In maart 2015 schoof burgemeester Niels Joosten van Doetinchem aan bij de vaste Kamercommissie Onderwijs (OCW). Aanleiding was een verkenning van de commissie over het belang van de Duitse taal in het onderwijs. Joosten betoogde dat beheersing van het Duits van groot economisch belang is voor de Achterhoek.
Ton de Korte, hoofd afdeling Projecten en Advies van CAOP, kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein, schrijft dat sectorfondsen*) de regionale arbeidsmarkten veel te bieden hebben en dat de eerste voorzichtige stappen tot samenwerking zijn gezet.
Het betoog van burgemeester Joosten illustreert het toenemend zelfbewustzijn van de regio’s, want, aldus De Korte, de burgemeester trok bij de commissie OC&W gezamenlijk op met de secretaris van het POA, het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt Achterhoek. Daarin werken overheden, werkgevers, vakbonden en het lokale onderwijs samen. De publieke en de private sector werken daarmee eendrachtig aan het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt.
Als paddestoelen uit de grond
Gelderland kent meer van dit soort regionale samenwerkingsverbanden. Die sluiten naadloos aan bij het arbeidsmarktbeleid van de provincie: de plaatselijke arbeidsmarkt wordt ondersteund door het bevorderen van regionale samenwerking. Vanuit dit beleid schieten de regionale arbeidsmarktprojecten in Gelderland als paddenstoelen uit de grond. Zo is er een project voor intersectorale arbeidsmobiliteit, dat werkgevers uit diverse bedrijfstakken bijeen brengt. Gezamenlijk proberen zij boventallige werknemers te herplaatsen voor er ontslagen vallen en mensen in de uitkering belanden.
Ook elders in het land ontstaan dit soort regionale arbeidsmarktorganen, waarbij overheden, onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk optrekken. Opvallend bij deze initiatieven is dat het samenwerken met de sectorale arbeidsmarktfondsen sterker kan. Dat zijn er meer dan honderd, waarvan een kleine twintig in het publieke domein (zoals overheid, onderwijs en zorg). Onderdeel van hun werk is het bijdragen aan de kwaliteit van het werk in de sector en aan een goed functionerende arbeidsmarkt met onderzoek, kennis, projecten. Zij hebben ook regio’s veel te bieden, en steeds vaker gaat het om maatwerk.
De sectorfondsen hebben te maken met drie ingrijpende veranderingen die zich op de arbeidsmarkt hebben voorgedaan.
– De toegenomen employability, de inzetbaarheid van werkenden.
– Regionalisering. In het sociaal akkoord van 2013 is afgesproken om de arbeidsmarkt in 35 regio’s op te knippen.
– De groei van het aantal flexibele werknemers: zzp’ers, gedetacheerden, payrollers, uitzendkrachten, medewerkers die wel werkzaam zijn binnen de sector maar niet op de loonlijst staan, niet onder de desbetreffende cao vallen en dus – met enkele uitzonderingen – ook niet onder de werkingssfeer van het sectorfonds. Zo’n 25 tot 30 procent van de werkenden in Nederland kan geen gebruik maken van de voorzieningen van de sectorale arbeidsmarktfondsen. Sommige sectorfondsen overwegen of ze hun faciliteiten ook beschikbaar kunnen maken voor deze ‘flexwerkers’, mede op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Stichting van de Arbeid.
Revolutie van de regio
Regionalisering biedt sectorfondsen nieuwe perspectieven. Sectorfondsen van het HBO en de universiteiten hebben de mobiliteit tussen beide sectoren onderzocht. Het sectorfonds voor de sociale werkvoorziening (SBCM) werkt samen met zo’n vijftien andere sectorfondsen aan pilots en experimenten om mensen met een beperking duurzaam geplaatst te krijgen.
In het najaar van 2013 wees de Tilburgse arbeidsmarktspecialist Ton Wilthagen, tevens adviseur van de Sociaal Economische Raad (SER), bij de opening van het academisch jaar op het belang van de regionalisering van de arbeidsmarkt. Revolutie van de regio, zo noemde hij het. Mensen willen graag werken in dezelfde regio. Daar komt bij dat steeds meer bedrijven, instellingen en overheden zich regionaal organiseren, waarbij de bedrijven zorgen voor werkgelegenheid en de publieke sector helpt door het aanleggen van infrastructurele voorzieningen, bijvoorbeeld via het onderwijs en het investeringsklimaat. Steeds meer regio’s ontwikkelen zich zo tot sterke economische spelers, zoals Eindhoven (Brainport), Twente en Wageningen (Food Valley).
De grote omhelzing tussen regionale en (inter)sectorale initiatieven kost aldus De Korte, veel nadenken, overleg en tijd: “Tijd om te onderzoeken waarom en hoe je als betrokken partijen, zoals sociale partners en werkgevers, gemeenten en UWV, de sectoroverschrijdende en regionale samenwerking kan versterken. In het recente rapport ‘Advies Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren. Een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet’ van de SER over de werking van de arbeidsmarkt wordt aan de Stichting van de Arbeid gevraagd de samenwerking tussen sectoren en regio’s te monitoren en te stimuleren. Een mooie uitdaging!”
*) Een sectorfonds heeft tot doel het algemeen belang van een bedrijfstak – bouw, landbouw, industrie of detailhandel – te behartigen. Sectorfondsen worden meestal gefinancierd door de werkgevers in die specifieke sector, op basis van CAO- afspraken.
Sectorfondsen hard nodig op regionale arbeidsmarkten, door Ton de Korte, CAOP, 29 juli 2015: www.caop.nl
Advies Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren: Een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet, SER, februari 2015: www.ser.nl