteren van het prestatieniveau van leerlingen en studenten. Maar er is geen algemeen plan hoe die kwaliteit te verbeteren.
Marc Tucker, voorzitter van het National Center on Education and the Economy (NCEE) doet al twintig jaar onderzoek naar methoden en praktijk van landen met de beste onderwijssystemen. In zijn artikel Teacher quality: Three views of how to get it  bespreekt hij drie strategieën, geschikt voor een efficiënte en effectieve kwaliteitsverbetering op Amerikaanse scholen.

Drie strategieën

Ontsla de slechtste leraren. Als eerste is er de de strategie van Eric Hanushek. Van deze Amerikaanse expert op onderwijsgebied is de wat je bijna een chirurgische ingreep van het probleem zou kunnen noemen afkomstig. Zoek uit wie de vijf procent slechtste leraren zijn en ontsla ze. Degenen die overblijven zijn in staat te presteren op wereldniveau.

Verbeter radicaal de kwaliteit van nieuwe leraren. Ten tweede is er de strategie, ontwikkeld door Tuckers eigen organisatie, Vivien Stewart van de Asia Society en anderen. Bestudeer de strategieën die al worden toegepast door landen met studenten die tot de beste van de wereld behoren en pas ze aan voor gebruik in de V.S. Deze strategieën zijn gericht op de vijver van waaruit de leraren worden geselecteerd. De lat wordt hoger gelegd wat betreft opleiding, toetsen en diploma’s.

Investeer in de mensen die er al zijn. Ten derde is er de strategie van de Engelse emeritus-hoogleraar Dylan Wiliam die zich niet richt op aankomende leraren, maar op degenen die er al zijn. Vaardigheden worden gestaag verbeterd en de leraren die vooruit willen, worden ondersteund in hun ontwikkeling.

Tucker zou het liefst een debat willen met voorstanders van deze radicale opvattingen, zodat beleidsmakers en mensen uit de praktijk hun ambitieuze plannen kunnen evalueren en zich aan elkaar kunnen meten. Zo’n debat had er allang moeten zijn.
Hoe zou zo’n debat kunnen verlopen? Tucker maakt er zich een voorstelling van en concludeert aan het eind welke richting de V.S. zou moeten inslaan.

Hoe het debat zou kunnen verlopen

In zijn essayTeacher deselection wijst Hanushek naar de talloze mislukte plannen ter verbetering van de studentenprestaties en stelt vervolgens een andere aanpak voor. Waarom niet bij het eind beginnen? Bij wat we weten over de schoolpraktijken die een groot verschil maken? Het antwoord hierop is: de leraren.
Kijkend naar de verschillen in prestaties van leerlingen, wordt duidelijk dat het de bekwaamheid van de leraar is die het verschil maakt. De rest is eenvoudige logica.
Laten we dus, aldus Tucker een dimensielijn trekken van bekwaamheid van de leraar, de slechtste vijf procent eruit halen en kijken naar het prestatieniveau van de studenten van de leraren die zijn overgebleven. Die laatsten hebben dezelfde kwaliteit als de leraren van landen met de best presterende studenten. Probleem opgelost. Alles wat we moeten doen voor topprestaties van studenten in de V.S. is, zolang als nodig, elk jaar vijf procent van de leraren ontslaan om het doel te bereiken. Hanushek is tot deze conclusie gekomen door toepassing van een meetmethode aan de hand van de internationale OESO-PISA ranglijst en de prestaties van de tot de top tien van de wereld behorende Canadese studenten en de verschillen met de gemiddelde Amerikaanse leraar en student.

Een nadere analyse van de tweede strategie laat zien dat betere prestaties te danken zijn aan heel goede leraren. Die kwamen er in diverse landen omdat het beroep van leraar daar aantrekkelijk was gemaakt. Aan een loopbaan in het onderwijs kon je status ontlenen. Het salaris ging omhoog, de arbeidsvoorwaarden verbeterd, te vergelijken met andere beroepen van aanzien. De leraren kregen ook autonomie. Al die radicale veranderingen hebben geleid tot een zwaarder selectieproces van jonge mensen die een opleiding in het onderwijs ambieerden.
De landen die bovenaan de ranglijst staan beroepen zich ook op zaken als beheersing van het vak, lessen volgen in didactiek, een hoog universitair niveau van de opleidingen en beurzen aan jongeren die het onderwijs in willen. Het belang van begeleiding van een of twee jaar van beginnende leraren door ervaren leerkrachten wordt ook onderstreept.
omslag surpassing shanghai
De derde strategie, afkomstig van Dylan Wiliam, is het resultaat van degelijk onderzoek naar de bepalende factoren van leraarsvaardigheden. IQ is belangrijk, misschien wel een dominante factor, maar alleen in de eerste drie praktijkjaren. Daarna, zegt Wiliam, is het praktijkdiscipline die telt en dat is niet hetzelfde als ervaring. Iemand kan jaren achtereen lesgeven zonder ooit beter te worden. Praktijkdiscipline is altijd moeilijk, het doet er niet toe hoe goed je bent. De beste violisten en zwemmers hebben het, wetenschappelijke onderzoekers ook. Ze doen de hele tijd hun uiterste best om hun vaardigheden door oefening te verbeteren, al of niet met de hulp van een coach. Verhoging van de kwaliteit kan door ontwikkeling van stimulansen ter verbetering van de vaardigheden van de bestaande leerkrachten en door het oprichten van instituten die ondersteuning kunnen bieden.

Tucker merkt op dat men in de V.S. niet veel ervaring heeft met systemen die leraren steunen die voortdurend bezig zijn zich te verbeteren. Daarvoor is een cultuur nodig die op de meeste Amerikaanse scholen ontbreekt. Het gaat om een transformatie van een cultuur die voorbij gaat aan methoden of capaciteiten. Het gaat om het omarmen van een heel andere visie op wat scholen behoren te zijn en wat het betekent een beroepsleerkracht te zijn.

Ontslag van slecht presterende leraren is niet de oplossing

Voor elke van de drie strategieen is iets te zeggen. Wie heeft bezwaar tegen ontslag van slechte leraren? Als er een manier was om dat fatsoenlijk en op een politiek haalbare manier te doen, zouden we het doen, aldus Tucker: “We zijn dat verplicht jegens onze leerlingen, ouders en belastingbetalers. Maar er is geen enkel beroep dat zichzelf al ontslagend een weg heeft gebaand naar excellentie. Een door mijn organisatie verricht onderzoek heeft aangetoond dat de meest vooraanstaande beroepen over gebrekkige procedures beschikken om de slechtst presterende medewerkers te ontslaan. Men handelt het probleem van de kwaliteit af aan het begin, door toelating te beperken, hoge toelatingseisen te stellen, een hoog niveau van beroepsopleidingen en een intensieve begeleiding van de beste beroepskrachten als de nieuweling eenmaal is aangenomen. Dat zijn dezelfde maatregelen die de best presterende landen treffen om een superieur lerarenkorps te kweken. Mijn bezwaar tegen de analyse en het recept van Hanushek is niet dat we ons moeten ontdoen van onze slechtste leraren, maar tegen het idee dat als we dat doen we denken dat dat de sleutel is tot een eersteklas lerarenkorps. Dat is het niet. Als we zouden doen alsof dat wel zo was, zou dat de dingen alleen nog maar erger maken”.

Wat de andere mogelijkheden betreft, we hebben ze beide nodig volgens Tucker: aankomende en bestaande leerkrachten. Het selecteren en voorbereiden van leraren, maar ook geld steken in permanente ontwikkeling van het bestaande lerarenkorps.
Amerika heeft lange tijd  het geluk gehad dat het beschikte over een lerarenkorps van hoog opgeleide vrouwen die weinig kans hadden op een andere loopbaan. Hun verlies was winst voor hun leerlingen. Er zijn er nog velen, maar ze gaan spoedig met pensioen.
Hun opvolgers gaan naar de universiteit en gaan rechten studeren, economie of bouwkunde. Volgens Tucker zou het de Amerikaanse scholen weinig goed doen als ze zich zouden gaan richten op een totaal andere ontwikkeling van hun bestaande leerkrachten:
“Er ontstaat namelijk een urgente situatie, het opdrogen van de vijver waaruit we onze beste leerkachten selecteerden. Ondanks alle redenen die Wiliams aanvoert, vind ik het niet zinvol je uitsluitend te richten op de aankomende leraren omdat het lang duurt alvorens ze een verschil kunnen maken op onze scholen. Er is groeiend bewijs dat praktijkdiscipline, gecombineerd met ervaring, heel goed de vaardigheden kunnen verbeteren van het bestaande lerarenkorps.
Als we voor deze twee strategieën zouden kiezen en gestaag het aantal eersteklas leraren uitbreiden, dan zou het zinvol zijn de slechtste leraren te ontslaan, omdat we dan een groeiend aanbod van prachtige leraren zouden hebben om hun te vervangen. En wat niet minder belangrijk is, is dat we aan jonge mensen en goede bestaande leerkrachten hebben laten zien dat we onze leraren respecteren en dat we hun willen steunen”.


Artikel Teacher quality: three views of how to get it, door Marc Tucker, verschenen  op website van Education Week, 14 februari 2013:http://blogs.edweek.org

Marc Tucker schreef het in 2011 verschenen boek Surpassing Shanghai: an agenda for American education built on the world’s leading systems. Een bespreking ervan door Anatoli Rapoport is te lezen op de site van Teacher’s College Record.

Dylan Wiliam schreef het boek Embedded formative assessment (2011) dat gaat over de verhoging van de kwaliteit en permanent streven naar verbetering van het onderwijsniveau en de prestaties van studenten. Website Dylan Wiliam: www.dylanwiliam.net

Website National Center on Education and the Economy waarvan Marc Tucker oprichter en voorzitter is: www.ncee.org

Website Eric Hanushek: http://hanushek.stanford.edu

Stichting psychische zorg naar rechtbank voor meer privacytoezicht

De goedkeuring van de Gedragscode Zorgverzekeraars door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) leidt tot uitholling van het medisch beroepsgeheim en privacyrechten van patiënten. Vandaag, donderdag 21 februari 2013, dient een belangrijke rechtszaak bij de Rechtbank Amsterdam.
De KDVP, een stichting die zich al jaren inzet voor behoud van vertrouwelijkheid, privacy en beroepsgeheim in de GGZ, heeft de strijd aangebonden met privacywaakhond CBP.

Deze kwijt zich niet op juiste wijze van haar taak als toezichthouder door op onjuiste gronden, onvoldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd goedkeuring te verlenen aan de Gedragscode Zorgverzekeraars.
Informatiegulzige zorgverzekeraars en overheden verwijzen graag naar adviezen, verklaringen van geen bezwaar en goedkeuringsbesluiten van het CBP om nieuwe praktijken en procedures voor de uitwisseling van patiëntgegevens te legitimeren. Onvoldoende kritisch, tekortschietend toezicht werkt onrechtmatige uitwisseling en verwerking van medische persoonsgegevens in de hand.

De KDVP is nauw betrokken bij de strijd voor het behoud van fundamentele privacyrechten en tegen ernstige veiligheidsrisico’s zoals verbonden met de “private” doorstart van het EPD dat eerder door de Eerste Kamer werd afgewezen en omgedoopt is tot het landelijk schakelpunt (LSP).
De door het CBP goedgekeurde Gedragscode Zorgverzekeraars moet er voor zorgen dat verwerking en gebruik van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars geen inbreuk vormt op de privacy van patiënten en het beroepsgeheim van zorgverleners.

Het CBP is de eerst aangewezen partij om de privacy te bewaken, maar is bij de beoordeling van de Gedragscode Zorgverzekeraars onzorgvuldig en onkritisch te werk gegaan.
In deze rechtszaak tegen de goedkeuring van de Gedragscode Zorgverzekeraars door het CBP gaat het bovenal om meer, beter en kritisch onafhankelijk toezicht op de uitwisseling van medische persoonsgegevens.

Bij falend toezicht worden privacy en beroepsgeheim in de zorg tot een illusie. Zoals ernstig tekortschietend toezicht op de financiële markt geleid heeft tot een financiële crisis van ongekende omvang, zal gebrekkig toezicht van het CBP op de uitwisseling van medische persoonsgegevens leiden tot een crisis in de zorg, zeker nu het parlement wordt uitgeschakeld en gepasseerd bij de private doorstart van het EPD.

Dit scenario dreigt nu in de zorg: de toezichthouder kwijt zich onvoldoende van zijn taak, de zorgverzekeringssector grijpt zijn kansen en burgers en zorgverleners betalen straks het zware gelag.

Er is echter één groot verschil: met privacyschending is, anders dan met verlies van geld, geen herstel mogelijk. Gevoelige patiëntgegevens die ongewild in verkeerde handen vallen, brengen onherstelbare persoonlijke schade. Kritisch toezicht door het CBP is meer dan ooit nodig, willen privacy en beroepsgeheim niet aan eroderende praktijken ten onder gaan.

Het CBb gaf de KDVP al tweemaal gelijk in eerdere procedures tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over behoud van privacy in de geestelijke gezondheidszorg.
De zaak vindt plaats voor de sector Bestuursrecht van de Rechtbank Amsterdam, onder algemeen zaaknummer 12/ 984 WBP

Over de eerdere procedures tegen de NZa en behoud van de privacy in de GGZ, zie op site Beroepseer:

Privacy in de zorg wordt bewust genegeerd, 27 november 2012. https://beroepseer.nl

Vervolg op Uitzonderlijke uitspraak privacy en beroepsgeheim bij DBC, 22 maart 2012. https://beroepseer.nl

Principiële rechtszaak over verplichte schending van privacy en beroepsgeheim, 7 november 2011. https://beroepseer.nl

VO-managementcoach voor schoolleiders van start gegaan

Op de startbijeenkomst van VO-managementcoach is de eerste groep beginnende leidinggevenden in het onderwijs gekoppeld aan vijftig ervaren collega’s, die hen dit jaar als coach begeleiden bij hun ontwikkeling. Staatssecretaris Dekker sprak de coaches toe. Hij onderstreepte in zijn speech het belang van continue scholing en leren van elkaar: “Docenten kijken al veel bij elkaar in de klas. Goed dat de VO-raad samen met School aan Zet en het Ministerie van Onderwijs de handen ineen slaat om dit ook groots aan te bieden aan schoolleiders. Zij maken immers het verschil”.

Hein van Asseldonk, vice-voorzitter van de VO-raad1) benadrukte in zijn welkomstwoord de bereidheid in de sector om te professionaliseren en de kwaliteit te verbeteren, en noemde hierbij de bestaande huisacademies2) als inspirerend voorbeeld. Ook het grote aantal aanmeldingen voor het traject VO-managementcoach toont volgens hem aan hoe groot de bereidheid van schoolleiders is om in zichzelf te (blijven) investeren: “Van de 117 aanmeldingen kunnen in deze pilot maar 50 coaches aan de slag, meer dan 100 beginnende leidinggevenden tonen de moed zich te laten coachen. Dat zegt veel over hun professionele houding.”

Van Asseldonk sprak de hoop uit dat de pilot een groot succes wordt dat zich gaat rondzingen, zodat VO-managementcoach volgend jaar gecontinueerd wordt en beschikbaar komt voor een grotere groep schoolleiders.

 VO-managementcoach

Het traject VO-managementcoach is  gestart op 7 februari 2013 en is een niet-formeel scholingsaanbod vanuit de VO-academie3). Het betreft een pilot die bij succes verlengd wordt. Het traject is opgestart omdat er enerzijds veel leidinggevenden zijn met de nodige ervaring die hun kennis en expertise met collega’s willen delen en er anderzijds jaarlijks 300 beginnende leidinggevenden in scholen aan de slag gaan die behoefte hebben aan ondersteuning in hun taak om de kwaliteit van het onderwijs in hun school te versterken.

 Samenwerking School aan Zet

De VO-raad voert dit traject uit in partnerschap met School aan Zet, omdat zij in het kader van het Bestuursakkoord4) veel scholen ondersteunen bij het realiseren van doelstellingen ter verbetering van de onderwijskwaliteit. De mate waarin die doelstellingen gerealiseerd worden, staat niet los van de kwaliteit van de leidinggevende. Door samen te werken in dit project bundelen VO-raad en School aan Zet hun krachten om via coaching leidinggevenden te ondersteunen in hun professionele ontwikkeling voor het bereiken van de gestelde doelen in hun school ter verbetering van de onderwijskwaliteit.

Zie de website van de VO-raad met bericht VO-managementcoach van start: www.vo-raad.nl (Bericht niet meer beschikbaar op site van VO-raad. Zie verder: VO Academie: www.vo-academie.nl/onderwerpen/coaching

School aan zet: www.schoolaanzet.nl/

1) De VO-raad is een vereniging van 334 schoolbesturen en ruim 600 scholen in het voortgezet onderwijs. Het doel van de VO-raad is om de onderwijskwaliteit te bevorderen en scholen te ondersteunen bij de ontwikkeling van het onderwijs voor 1 miljoen leerlingen. Daarbij werkt de VO-raad aan de speerpunten uit de VO-Investeringsagenda en de VO-Professionaliseringsagenda. Als werkgeversvereniging voert de VO-raad overleg met werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden van ruim 120.000 personeelsleden.

2) Zie voor huisacademies Gesprekken over goed onderwijs: www.vo-raad.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site VO-raad). Zie verder voor huisacademies op Onderwijsacademie: www.onderwijsacademie.nl

3) VO-academie: Het project VO-academie is opgezet om teamleiders, schoolleiders en bestuurders te ondersteunen bij hun verdere professionalisering.

4) In het Bestuursakkoord VO staan afspraken tussen het ministerie van Onderwijs (OCW) en de VO-raad over de prestatiedoelen van scholen voor 2015 en de financiering die OCW hiervoor beschikbaar stelt.

Hoe word ik onderwijsondernemer?

noah zeichnerAls je verder wilt komen in je carrière en je je kennis wilt vermeerderen, hoef je je klaslokaal niet meer in de steek te laten. Een leraar in Seattle weet hoe dat moet.

Hij vertelt: “Een vriendin van me, werkzaam in de zakenwereld klaagde onlangs tegen mij dat ze voelde dat ze vastgelopen was in haar baan. Er was geen mogelijkheid meer voor haar nog hogerop de ladder te stijgen.
Ik hoorde haar aan en dacht ik bij mezelf: Welkom in de onderwijswereld. Als je een leraar bent die vooruit wilt komen, moet je het klaslokaal achter je laten. Gebruikelijk is – en een realiteit voor velen – dat je alleen vooruit kan komen als je een administratieve functie ambieert, of coach wordt. Dat betekent vaak dat je verder af komt te staan van je leerlingen voor wie je juist die baan hebt gekozen. Gelukkig komen er nieuwe carrièremogelijkheiden voor leraren. Sinds het afgelopen anderhalf jaar heb ik een gemengde baan, ‘s morgens lesgeven en ‘s middags werken in leiderschapsposities. Ik hoop dat mijn verhaal degenen onder u kan inspireren die een actieve rol willen spelen in de belangrijke veranderingen in het onderwijs en tegelijkertijd met één been in het klaslokaal willen blijven staan”.

Noah Zeichner schrijft hoe hij na acht jaar lesgeven op een middelbare school in het Amerikaanse Seattle op zoek ging naar een nieuwe uitdaging om te kunnen groeien in zijn werk.
Hij ging op zoek naar een leiderschapsfunctie, voorzitter worden van een bestuur, met studenten op reis gaan naar het buitenland, en coördinator zijn van huisbezoeken. Naast het behalen van een speciaal onderwijsdiploma, woonde hij conferenties bij en schreef hij samen met een groep leraren in de regio Seattle een beleidsplan om de waarde van de leraar en de leerling te verhogen. Hij  ontwikkelde nieuwe vaardigheden. Het werk stapelde zich op en begon zijn tol te eisen; hij wilde ook nog tijd besteden aan zijn vrouw en kind en niet opgebrand raken en gedwongen worden alles op te geven.

De onderwijsondernemer

Zeichner realiseerde zich dat hij graag een gecombineerde baan wilde en ging zelf aan de slag. Hij ontwierp een plan om zijn eigen school op de internationale kaart te zetten en connecties aan te knopen met andere scholen en onderwijsinstellingen. Bijvoorbeeld met het Center for Teaching Quality (CTQ) voor het opbouwen van een internationaal netwerk van leraren. “Ik deponeerde mijn ideeën bij mijn schoolhoofd en bij CTQ waar ik een aantal jaren adviseur was geweest”.
De eerste reactie die hij te horen kreeg: “Dat klinkt heel goed. Als er geld was, zouden we erover kunnen denken”.
De sterren stonden gunstig, aldus Zeichner. Al gauw ging zijn schooldistrict samenwerken met het Global Cities Education Network, een nieuw initiatief van de Asia Society, en CTQ ging verder met het uitbreiden van het netwerk van leraren.

omslag teaching 2030CTQ zorgde ook voor fondsen en tekende een overeenkomst met Zeichners schooldistrict. Voortaan zou hij veertig procent van zijn tijd besteden aan lesgeven en zestig procent aan het leiding geven aan de door hem voorgestelde projecten. Doordat hij les geeft aan minder leerlingen dan voorheen, kon hij een goed band met zijn leerlingen opbouwen. En dat was te merken in de klas. Het vertrouwen en respect tussen leerlingen wier ouders nog maar kort geleden uit andere landen waren geëmigreerd naar Seattle, is groot.
Zeicher geeft verder leiding aan een interdisciplinair project voor studentenreizen naar het buitenland, maakt plannen voor collega’s voor de ontwikkeling van internationaal onderwijs en bereidt met CTQ  internationale onderwijsconferenties voor.

Zeichner wordt door zijn collega’s een onderwijsondernemer genoemd, omdat…”ik betrokken ben bij beleidsplannen en elke dag voor de klas sta. Dit idee heb ik verwerkt in Teaching 2030, een boek dat ik heb geschreven met CTQ directeur Barnett Berry en 12 leraren”.

Een onderwijsondernemer is altijd betrokken bij studenten terwijl hij tevens kennis en energie investeert in belangrijke projecten. Wat zou er gebeuren als er meer onderwijsondernemers zouden komen? vraagt Zeichner zich af. Hij kan het onderwijsondernemerschap van harte aanbevelen en hoopt op een onderwijssysteem dat ruimte biedt aan diverse combinaties van functies.

The Next Step: A Hybrid Teaching Role, Noah Zeichner, Educational Horizons, vol. 91, 3: pp. 13-15, 1  februari 2013.
New Millennium Initiative, Center for Teaching Quality: www.teachingquality.org/voices-from-the-classroom-new-millennium-blog/

Over het boek Teaching 2030 is een video te zien op YouTube: www.youtube.com

Van waarde: sociaal-democratie voor de 21ste eeuw

De Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijke bureau voor de Partij van de Arbeid, heeft op zaterdag 16 februari 2013 in de Rode Hoed in Amsterdam de resultaten van het “Van waarde-onderzoek” gepresenteerd in het manifest Van waarde, Sociaal-democratie voor de 21ste eeuw. Het is een visie die de sociaal-democratische waarden gebruiksklaar maakt voor de huidige tijd.

omslag van waardeMeer dan twee jaar geleden kwam een kleine groep mensen regelmatig bijeen – de Kompasgroep genaamd – om van gedachten te wisselen over de toekomst van de sociaal-democratie. Bindmiddel was in eerste instantie vooral het gevoel dat het na Paars en na de kabinetten met Balkenende tijd was om langer stil te staan bij de pretenties van de progressieve politiek. Het zou niet gaan over de techniek van investeren of bezuinigen, maar over richting en noodzaak van een heroriëntatie.
In het onderzoek naar een nieuwe koers stonden drie vragen centraal: Wat is van waarde? Hoe staat dat onder druk? En wat kunnen we daaraan doen?

Aan de gesprekken namen o.a. deel: Felix Rottenberg, Lodewijk Asscher, Paul de Beer, Hans Boutellier, Rutger Claassen, Job Cohen, Heleen de Coninck, Wout Cornelissen, Mark Elchardus, Michiel Emmelkamp, Anton Hemerijck, Kees Schuyt, Adriaan van Veldhuizen, Adnan Tekin en Evelien Tonkens. Ook de stafleden van de Wiardi Beckman Stichting waren erbij betrokken. Zij gingen het land in voor interviews met mensen over hun zorgen en hun dromen, en over de manier waarop zij problemen oplossen waar ze tegenaan lopen.
Verder schreven in 2011 en 2012  tientallen wetenschappers artikelen voor themanummers van het tijdschrift S&D in het kader van het Van waarde-onderzoek. Ook hun ideeën zijn terug te vinden in het manifest.
Een van die artikelen, getiteld Goed werk is een doel, geen middel, is geschreven door Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en Jos Kole, redacteuren van het in 2009 verschenen boek Beroepstrots. Een ongekende kracht. Het artikel begon met: “Het is de hoogste tijd voor een alternatieve besturingsfilosofie die uitgaat van de deskundigheid, vaardigheid, beroepsethiek en intrinsieke motivatie van degenen die op de werkvloer het echte werk doen”.

Goed werk, een van de vier doelen van de nieuwe koers

In het manifest Van waarde staat: “In de gesprekken die we voerden, resoneren vier klassieke sociaal-democratische waarden: mensen hebben behoefte aan bestaanszekerheid, aan goed werk, aan verheffing, en aan binding. Dat zijn blijvende doelen van de sociaal-democratie, dat is wat de sociaal-democratie van waarde acht.
Die vier doelen vormen samen een visie op het goede leven en op het goede samenleven. Aan het individu bieden ze een behoorlijk levensniveau en sociale veiligheid; de mogelijkheid je te ontplooien in je werk, buiten je werk en via je werk; de kans je te verheffen, het beste van jezelf te maken; en de kans die bindingen te zoeken die het leven mogelijk en aangenaam maken. Ze bieden zeggenschap en greep op het leven. Kortom: zij bieden vrijheid in de volle betekenis van het woord”.

Het manifest Van waarde wordt begeleid door twee andere publicaties:
1. Een boek met interviews met mensen uit het land, getiteld Vooruit. De verzwegen politiek van het dagelijks leven. Daarin staan gesprekken met leraren, verplegers, agenten, kleine ondernemers, marktkooplui, jonge migrantenvrouwen, fotografen, schoonmakers, buschauffeurs, onderzoekers, lokale ambtenaren en rijksambtenaren.
2. Een bundel met artikelen uit de themanummers van S&D die als bouwstenen dienden voor het project, getiteld Tegenwicht. Waarom waarden ertoe doen. Hierin staat ook het artikel Goed werk is een doel, geen middel.

Het manifest Van waarde is in een online versie verschenen en in druk bij uitgeverij Van Gennep. Downloaden op site van Wiardi Beckman Stichting: www.wbs.nl

Artikel in S&D no 9/10, 2011: Goed werk is een doel, geen middel door Thijs Jansen, Gabriël van en Brink en Jos Kole. Te downloden op AnZdoc: https://anzdoc.com/goed-werk-is-een-doel-geen-middel.html

Zie ook Tegenwicht – Waarom waarden ertoe doen, onder redactie van Menno Hurenkamp, Annemarieke Nierop en Monika Sie Dhian Ho, Van Gennep, Amsterdam, februari 2013. Downloaden op site Wiardi Beckman Stichting: www.wbs.nl

Lancering van plan voor Gids naar Goed Werk in het onderwijs

Jelmer Evers en René Kneyber hebben in deze derde week van februari 2013 het plan gelanceerd een bundel met artikelen te redigeren en te publiceren over goed onderwijs die in het najaar 2013 moet gaan verschijnen. Titel: Het Alternatief: Een gids naar Goed Werk in het onderwijs.
Docenten en onderwijsdeskundigen uit binnen- en buitenland worden momenteel uitgenodigd een bijdrage aan het boek te leveren. Een aantal heeft al toegezegd. Uit het buitenland Pasi Sahlberg, auteur van het boek Finnish Lessons en de Amerikaanse hoogleraar Howard Gardner. De namen van een twaalftal Nederlandse auteurs zijn inmiddels ook bekend en worden vermeld op de website.

Evers en Kneyber zijn beiden docent. Evers heeft meegewerkt aan de documentaire Les van de leraar, uitgezonden op televisie op de Dag van de leraar in oktober 2012. Evers geeft geschiedenis op de school voor havo/vwo UniC in Utrecht. Hij geeft les op maat aan zijn leerlingen en zet volop internet in. Geen klassikale instructies meer, maar YouTube-colleges. Flipping the classroom wordt dat genoemd, ofwel het omdraaien van de les.
René Kneyber, docent wiskunde op het Oosterlicht College in Nieuwegein, schreef een aantal boeken over orde en gezag: Orde houden in het vmbo, Orde houden in het voortgezet onderwijs en het praktijkboek De ordegenerator. Kneyber is een van de redacteuren van het in 2012 verschenen boek Gezagsdragers: de publieke zaak op zoek naar haar verdedigers.

Evers en Kneyber schrijven en vertellen:
“Iedereen wil dat er in het onderwijs goed werk geleverd wordt. Leerlingen en ouders willen goed onderwijs, onderwijzers willen goed werk leveren. Ook het politiek bestuur wil dat het onderwijs het goed doet. Het is ook duidelijk dat een autonome, professionele, zich ontwikkelende leerkracht die trots is op zijn vak dit goede werk kan leveren. Maar hoe ontstaat er een cultuur in scholen waarin deze leerkrachten tot hun recht komen en de ruimte krijgen? Wat is hierin de rol voor schoolleiders en voor docenten? Hoe organiseren we scholen zodat het vakmanschap volledig tot uiting kan komen? Dat is voor het onderwijs de eerste belangrijke vraag.

De tweede, hiermee samenhangende vraag is die van het conflict. Het conflict tussen koopmansgeest (sturen op resultaten en rendement) en die van meesterschap (vakmanschap en bezieling op de werkvloer). Met een steeds groter wordende verantwoordingsplicht en een nadruk op toetsen verdwijnt de bezieling uit het onderwijs.

Tenslotte: wie altijd maar verteld wordt wat hij moet doen zal niet meer de vraag stellen wat hij zelf wil. Maar het onderwijs helemaal vrij laten is dat verstandig? Waar zit het juiste evenwicht?

Dit zijn vragen die we onszelf nadrukkelijker moeten stellen in het onderwijs, maar die eigenlijk op de achtergrond zijn verdwenen. Het is zoek geraakt. Zo kan het gebeuren dat een school na de examens verplicht blijft lesgeven om aan de urennorm te voldoen, op last van de inspectie. Dat goede vakmensen zonder diploma van het ROC gaan omdat ze niet kunnen rekenen en dat het toetsen – en nog meer – toetsen steeds belangrijker wordt in het onderwijs. Tijd dat we daar een gezond alternatief voor gaan bieden!”

Beide redacteuren zijn momenteel druk bezig financiën te verzamelen via crowdfunding om de uitgave mogelijk te maken. Een bedrag van vijf euro is welkom, een bedrag van vijfhonderd of duizend wordt ook hogelijk op prijs gesteld. De gulle gever krijgt ook iets terug voor zijn of haar investering. Kijk op de site van Pitchstar wat dat precies is en waar uitgelegd wordt hoe de financiëring voor het boek in zijn werk gaat. Klik hier (Website is opgeheven)

Meer info over het boek op de site van Goed Werk Gids. www.goedwerkgids.nl (Site is opgeheven)
Bekijk ook de video, 15 februari 2013. Klik hier. 

René Kneyber en Jelmer Evers zijn voortrekker van Beroepseer. Zie meer daarover op https://beroepseer.nl

Resultaten onderzoek naar mening leden Britse onderwijsvakbonden

In 2010 hadden de Britse onderwijsvakbonden de meeste leden van alle vakbonden*). De verklaring was dat  leraren zich aansluiten bij bonden vanwege bescherming tegen onjuiste beschuldigingen. Maar dat was niet  de hele verklaring. De onderwijsstaking van november 2011 had tot gevolg dat twee derde van de scholen dicht ging. Zouden de leraren dan die linkse “ideologen” zijn, voor wie de Britse – conservatieve – Minister van Onderwijs Michael Gove had gewaarschuwd? Als dat zo zou zijn, waarom had dan slechts 40 procent van de leden van de onderwijsvakbonden NASUWT en NUT gestemd voor een staking? Bent u daarover verbaasd?

Loic Menzies was wel verbaasd. Hij is directeur van LKMco, een in het Engelse Cambridge gevestigde “denk-en actietank” voor onderwijs en jeugd. Menzies besloot in 2012 na te gaan waar deze tegenstrijdigheid vandaan kwam. LKMco doet onderzoek naar beleid, voert actie en werkt voor scholen, leraren en onderwijs- en jeugdinstellingen.

Een groots project werd gelanceerd voor onderzoek naar wat leraren en schoolhoofden vinden van onderwijsvakbonden. De opzet was een degelijk, accuraat en onpartijdig onderzoek. Onderdeel daarvan was het verzamelen van video’s waarin leraren konden vertellen waarom ze lid zijn van een vakbond, te zien op de website van LKMco.

De vragen van LKMco:

– Waarom worden leraren en schoolhoofden lid van een vakbond?
– Op grond waarvan maken zij hun keuze van welke vakbond ze lid willen worden?
– Wat verlangen ze vooral van hun vakbond?
– Zijn ze tevreden met  de manier waarop de vakbonden te werk gaan?

Daarnaast zouden ook onderzocht worden:
– De visies van schoolhoofden over de interactie met de vakbonden
– De visies en ervaringen van leraren die geen lid zijn van een vakbond
– Pf recente gebeurtenissen hebben geleid tot verandering van mening over vakbonden

In april 2012 verscheen er een 96 pagina’s tellend rapport met de resultaten van het onderzoek, getiteld Collectivists, Functionalists & Critics: What do teachers think of their unions?

Een greep uit de resultaten:

– De algemene tevredenheid met de vakbonden is erg hoog. Tevredenheid is afhankelijk van de taken van de bonden. De minst gewaardeerde taken zijn die welke de leraren het minst belangrijk vinden, zoals geïnformeerd worden over onderwijs, opvoedkunde en beleid. Ongeveer driekwart van de ondervraagde leraren is tevreden over de vakbond.

– Hoewel de tevredenheid onder de respondenten over het algemeen hoog is ten aanzien van taken die te maken hebben met persoonlijke steun en hulp, is de waardering lager ten aanzien van collectieve zaken zoals brede onderwijsthema’s (49% van de respondenten) en het verbeteren van de positie van de leraar (57% van de respondenten).

– Leraren zijn verdeeld in hun mening over het beter worden van het onderwijs als gevolg van inspanningen van vakbonden. Eenenvijftig procent van de ondervraagden gelooft dat onderwijs beter af is door toedoen van de vakbonden. Vijfenveertig procent vindt dat lid worden van een vakbond de plicht is van elke leraar.

– De leraren die vinden dat de Conservatieve Partij het meest aansluit bij hun ideeën, neigen ertoe minder tevreden te zijn met het actievoeren van de vakbonden (slechts 40%  is tevreden). Ze vinden dat de bonden het onderwijs niet verbeteren (slechts 17% vindt dat onderwijs beter is geworden door toedoen van de bonden). Maar, meer dan zestig procent van de conservatieve respondenten is over het algemeen nog steeds tevreden met de bonden, als de voor hen geldende belangrijkste taken worden uitgevoerd.

– De meeste leraren – bijna driekwart van de respondenten – vindt lidmaatschap “waardevol en de moeite waard”, maar neigt ertoe dat eerder te beschouwen als “noodzakelijk dan wenselijk” (tweederde van de respondenten). Een kwart van de ondervraagde leraren geeft er de voorkeur aan geen lid te zijn van een bond als er een alternatief zou zijn.

– De gebeurtenissen van het afgelopen jaar**) hebben een polariserende werking gehad op de mening van leraren over de vakbonden. Een kwart van de respondenten staat positiever tegenover de bonden en een kwart minder positief.

Collectivisten, functionalisten en critici

De ondervraagden waren ingedeeld in drie categorieën: collectivisten, functionalisten en critici. De indeling is uitsluitend gebaseerd op de houding jegens de bonden.
Collecitivisten hebben sterke gevoelens jegens de bonden. Ze geloven dat vakbonden het onderwijs verbeteren en dat lid zijn een plicht is van elke leraar.

Functionalisten zijn tevreden met de vakbonden maar vinden niet dat ze het onderwijs verbeteren. Ze weten wat zij willen van hun bonden en krijgen het ook. Zij willen deel uitmaken van een organisatie die hun steunt, strijd voert en hen beschermt. Bonden kunnen dat en doen dat. Zoals een leraar het verwoordde: “De enige reden waarom de meeste leraren lid zijn van een vakbond is vanwege juridische bescherming en aansprakelijkheid voor als ze in moeilijkheden raken inzake gebeurtenissen in de klas of een arbeidscontract. Het heeft niets te maken met politieke onderwerpen”. De meeste functionalisten vonden campagne of actie voeren voor het onderwijs “niet erg belangrijk”.

De critici vinden niet dat het onderwijs beter is geworden door toedoen van de bonden. De meesten zijn lid van een vakbond, maar als er een alternatief was, zouden ze het lidmaatschap opgeven. Iemand merkte op dat “ze het beroep nogal schade toebrengen”. Sommigen zijn geen lid van een vakbond maar overwegen een alternatief. Hoewel ze critici zijn, zijn deze leraren niet allemaal ontevreden. Zoals bij de functionalisten, is voor velen de hoofdzaak steun krijgen, en die krijgen ze ook. Ze neigen tot kritiek op die aspecten van het vakbondswerk die niets te maken hebben met steun en bescherming; van staken houden ze niet zo erg. Critici maken ongeveer 15% van de ondervraagden uit

De indeling in drie categorieën leraren noemen de onderzoekers archetypen. Maar, leraren zijn uiteraard niet volledig in te delen en de onderzoekers benadrukken dan ook dat veel leraren zich bewegen tussen de categorieën in. Met deze indeling hopen de onderzoekers verder onderzoek te vergemakkelijken.


Noten:
*) Volgens de Ofice of National Statistics was 27 procent in 2010 van alle werknemers in Groot-Brittannië lid van een vakbond. In het onderwijs was dat bijna het dubbele. Het ledenbestand betreft niet alleen leraren, maar ook ander onderwijspersoneel.

**) Bedoeld zijn de grote stakingen van de publieke sector in 2011 in Groot-Brittannië.

Download hier het volledige rapport: Collectivists, Functionalists & Critics: What do teachers think of their unions? door Loic Menzies, LKMco Ltd., 2012: https://www.edapt.org.uk

Website van LKMco met video’s van leraren over hun lidmaatschap van een onderwijsvakbond: www.lkmco.org

Misschien is het aardig, in een tijd van beschimpen van vakbonden – of meewarig het hoofd over hen schudden – het artikel in het tijdschrift Red Pepper te lezen: Mythbuster: The truth about the unions (november 2011). Zie www.redpepper.org.uk
Ook te downloaden als pdf: https://www.redpepper.org.uk/unionsmythbuster.pdf
In het Nederlands vertaald – Acht mediamythes over de vakbond ontkracht – op de site van DeWereldMorgen.be (14 november 2012): www.dewereldmorgen.be

Uitgelekte memo over plan privatiseren Britse scholen

Volgens een uitgelekte memo is de Britse Minister van Onderwijs, Michael Cove van plan twee typen scholen te privatiseren, de academies en de free schools*). Gove lijkt wel geobsedeerd door deze scholen, aldus dagblad The Independent die over de gelekte memo berichtte. Gove wil dat ze winst kunnen maken en volledig onafhankelijk worden van overheidsbemoeienis.

De uitgelekte notulen van een in oktober 2012 gehouden vergadering van topfunctionarissen van het Ministerie van Onderwijs over de toekomstige financiering van de schoolprogramma’s hebben bij onderwijsvakbonden en de Liberaal-Democratische partij veel consternatie teweeggebracht. Nick Clegg van de Liberaal-Democraten zei vorig jaar nog dat uitbreiding van de privésector uitgesloten was.
Ruim een week geleden leek de minister na protesten van leraren, inspecteurs en de Liberaal-Democratische partij zijn controversiële plannen ten aanzien van GCSE’s General Certificates of Secondary Education – te hebben laten varen. GCSE’s zijn diploma’s in bepaalde vakken voor leerlingen tussen de 14 en 16 jaar. Gove wilde die vervangen door een English Baccalaureate – een prestatie-indicator gekoppeld aan GCSE’s.

Maar nu dit memo dat onthulde hoe Gove’s medewerkers overwegen de “academies in te delen bij de privésector” met als doel te snijden in de kosten. Gove neemt deze radicale stap omdat de enorme toename van academies en free schools teveel geld zou gaan kosten. In de notulen die The Independent heeft ingezien op zondag 10 februari staat te lezen dat het “moeilijk is om te overzien hoe we de toename van de academies en free schools, oplopend tot meer dan 5000, kunnen bekostigen zonder verhoging van het budget”.
Het document bevestigt dat er “risico’s” zijn. Lokale scholen zouden wel eens dwars kunnen gaan liggen en protesteren tegen deze regeling. Er zouden ook nog andere onaangename verrassingen kunnen opdoemen als deze projecten niet goed begeleid worden zoals totnutoe het geval is geweest.

Chris Keates, algemeen secretaris van de onderwijsvakbond NASUWT heeft gezegd dat …”dit niet als een verrassing komt, hoewel wij er geen genoegen in scheppen te zeggen dat we hiervoor al gewaarschuwd hadden. Sinds het academieseringsprogramma van start is gegaan, hebben wij gezegd dat men van plan is zoveel mogelijk scholen in een roofzuchtige keten van zakenlieden onder te brengen. In plaats van dat het Ministerie van Onderwijs zich richt op de discussie over hoe we kinderen, jongeren en leerkrachten het beste kunnen ondersteunen, domineert deze obsessieve nadruk op verandering van structuren die de kwaliteit niet verhogen. Onderwijs is in de greep van vrije markt-handelaren die de prijs van alles kennen, maar nergens de waarde van”.

Christine Blower, algemeen secretaris van de onderwijsvakbond National Union of Teachers heeft gezegd dat de NUT er niet aan getwijfeld heeft dat onvoorwaardelijke privatisering van scholen altijd al bovenaan op de agenda van Michael Gove heeft gestaan: “Dit is helemaal verkeerd om te doen”.
Stephen Twigg van de oppositie, de Labour Party, heeft verklaard dat de plannen zeer verontrustend zijn: “We weten dat de minister een ‘open geest’ heeft ten aanzien van winst maken op scholen… We moeten dit onmiddellijk van tafel vegen”.


*) Academies zijn semi-onafhankelijke door de staat gesubsidieerde scholen met veel vrijheid van handelen t.a.v. de besteding van de financiën. Ze mogen evenwel geen winst maken. Er zijn meer dan 2300 academies.
Free schools worden opgezet door ouders, leraren, liefdadigheidsinstellingen en andere, onafhankelijke groepen zonder winstoogmerk. Ze worden op dezelfde manier gesubsidieerd als de academies en lijken op de Amerikaanse charter schools, die gesubsidieerd worden met publieke middelen en donaties uit de privésector.  In september 2012 waren er 79 free schools. De lokale overheid heeft weinig invloed op de keuze waar de scholen worden gevestigd. Daar zijn ze niet altijd blij mee. Een school kan worden gevestigd in een regio waar al voldoende scholen bestaan.

Secret memo shows Michael Gove’s plan for privatisation of academies, door Jane Merrick, The Independent, 10 februari 2013. www.independent.co.uk

Open sollicitatie naar functie CEO bij SNS Reaal

Op zijn website Economie, Filosofie en Kunst die ervoor is bedoeld om fundamentele economische en filosofische vraagstukken te bespreken en  agenderen en kennis te delen, heeft Martijn Jeroen van der Linden een Open sollicitatie naar de functie van CEO bij SNS Reaal geschreven:

Geachte minister Dijsselbloem,

Middels deze brief wil ik solliciteren naar de functie van Chief Executive Officer bij SNS Reaal.

Gezien mijn achtergrond denk ik de ideale persoon te zijn om van SNS Reaal een financiële instelling te maken die dienstbaar is aan de Nederlandse samenleving; een instelling die zich richt op het ondersteunen van duurzame economische activiteit en afscheid neemt van het blinde streven naar winstmaximalisatie. Om dit te bereiken dient een andere weg ingeslagen te worden. En deze weg kan alleen worden ingeslagen indien mensen met een andere blik op bankieren, geld en economie aan het roer worden gezet. Mogelijk ben ik deze persoon.

Over mijzelf. Na een studie bedrijfseconomie aan de Universiteit van Tilburg ben ik in 2004 begonnen als management trainee bij ING. Na verschillende functies op het gebied van operations, direct banking en change management in Amsterdam, Brussel en Frankfurt am Main ben ik in 2008 opgestapt. De politieke en vaak conservatieve werkomgeving maakte het onmogelijk grote veranderingen door te voeren. De werkelijke problemen werden niet besproken. Het eigen belang werd geplaatst boven het algemeen belang. Vervolgens heb ik een korte periode gewerkt als zelfstandig daytrader bij een Londense trading company. Hier ondervond ik van dichtbij wat er fout gaat op financiële markten; waarom deze bijdragen aan instabiliteit en waarom deze niet in staat zijn de transitie richting een duurzame economie te faciliteren.

Sinds 2009 verdiep ik mij in nieuwe economie, circulaire economie, andere geldsystemen, monetaire hervormingen, duurzame business modellen, e.d. Dit doe ik in verschillende rollen en functies, soms betaald, vaak vrijwillig. Zo ben ik lid – en sinds september 2011 coördinator – van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, schrijf ik blogs en artikelen, geef ik colleges en lezingen en adviseer ik organisaties, bedrijven, politici en zelfstandig ondernemers.

Ik weet dat betere geldsystemen anno 2013 mogelijk zijn. IT, internet en kennis bieden ongekende mogelijkheden om vraag en aanbod aan elkaar te koppelen. Dit is wat geld in de kern moet doen. Wereldwijd bestaan er inmiddels ook al duizenden alternatieve waardesystemen: regiogeld, gemeenschapsgeld, commercial credit circuits, time banks en bartersystemen zijn een paar voorbeelden. Het is nu zaak dit soort complementaire, vaak rentevrije, systemen op te schalen en te professionaliseren; zij kunnen ook ons, Nederlanders, helpen sociale, ecologische en economische problemen op te lossen. Een stabiel monetair ecosysteem waar mens, natuur en economie in balans zijn, ligt binnen onze mogelijkheden. Banken kunnen hier aan bijdragen door hun infrastructuur en innovatievermogen in te zetten om deze verandering te ondersteunen. SNS Reaal kan een dienende voorloper zijn.

Uiteraard mogen we ons niet blind staren op alternatieve vormen van geld, maar dienen wij bovenal het huidige geldsysteem te repareren. Samen met u zou ik graag de huidige geldcreatie nader onderzoeken. Mogelijk dient de geldcreatie – en niet de banken – genationaliseerd te worden. Dit kan in stappen. Zodat alle verdiensten van geldcreatie, een zeer winstgevende activiteit is de afgelopen decennia gebleken, op termijn in de schatkist terechtkomen. Op deze manier kunnen wij allemaal in gelijke mate profiteren van het middel geld. Democratisering van het geldsysteem lijkt mogelijk. Dit is een kans. Daarnaast zou het goed zijn indien SNS Reaal zo spoedig mogelijk alle rekeninghouders twee rekeningen geeft: een transactierekening (100% veilig) en een investeringsrekening (risicovol). Alleen het geld wat op de investeringsrekening staat zal SNS Reaal in de toekomst uitlenen aan een derde partijen. Over dit geld zal de rekeninghouder rendement ontvangen, over het geld op de transactierekening niet. Door het betalingssysteem compleet te scheiden van het kredietsysteem zal SNS Reaal in staat zijn de risico’s te reduceren en te leggen bij degenen die risico willen nemen. Dit kan technisch vrij eenvoudig worden ingesteld. Onder mijn leiding zal SNS Reaal communiceren dat rendement risico betekent.

U ziet dat andere vormen van geld, bankieren en economie mogelijk zijn. Business modellen zullen veranderen. Dat is logisch. De huidige modellen hebben gefaald. Met mij zijn er duizenden Nederlanders, vaak twintigers en dertigers, bezig het economisch systeem te vernieuwen. Zij hebben ideeën en denken buiten bestaande kaders. SNS Reaal is een ideale organisatie om al deze innovaties te laten landen. Deze genationaliseerde bank kan een vehikel zijn om de transitie naar een circulaire economie en duurzame samenleving in Nederland te versnellen. Dit is een kans die alleen benut kan worden met de juiste mensen aan het roer. Vreemd genoeg lijkt het er nu op dat u kiest voor het verleden in plaats van de toekomst. De mensen uit het oude economisch paradigma die verantwoordelijk zijn voor deze problemen zijn weer aan zet. Ik heb begrepen dat de contracten al getekend zijn. Daarom lijkt het mij nu wenselijk een structuur met 2 directeuren in te richten. Een CEO die zich richt op het oude bankieren en een CEO die zich stort op het nieuwe bankieren. Uiteraard dienen deze nauw samen te werken. Ik denk zelf het meest geschikt te zijn voor het nieuwe bankieren.

Ik ben bereid deze klus aan te nemen voor 1,5 maal het modale inkomen per jaar. Dit om u te bewijzen dat een lage beloning lang niet altijd een lage kwaliteit betekent. Evenmin is het zo dat een rijk persoon per definitie slim of wijs is. Dat geld en toegevoegde waarde niet hetzelfde zijn, is onlangs wederom bewezen door de voormalige topbestuurders van SNS Reaal. Riante beloningen en wanprestaties. We dienen voorbij dit soort misvattingen te gaan om de crisis op te lossen. Laten wij dat doen. Het kan anders.

Hoogachtend,

Martijn Jeroen van der Linden

Klik hier voor de Open sollicitatie van Martijn Jeroen van der Linden, 10 februari 2013: https://mjvdl.com/2013/02/10/open-sollicitatie-ceo-sns-reaal/
Lees de bijzondere blogs op de site Economie, Filosofie en Kunst: http://mjvdl.com/