Skip to main content

Redactie Beroepseer

Andries Baart: ‘De regels belemmeren je te zien wat je eigenlijk moet doen’

Het tijdschrift Zorg + Welzijn schrijft in samenwerking met Stichting Presentie een serie artikelen over wat de goede professional in zorg en welzijn ten diepste kenmerkt: Naar een betere professional.
De eerste aflevering van de serie is een interview met Andries Baart, de geestelijk vader van de presentietheorie. De presentie houdt kritisch afstand tot het interventionisme in zorg, welzijn, geestelijke verzorging of onderwijs, en zoekt de trouwe nabijheid en de relatie met de ander die op hulp en steun is aangewezen als plek om te bepalen wat er gedaan zal worden. Dat vergt een radicale andere manier van waarnemen, afstemmen, keuzen maken en dus van professioneel handelen

Op een vrije en kritische wijze je verstand gebruiken

Volgens Baart is ‘praktische wijsheid’ het belangrijkste kenmerk van een goede professional: “Het gaat om de kwaliteit van de vliegensvlugge afwegingen”. Het gaat niet om regels en methoden: “De kans is groot dat je door regels en methoden een kromme werkelijkheid schept en die vervolgens houdt voor de ware werkelijkheid”.
Hij ziet liever dat beroepskrachten op een vrije en kritische wijze hun verstand gaan gebruiken.
De professional wordt teveel gedwongen te gehoorzamen aan regels, methodes en protocollen. Baart: “Professionals, die moeten handelen in complexe situaties, binden en verplichten tot het toepassen van beperkte kennis en extern bepaalde doelen, is gevaarlijk”.

Een professional moet vrij om zich heen kunnen kijken en zich afvragen: waar gaat het hier eigenlijk om? Wat is hier het goede dat we moeten nastreven? Wat kunnen we hier beter laten en wat naar voren halen? Maar aan die vragen komt de professional niet toe wanneer hij gebonden is aan regels en protocollen.

Lees het hele interview met Andries Baart door Piet-Hein Peeters: ‘De regels belemmeren je te zien wat je eigenlijk moet doen’, Zorg + Welzijn, januari 2016: www.zorgwelzijn.nl

‘Professional moet vrij en kritisch gaan denken’, door Alexandra Sweers, Zorg + Welzijn, 4 februari 2016: www.zorgwelzijn.nl

 

De Legitimiteitsmonitor Democratisch bestuur 2015: Geen legitimiteitscrisis, wel legitimiteitsproblemen

De Legitimiteitsmonitor Democratisch bestuur 2015 toont aan in welke mate de Nederlandse burgerij het democratische systeem waardeert. De LDB biedt periodiek een overzicht van langjarige onderzoeken die – onder meer – de houding van de Nederlandse bevolking ten aanzien van de democratie peilen. In 2011 is voor het eerst een LDB opgesteld. De monitor van 2015 – getiteld Bewegende beelden van democratie – is geactualiseerd en thematisch uitgebreid.

Een reden om een dergelijke Legitimiteitsmonitor te onderhouden is dat er elk jaar weer nieuwe statistieken over elkaar heenbuitelen met rapportages over de houding van burgers jegens het democratisch bestuur. Om die reden vond het ministerie van Binnenlandse Zaken een monitor nodig die systematisch het kaf van koren kon scheiden.
Hoe waardeert de Nederlandse bevolking de Nederlandse democratie? Hoe is het gesteld met de legitimiteit van de democratie vanuit het perspectief van de burgerbevolking– de demos – die een belangrijke rol heeft als stuwende en oordelende instantie?

Een andere reden voor een monitor is de herhaaldelijk opvlammende discussie over de ‘legitimiteitscrisis’ waarmee de Nederlandse democratie te kampen zou hebben. Recent is het crisisbeeld welbespraakt onder woorden gebracht door de Belgische cultuurhistoricus David van Reybrouck. Zijn G1000 – een burgertop van 1000 Belgen die in 2011 bijeen kwamen voor discussie over een betere democratie in België – sloeg ook in Nederland aan. In 2013 was er een G1000 in Rotterdam. Amersfoort volgde in 2014. In 2016 wordt er op diverse plaatsen in Nederland een G1000 burgertop gehouden.
Van Reybrouck schetst in zijn Tegen verkiezingen een inktzwart beeld van de hedendaagse democratie. Hij schrijft over een ‘dramatische systeemcrisis van de democratie’. In een interview met dagblad Trouw van 6 oktober 2013 stelt hij dat het vertrouwen in democratie en politiek in ‘een vrije val’ zijn beland. Andere auteurs en spraakmakende personen hebben zich eerder in soortgelijke bewoordingen uitgelaten, onder wie Ed van Thijn en Maurice de Hond.

Geen legitimiteitscrisis, wel legitimiteitsproblemen

Als ‘problemen der democratie’ zo ernstig zijn dat de situatie nauwelijks nog houdbaar is, spreken we van een ‘legitimiteitscrisis’. Welke indicaties en contra-indicaties zijn hiervoor te vinden in de statistieken?
De monitor geeft aan dat er in werkelijkheid geen sprake is van een legitimiteitscrisis. Wel blijkt dat er legitimiteitsproblemen zijn, onvrede ten aanzien van specifieke aspecten van het democratisch bestuur, in het bijzonder de als gebrekkig ervaren responsiviteit van de representatieve politiek.

Dat het vertrouwen in politiek, samen met dat in democratie, in een ‘vrije val’ zou zijn geraakt moet in ieder geval voor Nederland worden gerelativeerd. Na de beruchte ‘Dutch drop’, het relatieve laagtij in de jaren 2002-2005, is het vertrouwen in politieke partijen, parlement en regering meerdere keren op en neer bewogen. Wel is het zo dat het vertrouwen in regering en parlement vanaf 2011 rond de 50% blijft hangen, wat zo’n 20 procentpunten lager is dan de hoge vertrouwenscijfers waarmee Nederland in de jaren ’90 een high-political trust reputatie verwierf. Nadien doet Nederland het vergeleken met andere Noord-Europese landen overigens niet slecht qua vertrouwen in het parlement als centrale politieke institutie.

Enkele conclusies

Een van de conclusies die we kunnen trekken uit deze monitor is dat er geen politieke cirisis is in Nederland, maar politieke partijen moeten wel oppassen. Nog geen 20% van de Nederlanders voelt zich aanhanger van een bepaalde politieke partij.
Een andere conclusie is, zoals blijkt uit de statistieken, dat Nederlanders niet zozeer meer democratie en minder politiek willen, als wel anders vormgegeven democratie en politiek. Er is hang naar democratische vernieuwing.

Bewegende beelden van democratie. Legitimiteitsmonitor Democratisch Bestuur 2015: is geschreven door prof.dr. Frank Hendriks, Koen van der Krieken, Sabine van Zuydam en Maarten Roelands, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, januari 2016: https://beroepseer.nl

Kern van economie is niet geld, maar samenwerking en investeren in relaties

Lans Bovenberg, Marcel Canoy en Ferry Haan hebben een programma geschreven dat het vak economie in het voortgezet onderwijs naar een hoger plan moet tillen: Hart voor economie.
Lans Bovenberg is hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg; Marcel Canoy is econoom en verbonden aan de Erasmus School of Accounting & Assurance (ESAA); Ferry Haan is docent econonomie en geassocieerd lid van de Onderwijsraad.

Waar gaat economie over? Vraag het een willekeurige burger op straat en die zegt: “geld”. Is de burger wat meer belezen dan is er de kans dat termen als groei of schaarste bovenkomen. Dit vertekenende beeld van waar economie over gaat, zie je ook terug bij de leermethoden en het eindexamen van het vak economie op de middelbare school en het komt zelfs terug in de universitaire studie economie.
Het gevaar van deze karikaturale behandeling van het vak economie is dat men economen opleidt tot mechanische modellenbouwers, die onvoldoende rekening houden met context. De financiële crisis heeft ons geleerd wat er kan gebeuren als economie en economen losraken van de samenleving.

De drie auteurs schrijven dat hun ambities voor het economie-onderwijs in het voortgezet onderwijs zijn samen te vatten in drie B’s: Breed, Betekenisvol en Behapbaar. Breed omdat moderne economie uitgaat van een relationeel mensbeeld dat aansluit bij de andere menswetenschappen. Betekenisvol omdat economie over de leerlingen zelf gaat: mensen van vlees en bloed die moeite hebben met verstandig kiezen en die hechten aan vriendschap en rechtvaardigheid. Behapbaar omdat economieonderwijs rust op slechts een beperkt aantal principes.

Naar een economie van relaties

Economie gaat over veel meer dan geld en eigenbelang. Economie gaat in wezen over samenwerking en relaties. Ieder mens is waardevol met creatief potentieel, maar ook beperkt indien op zichzelf aangewezen. Door met elkaar samen te werken en sterke en zwakke punten uit te ruilen, kunnen mensen hun talenten ontplooien ten behoeve van elkaar. Samenwerking bundelt menselijke creativiteit – vooral als mensen van elkaar verschillen. Pas toen samenlevingen succesvoller werden in het tegengaan van roof en diefstal, werd de samenwerking bevorderd, werden meer talenten van mensen benut en accelereerde de welvaart.

Na de scheefgroei die heeft geleid tot de financiële crisis, is er behoefte aan een economie die zich niet alleen richt op individueel eigenbelang maar ook op ethiek, empathie, samenwerking en intrinsieke motivatie om zich in te zetten voor anderen.
De economie van relaties kan worden opgebouwd door klein te beginnen in een simpele wereld en vervolgens steeds meer complicaties te introduceren. Eerst handel je met jezelf, dan ruil je met een vriend, vervolgens ontstaan tegengestelde belangen en groeit de groep waarmee je een relatie aangaat. Imperfecte informatie en de dimensie tijd zorgen voor nieuwe complicaties. Instituties zoals de markt, moraliteit en de overheid leiden relaties in goede banen.

Integreren van economische begrippen

Het onderwijsprogramma Hart voor economie beoogt het integreren van economische begrippen in relaties opdat economie weer middenin de samenleving komt te staan, waar het thuishoort. Het begrip van jongeren voor de beperkingen én mogelijkheden van de mens in de sociale context zal worden vergroot. Onderlinge waardering, inlevingsvermogen en dienstbaarheid nemen daardoor toe, met als gevolg betere relaties tussen mensen en een sterkere economie.

Scholieren dienen een kader te krijgen voor het uiten van kritiek op de huidige economie. Tegelijkertijd krijgen ze meer begrip voor de kansen en onvolkomenheden in onze samenleving, in elkaar en in zichzelf.
Scholieren worden aldus in staat gesteld om betere beslissingen te nemen in de rest van hun levensloop. In een flexibele arbeidsmarkt kunnen mensen er immers niet meer vanzelfsprekend op rekenen dat de werkgever voor scholing, pensioen en andere sociale verzekeringen zorgt.

Hart voor economie wordt gesteund door de Goldschmeding Foundation voor Mens, Werk en Economie die als doel heeft een betere wereld te initiëren door te denken vanuit het belang van de ander en draagt daartoe bij door projecten te ondersteunen die inspelen op belangrijke maatschappelijke vraagstukken.

Op de site van de stichting is een video te zien met Marcel Canoy: Economie in 5 stappen.

Klik hier voor het onderwijsprogramma Hart voor economie, door Lans Bovenberg, Marcel Canoy en Ferry Haan, 29 januari 2016: https://goldschmedingfoundation.org/hartvooreconomie

Zie voor meer info de Goldscheming Foundation: https://goldschmedingfoundation.org


John Maynard Keynes:

“Een goede econoom moet over een zeldzame combinatie van talenten beschikken. …Hij of zij moet in bepaalde mate een wiskundige zijn, een historicus, staatsman en een filosoof; moet symbolen snappen maar praten in woorden; moet het specifieke overwegen in termen van het algemene; het abstracte en concrete in één vloeiende beweging doorgronden; het heden in de context van het verleden met het oog op de toekomst bestuderen… Geen onderdeel van het menselijk bestaan of de instituties kunnen geheel buiten beschouwing gelaten worden. Hij of zij moet tegelijkertijd doelgericht en belangeloos optreden, zo afzijdig en integer als een artiest, maar soms met de voeten op aarde als een politicus”.

Juridische sector de maat genomen op congres: Juristen faalden als beroepsgroep

Op het vijfde Landelijk Juridisch Jaarcongres voor docenten aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam op 29 januari 2016 was het thema: De jurist en de academische juridische opleiding in de 21e eeuw. Op de website voor juristen Mr. Online verscheen een verslag van het congres. De kop boven het verslag bevat een citaat van Jaap Winter die de juridische sector de maat genomen heeft. Hij vindt dat “juristen faalden als beroepsgroep”.
Winter leidde het congres in en hield de aanwezigen een spiegel voor: “Als we alleen kijken of iets juridisch kan, zonder oog voor de maatschappelijke consequenties, dan falen we als jurist”.

Met deze uitspraak zullen velen het eens zijn. Winter is voorzitter van het College van Bestuur van de VU. Eerder was hij advocaat bij De Brauw en hoogleraar bij de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Terugblikkend op de financiële crisis constateerde hij dat de banken de klappen hebben opgevangen. Hij verwees naar de bankiers van Goldman Sachs die mandjes aandelen verkochten waarvan ze wisten dat die in waarde zouden dalen. Toen ze ter verantwoording werden geroepen, was hun reactie: “We hebben geen enkele wet overtreden”. Dezelfde reflex hadden veel juristen. “Maar dat voldoet niet”, meent Winter.

“Wij juristen bleven buiten schot, maar waar was onze integriteit? Wat hebben wij werkelijk gedaan om de problemen te voorkomen? Te weinig, mezelf inbegrepen. Ofwel we wisten dat financiële producten niet deugden, en we deden niets. Of we wisten het niet. In beide gevallen hebben we als beroepsgroep gefaald”, Om daar aan toe te voegen: “We zijn er ook niet voor opgeleid”.

Vraag ook of het moreel kan

Dat moet dus beter: “Als we onze studenten niet opleiden om metajuridische vragen te stellen, dan schieten we tekort. Want rechtsbeoefenaren moeten oog hebben voor de gevolgen van hun handelen. Vraag dus niet alleen of iets binnen de regels kan, vraag ook of het moreel kan”.

Volgens Winter schieten de juridische opleidingen daarbij hopeloos tekort, “en dat is onaanvaardbaar”. De oplossing volgens Winter: “We moeten dit onderwerp ter discussie stellen. Een togaberoep houdt meer in dan begrip van het recht”. Hij besloot met: “Ik hoop dat jullie de moed hebben om uit de comfortzone te komen. We moeten als juristen dichter bij de samenleving komen, en dichter bij ons zelf”.

Ook juristencoach Rüna Honig wees op de vele gebreken binnen het juristendom.

Lees het hele verslag Jaap Winter: ‘Juristen faalden als beroepsgroep’. Mr. Online, 30 januari 2016: www.mr-online.nl

Enquête van Ouderenbond ANBO over keukentafelgesprek

Degenen die ondersteuning van de gemeente nodig hebben om langer zelfstandig thuis te wonen kunnen een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Voordat het verzoek wordt toegekend of afgewezen is de gemeente verplicht om een onderzoek naar de persoonlijke situatie van betrokkenen in te stellen. Dit onderzoek wordt vaak het ‘keukentafelgesprek’ genoemd. In dit gesprek wordt gekeken naar wat mensen nog zelf kunnen doen en wat anderen kunnen doen ter ondersteuning.

Iedere gemeente hanteert zijn eigen werkwijze als het gaat om het voeren van keukentafelgesprekken. De een doet het telefonisch, de ander besteedt het uit en weer een andere gemeente stuurt een speciale Wmo-ambtenaar. Ook de inhoud van het gesprek varieert enorm.
Vanwege die diversiteit heeft de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO) een enquête opgesteld om te weten te komen hoe de keukentafelgesprekken zijn verlopen. Hoe is het bij u gegaan? Was u tevreden? Had u iemand gevraagd om bij het gesprek aanwezig te zijn?

De enquête is in te vullen tot 11 februari 2016 en duurt ongeveer twintig minuten.

Ga naar Enquête Keukentafelgesprek, 2016 ANBO: https://nl.surveymonkey.com/r/9JVZ7BC (Enquête is niet meer beschikbaar).

Zie folder over het Keukentafelgesprek WMO: www.anbo.nl (folder niet meer beschikbaar).

Info over het keukentafelgesprek bij ANBO: www.anbo.nl

Spelregels keukentafelgesprek in de praktijk, ANBO, 20 januari 2016: www.anbo.nl

Wat zijn de regels van een keukentafelgesprek? ANBO, PDF: www.anbo.nl

U P D A T E

ANBO-onderzoek: Te vaak geen persoonlijk gesprek na Wmo-aanvraag, ANBO, 1 maart 2016: https://www.anbo.nl/belangenbehartiging/gezondheid/nieuws/anbo-onderzoek-te-vaak-geen-persoonlijk-gesprek-na-wmo

 

Menno Oosterhoff over “Bureaucrazie”

Bureaucratie, bureaucratisme, kafka, ambtelijke molen, de vierde macht… Menno Oosterhoff voegt een nieuwe term toe aan dit verschijnsel in de samenleving in zijn blog op Medisch Contact: Bureaucrazie.
Oosterhoff is (jeugd)psychiater en teamleider polikliniek dwangspectrum-stoornissen bij Jonx en initiatiefnemer van het OCD Netwerk.*)

Hij schrijft:
Vandaag bespreken we een vreemde eend in de bijt van het spectrum van dwangstoornissen: de bureaucrazie (ook wel bureaucrazy). Met de overige aandoeningen uit dit spectrum heeft de bureaucrazie gemeen, dat er sprake is van tijdrovende uitgebreide procedures/rituelen voor feitelijk geringe of eenvoudig op te lossen onvolkomenheden. De dwanghandeling wordt in de bureaucrazie vaak protocol genoemd.

Ik schets hieronder het klinische beeld:

A. Er is altijd sprake van:

1. De risicoregelreflex. De reflex problemen op te lossen door het instellen van meer regels.

2. Preoccupatie met cijfers, zonder aandacht voor de vraag of die cijfers, vaak prestatie-indicatoren genoemd, ook samenhang hebben met de te bereiken doelen.

B. Er is sprake van drie of meer van de volgende verschijnselen:

1. Een sterk geloof in noodzaak en waarde van de dwanghandelingen, i.c protocollen, beleidsplannnen, richtlijnen, jaarplannen.

2. Onnodig gebruik van Engelse woorden. Bjivoorbeeld corebusiness, benchmark, frontoffice, business case, pilot, update, stakeholders, shared decision making.

3. Eenvoudige zaken ingewikkeld voorstellen. Bijvoorbeeld iets doen – PDCA-cyclus; voors en tegens afwegen – SWOT-analyse; duidelijk zijn – SMART; de baas – CEO; eenvoudig houden – Lean.

4. Gebruik van neologismen zoals proactief of win-win, en van ongebruikelijke woordcombinaties als verandermanagement, verbeterplan, kaderbrief, portfoliodiscussie, aandachtsfunctionaris, zorgleefplan, groeikans, werkbeleving.

5. Veelvuldig gebruik van woorden met drie hoofdletters: HKZ, ROM, HRM, WMO, ICT.

6. Een voorliefde voor vergaderingen, ook al gaan die zelden over de inhoud, maar meestal over de regels.

7. Het volgen van steeds nieuwe trends, zoals zelfsturende teams, zorgpaden.

8. Een geloof dat vernieuwing sowieso vooruitgang is, ook al betreft het nimmer onderzochte maatregelen.

9. Veel evalueren zonder dat dat ooit leidt tot een wezenlijke bijstelling.

C. De verschijnselen hierboven genoemd komen vooral naar voren in groepsverband. Zelden zal een individu voor zichzelf een evaluatie doen of een verbeterplan opstellen.

Lees de hele blog van Menno Oosterhoff: Bureaucrazy, Medisch Contact, 27 januari 2016: www.medischcontact.nl

*) OCD = Obsessive Compulsive Disorder, of Obsessieve Compulsieve Stoornis. www.dwang.eu.

Lees ook de vijfdelige serie over bureaucratisme van Peter van Maurik op Groepsblog Beroepseer. Deel I: https://beroepseer.nl

Bas Vogelvang gekozen tot Lector van het Jaar 2015 – 2016

Bas Vogelvang is op 22 januari 2016 verkozen tot Lector van het Jaar 2015 – 2016. De verkiezing wordt jaarlijks georganiseerd door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de onderwijsnieuwssite ScienceGuide.

Bas Vogelvang is lector Reclassering en Veiligheidsbeleid bij de Noord-Brabantse Avans Hogeschool. Zijn praktijkgericht onderzoek heeft bijgedragen aan de uitvoer van de Europese beleidsagenda reclassering in het werkveld. Ook ontwikkelde hij reclasseringsonderwijs dat nu in veel landen toonaangevend is.

Een voorbeeld van de grote impact van het onderzoek van Vogelvang is het project Circles of Support and Accountability (COSA). COSA is een methode om zedendaders veilig te laten terugkeren in de maatschappij. Het voornaamste doel van COSA is nieuwe slachtoffers voorkomen. Daarnaast maakte Vogelvang ook indruk in Europa met de ontwikkeling van nieuw onderwijs rond reclasseringswerk en het gevangeniswezen. Hij ontwikkelde onderwijs voor zowel de beroepspraktijk en het hoger beroepsonderwijs als het universitaire onderwijs. Hij bracht hiervoor een consortium samen van experts uit Nederland, Frankrijk, Noorwegen, Letland, Roemenië, Schotland, het Verenigd Koninkrijk en Turkije. Het resultaat is een internationale minor en een digitaal leerplatform.

Het lectoraat Reclassering & Veiligheidsbeleid is een samenwerking tussen Avans Hogeschool en de drie Nederlandse reclasseringsorganisaties. Sinds zijn aantreden als lector bij Avans heeft Vogelvang onderzoeksprojecten van 25 docenten van Avans en vijf medewerkers van Reclassering Nederland begeleid. In totaal studeerden 64 studenten bij het lectoraat af. Bij deze lector zijn zelfs bijna twintig gedetineerden afgestudeerd. Zij kregen de kans hun leven een nieuwe richting te geven.

Internationale uitstraling

ISO en ScienceGuide huldigden Vogelvang op de Dag van de Excellentie in Groningen als “iemand die op een van de meest complexe dossiers landen bij elkaar brengt en weet te inspireren tot vernieuwing van hun onderwijs”.
Internationale uitstraling en een Europese voortrekkersrol stonden ditmaal voorop bij de verkiezing. In de voorbereiding tot de nominaties hadden ISO en ScienceGuide de studentenorganisaties en hogescholen expliciet gevraagd om lectoren voor te dragen die met hun praktijkgericht onderzoek en de vertaalslag daarvan naar het onderwijs een leidende rol in Europa durven te spelen.

De andere drie genomineerden waren:
Harriët Jager-Wittenaar van de Hanzehogeschool Groningen. Haar thema is een nieuw gebied van aandacht en zorg binnen het domein van healthy ageing;
Mariska van der Giessen van Fontys. Zij is bezig op het terrein van de economie en Euregio-samenwerking;
Marca Wolfensberger van de Hanzehogeschool. Zij is de V.S. gehuldigd als pionier op het terrein van HO-excellentie. Haar boek over honoursonderwijs (voor gemotiveerde en talentvolle bachelorstudenten) in verschillende landen in Europa is een handboek op dit terrein: Teaching for Excellence.

De jury analyseerde in haar rapport de verdiensten van de vier genomineerden en vindt dat het HBO trots mag zijn op wat de praktijkonderzoekers in Europa en elders in de wereld presteren: “Ze zijn zeldzame parels van het HBO en een rolmodel voor studenten, beroepenvelden en hoger onderwijs als geheel. Het valt op dat sommige van hen in Europa meer naam maakten dan hier in eigen land en in de sector van het HBO. De hogescholen zijn wellicht toch nog te weinig alert of fier op de bijzondere kwaliteiten en inspiratie die hun lectoraten weten over te brengen”.

Bas Vogelvang Lector van het Jaar, Science Guide, 21 januari 2016: http://scienceguide.nl

Het ISO benoemt Bas Vogelvang tot Lector van het jaar, Nationale Onderwijsgids, 25 januari 2016: www.nationaleonderwijsgids.nl

Online collegereeks Werken met maatschappelijk initiatief

Op dit moment barst het in Nederland van de maatschappelijke initiatieven zoals energiecoöperaties, bewonersbedrijven, zorgcoöperaties en andere sociale, innovatieve wijkontwikkelingen. Deze initiatieven lijken waarde te creëren die leiden tot een duurzaam alternatief voor het huidige economische systeem, de afgebouwde verzorgingsstaat en het traditionele politieke bestel. Ook bedrijven en overheden zien steeds meer de waarde van deze initiatieven in.

Hoe komt het dan dat er naar schatting slechts 1 op de 9 van de circa 10.000 initiatieven succesvol is? Wordt het niet tijd om beter te onderzoeken onder welke voorwaarden maatschappelijke initiatieven tot succes kunnen leiden?

Antwoorden op deze vragen en praktische tips en handvatten om mee aan de slag te gaan krijgt u in de online collegereeks Werken met maatschappelijk initiatief op de site van Omooc waar online colleges voor ambtenaren te volgen zijn.
In deze colleges worden initiatieven behandeld en wordt er gekeken naar interactie en samenwerking – of het gebrek daaraan – tussen initiatief en gemeente.

Sprekers in deze reeks zijn:
– Jan Jonker, hoogleraar duurzaam ondernemen bij Radboud Universiteit Nijmegen
– Rinske van Noortwijk, directeur Greenwish, stichting voor maatschappelijk initiatief
– Boukje Keijzer, directeur 7Zebra’s, creatief adviesnetwerk voor maatschappelijke uitdagingen
– Corine Hansen, organisatieadviseur van Gemeente Hollands Kroon
– Koos Janssen, burgemeester van de gemeente Zeist.

De collegereeks is bedoeld voor bestuurders, raadsleden en ambtenaren en duurt vijf weken. De colleges kun je in je eigen tijd en tempo op ieder gewenst tijdstip volgen op internet.

De vijf videocolleges zijn opgebouwd uit vijf vaste onderdelen:
1. Casus
2. Obstakels en mechanismen
3. Analytisch raamwerk
4. Handelingsperspectief
5. Vraag, oproep, dilemma

Uitspraak van Jan Jonker, hoogleraar duurzaam ondernemen Radboud Universiteit Nijmegen: “Het financieren van maatschappelijke initiatieven met alleen maar geld is niet meer van deze tijd”.

Ga voor meer info en aanmelden naar Omooc: Werken met maatschappelijk initiatief: https://omooc.nl/moocs/werken-met-maatschappelijk-initiatief/

U P D A T E

Bekijk de video’s Werken met maatschappelijk initiatief: https://www.youtube.com/playlist?list=PLls6l13HC35KJ5nJVUvXLraP1TQ8ukeJg

Hieronder de introductiefilm Werken met maatschappelijk initiatief:

 

Is er een toekomst voor de professies of zijn ze ten dode opgeschreven?

In zijn essay Is there a future for the professions? An interim verdict vraagt Howard Gardner zich af of de professies niet bezig zijn uit te sterven. Hij wil ons waarschuwen en ons aanmoedigen ons in te zetten voor hun bestendiging: “Zolang ik me kan herinneren heb ik opgekeken tegen mensen die professional worden genoemd – dokters, advocaten en architecten, om er enkele te noemen. Ik wilde ook een professional worden en ik werd er een. Nu hoop ik dat de jonge, veelbelovende mensen die ik ontmoet ook professionals worden. De laatste jaren evenwel twijfel ik er in toenemende mate aan of de beroepen wel blijven voortbestaan, althans in de hoedanigheid zoals ik ze ken en bewonder. Er zijn veel opvattingen over waarom de beroepen langzaam verdwijnen, of liever gezegd: om zeep worden geholpen, of, om de metafoor door te trekken, bezig zijn zichzelf om te brengen. Ik wil daarom aan het eind van mijn essay een voorlopig oordeel vellen. Omdat mijn eigen leven parallel loopt aan de hoogte- en dieptepunten van de beroepen in de afgelopen zeven decennia, begin ik met een autobiografische schets van mijn leven”.

Professional worden

Gardner, geboren in 1943, schrijft vervolgens over zijn jeugdjaren. Zijn in 1938 uit nazi-Duitsland naar New York gevluchte ouders; zijn jongere zus Marion; zijn studie en de keuze voor het vak psychologie.
Hij duikt in zijn eigen leven voor een overzicht van de ontwikkeling van de beroepen gedurende zeven decennia.

Een professional worden, (inbegrepen hoogleraar worden) was een ambitieus streven en niet direct weggelegd voor iedereen. In de Verenigde Staten waren de meeste professionals Angelsaksische, blanke mannen uit de gegoede klasse. Als je immigrant was, of een kind van immigranten, of Joods, of vrouw of afkomstig uit een arm gezin en/of niet-blank, dan waren je mogelijkheden beperkt. Maar deze barrières waren bezig te verdwijnen tegen de tijd dat Gardner opgroeide.

Op de middelbare school las hij een nummer van het tijdschrift Daedalus van de American Academy of Arts and Sciences dat ging over de beroepen. Redacteur Kenneth Lynn schreef daarin: “Overal in Amerika zijn de beroepen succesvol”.
“En dat was zo”, aldus Gardner: “Mijn beste vrienden en ik kozen bijna allemaal voor een of ander beroep. Op de vijftigste reünie van onze school blikten we terug op onze carrière. Tien van de twaalf van ons waren dokter, advocaat of hoogleraar, de elfde had zijn studie rechten afgerond maar was geen jurist geworden. De twaalfde was filmregisseur. Als we, ook bij andere klasgenoten, de carrière van onze kinderen (en kleinkinderen) hadden gepeild, dan zou het resultaat een lager percentage zijn wat betreft de traditionele beroepen. Daarvoor in de plaats hadden we voortdurend horen verwijzen naar Hollywood, Silicon Valley, Wall Street en termen gehoord als ‘start-ups’, risicokapitaal, hedgefondsen, angel investeerders, Google, Facebook en Amazon (de laatste zijn opgericht door jonge mensen die hebben gestudeerd op respectievelijk Stanford, Harvard, en Princeton)”.

De oorsprong van de beroepen

Als we het hebben over het verval van de beroepen, dan is het misschien nuttig eerst te kijken naar hun oorsprong, in het Westen het klassieke Griekenland. Het prototype van de beroepen is de dokter. Iemand die ervoor kiest dokter te worden is verplicht de Eed van Hippocrates af te leggen. Vandaag gebeurt dat nog steeds. De dokter wordt geacht iedereen die hulp nodig heeft te helpen zonder onderscheid des persoons. Verder mag hij het vertrouwen niet schenden, geen steekpenningen aannemen en geen schade toebrengen aan de patiënt. En hoewel het niet officieel zo is afgesproken, gelden aspecten van deze beloften in de daarop volgende eeuwen ook voor advocaten, architecten, militaire leiders, kerkleiders, ingenieurs en leraren.
Andere voorlopers van de moderne beroepen waren de Middeleeuwse gilden, later de beroepsverenigingen. In de negentiende eeuw begon uiteindelijk de professionalisering en het in aanzien stijgen van de arts, de jurist en de hoogleraar. Ze kregen een bepaalde rol in de maatschappij, die bepaalde capaciteiten en een bepaald soort gedrag vereisten.

Een beroep wordt gevormd door individuen die voldoen aan specifieke maatstaven. Zij verlenen diensten aan andere individuen en instituten en verrichten hun taak op een respectvolle, professionele en neutrale manier. Naarmate de beroepen toegankelijker werden, werden er ook andere tendenzen zichtbaar. Beroepsgroepen die eerst weinig waardering oogstten, stegen in aanzien. Denk aan journalisten, bankiers en accountants.

Markteconomie en digitale revolutie

De gestage ontwikkeling van de beroepen is door twee belangrijke factoren verbroken: de economische en de technologische. De overwinning van de markteconomie en de digitale revolutie doen de beroepen op hun grondvesten schudden en roepen zelfs de vraag op of ze nog wel een toekomst hebben.
Professionals traden in dienst van grote ondernemingen. Grote ondernemingen willen zoveel mogelijk winst maken en de professionals moesten daaraan bijdragen. Een bedrijf als General Electric heeft bijvoorbeeld meer dan duizend juristen in dienst. De salarissen, de bonussen en de aandelen zijn daar aanzienlijk hoger dan van degenen die zelfstandig werken met een partner of in klein teamverband.
Je zou verwachten dat professionals de nieuwe technologieën zouden omarmen, en dat doen ze ook, als deze de uitoefening van het beroep maar niet verstoren.
In de praktijk blijken de technologieën even ontwrichtend te werken als het marktdenken.
Een ervaren advocaat wordt vervangen door een online-programma met een reeks vragen die de cliënt kan beantwoorden, waarna hij een kant en klaar document toegestuurd krijgt. Dergelijke diensten worden in toenemende mate niet door per uur betaalde mensen verleend, maar door apps die snel, efficient en betrouwbaar zijn en net zo goed als de professionals, maar wel veel goedkoper.

Alleen topartsen, topadvocaten en professors zijn nog in staat veel geld te verdienen in een wereld waar “the winner takes all” en waar het sterrendom overheerst. Naar mensen met minder talent en met minder inkomen wordt niet meer gevraagd; hun diensten worden nu verleend door paraprofessionals*). Terwijl senior-partners op grote advocatenkantoren als Skadden Arps en Simpson Thacher met miljoenen naar huis gaan, verdiende de gemiddelde advocaat in de V.S. in 2013 $130,000. Velen verdienen uiteraard minder. Deze ‘gewone’ advocaten verdienen niet die kapitalen noch de achting van de burgers.

We weten niet wanneer en ook niet hoe computertoepassingen een topadvocaat of een topchirurg moeten vervangen. Wat we wel weten is dat veel handelingen wel vervangen kunnen worden door computerprogramma’s. IBMs supercomputer Deep Blue is uiteindelijk ook in staat gebleken de wereldkampioen schaken, Gary Kasparov, te verslaan in 1997.

De Susskinds

In hun in oktober 2015 verschenen boek The future of the professions – How technology will transform the work of human experts beschrijven de Britse vader en zoon Richard en Daniel Susskind dat technologische innovaties in combinatie met trainingsprogramma’s voor paraprofessionals*) de plaats zullen innemen van advocaten. Dat zou volgens hen ook beter zijn voor de gewone cliënt.
Richard Susskind, o.m. IT-adviseur van het hoofd van de rechterlijke macht van Engeland en Wales**), heeft altijd kritiek gehad op de manier waarop advocaten te werk gaan. Daniel Susskind is leraar economie op de Universiteit van Oxford.

Volgens de Susskinds schieten hedendaagse professionals kwalitatief tekort, ook op economisch, technologisch, psychologisch en ethisch gebied. Ze schrijven: “We kunnen ze niet betalen, ze zijn vaak niet bij de tijd, slechts weinig mensen maken gebruik van hun expertise en hun werk is niet transparant. Wij vinden dat, om welke reden dan ook, de huidige beroepen vervangen moeten worden door uitvoerbare alternatieven”.
Zij veronderstellen dat deze ontwikkeling mensen weer zeggenschap en een gevoel van bevrijding zal geven. Mensen krijgen weer controle over hun eigen leven.
De Susskinds gaan tamelijk ver in hun kritiek maar nog niet zo ver als destijds de Ierse schrijver George Bernard Shaw die eens heeft gezegd dat de beroepen een “samenzwering tegen de leek” zijn.
De Susskinds bekritiseren de beroepen vanwege hun minder fraaie eigenschappen: arrogantie, ondoorzichtigheid en elitarisme. Ze raden jongeren aan niet een beroep te kiezen, aangezien volgens hen de sector op sterven na dood is. Beter is het te kiezen voor een carrière als vormgever, procesanalist, datawetenschapper, kennistechnoloog of systeemkundige.

De Susskinds anticiperen in hun boek op te verwachten reacties op hun analyse en voorspellingen. Die gaan over de betrouwbaarheid van professionals, de morele grenzen van de vrije markt, de waarde van het ambacht, het belang van empathie en persoonlijk contact, plezier hebben in je werk, trots zijn op je werk, de voldoening van ‘goed werk’. Al deze reacties worden geriposteerd door de Susskinds.

Of je het nu met de argumenten en tegen-argumenten van de Susskinds eens bent of niet, Gardner schrijft dat de toekomst zoals door hen beschreven nog het meest lijkt op een oefening in rationele deductie en bijgevolg gespeend is van historische en culturele aspecten.
En die kun je niet negeren als je schrijft over de ontwikkeling van de beroepen.

Gardner wijst erop dat er nog veel werk te doen is in de wereld wat betreft het halen van menselijke doelen en manieren om die te bereiken. Bijvoorbeeld maatschappelijk welzijn, medische zorg, leraren die het verschil maken, reagerende ambtenaren, empathische zorgverleners: “Bovendien moeten we letten op de verschijnselen van de ‘tegencultuur’. Juist in een tijd waarin digitale apparaten hun spierballen tonen, is de makersbeweging bezig aan een snelle opmars, waarin het gaat om handwerk en ambachtelijkheid. Wie kan voorspellen hoe de balans er uiteindelijk zal uitzien tussen wat door mensen, door machines of door computers is gemaakt?”
Er zal veel veranderen in de wereld van de beroepen, aldus Gardner, maar het is naïef om te veronderstellen dat rationele redeneringen alleen voldoende zijn om te kunnen anticiperen op de verschillende toekomstmodellen van het beroepenlandschap.

Een kwestie van waarden

Beroepen zijn ontstaan om tegemoet te komen aan zeer fundamentele behoeften en diepe verwachtingen van de mens. Professionals waren een middel om te voldoen aan die behoeften: fysieke gezondheid, geestelijke gezondheid, recht, veilige gebouwen, rechtvaardige financiële stelsels, beheersing van de voornaamste wetenschappelijke disciplines, opvoeding van ‘ons betere ik’.
In theorie zouden deze behoeften en taken ook vervuld kunnen worden in een volledige marktmaatschappij, maar we hebben ervaren dat dat niet zo is. In 2008 kon de vermarkte maatschappij de economische crisis niet voorkomen.
We behoren, aldus Gardner, de markt op een rechtvaardige manier te reguleren. Dat geldt ook voor de digitale maatschappij. Een digitale maatschappij kan nooit waarden voortbrengen.
Een stuk gereedschap kunnen we op twee manieren gebruiken: om harmonie of disharmonie, om hebzucht of onbaatzuchtigheid te produceren. Er bestaat niet zoiets als een zuiver belangeloos algoritme, zoals zo spectaculair wordt gedemonstreerd door techbedrijven met hun onderzoeken waarbij algoritmen worden gebruikt.
Menselijke wezens creëren en herschikken de bits, maar de waarden van die menselijke wezens zijn beslissend. En, menselijke wezens zijn eenvoudigweg niet slim genoeg om te anticiperen op de manier waarop bits worden gearrangeerd.
Sociale media kunnen hechte vriendschappen voortbrengen, maar ook pesterijen en zelfs zelfmoord. Deze media kunnen een gemeenschap opbouwen, maar deze ook weer in snel tempo te gronde richten. Denk daarbij aan de bij scholieren populaire yik yak app waarmee je anoniem kan pesten. Geldige waarden vereisen voortdurend menselijke inspanning, toezicht, kritiek, reflectie, hernieuwing en een gemeenschappelijke ruimte waarin we allemaal een plek hebben waar we om geven. Of, om het wat scherper te formuleren, waar we om zouden moeten geven.

Het verhaal gaat dat er eens een heel mooi kunstobject was, zo mooi dat mensen van over de hele wereld ernaar kwamen kijken. Op een dag zei een van de bezoekers enthousiast: “Wat een prachtige bokaal, zo mooi heb ik er nog nooit een gezien”. Een cynicus grijpt daarop een hamer beet en zegt: “Vindt u dat mooi?  Ik zal u eens laten zien wat mooi is”, en hijj slaat met de hamer de bokaal aan gruzelementen.
Het heeft vele jaren geduurd en veel inspanning gekost om het professionele landschap weer in elkaar te zetten waarin velen van ons zijn opgegroeid en dat we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. De ontwrichtende krachten in onze maatschappij – bedoeld of vanwege het feit dat ze er zijn – hebben het vermogen de beroepen kapot te maken en te vernietigen.

Jammer genoeg hebben hebzucht en het geloof in de onfeilbaarheid van de markt hieraan bijgedragen. “Ik vind”, aldus Gardner, “dat deze factoren als destructieve impulsen teveel in de beroepen te vinden zijn. Het is de hoogste tijd dat degenen die de beroepen naar waarde schatten, ze nieuw leven inblazen, en indien nodig, opnieuw uitvinden.
We dienen te beseffen dat we medeplichtig zijn aan de huidige, onwenselijke situatie en dat we staan voor de principes en waarden van de beste beroepspraktijken. We moeten ervoor zorgen dat ze versterkt worden en niet ondermijnd door toekomstige technologieën. En, voor zover dat mogelijk is, in harmonie met de altijd onvoorspelbaar waaiende winden  van de geschiedenis en de cultuur”.

*) een paraprofessional is iemand die is opgeleid om een arts, jurist, leraar of andere professional te assisteren.
**) Richard Susskind publiceerde in 2009 het boek The end of lawyer. In 2013 verscheen Tomorrow’s lawyers waarin hij een wereld beschrijft van virtuele rechtbanken, online documentenproductie, outsourcing van juridisch werk en web based simulatie.

Is there a future for the professions? An interim verdict, door Howard Gardner, The Professional Ethicist, The Good project, 2 december 2015: www.thegoodproject.org

Over Howard Gardner en goed werk, zie: https://beroepseer.nl

U P D A T E

News from The Professional Honor Foundation in the Netherlands, by Wiljan Hendrikx, in nieuwsbrief The Good Project, februari 2016: http://us11.campaign-archive2.com

Voor de reacties en commentaren die Gardner ontving op zijn essay  Is there a future for the professions? An interim verdict, zie: Responding to “Is there a future for the professions? An interim verdict”,  door  Howard Gardner, 2 februari 2015, The Good Project: www.thegoodproject.org
In het negende antwoord, Other perspectives: A global (as opposed to American) view, reageert hij op een reactie van Thijs Jansen van Stichting Beroepseer: www.thegoodproject.org/good-blog/2016/5/24/other-perspectives-a-global-as-opposed-to-american-view